direct naar inhoud van 5.3 Luchtkwaliteit
Plan: Stadscentrum Zuid (Culturele As)
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0637.BP00008-0004

5.3 Luchtkwaliteit

5.3.1 Luchtkwaliteitseisen

De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer, ook wel de Wet luchtkwaliteit genoemd. Deze wijziging van de Wet milieubeheer is op 15 november 2007 in werking getreden en vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. De wijziging houdt in dat de in Nederland toegepaste koppeling tussen ruimtelijke ordening en luchtkwaliteit voor een deel wordt ontkoppeld. Dit maakt het mogelijk om niet voor elk ruimtelijk plan te hoeven toetsen aan de normen. Hierbij is met name het begrip 'in betekende mate' (NIBM) van belang.

In de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Sinds de verlening van derogatie door de Europese Unie en de inwerkingtreding van het NSL per 1 augustus 2009 is de definitie van NIBM een bijdrage van niet meer dan 3% aan de jaargemiddelde concentratie fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 microgram/m3 van zowel PM10 als NO2.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk gemaakt kan worden dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit achterwege blijven. Om versnippering van 'in betekenende mate' projecten in meerdere NIBM-projecten te voorkomen is een anti-cumulatieartikel opgenomen. De bijdrage van NIBM-projecten aan de luchtverontreiniging wordt binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) gecompenseerd met algemene maatregelen.

Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit is de kern van de Wet luchtkwaliteit. Het NSL bevat zowel alle ruimtelijke ontwikkelingen die 'in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit als een bundeling van alle maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit. Deze maatregelen, zowel rijksmaatregelen als lokale, meer gebiedsgerichte, maatregelen, moeten leiden tot een verbetering van de luchtkwaliteit waardoor de 'in betekenende mate' ontwikkelingen alsnog doorgang kunnen vinden.

Op basis van bovenstaande volgt dat bestuursorganen een ruimtelijk plan kunnen vaststellen als:

  • wordt voldaan aan de in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarden, of
  • een plan (per saldo) niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit, of
  • een plan 'niet in betekenende mate' bijdraagt, of
  • een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit als gevolg van een ontwikkeling wordt gecompenseerd met een verbetering door een als gevolg van dat plan optredend effect of een met het besluit samenhangende maatregel (saldering zoals bedoeld in art. 5.16 lid 1 onder b Wet milieubeheer), of
  • de ontwikkeling is opgenomen in het NSL.

5.3.2 Luchtkwaliteitsonderzoek

Het wettelijke toetsingskader voor de luchtkwaliteit is vastgelegd in titel 5.2 (luchtkwaliteitseisen) van de 'Wet Milieubeheer'. Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan is een onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen van de nieuwe ontwikkelingen voor de luchtkwaliteit in het plangebied. Het onderzoek is in november 2011 in opdracht van de gemeente Zoetermeer uitgevoerd door Cauberg Huygen RI B.V. Het onderzoeksrapport d.d. 11 november 2011 is bijgevoegd in Bijlage 8.

Rekenmodel Geoair
Om na te gaan of er sprake is van overschrijding van de normen voor luchtkwaliteit, wordt bij binnenstedelijke wegen die vallen onder het toepassingsgebied van Standaard Rekenmethode 1 (SRM1) o.a. gebruik gemaakt van het computerprogramma Geoair versie 2.11. Het programma is gemaakt door de DGMR. In het programma is SRM1 geïmplementeerd. Met behulp van Geoair worden de concentraties van de luchtverontreinigende stoffen, als gevolg van wegverkeer berekend. Het rekenprogramma maakt gebruik van de gegevens van 2011 van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML) van het RIVM. Met het Geoair model kan aan de hand van scenario's de luchtkwaliteit worden berekend voor de maatgevende jaren 2011, 2015 en 2022.

Onderzoeksvarianten en zichtjaren
Om een inschatting te kunnen maken van de verkeersaantrekkende werking van de nieuwe functies die in het nieuwe bestemmingsplan worden opgenomen, is uitgegaan van het programma uit het Definitief Ontwerp (DO) stedenbouwkundig plan Culturele As (vastgesteld door de gemeenteraad op 8 december 2008). De verkeersproductie die wordt gegenereerd door de nieuwe functies, is ingeschat met behulp van standaard verkeersproductiecijfers.

De volgende situaties zijn derhalve doorgerekend:

  • Autonome ontwikkeling
  • Autonome ontwikkeling + extra verkeersproductie realisatie én volledige ingebruikname bestemmingsplan “Stadscentrum-Zuid Culturele As”

Voor 2011 (peiljaar + jaar einde derogatie periode en het van kracht worden van de grenswaarden voor de parameter PM10) is de autonome ontwikkeling doorgerekend en voor de jaren 2015 (jaar einde derogatie periode en het van kracht worden van de grenswaarden voor de parameter NO2) en 2022 (toekomstprognose) zijn beide situaties doorgerekend.

Resultaten
Uit het onderzoek blijkt dat als gevolg van de ontwikkelingen geen overschrijding van de jaargemiddelde concentraties en de uurgemiddelde concentraties voor PM10 en NO2 plaatsvindt. Noch voor de autonome situatie, noch voor de situatie met een extra verkeersproductie ten gevolge van realisatie én volledige realisering van het bestemmingsplan. Ook voor de overige stoffen vinden geen overschrijdingen plaats.

Vanwege het afkoelen van de motor, het koud starten van auto's en de lage rijsnelheid wordt relatief veel benzeen geëmitteerd in parkeergarages. Ter plaatse van de ingang van de parkeergarage aan het Nicolaasplein is de concentratie van benzeen beschouwd. Uit het onderzoek blijkt dat er ter plaatse van de ondergrondse parkeergarage de grenswaarde voor benzeen niet wordt overschreden.

Conclusie
Uit het onderzoek blijkt dat de ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden voor zowel NO2, PM10 en benzeen (C6H6). De totale verkeersproductie, van alle ontwikkelingen uit het plangebied, kan op de ontsluitende infrastructuur worden afgewikkeld, zonder dat dit leidt tot een overschrijding van de grenswaarden.

Er wordt derhalve voor het totale plangebied voldaan aan de normen van de Wet luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer.