direct naar inhoud van 6.3 Bestemmingsregels
Plan: Oosterhage voormalige NAM-locatie
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0637.BP00020-0004

6.3 Bestemmingsregels

6.3.1 Flexibiliteitsregels

Het bestemmingsplan biedt in een aantal situaties de mogelijkheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bouwregels of gebruiksregels. Deze mogelijkheid is bedoeld om in concrete situaties een beperkte afwijking van de regels toe te staan. Voorwaarde hierbij is wel dat hierdoor geen ruimtelijk ongewenste situatie ontstaat. Het inzetten van het instrument van omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouw- en/of gebruiksregels vraagt daarom om een nadere planologische afweging binnen het kader van een objectieve begrenzing. Deze afweging vindt plaats met het oog op een aantal nader omschreven ruimtelijk relevante aspecten.

Het gaat hier om de volgende aspecten:

  • Straat- en bebouwingsbeeld
    Bepaalde buurten en straten ontlenen hun kwaliteit aan het ruimtelijk beeld, een ruimtelijke samenhang, bijvoorbeeld verspringende rooilijnen, dwarskappen. Nieuwe bebouwing en uitbreiding van bestaande bebouwing mag geen aantasting vormen van dit karakteristieke straat- en bebouwingsbeeld, maar moet daarin passen.
  • Verkeersveiligheid
    Gedacht wordt hier bijvoorbeeld aan de noodzaak tot het vrijhouden van zichthoeken.
  • Sociale veiligheid
    Het betreft hier het voorkomen van sociaal onveilige plekken, zoals smalle onoverzichtelijke plekken in het (semi) openbaar gebied. Ook het voorkomen van bijvoorbeeld situaties waarbij de (semi) openbare ruimte aan beide zijden wordt begrensd c.q. begeleid door lange blinde gevels of muren.
  • Milieusituatie
    Gedacht wordt aan het voorkomen van milieuhinder in brede zin. Een voorbeeld hiervan is de invloed op de omgeving beperken tot het niveau van een bepaalde bedrijfscategorie.
  • Parkeervoorzieningen
    Het bouwen van een parkeervoorziening op eigen erf kan tot gevolg hebben dat hierdoor (vanwege de noodzakelijke op-/inrit) openbare parkeerplaatsen zouden komen te vervallen. Zeker in gebieden waar nu reeds een grote parkeerdruk aanwezig is, moet dit worden voorkomen. Anderzijds kan een bouwinitiatief door zijn situering op het erf tot gevolg hebben dat de parkeervoorziening op eigen erf niet meer bereikbaar is. Ook dat moet worden voorkomen;
  • Gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken
    Het gaat hier om het criterium dat een uitbreiding van bebouwing geen onevenredige aantasting mag vormen voor de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen en bouwwerken. Hier spelen bijvoorbeeld aspecten als uitzicht, lichttoetreding en bezonning van tuinen een rol.
6.3.2 Bedrijventerrein

De voormalige NAM-locatie heeft grotendeels de bestemming "Bedrijventerrein" gekregen. Binnen deze bestemming zijn bedrijven toegestaan die in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangemerkt als maximaal categorie 3.2.

Het is na het afwijken van de gebruiksregels mogelijk om bedrijven te vestigen uit een hogere milieucategorie, te weten categorie 4.2. Dit is alleen mogelijk onder de voorwaarde dat deze bedrijven een naar aard en uitstraling gelijke milieubelasting hebben als een bedrijf van maximaal categorie 3.2.

Het is ook mogelijk, aangezien de Staat van Bedrijfsactiviteiten niet uitputtend is, om na een omgevingsvergunning voor het afwijken van de milieucategorie, bedrijven te vestigen die niet zijn opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Deze bedrijven moeten wel een naar aard en uitstraling gelijke milieubelasting hebben als de rechtstreeks toegestane bedrijven die wel zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Binnen de bestemming "Bedrijventerrein" zijn geen bedrijfswoningen toegestaan.

De hoogte van buitenopslag is beperkt tot maximaal 8 meter.

Het bestemmingsvlak mag voor maximaal 60% bebouwd worden. Het is met een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels mogelijk om maximaal 80 % van het bestemmingsvlak te bebouwen. Dit mag niet ten koste gaan van de verplichting om de parkeerbehoefte op eigen terrein op te lossen.

De maximale bouwhoogte bedraagt 15 m. Gebouwen mogen worden afgedekt met een kap.

Teneinde een brandveilig gebruik te waarborgen (zie hiervoor ook paragraaf 4.2.1.1 Brandveiligheid) is op het terrein van de pallethandel tevens de aanduiding 'opslag' opgenomen. Op deze gronden is opslag van pallets toegestaan. In de specifieke gebruiksregels is opgenomen dat opslag van pallets op de gronden die niet zijn gelegen binnen het aanduidingsvlak 'opslag' niet is toegestaan.

Om de aanleg van de houtsingel (zie ook paragraaf 4.4 Groen en landschap) voldoende juridisch te borgen is een voorwaardelijke verplichting opgenomen in de specifieke gebruiksregels. De strekking van deze voorwaardelijke verplichting is dat het gebruik van de gronden als bedrijventerrein strijdig is met het bestemmingsplan zolang geen opgaande afschermende beplanting is gerealiseerd. De beplanting dient te worden aangelegd op gronden met de bestemming 'Groen' en de aanduiding 'houtsingel'.

6.3.3 Groen

De gronden rondom het bestemmingsvlak "Bedrijventerrein", met uitzondering van de ontsluitingsweg aan de oostzijde hebben de bestemming "Groen" gekregen.

De bestemming "Groen" is bedoeld voor (openbare) groenvoorzieningen, waterpartijen en waterlopen, langzaam verkeersroutes, in- en uitvoegstroken ten behoeve van de parallelwegen en faunavoorzieningen.

Om de landschappelijke inpassing voldoende te waarborgen is daarnaast een gebied binnen de bestemming Groen aangeduid als 'houtsingel'. Op deze gronden dient opgaande afschermende beplanting te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.

Alleen gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en schuilhutten voor dieren zijn toegestaan.

6.3.4 Verkeer

De bestemming "Verkeer" is toegekend aan de Zernikestraatin het oosten van het plangebied. .