direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijventerrein
Plan: Oosterhage voormalige NAM-locatie
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0637.BP00020-0004

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met dien verstande dat:

  • g. bedrijfswoningen niet zijn toegestaan;

met daaraan ondergeschikt:

  • h. geluidoverdrachtbeperkende voorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. objecten van beeldende kunst;
  • l. objecten voor reclamedoeleinden;
  • m. kunstwerken;
  • n. parkeervoorzieningen;
  • o. waterpartijen en waterlopen;
  • p. wegen en paden;

met de daarbij behorende terreinen en bouwwerken.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bestemmingsvlak worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 60 % van het bestemmingsvlak.
  • c. de bouwhoogte van een gebouw of overkapping mag niet meer bedragen dan 15 m.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van een erf- of terreinafscheiding mag maximaal 3 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten mag maximaal 10 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van objecten van beeldende kunst mag maximaal 15 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Bebouwingspercentage

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder b voor een bebouwingspercentage tot maximaal 80 % van het bouwperceel, mits in de parkeerbehoefte op eigen terrein, binnen het bouwperceel, kan worden voorzien.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Voorwaardelijke verplichting

Het gebruik van de gronden zoals bedoeld in lid 3.1 is alleen toegestaan voor zover ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel' in de bestemming 'Groen' een houtsingel is gerealiseerd en in stand gehouden met een minimale breedte van 1 m en een minimale hoogte van 1,8 m bij aanvang van het gebruik van de gronden zoals bedoeld in lid 3.1 en een minimale hoogte van 4 m, 5 jaar na aanvang van het gebruik van de gronden zoals bedoeld in lid 3.1. Deze houtsingel mag uitsluitend worden onderbroken ten behoeve van het gebruik van maximaal twee in- en uitritten voor incidenteel gebruik door hulpdiensten.

3.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden als opslagplaats in de buitenlucht met uitzondering van de gronden met de aanduiding 'opslag';
  • b. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  • c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  • d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen;
  • e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een geluidzoneringsplichtige irnichting als bedoeld in de Wet geluidhinder.
3.4.3 Hoogte opslag

Ter plaatse van de aanduiding 'opslag' is opslag van pallets toegestaan tot een hoogte van maximaal 8 m.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijken van de bedrijfscategorie

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.1 onder a voor het gebruik ten behoeve van bedrijven behorende tot ten hoogste categorie 4.2 van de in de Bijlage 1 bij deze regels opgenomen Lijst van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. het bepaalde in lid 3.1 onder a voor het gebruik ten behoeve van bedrijven tot ten hoogste categorie 4.2 die niet zijn genoemd in de in de Bijlage 1 bij deze regels opgenomen Lijst van Bedrijfsactiviteiten.
3.5.2 Voorwaarden voor het afwijken van de bedrijfscategorie

Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.5.1, indien:

  • a. deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden te behoren tot categorie 3.2, en;
  • b. de kwaliteit van de leefomgeving niet nadelig wordt beïnvloed, waaronder wordt begrepen: sociale veiligheid, groen, mobiliteit en economisch functioneren.
3.5.3 Afwijken opslag pallets

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder e voor het gebruik ten behoeve van de opslag van pallets buiten het aanduidingsvlak 'opslag', indien de aanvrager van de omgevingsvergunning:

  • a. ten opzichte van de nabij gelegen bedrijfspercelen brandwerende bescherming realiseert;
  • b. een brandveiligheidsrapport heeft overglegd waarmee naar het oordeel van het bevoegd gezag is aangetoond dat de bescherming, zoals bedoeld in sub a, voldoende brandwerend is;

Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wordt hierover advies ingewonnen bij de Veiligheidsregio Haaglanden.