direct naar inhoud van 2.2 Provinciaal beleid
Plan: Dwarstocht
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0637.BP00031-0004

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" (2010)

Op 2 juli 2010 hebben provinciale staten van Zuid-Holland provinciale structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" vastgesteld. Op 23 februari 2011 en 29 februari 2012 hebben provinciale staten de provinciale structuurvisie gewijzigd en geactualiseerd door het vaststellen van respectievelijk de 1e Herziening Provinciale Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" en de Actualisering 2011.

In de structuurvisie beschrijft de provincie haar doelstellingen en geeft zij haar kijk op de ruimtelijke ontwikkeling tot 2040. De kern van de Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil de provincie bereiken door middel van realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.

In de Visie op Zuid-Holland is het provinciale belang geordend aan de hand van vijf integrale en ruimtelijk relevante hoofdopgaven:

  • aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
  • duurzame en klimaatbestendige Deltaprovincie;
  • divers en samenhangend stedelijk netwerk;
  • vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
  • stad en land verbonden.

Voor het plangebied zijn vooral de hoofdopgaven 'aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel' en 'divers en samenhangend stedelijk netwerk' relevant. Eén van de doelstellingen van de hoofdopgave 'aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel' is het behouden en aantrekken van bedrijvigheid en werkgelegenheid. Met de hoofdopgave 'divers en samenhangend stedelijk netwerk' wordt ingezet op het concentreren van verstedelijking in en rond de steden van het stedelijk netwerk.

Onderdeel van het stedelijk netwerk is ook het stadsgewest Haaglanden, waartoe Zoetermeer behoort. Tot 2020 staan daarbij de volgende, voor het bestemmingsplan relevante, provinciale belangen centraal:

  • Versterken van het stedelijk netwerk en versterken van vitaliteit en diversiteit van stedelijke centra. Versterking van het stedelijk netwerk gaat uit van het intensief benutten van ruimte in bestaand bebouwd gebied door het ruimtegebruik op locaties en infrastructuur beter te benutten. Zuid-Holland richt zich daarbij op een betere relatie tussen infrastructuur en verstedelijking, het onderling afstemmen van de verschillende voorzieningen en intensivering van het stedelijk gebied, vooral in de invloedssfeer van hoogwaardig openbaar vervoer. Deze benadering beperkt het stedelijk ruimtebeslag, stimuleert de benutting van het openbaar vervoer en vergroot het draagvlak van voorzieningen in het stedelijk gebied.
    Zoals gesteld kiest de provincie ervoor om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Sturend kader daarbij zijn de bebouwingscontouren. Alle kernen in de provincie zijn omgeven door dergelijke contouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. Nieuwvestiging of uitbreiding van bestaande stedelijke functies zijn uitgesloten buiten de bebouwingscontour. Daarmee wordt bereikt dat ruimtebeslag van nieuwe verstedelijking niet ten koste gaat van kwetsbaar buitengebied en grote open gebieden binnen steden en dorpen. Zuid-Holland wil dat voor alle stedelijke ontwikkelingen het principe geldt: eerst intensiveren van bestaand gebruik, vervolgens nagaan of door herstructureren de beschikbare ruimte in het bestaand bebouwd gebied beter benut kan worden en pas dan uitbreiden. Veel van de huidige grootschalige detailhandel is gevestigd op bedrijventerreinen. Vanuit het beleid om dit areaal juist voor reguliere bedrijven te behouden, wordt de uitbreiding van de perifere detailhandel op die locaties terughoudend benaderd.
  • Optimaal benutten van bestaande ruimte voor economische clusters. Bij dit provinciaal belang horen de volgende ambities (voor zover relevant voor dit bestemmingsplan):
    • a. evenwichtige afstemming tussen vraag en aanbod van bedrijventerreinen;
    • b. intensiever en efficiënter ruimtegebruik (toepassen SER-ladder1 voor bedrijventerreinen);
    • c. evenwichtige afstemming tussen vraag naar en aanbod van ruimte voor Hogere Milieuhinder Categorie-bedrijven (HMC-bedrijven);
    • d. ondergronds ruimtegebruik.

