direct naar inhoud van 5.8 Externe Veiligheid
Plan: Oosterhage - Businesspark Oosterheem
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0637.BP00002-0004

5.8 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag, en vervoer van gevaarlijke stoffen (zoals vuurwerk, lpg, en munitie) over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Op grond van het Bevi zijn in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) voor dergelijke bedrijven vaste veiligheidsafstanden opgenomen.

Voor de opslag van vuurwerk gelden de bepalingen uit het Vuurwerkbesluit en dus niet het Bevi. Op grond van het Vuurwerkbesluit gelden voor de opslag van vuurwerk en munitie veiligheidsafstanden. Bepalend hierbij is niet het risico (kans x effect), maar uitsluitend het effect.

5.8.1 Bevi-inrichtingen

Binnen het plangebied zijn geen Bevi-inrichtingen aanwezig. Het plangebied ligt ook niet binnen de invloedssfeer van een Bevi-inrichting. Het bestemmingsplan maakt evenmin de vestiging van nieuwe Bevi-inrichtingen mogelijk. Er is geen LPG-tankstation aanwezig of gepland. Wel is er een benzineverkooppunt geprojecteerd waar ook de verkoop van aardgas is toegestaan.

Aardgastankstations zijn nog niet opgenomen in het Bevi/Revi en vallen onder het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit). De verkoop van aardgas vraagt niettemin aandacht voor het aspect externe veiligheid. In artikel 3.18 van het Activiteitenbesluit zijn veiligheidsafstanden bepaald waaraan voldaan moet worden. Er gelden veiligheidsafstanden van de afleverzuil tot (beperkt) kwetsbare objecten en veiligheidsafstanden voor van de bufferopslag tot (beperkt) kwetsbare objecten. In onderstaande tabellen zijn deze minimale afstanden uit het Activiteitenbesluit opgenomen.

Tabel 5.2: Afstanden van PR 10-6 contouren voor de afleverzuil(en) van auto's en bussen

Aantal personenauto's per etmaal   Afstand (m)  
tot 300   10  
meer dan 300 personenauto's   15  
   
Aantal autobussen per etmaal    
meer dan 100   20  


Tabel 5.3: Minimale afstanden bufferopslag tot (beperkt) kwetsbare objecten

Waterinhoud (liter)   Afstand (m)  
< 3.000   10  
3.000 < > 5.000   15  
> 5.000   20  


De afstand van de beoogde locatie  van het aardgastankstation en de woonbebouwing bedraagt meer dan 50 meter. Er wordt dus ongeacht de omvang van het aardgastankstation en de indeling van het tankstation voldaan aan de minimale veiligheidsafstanden. Tot slot wordt hieraan toegevoegd dat de bevoorrading van het aardgastankstation met aardgas via het aardgasleidingnet plaats zal vinden. De leiding die behoort tot dit netwerk heeft een ontwerpdruk van 8 bar. Gelet op deze ontwerpdruk kan vastgesteld worden dat de aardgasleiding op het gebied van externe veiligheid geen planologisch relevante leiding is en derhalve ook niet op de digitale verbeelding en regels opgenomen hoeft te worden.

Op basis van de wetgeving is het uitvoeren van een QRA voor het bereken van het groepsrisico niet vereist.

5.8.2 Transport gevaarlijke stoffen

Voor routes (wegen, waterwegen, spoorwegen) waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en voor buisleidingen zijn nog geen wettelijke normen betreffende de externe veiligheid vastgesteld. Het beleid berust hier vooralsnog op een aantal ministeriële en provinciale circulaires, zoals de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (2010). In het Vierde Nationaal Milieu Beleidsplan (NMP-4) is een wettelijke verankering van de risiconormen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen aangekondigd. Bij deze wettelijke verankering zullen de resultaten van voormelde evaluatie worden betrokken. Tot het moment van realisatie van deze verankering wordt in deze circulaire het beleid met betrekking tot risiconormering geoperationaliseerd en verduidelijkt. Daarmee treedt deze circulaire in de plaats van de Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. De werkingsduur van deze circulaire loopt tot uiterlijk 31 juli 2012. Wanneer voornoemde wettelijke verankering wordt gerealiseerd, zal de circulaire echter worden ingetrokken.

