direct naar inhoud van 4.5 Natuur
Plan: Keervoorziening Molenvliet
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0632.bpkeervoorziening-bOH1

4.5 Natuur

4.5.1 Flora- en Fauna onderzoek

Om te beoordelen of de realisatie van de keervoorziening Woerden-Molenvliet dusdanige effecten heeft op de flora en fauna van het gebied, dat er een ontheffing in het kader van de flora- en fauna wet noodzakelijk is, is in 2008 een Quickscan uitgevoerd naar het voorkomen van wettelijk beschermde soorten planten en dieren middels een bureaustudie en een veldbezoek. Uit het bureau- en veldonderzoek is gebleken dat er in de open wateren, de spoorsloot, mogelijk een modderkruiper kan voorkomen, welke soort op de lijst van beschermde diersoorten staat, waarvoor ontheffing moet worden aangevraagd. De opstallen die op het volkstuinencomplex aanwezig zijn, worden mogelijk door vleermuizen als verblijfsplaats gebruikt. In de, tijdens het veldonderzoek waargenomen, biotoop kan eventueel een ringslang voorkopen.

Om hier uitsluitsel over te geven is in het voorjaar van 2009 aanvullend veldonderzoek gedaan naar de aanwezigheid van beschermde vissoorten, reptielen, amfibieën, broedvogels en vleermuizen. Het volledige rapport is opgenomen in bijlage 4 (losse bijlagenboek).

4.5.1.1 Resultaten onderzoek

Binnen de planlocatie zijn tijdens het aanvullende onderzoek beschermde soorten aangetroffen. Het betreft hier de volgende soorten:

  Tabel 1
Algemene soorten  
Tabel 2
Licht beschermde soorten  
Tabel 3
Streng beschermde soorten  
Gewone dotterbloem   x      
Amfibieën (kleine watersalamander,
bastaardkikker en de gewone pad)  

x  
   
Broedvogels       x  
Kleine Modderkruiper     x    

De ringslang is niet in het plangebied aanwezig. Er bevinden zich geen vleermuisverblijfplaatsen of cruciale vliegroutes van vleermuizen binnen het plangebied.

4.5.1.2 Ontheffing Flora- en faunawet

Er is ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet benodigd indien het project resulteert in handelingen die strijdig zijn met de verbodsbepalingen. Dit geldt alleen voor licht en streng beschermde soorten (tabel 2 en 3); voor algemene soorten (tabel 1) geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling. Voor deze soorten geldt wel de zorgplicht (artikel 2).

In onderstaande tabel is per soortgroep aangegeven of er een ontheffing in het kader van de Flora- een faunawet is benodigd.

  Toelichting   Ontheffing Flora- en Faunawet  
Gewone dotterbloem     Nee, voor deze soort geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet. Voor deze soort is wel de zorgplicht van toepassing (zie paragraaf 4.5.1.3).  
Broedvogels 1   De slootkanten, bomen en struiken bieden broedplaatsen aan diverse vogels. Er zijn geen vogels met een vast rust- of verblijfplaats aanwezig.   Nee, mits er geen bewoonde nesten aanwezic zijn op het moment van de werkzaamheden.  
Amfibieën   De kleine watersalamander,
gewone pad en de bastaardkikker zijn aangetroffen.  
Nee, voor deze soort geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet. Voor deze soort is wel de zorgplicht van toepassing (zie paragraaf 4.5.1.3).  
Kleine Modderkruiper   Door het aanpassen van de sloten zal leefgebied verdwijnen.   Ja, voor het dempen van de sloot moet een ontheffing van de Flora- en faunawet worden aangevraagtd vanwege het voorkomen van de Kleine Modderkruiper.  

1 Voor broedvogels zonder vaste rust- of verblijfplaats is geen ontheffing nodig voor het kappen van beplanting, mits er tijdens de kap geen bewoonde nesten aanwezig zijn. In de regel kan het broedseizoen worden aangehouden (15 maart – 15 augustus) als periode waarin geen kap kan plaatsvinden. Het gaat echter om een broedgeval, ongeacht de datum. Een ontheffing voor het verwijderen van vegetatie in het broedseizoen wordt zelden afgegeven.

Conclusie is dat het project resulteert in handelingen die strijdig zijn met de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet. Voor het dempen van de sloot moet een ontheffing van de Flora- en faunawet worden aangevraagd vanwege negatieve effecten op de kleine modderkruiper. Van het aanvragen van een ontheffing kan worden afgeweken indien aantoonbaar wordt gewerkt conform de gedragscode van de Unie van Waterschappen (zie onder Aanbevelingen in paragraaf 4.5.1.3).

4.5.1.3 Aanbevelingen

Werken volgens de gedragscode van de Unie van Waterschappen

De kleine modderkruiper is een soort van tabel 2. Voor deze soorten kan bij ruimtelijke ontwikkeling en inrichting geworden gewerkt middels een door het ministerie van LNV goedgekeurde gedragscode. Er is dan geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet benodigd. Voor de betreffende werkzaamheden (aanpassen van sloten) kan de gedragscode van de Unie van Waterschappen worden gebruikt (Unie van Waterschappen 2006). Er moet aantoonbaar worden gewerkt volgens de maatregelen uit deze gedragscode. De inhoud van de gedragscode moet worden opgenomen in de eigen werkprotocollen. De werkwijzen, maatregelen en voorwaarden die in de gedragscode staan omschreven, gelden vervolgens ook voor derden (www.minlnv.nl). De maatregelen die moeten worden genomen zijn:

  • Werkzaamheden worden uitgevoerd na de paaiperiode en voor de winterrust van de kleine modderkruiper; dit betekent in de periode tussen 15 juli en 1 november. Indien dit niet mogelijk is moeten extra voorzorgsmaatregelen getroffen worden.
  • Voordat de sloot wordt gedempt moeten de kleine modderkruipers worden weggevangen en naar een geschikt biotoop verplaatst worden. Bij het leegpompen van de watergang worden ook overige vissen en amfibieën tijdig weggevangen en elders uitgezet.
  • Bij het dempen van de watergang wordt vanaf een kant gewerkt richting een aangesloten watergang zodat nog eventueel aanwezige vissen en amfibieën kunnen ontsnappen.
  • Het vangen en overplaatsen van de kleine modderkruiper gebeurt onder begeleiding van en op aanwijzing van een ecologisch deskundig persoon met kennis van de soort.

Maatregelen

De volgende maatregelen zijn van toepassing:

  • Voor maatregelen uit de Gedragscode van de Unie van Waterschappen word verwezen naar bovenstaande paragraaf. Indien niet volgens deze gedragscode wordt gewerkt, maar een ontheffing voor de kleine modderkruiper wordt aangevraagd, dienen ook mitigerende maatregelen (verzachtende maatregelen om de effecten van de ruimtelijke ingreep op de lokale flora en fauna te beperken) te worden genomen. Hierbij kan worden gedacht aan het dempen van de sloot buiten de gevoelige periode van de kleine modderkruiper, het afvissen van de sloot en het overzetten van de dieren naar een geschikte alternatieve sloot.
  • De slootkanten, bomen en struiken bieden broedplaatsen aan diverse vogels. Werkzaamheden dienen buiten het broedseizoen plaats te vinden. Door na 15 augustus te beginnen met de werkzaamheden is de kans op de aanwezigheid van bewoonde nesten klein. Indien binnen het broedseizoen wordt gewerkt moet voorafgaand aan de werkzaamheden door een deskundige een veldcheck worden gedaan op bewoonde nesten. Indien deze aanwezig zijn moeten de werkzaamheden wachten totdat de nesten zijn verlaten.
  • Voor de aangetroffen tabel 1 soorten dotterbloem, de kleine watersalamander, gewone pad en de bastaardkikker geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet. Voor deze soorten is wel de zorgplicht van toepassing. Dit betekent dat wordt aanbevolen om de soorten te verplaatsen voordat de sloot wordt gedempt.
4.5.2 Gebiedsbescherming

Naast de bescherming van planten en dieren kunnen ook gebieden een beschermde status hebben. Het gaat dan bijvoorbeeld om Natura 2000, beschermde natuurmonumenten, Nationale Landschappen of de ecologische hoofdstructuur. Binnen het plangebied liggen echter geen gebieden met een dergelijke status.