Voor een aantrekkelijk en concurrerend vestigingsmilieu is de beschikbaarheid van een op de vraag afgestemd areaal bedrijventerreinen een belangrijke randvoorwaarde. Behoud van (binnenstedelijke) bedrijvigheid staat voorop, al dan niet gelegen op bedrijventerreinen. Bedrijventerreinen zijn aangegeven op de functiekaart en kaart 6 van de provinciale Verordening Ruimte. De afstemming tussen vraag en aanbod vindt plaats door intensiveren, innoveren en herstructureren van bestaande en geplande bedrijventerreinen. Pas in laatste instantie komt uitbreiden op eventuele nieuwe locaties aan de orde. Streefwaarde bij herstructurering is een ruimtewinst van 10 procent.

De ruimte voor HMC-bedrijven (hogere milieucategorieën) staat onder druk door de milieuzoneringen rond de oprukkende woningbouw. De (milieu)ruimte voor dit type bedrijven is daarom van provinciaal belang. Uitgangspunt voor bestemmingsplannen is het mogelijk maken van de hoogst mogelijke categorie op het bedrijventerrein voor zover dat passend is in de omgeving.

Nieuwe kantoorontwikkeling moet zoveel mogelijk plaatsvinden in de (hoog)stedelijke centra en bij hoogwaardig openbaar vervoer. Dit gaat om de stations en haltes van het Zuidvleugelnet (rail). De (hoog)stedelijke centra zijn bij uitstek de vestigingsplaatsen voor de grote en bovenregionaal georiënteerde kantoorlocaties. De regionale centra en een selectie van de overige haltes van het Zuidvleugelnet komen in aanmerking voor ontwikkeling van middelgrote en kleinere kantoorlocaties. Niet alle haltes zijn even geschikt voor kantorenontwikkeling. Voorwaarden voor ontwikkeling zijn de toepassing van de SER-ladder en regionale afstemming. Genoemde (hoog)stedelijke en regionale centra zijn op de functiekaart aangegeven.

Functiekaart 2020 en Kwaliteitskaart 2020
Onderdeel van de provinciale structuurvisie zijn de Functiekaart 2020 en de Kwaliteitskaart 2020. Op de Functiekaart 2020 is het plangebied aangeduid als;

  • "Stads- en dorpsgebied met hoogwaardig openbaar vervoer": deze aanduiding is toegekend aan delen van het stads- en dorpsgebied die in de nabijheid liggen van haltes van hoogwaardig openbaar vervoer van het Zuidvleugelnet.
  • "Bedrijventerrein": deze aanduiding heeft betrekking op een aaneengesloten bebouwd gebied met als hoofdfunctie bedrijvigheid, waaronder begrepen productie, transport en distributie, veilingen, nutsvoorzieningen evenals hieraan verbonden kantoorfuncties

Op de Kwaliteitskaart 2020 is het plangebied aangeduid als "Kwaliteit in Stads- en dorpsgebied". Op themakaart 11 heeft het gebied de aanduiding "Stad" en "Gebied met hoogwaardig openbaar vervoer" gekregen. Voor deze gebieden die zijn aangeduid als "Kwaliteit in Stads- en dorpsgebied" is de ambitie samengevat in de volgende punten:

  • Behoud en versterking van een brede waaier aan woon- en werkmilieus; elk dorp en stad zijn eigen kleur; vergroten van de diversiteit van steden
  • Hoogteaccenten;(waaronder hoogbouw) vallen zoveel mogelijk samen met 'zwaartepunten' in de stedelijke structuur.
  • Zwaartepunt van de verstedelijking ligt in stad en dorp binnen de invloedssfeer van hoogwaardig openbaar vervoer.
  • Elke kern (dorp) ontwikkelt zijn eigen identiteit en bouwt voort op haar karakteristieke structuur en ligging aan en in het landschap. Het dorp is deel van het omringende landschap, doordat onderliggende patronen herkenbaar zijn in de structuur van het dorp.
  • Waar mogelijk blijven karakteristieke en beschermde stads- en dorpsgezichten ervaarbaar vanuit het omringende landschap.
  • Bij nieuwe ontwikkelingen wordt gebruik gemaakt van de groen- en waterstructuur als onderdeel van het stads- en dorpsontwerp.
  • Cultuurhistorisch waardevolle gebouwen worden behouden door ze waar mogelijk een functie te geven die aansluit bij de behoeften van deze tijd.
  • Als ontwikkelingen plaatsvinden in of in de nabijheid van het historisch centrum dan dragen deze bij aan behoud en versterking van de vitale stads- en dorpscentra met een gevarieerd functioneel en ruimtelijk beeld. Het eigen karakter van het historisch centrum wordt opgezocht en versterkt.
  • Als herstructurering, transformatie of uitbreiding plaatsvindt binnen de stad, dan draagt dit bij aan het in balans brengen van de mix aan woonmilieus.
  • Een beeldkwaliteitsparagraaf zal bij hoogbouw inzicht moeten geven in de effecten, invloed en aanvaardbaarheid van hoogbouw op haar omgeving.

Het plangebied is in de provinciale structuurvisie aangeduid als bedrijventerrein en ligt binnen de bebouwingscontouren. Voor dergelijke gebieden geldt dat het intensiveren, innoveren en herstructureren van de bedrijventerreinen voorop staat. Behoud van de bedrijvigheid is van belang, waarbij terughoudend moet worden omgegaan met nieuwe perifere detailhandel. Het mogelijk maken van de hoogst mogelijke categorie, mits passend in de omgeving, op deze bedrijventerreinen vormt een nadrukkelijk uitgangspunt. Het plangebied ligt deels binnen de invloedssfeer van hoogwaardig openbaar vervoer.

Het bestemmingsplan Dwarstocht past binnen de stedelijke ontwikkeling zoals deze is voorzien in de provinciale structuurvisie.

2.2.2 Verordening Ruimte "Visie op Zuid-Holland" (2010)

De provinciale belangen aangegeven door vijf integrale opgaven, zoals opgenomen in de structuurvisie, zijn verankerd in de Verordening Ruimte "Visie op Zuid-Holland" die net als de structuurvisie op 2 juli 2010 door provinciale staten van Zuid-Holland is vastgesteld. Ook de Verordening Ruimte is gewijzigd en geactualiseerd op 23 februari 2011 en 29 februari 2012 met de vaststelling door provinciale staten van respectievelijk de 1e Herziening van de provinciale Verordening en de Actualisering 2011. In de Verordening zijn regels opgenomen over de inhoud en de toelichting van bestemmingsplannen. In het kader van dit bestemmingsplan zijn met name de artikelen 7 (Kantoren), 8 (Bedrijventerreinen) en 9 (Detailhandel) van belang.

Kantoren
Op grond van artikel 7 mogen geen nieuwe grootschalige zelfstandige kantoren worden gebouwd op gronden die buiten de invloedssfeer liggen van openbaar vervoer haltes van het Zuidvleugelnet, zoals aangegeven op kaart 5 van de verordening. Het plangebied ligt niet binnen de invloedsfeer van een van deze haltes.

Op de gronden die buiten de invloedssfeer van de op kaart 5 aangeduide openbaar vervoer haltes liggen zijn volgens de Verordening wel kleinschalige zelfstandige kantoren toegestaan met een bruto oppervlak van maximaal 1.000 m² per vestiging, kantoren met een lokaal verzorgingsgebied (gemeentehuizen en bankfilialen) en bedrijfsgebonden kantoren met een bruto bedrijfsvloeroppervlak dat minder bedraagt dan 50% van het totale bruto bedrijfsvloeroppervlak en minder is dan 3.000 m².

