direct naar inhoud van Regels
Plan: Residentie Parkzicht te Wassenaar
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0629.BPParkzicht-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Residentie Parkzicht te Wassenaar met identicifatienummer NL.IMRO.0629.BPParkzicht-VG01 van de gemeente Wassenaar

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan- of uitbouw:

een bijbehorend bouwwerk, zijnde een gebouw dat als afzonderlijke ruimte aan een woning is
aangebouwd en daarmee in directe verbinding staat, welk gebouw in architectonisch opzicht
ondergeschikt is aan en onderscheiden kan worden van de woning, functionele ondergeschiktheid aan
de woning is niet vereist;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels,
regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan huis verbonden beroep:

het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch,
educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk en daarmee gelijk te stellen gebied, voor
zover in deze regels nader bepaald, in de woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en daaraan aangebouwde bijgebouwen, met behoud, in overwegende mate, van de woonfunctie;

1.7 aan huis verbonden bedrijf:

het bedrijfsmatig uitoefenen van bedrijfsactiviteiten, voor zover in deze regels nader bepaald, in de
woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en daaraan aangebouwde bijgebouwen, met behoud, in overwegende mate, van de woonfunctie;

1.8 ambachtelijk bedrijf:

een met detailhandel vergelijkbare activiteit waarbij diensten worden verricht aan of ten behoeve van het publiek, zoals een kapsalon, schoenmaker, sleutelbar, printshop, edelsmid, zulks met uitsluiting van
garagebedrijven;

1.9 archeologische waarde:

vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde, met name archeologische relicten in hun
oorspronkelijke ruimtelijke context;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bed & breakfast

een recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt binnen bestaande gebouwen (de woning), een bed en breakfast is een nevenfunctie van de bewoner naast de bestaande bestemming.

1.12 bedrijf:

elke onderneming of gedeelte van een onderneming, welke een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en als zodanig gericht is op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten; organisatorisch zelfstandige eenheden als hier bedoeld, welke door of vanwege de overheid worden geleid, worden voor de toepassing van deze regels eveneens als bedrijf aangemerkt;

1.13 bestaand:
  • a. bestaande maten en bouwwerken: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het
    bestemmingsplan als ontwerp, dan wel toe te staan krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde
    vergunning;
  • b. bestaand gebruik: bestaand ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan;
1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend
hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.17 bijgebouw:

een bijbehorend bouwwerk, zijnde een bij een woning behorend, al of niet daarvan vrijstaand gebouw, dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan en onderscheiden kan worden van de woning en dat
indien het vrijstaat van de woning, niet voor bewoning is bestemd; functionele ondergeschiktheid aan de woning is niet vereist;

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een
bouwwerk;

1.19 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.24 bruto vloeroppervlak (bvo)

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) ruimte alsmede de ruimte die alleen voor het
personeel te bereiken is ofwel de gebruiksoppervlakte conform de NEN 2580.

1.25 centraal ontmoetingsplein

een ruimte voor het bijeenkomen van (buurt)bewoners en gebruikers van de binnen het plangebied gelegen gebouwen met terras, exposities e.d.  

1.26 cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan
door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat
gebied;

1.27 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en
leveren van goederen die worden aangeschaft voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders
dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.28 dienstverlenend bedrijf

inrichting ten behoeve van het bedrijfsmatig verlenen van diensten, op commerciële dan wel niet commerciële basis, waaronder mede begrepen publiekgerichte dienstverlening op administratief,
medisch, juridisch, therapeutisch of cosmetisch gebied;

1.29 escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt
uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overige);

1.30 fastfoodrestaurant

restaurant waar fastfood geserveerd wordt dat meestal vooraf en in grote hoeveelheden wordt klaargemaakt, in verhouding erg goedkoop is en meestal niet aan de tafels geserveerd wordt, maar aan een balie besteld kan worden en daarna door de restaurantbezoekers aan eenvoudige tafels gegeten wordt, meestal uit kartonnen verpakkingen en eventueel met plastic wegwerpbestek.

1.31 flexibele werkplekken

Een compacte activiteitgerelateerde (schrijfwerk, telefoonwerk of pc-werk) werk- of studieplek die per dag door verschillende personen gebruikt kan worden;

1.32 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt;

1.33 gestapelde woningen

boven elkaar of nagenoeg boven elkaar gebouwde woningen;

1.34 huishouden

de zelfstandige bewoning van een woning door één of meer personen, die op een duurzame, gemeenschappelijke wijze samenwonen en er hun hoofdverblijf hebben, en die gezamenlijk gebruik
maken van voorzieningen zoals woonkamer, keuken, toilet en badkamer.

1.35 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de
geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het
perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.36 informele werklocatie

een locatie met flexibele werkplekken en vergaderruimtes waarbij sprake is van een zekere en ruimtelijk herkenbare menging met andere voor de werknemers ondersteunende functies, waaronder detailhandel en horeca;

1.37 kampeermiddel:
  • a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  • b. enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelten daarvan, voorzover niet
    zijnde een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning is vereist;
  • c. een en ander voorzover de onder a. en b. bedoelde onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.38 lichte horeca: categorie 1

horecabedrijven, van relatief bepekte omvang, die in beginsel alleen overdag en ’s avonds zijn geopend en met name gericht zijn op de verstrekking van etenswaren en/of maaltijden in combinatie met het schenken van dranken aan de overige binnen de bestemming 'Gemengd' toegestane functies en de wijk/buurt, waarin het plangebied is gelegen, zoals

  • a. broodjeszaken;
  • b. croissanteries;
  • c. koffiebars;
  • d. lunchrooms;
  • e. ijssalons;
  • f. tearooms.
  • g. automatieken;
  • h. cafetaria's
  • i. snackbars;
  • j. bistro's
  • k. restaurants zonder en met bezorg- en/of afhaalservice.

Een fastfoodrestaurant valt niet onder lichte horeca: categorie 1.

1.39 loopbrug

een al dan niet overdekte verbinding tussen twee gebouwen;

1.40 luifel:

een uitstekend afdak aan een gebouw;

1.41 maatschappelijke voorziening:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en
voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, niet zijnde zorgwoningen;

1.42 nutsvoorziening:

voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas,
drinkwater en telecommunicatiediensten, alsmede ten behoeve van riolering en afvalinzameling;

1.43 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat of die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

1.44 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de
aarde is verbonden;

1.45 overkapping:

een constructie die maximaal drie wanden heeft waarvan er maximaal twee tot de constructie behoren;

1.46 pand:

de kleinste bij totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.47 peil:

0.25 meter + Normaal Amsterdams Peil

1.48 praktijkruimte:

een beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte voor de uitoefening van vrije (aan huis gebonden) beroepen
zoals medische, paramedische, juridische, kunstzinnige, ontwerptechnische en/of administratieve
beroepen, alsmede daarmee gelijk te stellen beroepen;

1.49 prostitutie:

het zich ten behoeve van een ander tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten;

1.50 raamprostitutie:

het etaleren van prostituees achter vensters, met de kennelijke intentie passanten te werven voor
prostitutie;

1.51 seksinrichting:

een inrichting , bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin
bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht, of
vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in elk geval
verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop,
seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.52 selectiebesluit:

Een besluit van het bevoegd gezag nadat er een waardering (volgende de protocollen van de KNA) heeft plaatsgevonden van aanwezige archeologische waarden in relatie tot de geplande bodem-ingreep.

1.53 sociale huurwoning

huurwoning als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, onder d van het Besluit ruimtelijke ordening (liberalisatiegrens)

1.54 sociale koopwoning

De maximale verkoopprijs voor sociale koop conform afspraken in regionaal verband met betrekking tot de toevoeging van woningen binnen het sociale segment.

1.55 staat van bedrijfsactiviteiten:

de staat van bedrijfstypen behorende bij dit plan;

1.56 straatprostitutie:

het op de openbare weg door handeling, houding, woord, gebaar of op andere wijze benaderen van het
publiek, met de kennelijke intentie passanten te werven voor prostitutie;

1.57 tuin:

gedeelte van het erf dat geheel of gedeeltelijk is ingericht met gazons, planten en/of bomen.

1.58 verblijfsgebied:

gedeelte van de openbare ruimte dat hoofdzakelijk is bestemd en is ingericht voor langzaam verkeer,
doch in ondergeschikte mate tevens fungerend als erftoegangsweg.

1.59 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede water aan- en/of afvoer, waterberging en
waterkwaliteit;

1.60 wonen

wonen in een woning.

1.61 woning:

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden;

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te
stellen bouwonderdelen;

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.4 ondergeschikte bouwdelen:

bij de toepassing van het bepaalde over het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsplan vlakken
worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1 m wordt overschreden.

2.5 de oppervlakte van een overkapping:

tussen de buitenste horizontale projecties van de dakconstructie.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen met of zonder een baliefunctie;
  • b. ambachtelijke en dienstverlenende bedrijven met of zonder baliefunctie;
  • c. lichte horeca: categorie 1;
  • d. informele werklocaties;
  • e. centraal ontmoetingsplein tot een maximaal oppervlakte van 500 m2 bvo;
  • f. detailhandel met een maximale oppervlakte van 600 m2 bvo ondergeschikt en ondersteunend aan de functies genoemd onder a, b, c, d en e;

met dien verstande dat

    • 1. de gezamenlijke omvang van de onder a t/m f genoemde functies niet meer mag bedragen dan 4.500 m2 bvo
    • 2. maatschappelijke voorzieningen binnen de bestemming 'Wonen - Gestapeld' en Gemengd niet meer mag bedragen dan 1.500 m2 bvo;
    • 3. ambachtelijke en dienstverlenende bedrijven binnen de bestemming 'Wonen - Gestapeld' en Gemengd niet meer mag bedragen dan 1.500 m2 bvo;
    • 4. lichte horeca binnen de bestemming 'Wonen - Gestapeld' en Gemengd niet meer mag bedragen dan 1.000 m2 bvo;
    • 5. informele werklocaties binnen de bestemming 'Wonen - Gestapeld' en Gemengd niet meer mag bedragen dan 2.000 m2 bvo.

met daarbij behorende:

  • g. gebouwen;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • i. erven en terreinen;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. waterhuishoudkundige voorzieningen.

met inachtneming van

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op gronden als bedoeld in het eerste lid mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten dienste van de bestemming;
  • b. bij deze bestemming horende overige bouwwerken, waaronder erfscheidingen.