Alle rijkswegen en de meeste provinciale wegen zijn aangewezen als route voor gevaarlijke stoffen. Gemeenten mogen voor de zogenaamde routeplichtige stoffen gemeentelijke wegen binnen hun grenzen aanwijzen waarover deze gevaarlijke stoffen mogen worden vervoerd. De gemeente Zoetermeer heeft een dergelijke route gevaarlijke stoffen niet vastgesteld wat tot gevolg heeft dat het vervoer van gevaarlijke stoffen in principe altijd via de snelste weg moet plaatsvinden.

Gezien de ligging van het plangebied en het ontbreken van inrichtingen waar transport van gevaarlijke stoffen een rol speelt kan worden aangenomen dat vervoer van gevaarlijke stoffen over de Australiëweg niet of nauwelijks zal plaatsvinden. Er bevinden zich namelijk geen inrichtingen met dergelijke stoffen aan de oostkant van gemeente Zoetermeer. Dit betekent dat over de Australiëweg (ter hoogte van het plangebied) incidenteel vervoer van LPG, benzine en diesel zal plaatsvinden voor 2 tot 3 LPG-stations.

Een tankstation wordt gemiddeld één keer per twee weken bevoorraad met LPG. Op jaarbasis geeft dit 26 transporten LPG. In onderstaande tabel zijn enkele transportstromen weergegeven als er 2, 4, of 8 tankstations in een gemeente aanwezig zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00002-0004_0014.jpg"

Bovengenoemde transporten zullen in rekenprogramma's geen contouren geven die beperkingen opleggen aan de omgeving (PR-contouren) of een groepsrisico te zien geven in een grafiek.

5.8.3 Buisleidingen

Binnen het plangebied ligt geen hogedruk gastransportleiding. In het plangebied ligt wel een buisleiding van de NPM (met het kenmerk NPM_17.30273784291) die sinds 2005 gebruikt wordt door OCAP voor het transport van CO2. Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (van 1 januari 2011) is niet van toepassing op de CO2-buisleiding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00002-0004_0015.jpg"

Figuur 5.1: CO2-leiding doorkruist het bedrijventerrein Oosterhage

Voor deze leiding is door de gemeente Zoetermeer een vrijwillige m.e.r.-beoordeling opgesteld (zie Bijlage 8). De conclusie van de vrijwillige m.e.r.-beoordeling is dat er geen bijzondere nadelige gevolgen voor het milieu te verwachten zijn. De gemeenteraad heeft dan ook op 3 december 2012 besloten dat het opstellen van een milieueffectrapport niet noodzakelijk is.

De conclusie van de vrijwillige m.e.r.-beoordeling is gebaseerd op berekeningen van het RIVM. Ter plaatse van het plangebied ligt de CO2-leiding ondergronds. Voor het ondergrondse deel geldt dat de effecten van deze specifieke CO2-leiding (en daarmee ook de PR 10-6 contour) binnen de belemmeringenstrook van 5 meter blijven. Dit geldt ook voor het invloedsgebied van het ondergrondse deel van de leiding. Binnen het invloedsgebied van de leiding zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien.

Voor deze zone gelden op grond van het bestemmingsplan beperkingen ten aanzien van het gebruik van deze gronden. Binnen deze strook geldt ook een aanlegvergunningstelsel om de integriteit van de leiding te verzekeren.

5.8.4 Vuurwerkopslag

Binnen het plangebied bevindt zich één locatie met opslag van consumentenvuurwerk van meer dan 10.000 kg. Dit betreft het tuincentrum Groenrijk aan de Olof Palmelaan 15. Het bedrijf heeft een provinciale milieuvergunning op grond waarvan de opslag van maximaal 30.000 kg consumentenvuurwerk is toegestaan.

Binnen de voor de vuurwerkopslagplaatsen geldende veiligheidsafstanden van maximaal 50 meter bevinden zich geen kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten. De vestiging van kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten wordt in dit bestemmingsplan ook niet mogelijk gemaakt.

De opslagplaats is op de plankaart aangeduid.