In dit bestemmingsplan zijn de bestaande planologische rechten overgenomen. Binnen de functieaanduiding 'kantoor' wordt de vestiging van zelfstandige kantoren tot maximaal 500 m2 bruto bedrijfsvloeroppervlak mogelijk gemaakt. Deze bepaling is niet in strijd met de provinciale verordening. In het overige deel van het bestemmingsplan, in bijzonder binnen de functieaanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - kantoor 1' en 'specifieke vorm van bedrijf - kantoor 2' en ook binnen de aanduiding 'kantoor' zijn bedrijfsgebonden kantoren mogelijk gemaakt met een maximum bruto bedrijfsvloeroppervlak van 2.000 m2.

Voor Miss Etam zijn in het verleden vergunningen verleend voor de bouw van in totaal 12.000 m2 bruto bedrijfsvloeroppervlak aan bedrijfsgebonden kantoren. Deze vergunde kantorensituatie is overgenomen in dit bestemmingsplan met een specifieke aanduiding, te weten 'specifiek vorm van bedrijf - kantoor 2'.

Binnen het vigerende bestemmingsplan Dwarstocht was maximaal 2.000 m2 bruto bedrijfsvloeroppervlak kantoren toegestaan. Er is een vrijstelling verleend voor de realisering van de vierde toren, waardoor het aantal m2 bruto bedrijfsvloeroppervlak aan kantoren neerkomt op in totaal 12.000 m2. Gelet op dit gegeven is in het bestemmingsplan een strook opgenomen waarin deze 12.000 m2 bruto bedrijfsvloeroppervlak aan kantoren is bestemd. Deze strook heeft de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kantoor 2' gekregen.

Bedrijfswoningen
Het plangebied is op kaart 6 van de Verordening aangeduid als bedrijventerrein. Op grond van artikel 8, lid 2 van de Verordening mogen in gebieden met deze aanduiding geen nieuwe bedrijfswoningen mogelijk worden gemaakt. Op het huidige terrein zijn geen bedrijfswoningen aanwezig. Het vigerende bestemmingsplan en dit bestemmingsplan maken dit ook niet mogelijk.

Milieucategorieën
Op grond van artikel 8, lid 3 moet de hoogst mogelijke milieucategorie passend bij de omgeving mogelijk gemaakt worden op deze terreinen. Dit bestemmingsplan maakt maximaal bedrijven mogelijk die vallen onder categorie 2 en 3.1 (deels) van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Tevens worden conform het vigerende bestemmingsplan distributiebedrijven voor de textielhandel mogelijk gemaakt. Deze vallen onder categorie 3.1. Vanwege de ligging van de woonwijk Oosterheem zijn geen hogere categorieën toegestaan en is er voor gekozen om de bestemming voor distributiebedrijven voor de textielhandel nu als functieaanduiding op te nemen. In paragraaf 5.6 wordt nader op dit onderwerp ingegaan.

Detailhandel
Op grond van artikel 9 van de Verordening mag buiten de bestaande winkelconcentraties in de centra van steden, dorpen en wijken of nieuwe wijkgebonden winkelcentra geen nieuwe detailhandel mogelijk gemaakt worden. Op deze hoofdregel is een aantal uitzonderingen, te weten:

  • de vestiging van perifere detailhandel (tuincentra, bouwmarkten, detailhandel in zeer volumineuze goederen (te weten: auto's, motoren, boten, caravans, keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering, tenten, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen) en detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen) buiten de op kaart 7 van de Verordening aangewezen opvanglocaties voor periferie detailhandel. Daarbij geldt dat het moet gaan om de vestiging van een individueel bedrijf en er mag geen nieuwe perifere detailhandelsconcentratie ontstaan en, voorzover vestiging plaatsvindt op een bedrijventerrein, mag het aandeel van bedrijven in perifere detailhandel niet meer bedragen dan 10% van het totale oppervlak van het bedrijventerrein. Hierbij mag de oppervlakte van deze winkelvoorzieningen voor een deel voor de verkoop van nevenassortiment worden gebruikt;
  • de vestiging van kleinschalige detailhandel (maximaal 200 m² bruto bedrijfsvloeroppervlak), zoals buurt- en gemakswinkels;
  • de verkoop van consumentenartikelen bij sport-, culturele, medische, recreatie- en vrije tijdsvoorzieningen, mits het assortiment aansluit bij deze voorzieningen;
  • de aflevering van door consumenten bestelde producten op een bedrijfslocatie waar deze producten worden geassembleerd en/of geproduceerd of;
  • uitbreiding van bestaande detailhandel, eenmalig met ten hoogste 10% van het bruto bedrijfsvloeroppervlak per vestiging.

Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan is buiten de bestaande winkelconcentraties in Zoetermeer gelegen. Daarnaast is het gebied gesitueerd buiten de aangewezen opvanglocaties voor perifere detailhandel, zoals aangeduid op kaart 7 van de Verordening . Dit betekent dat conform de provinciale Verordening geen nieuwe perifere detailhandel mogelijk gemaakt wordt binnen het plangebied. De bestaande planologische mogelijkheid om maximaal 500 m2 bruto bedrijfsvloeroppervlak aan productiegebonden detailhandel per vestiging te realiseren op een deel van Dwarstocht is overgenomen in dit bestemmingsplan. Dit wordt mogelijk gemaakt binnen de functieaanduiding 'specfieke vorm van detailhandel - productiegebonden detailhandel'. Vorenstaande is passend binnen het provinciale beleid.

2.2.3 Regioprofielen Cultuurhistorie Zuid-Holland

De visie Regioprofielen Cultuurhistorie Zuid-Holland omvat richtlijnen voor topgebieden van cultureel erfgebied, archeologie en molens in Zuid-Holland. Deze visie is op 13 april 2010 vastgesteld door gedeputeerde staten. De wijze van sturing, op welke wijze omgegaan dient te worden met de regioprofielen, is opgenomen in de provinciale structuurvisie die is vastgesteld door provinciale staten op 2 juli 2010.

Op basis van bestaande cultuurhistorische waardenkaarten zijn zestien topgebieden Cultureel Erfgoed Zuid-Holland aangewezen. Voor elk van deze topgebieden is een regioprofiel opgesteld. Deze regioprofielen dienen als een handreiking en sturingskader voor gemeenten, waterschappen, terreinbeheerders en adviesbureaus om cultuurhistorie op te nemen in ruimtelijke plannen. Het plangebied ligt niet in één van deze topgebieden.

Een klein deel aan de zuidzijde van het plangebied is op de kaart van de provinciale Cultuurhistorische Atlas aangemerkt als een gebied met een kleine danwel redelijk tot grote trefkans op archeologische sporen. In paragraaf 3.2 van de plantoelichting wordt hierop nader ingegaan.

2.2.4 Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010

Het Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010 geeft aan hoe de provincie Zuid-Holland de komende jaren haar beleid op de terreinen groen, water en milieu vorm geeft. Het plan is de opvolger van het Beleidsplan Milieu en Water 2000-2006 en omvat het Milieubeleidsplan (Wet milieubeheer) en het Waterhuishoudingsplan (Wet op de waterhuishouding). In het beleidsplan zijn de kaders en doelstellingen opgenomen voor de periode 2006-2010 en is een doorkijk gegeven tot 2020 en voor enkele onderwerpen tot 2040. Het plan bestaat uit vier delen: een Visiedeel, een Groendeel, een Waterdeel en een Milieudeel.

Specifieke uitgangspunten ten aanzien van bedrijventerreinen zijn:

  • herstructurering van terreinen gaat voor de ontwikkeling van nieuwe terreinen, mits er voldoende ruimte voor bedrijvigheid in Zuid-Holland beschikbaar is;
  • er moet blijven ruimte zijn voor bedrijven uit hogere milieucategorieën;
  • elk bedrijventerrein moet op een duurzame manier ontwikkeld worden.

Waterneutraal bouwen en een groenblauwe dooradering met soortenrijke natuur zijn effectieve instrumenten om de juiste voorwaarden te scheppen voor meer duurzame bedrijventerreinen.

Dit bestemmingsplan legt de groenstrook en de bestaande waterpartijen vast zodat deze behouden blijven. Bij nieuwe ontwikkelingen zal voldoende ruimte gerealiseerd moeten worden voor waterberging.