3.2.2 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. binnen deze bestemming Gemengd en de bestemming Wonen - Gestapeld mag het totale maximale bruto vloeroppervlak (bvo) van de gebouwen gezamenlijk niet meer bedragen dan 54.000 m2 exclusief bebouwde parkeervoorzieningen;
  • c. de gebouwen en delen van gebouwen mogen geen grotere dan wel lagere goot- en bouwhoogte hebben dan de goot- en bouwhoogte aanwezig op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van het plan.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de hoogte van overige bouwwerken mag maximaal 2,00 meter bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de plaats en de afmetingen van gebouwen en overige bouwwerken in relatie tot:

  • a. de ruimtelijke kwaliteit: de instandhouding van c.q. het tot stand brengen van een, in
    stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid: als gevolg van bebouwingsmogelijkheden mogen geen verkeersonveilige
    situaties ontstaan;
  • c. de sociale veiligheid: voorkomen dient te worden dat een ruimtelijke situatie ontstaat die
    onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. speel- en ontmoetingsvoorzieningen;
  • d. onder- en/of bovengrondse voorzieningen ten behoeve van het inzamelen van huishoudelijk afval;
  • e. nutsvoorzieningen;

met daarbij behorende:

  • f. gebouwen;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • h. monumentale hoofdentree van de Rotonde;
  • i. paden en voorzieningen voor langzaam verkeer;
  • j. wegen ter ontsluiting van de binnen de bestemmingen 'Gemengd', Wonen - Gestapeld toegestane gebouwen, een ontsluitingsweg voor calamiteiten voor de naastgelegen Beatrixkazerne en parkeervoorzieningen met in achtneming van het bepaalde in 15.3;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. straatmeubilair;
  • m. oevers, steigers, waterpartijen en andere waterhuishoudkundige voorzieningen al dan niet ondergronds;

met inachtneming van

en met dien verstande dat

  • o. niet meer dan 50% van de als 'Groen' aangewezen gronden voorzien wordt van (half-) verharding en/of bebouwing.
4.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, met inachtneming van de volgende regels:

4.2.1 Gebouwen
  • a. Gebouwen zijn toegestaan met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. oppervlakte maximaal 15 m²;
    • 2. bouwhoogte maximaal 3 m;
    • 3. afstand tot een bestemmingsgrens minimaal 3 m;
  • b. in afwijking van het bovenstaande zijn balkons toegestaan ter hoogte van de bestemming 'Groen', die verbonden zijn met gebouwen die zijn toegestaan binnen de aan de bestemming 'Groen' grenzende bestemming Wonen - Gestapeld. Voor deze balkons gelden de bouwregels uit artikel 6.2.1 sub f.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van:
    • 1. maximaal 10 m voor palen, masten en verkeersvoorzieningen;
    • 2. maximaal 5 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.3 Behoud bestaand groen
  • 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning verharding in de openbare ruimte aan te leggen daar waar areaal beplanting (gras, bomen, heesters) aanwezig zijn.
  • 2. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 1 wordt alleen verleend, mits wordt aangetoond dat elders in het plangebied de beplanting wordt gecompenseerd, waarbij geldt dat;
    • a. de oppervlakte van de beplanting dient ten minste even groot te zijn als de verharde oppervlakte;
    • b. de aan te brengen beplanting dient in redelijke verhouding te staan tot de tenietgedane beplanting.
  • 3. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 1 en 2 indien het voldoen aan die bepaling door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.
  • 4. Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning zoals genoemd bij lid 2 maatwerkvoorschriften verbinden ten aanzien van:
    • a. de aard, plaats en inrichting van de beplanting;
    • b. het soort beplanting.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging
  • b. waterhuishouding;
  • c. waterlopen;
  • d. vijvers en plassen;

met daarbij behorende:

  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. oevers en kaden;
  • g. steigers
  • h. verblijfsgebied;
  • i. bruggen en andere oeververbindingen alleen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - oeververbinding'
  • j. perceelsontsluitingen en langzaamverkeer;
  • k. groenvoorzieningen;

waarbij geldt dat:

  • l. woonboten of daarmee vergelijkbare objecten niet zijn toegestaan

met inachtneming van

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
  • a. Gebouwen zijn niet toegestaan.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van:
    • 1. maximaal 7 m voor palen en masten;
    • 2. maximaal 5 m voor bruggen;
    • 3. maximaal 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 6 Wonen - Gestapeld

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Gestapeld' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in de vorm van maximaal 425 gestapelde woningen, met dien verstande dat ten minste 25% van de gestapelde woningen sociale woningen betreft, waarvan minstens 80% sociale huurwoningen zijn en 20% sociale koopwoningen;
  • b. werkruimtes voor een aan huis verbonden beroep, ondergeschikt aan de woonfunctie;
  • c. de volgende niet-woonfuncties op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm
    van wonen - De Schijf' tot een maximum van in totaal 750 m2 bvo:
    • 1. maatschappelijke voorzieningen met of zonder een baliefunctie;
    • 2. ambachtelijke en dienstverlenende bedrijven met of zonder baliefunctie;
    • 3. lichte horeca: categorie 1;
    • 4. informele werklocaties.

met dien verstande dat de gezamenlijke omvang van:

      • maatschappelijke voorzieningen binnen de bestemming 'Wonen - Gestapeld' en Gemengd niet meer mag bedragen dan 1.500 m2 bvo;
      • ambachtelijke en dienstverlenende bedrijven binnen de bestemming 'Wonen - Gestapeld' en Gemengd niet meer mag bedragen dan 1.500 m2 bvo;
      • lichte horeca binnen de bestemming 'Wonen - Gestapeld' en Gemengd niet meer mag bedragen dan 1.000 m2 bvo;
      • informele werklocaties binnen de bestemming 'Wonen - Gestapeld' en Gemengd niet meer mag bedragen dan 2.000 m2 bvo.

met dien verstande dat de niet-wonfuncties als bedoeld onder c van dit artikel uitsluitend zijn toegestaan als ze behoren tot categorie A van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten – functiemenging, zoals opgenomen in Bijlage 1 Lijst van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging.

  • d. ruimte voor een bed and breakfast, ondergeschikt aan de woonfunctie;

met daarbij behorende:

  • e. gebouwen;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • g. dakterrassen en daktuinen;
  • h. balkons;
  • i. erven en tuinen;
  • j. toegangspaden
  • k. een ontsluitingsweg ten behoeve van de naastgelegen Beatrixkazerne alleen bedoeld voor calamiteiten;
  • l. loopbruggen;
  • m. speel- en ontmoetingsvoorzieningen;
  • n. gebouwde parkeervoorzieningen op eigen terrein in de vorm van een halfverdiepte kelder;
  • o. nutsvoorzieningen.

met inachtneming van

6.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, met inachtneming van de volgende regels:

6.2.1 Gebouwen
  • a. de gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangeduid;
  • c. als geen aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is opgenomen, geldt de goot- en bouwhoogte zoals aanwezig op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van het plan;
  • d. binnen deze bestemming Wonen - Gestapeld en de bestemming Gemengd' mag het totale maximale bruto vloeroppervlak (bvo) van de gebouwen gezamenlijk niet meer bedragen dan 54.000 m2 exclusief bebouwde parkeervoorzieningen;
  • e. loopbruggen tussen gebouwen (al dan niet overdekt) zijn overal en op elke hoogte binnen het bouwvlak toegestaan;
  • f. van balkons aan het hoofdgebouw mag:
    • 1. de diepte uit de betreffende gevel van het hoofdgebouw niet meer dan 4 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van balkonafscheidingen tussen de balkons onderling niet meer dan 2 m bedragen en de overige balkonafscheidingen niet meer dan 1,2 m bedragen.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van maximaal 3 m.
  • b. op dakterrassen en daktuinen zijn hekwerken, dakranden en gebouwde voorzieningen ten behoeve van de daktoegang toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van dakranden niet meer dan 2 m mag bedragen
    • 2. de bouwhoogte van terrasafscheidingen niet meer dan 2 m mag bedragen.
    • 3. de bouwhoogte van gebouwde voorzieningen ten behoeve van de daktoegang niet meer dan 3 m mag bedragen;
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Afwijken van de maximale bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1 sub b voor de bouw van ondergeschikte bouwonderdelen met dien verstande dat:

  • a. deze ondergeschikte bouwonderdelen, noodzakelijk zijn voor het doelmatig functioneren van het bouwwerk, zoals liftopbouwen, lichtkoepels, schoorstenen, luchtverversingsapparatuur, glazenwasinstallaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  • b. de maximale bouwhoogte met maximaal 3 meter mag worden overschreden.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Aan huis verbonden beroep

Werkruimtes voor een aan huis gebonden beroep zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. de werkruimtes zijn alleen in de woning toegestaan;
  • b. de woonfunctie dient in overwegende mate gehandhaafd te blijven;
  • c. het bruto vloeroppervlakte ten behoeve van het aan huis verbonden beroep mag maximaal 30% van de oppervlakte van de woning bedragen tot een maximum van 50 m²;
  • d. er slechts een beperkte verkeer aantrekkende werking van uit mag ugaan met dien verstande dat de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed.

6.4.2 Afwijken Bed & Breakfast

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan ten behoeve van de vestiging van een bed & breakfast binnen een woonfunctie, met dien verstande dat:

  • a. dit geen onevenredige aantasting van de leefomgeving met zich mee brengt;
  • b. het bruto vloeroppervlakte van de bed & breakfast maximaal 30% van de oppervlakte van de woning mag bedragen tot een maximum van 70 m2 .

6.4.3 Afwijken categorie B-activiteiten
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 sub c voor het toestaan van activiteiten van categorie B van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten – functiemenging, zoals opgenomen in 'Bijlage 1 Lijst van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging' met dien verstande dat middels onderzoek aangetoond wordt dat deze activiteiten geen aantasting vormen van een goed woon- en leefklimaat voor woningen en andere gevoelige functies.

6.4.4 Afwijken categorie A en B activiteiten

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van lid 6.1 sub c voor andere bedrijfsactiviteiten dan genoemd in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging van deze regels (bijlage 1), mits deze bedrijfsactiviteiten naar aard en omvang van de milieuhinder die zij veroorzaken, vergelijkbaar zijn met (of een geringere invloed hebben op de omgeving dan) bedrijfsactiviteiten die krachtens lid 6.1 sub c rechtens zijn toegestaan.

Artikel 7 Leiding - Gas

7.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding als zodanig aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringenstroken.

7.2 Voorrangsbepaling

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere
bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

7.3 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geldt dat op of in de in 7.1 bedoelde
gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de leiding(en) mogen
worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan
uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.

7.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het
bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid
van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij
de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien
geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen t.b.v. van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding.
  • b. het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen, indien daardoor een kwetsbaar object wordt toegelaten.
7.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.6.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding – Gas zonder of in
afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de
volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

7.6.2 Uitzondering

Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. die het normale beheer en onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken;
  • d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

7.6.3 Belangenafweging

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schaden.

7.6.4 Advies

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in 7.6.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Artikel 8 Waarde - Archeologie - 3

8.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden.
  • b. In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel vóór de regels die op grond van de artikelen 5 en 6 op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
  • c. Voor zover de bestemming 'Waarde - Archeologie' op de verbeelding geheel of gedeeltelijk samenvalt met de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' zijn deze dubbelbestemmingen nevengeschikt. Ingeval van een ruimtelijke ingreep zal, afhankelijk van de aard en effecten van die ingreep, een zorgvuldige belangafweging moeten worden gemaakt.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag niet worden gebouwd tenzij het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende bouwwerken: .

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk met een oppervlakte kleiner dan 100 m2;
  • c. een bouwwerk waarbij de bodemingreep niet dieper reikt dan 30 cm beneden maaiveld;
  • d. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

8.2.2 Selectiebesluit

De uitzonderingen, zoals genoemd in lid 8.2.1 onder b en c, zijn niet van toepassing indien een aanvraag betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een selectiebesluit is afgegeven. Het bevoegd gezag kan in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologisch waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate is vastgesteld. De bepalingen van lid 8.3 onder b zijn van overeenkomstige toepassing.

8.2.3 Advies

Indien er sprake is van het bouwen van een bouwwerk waarvoor en omgevingsvergunning is vereist, dient de aanvrager vooraf schriftelijk archeologisch advies in te winnen bij de archeologisch adviseur van het bevoegd gezag.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 8.2.1 indien:

  • a. de aanvrager van de afwijking een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, die blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, zoals onder lid 8.3 onder a bedoeld, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de vergunning een of meer van de onderstaande voorschriften te verbinden:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ);
    • 2. het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuvenonderzoek en non-destructief onderzoek (zoals bijvoorbeeld grondradar- en weerstandsonderzoek);
    • 3. het doen van een archeologische opgraving (behoud ex situ);
    • 4. begeleiding van de bouwactiviteiten door een deskundige waarbij de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie in acht worden genomen.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Werkzaamheden

Het is verboden om op of in de gronden als bedoeld in lid 8.1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe worden gerekend afgraven, ophogen, verwijderen van oude funderingen, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, alsmede het verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het ondergronds slopen waarbij funderingspalen verwijderd, getrokken of afgebroken worden;
  • c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • d. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • f. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen.

8.4.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in lid 8.4.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 8.3 onder a en b in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m2;
  • c. niet dieper reiken dan 30 cm beneden maaiveld;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • e. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning;
  • f. worden uitgevoerd in bestaande weg- en/of leidingcunetten;
  • g. worden uitgevoerd in het kader van regulier onderhoud en beheer.

8.4.3 Selectiebesluit

De uitzonderingen zoals genoemd in artikel 8.4.2 onder b en c is niet van toepassing indien een aanvraag betrekking heeft een terrein waarvoor reeds eerder een selectiebesluit is afgegeven. Het bevoegd gezag kan in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate is vastgesteld. De bepalingen van lid 8.4.5 onder c zijn van overeenkomstige toepassing.

8.4.4 Advies

Indien er sprake is van een activiteit waarvoor een vergunning is vereist, moet de aanvrager van de omgevingsvergunning vooraf schriftelijk een archeologisch advies inwinnen bij de archeologisch adviseur van het bevoegd gezag.

8.4.5 Voorwaarden

De omgevingsvergunning wordt verleend, indien:

  • a. de werkzaamheden waarvoor de omgevingsvergunning wordt aangevraagd zijn toegestaan op grond van de regels van de andere bestemmingen, waarmee de dubbelbestemming samenvalt;
  • b. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, die blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. de betrokken archeologische waarden, zoals bedoeld in lid 8.4.5 sub b., door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning een of meer van de onderstaande voorschriften te verbinden:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ);
    • 2. het doen van (aanvullend) inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuvenonderzoek en non-destructief onderzoek (zoals bijvoorbeeld grondradaren weerstandsonderzoek);
    • 3. het doen van een archeologische opgraving (behoud ex situ);
    • 4. het doen van opgravingen waarbij de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie in acht worden genomen;
    • 5. het begeleiden van de bouwactiviteiten door een deskundige waarbij de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie in acht worden genomen.
8.5 Beoordeling

Alvorens de gevraagde omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.3 en 8.4 te verlenen, vraagt het bevoegd gezag advies aan de adviseur van het bevoegd gezag.

Artikel 9 Waarde - Cultuurhistorie

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1

De voor `Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor andere voorkomende bestemmingen, bestemd voor behoud, versterking en/of herstel van de aan deze gronden eigen zijnde cultuurhistorische en landschappelijke waarden zoals beschreven in hoofdstuk 4 paragraaf 11 van de toelichting van dit bestemmingsplan.

9.1.2

Voor zover dit op de verbeelding is aangegeven zijn de gronden, panden en objecten mede bestemd voor de overige aangegeven bestemmingen, waarbij het bepaalde bij deze nader aangegeven bestemmingen van overeenkomstige toepassing is.

9.2 Bouwregels
9.2.1

Het bouwen op de gronden als bedoeld in lid 9.1.1 is mogelijk. Hiervoor gelden aanvullend op de onderliggende bestemmingen de volgende regels:

  • a. de aanwezige cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • b. om de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een (overig) bouwwerk goed te kunnen beoordelen is een motivatie en een integrale belangenafweging nodig waarom dit verantwoord is in relatie tot de cultuurhistorische waarden die in het geding zijn. Daarbij is het 'Toetsingskader cultuurhistorische en landschappelijke waarden', dat als bijlage 2 bij deze regels is gevoegd het uitgangspunt.
  • c. het bevoegd gezag laat zich bij de beoordeling van het bepaalde in lid 9.2.1, sub a en b adviseren door de Commissie Welstand Cultureel Erfgoed (WCE) dan wel een andere door het bevoegd gezag aangewezen deskundige. Daarbij is het 'Toetsingskader cultuurhistorische en landschappelijke waarden' het uitgangspunt.
  • d. de omgevingsvergunning voor het bouwen van het bouwwerk wordt verleend als uit de bij de aanvraag behorende onderbouwing als genoemd in lid 9.2.1, sub b gebleken is dat de bedoelde bouwwerken en werkzaamheden onoverkomelijk zijn vanuit (bouw)veiligheid dan wel redelijk zijn gelet op het met het bouwen gepaard gaande belang van de aanvrager;
  • e. aan de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk kunnen voorschriften worden verbonden als dat noodzakelijk is vanuit de aanwezige cultuurhistorische en landschappelijke waarden, zoals beschreven in hoofdstuk 4 paragraaf 11 van de toelichting van dit bestemmingsplan, en deze voortvloeien uit het 'Toetsingskader cultuurhistorisch en landschappelijke waarden'.

9.2.2

Slopen van bouwwerken als bedoeld in lid 9.1.2 kan slechts worden toegestaan indien hiervoor een omgevingsvergunning is verleend door het bevoegd gezag. Hiervoor gelden de volgende regels:

  • a. een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk wordt verleend indien de (gedeeltelijke) sloop niet zorgt voor een onevenredige aantasting van de waarde. Daarbij is het 'Toetsingskader cultuurhistorische en landschappelijke waarden' het uitgangspunt, dat als bijlage 2 bij deze regels is gevoegd.
  • b. een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk wordt tevens verleend indien gebleken is dat dit onoverkomelijk is vanuit (bouw)veiligheid dan wel redelijk is gelet op het met sloop gepaard gaande belang van de aanvrager;
  • c. om de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk goed te kunnen beoordelen is een motivatie en een integrale belangenafweging nodig waarom het slopen gewenst is en dit verantwoord is in relatie tot de cultuurhistorische waarden welke verloren gaan. Daarbij is het 'Toetsingskader cultuurhistorische en landschappelijke waarden' het uitgangspunt.
  • d. het bevoegd gezag laat zich bij de beoordeling van het bepaalde in lid 9.2.2, sub a, b en c adviseren door de Commissie Welstand en Cultuurhistorie Cultureel Erfgoed (WCE) dan wel een andere door het bevoegd gezag aangewezen deskundige. Daarbij is het 'Toetsingskader cultuurhistorische en landschappelijke waarden' het uitgangspunt.
  • e. aan de omgevingsvergunning voor het (gedeeltelijk) slopen van een bouwwerk kunnen voorschriften worden verbonden met het oog op de te beschermen cultuurhistorische waarden, zoals beschreven in hoofdstuk 4 paragraaf 11 van de toelichting van dit bestemmingsplan, en deze voortvloeien uit het 'Toetsingskader cultuurhistorisch en landschappelijke waarden'.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van gebouwen en/of voorzieningen als deze eisen gewenst of noodzakelijk zijn in relatie tot landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het gebied, zoals beschreven in hoofdstuk 4 paragraaf 11 van de toelichting van dit bestemmingsplan. De nadere eisen dienen voort te vloeien uit het 'Toetsingskader cultuurhistorisch en landschappelijke waarden' dat als bijlage 2 bij deze regels is gevoegd.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/ of bouwwerken op een wijze of tot een doel ten gevolge waarvan de aanwezige cultuurhistorische waarden onevenredig worden aangetast;
  • b. het bevoegd gezag laat zich bij de beoordeling van het bepaalde in lid 9.4, sub a adviseren door de Commissie Welstand Cultureel Erfgoed (WCE) dan wel een andere door het bevoegd gezag aange- wezen deskundige.
9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden
9.5.1

Onverminderd het bepaalde bij de in lid 9.1 bedoelde bestemming is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) op de in lid 9.1.1 bedoelde gronden de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

  • a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • b. het bodemverlagen of afgraven van gronden;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,50 m;
  • d. het omzetten van grasland in bouwland;
  • e. het rooien van houtopstanden, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • f. het aanleggen van houtopstanden of het anderszins bebossen van gronden;
  • g. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • h. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie, telecommunicatieleidingen of drainageleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur (voor zover geen bouwwerken zijnde);
  • i. het graven, verbreden of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • j. het verrichten van proefboringen en andere boringen voor het winnen van water, delfstoffen en andere bodemschatten;
  • k. alle overige werkzaamheden die de cultuurhistorische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale onderhoud van de gronden.

9.5.2

Het bepaalde in lid 9.5.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied;
  • b. andere werken en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van de ruimtelijke ordening van niet ingrijpende betekenis zijn;

9.5.3

Een vergunning als bedoeld in lid 9.5.1 is slechts toelaatbaar, als aan de hand van een onderbouwing wordt aangetoond dat door die werken en/of werkzaamheden de cultuurhistorische- en/of landschapswaarde van deze gronden niet in onevenredige mate worden aangetast. Dit ter beoordeling van burgemeester en wethouders. Daarbij geldt bijlage 2 bij deze regels als toetsingskader.

Een vergunning is ook toelaatbaar als een integrale afweging van de in het geding zijnde belangen, tot uitkomst heeft, dat een omgevingsvergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd, eventueel nadat wetenschappelijk onderzoek is gedaan en/of de mogelijkheid bestaat tot het doen van oudheidkundige waarnemingen, dan wel dat er geen aantasting van de cultuurhistorische waarden zal optreden. Daarbij is het 'Toetsingskader cultuurhistorische en landschappelijke waarden' het uitgangspunt.

9.5.4

Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in lid 9.5.1 en gelegen in gebieden bedoeld in lid 9.1 wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies gevraagd aan de de Commissie Welstand Cultureel Erfgoed (WCE) dan wel een andere door het bevoegd gezag aangewezen deskundige. Daarbij is het 'Toetsingskader cultuurhistorische en landschappelijke waarden' het uitgangspunt.

9.6 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag is bevoegd om met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de dubbelbestemming `Waarde – cultuurhistorie' te verwijderen als dat op basis van nader verkregen cultuurhistorische kennis wenselijk is. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de Rijksdienst voor het cultureel erfgoed en de WCE.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti dubbeltelregel

10.1 Basisregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Vormen van verboden gebruik (onbebouwd)

Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd een gebruik van gronden en/of water:

  • a. als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voorzover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. als terrein voor het al dan niet voor de verkoop opslaan of opstellen van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of gedeeltelijk uit gebruikte onderdelen samengestelde machines, voer-, vaar- of vliegtuigen c.q. onderdelen daarvan, die bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn, behoudens voorzover het betreft parkeren en overigens voorzover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. als opslagplaats van hout en/of aannemersmaterialen, behoudens voorzover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond, of ten behoeve van bouw of andere tijdelijke werkzaamheden;
  • d. voor het (doen) uitoefenen van straatprostitutie.
11.2 Vormen van verboden gebruik (gebouwen)

Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd het gebruik:

  • a. van gebouwen voor het verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen als detailhandel, met uitzondering van het verkopen of ten verkoop aanbieden van:
  • b. goederen, waarvan de verkoop deel uitmaakt van de normale dienstverlening behorende bij het op hetzelfde perceel uitgeoefende bedrijf;
  • c. agrarische producten afkomstig van en geteeld op het ter plaatse aanwezige agrarisch bedrijf;
  • d. van niet voor bewoning bestemde gebouwen of ruimten, daaronder begrepen kampeermiddelen, voor permanente bewoning;
  • e. van gebouwen ten behoeve van het (doen) exploiteren van een seksinrichting, een escortbedrijf of (het laten uitoefenen van) raamprostitutie.

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels

12.1 Milieuzone - grondwaterbeschermingszone
12.1.1 Omschrijving aanduiding

De gronden die op de verbeelding de aanduiding `Milieuzone - grondwaterbeschermingszone' hebben gekregen, zijn -naast de andere bestemmingen die op deze gronden gelden- mede bestemd voor de bescherming van het grondwater met de daarbij behorende overige bouwwerken en voorzieningen.

De bescherming van de grondwaterzone is vastgelegd in de Provinciale milieuverordening (Pmv) , die geldt op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning, De regels die specifiek gekoppeld zijn aan de aanduiding `Milieuzone - grondwaterbeschermingszone' zijn aanvullend op de regels die behoren bij die andere bestemmingen.

12.1.2 Rangorde

De regels ten aanzien van een milieuzone – grondwaterbeschermingszone van de ten tijde van dit
bestemmingsplan geldende PMV of daarmee overeenstemmende regeling gaan voor als er sprake is van strijdigheid van het belang van de bescherming van de grondwaterbeschermingszone als genoemd in artikel 12.1.1 met de overige artikelen van dit bestemmingsplan.

12.1.3 Verwijzing naar Provinciale milieuverordening

Voor de gronden met de aanduiding `Milieuzone - grondwaterbeschermingszone' gelden, naast de andere bestemmingen, de regels over grondwaterbeschermingszones uit de Pmv ,die geldt op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning.

12.1.4 Bouwregels

Aanvullend op de regels behorende bij de andere bestemmingen mogen op de in lid 12.1.1 bedoelde gronden bouwwerken ten dienste van en noodzakelijk voor de bescherming van het grondwater worden gerealiseerd, met dien verstande, dat:

  • a. de gebouwen moeten worden opgericht binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a eveneens bouwwerken buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak mogen worden gebouwd, waarbij de grondoppervlakte per gebouw maximaal 15 m² mag bedragen;
  • c. de totale oppervlakte aan bebouwing binnen en buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak mag maximaal 2.000 m² bedragen;
  • d. de goothoogte en de bouwhoogte van de gebouwen die binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken mogen worden opgericht, mogen maximaal 3 m. respectievelijk 5 m. bedragen; als de goothoogte respectievelijk de bouwhoogte van de gebouwen op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan al meer bedroeg dan in dit lid is aangegeven, geldt deze bestaande maat- voering als maximum;
  • e. de bouwhoogte van de gebouwen als bedoeld onder b mag maximaal 3 m. bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag binnen de op de verbeelding aangegeven bouw- vlakken maximaal 5 m. bedragen en mag buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken maximaal 3 m. bedragen;
  • g. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

12.1.5 Schriftelijk advies

Voor bouwactiviteiten wordt niet eerder een omgevingsvergunning verleend dan nadat hierover een schriftelijk advies is ontvangen in het kader van de Pmv, die geldt op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning.

12.1.6 Nadere eisen

De bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen, zoals vastgelegd in artikel 3.3 en 9.3, die ter plaatse van de aanduiding `Milieuzone - grondwaterbeschermingszone' gelden, zijn van overeenkomstige toepassing.

12.1.7 Uitvoeren van een werk of van werkzaamheden

Ten aanzien van het uitvoeren van andere werken en/of werkzaamheden is het bepaalde in de andere bestemmingen die ter plaatse van de aanduiding `Milieuzone - grondwaterbeschermingszone' gelden, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

13.1 Bouwwerken voor algemeen nut
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan, voor het oprichten van bouwwerken voor algemeen nut mits de oppervlakte van een gebouw niet meer bedraagt dan 30 m² en de bouwhoogte van de bouwwerken niet meer zal bedragen dan 3 m
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. wordt niet verleend indien daardoor de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen in onevenredige mate worden of kunnen worden beperkt en/of indien ter plaatse aanwezige waarden op onevenredige wijze worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

14.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het in geringe mate, doch met niet meer dan 10 m afwijken van een bestemmingsgrens indien en voorzover dit noodzakelijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen.

Artikel 15 Overige regels

15.1 Voorrangsregeling dubbelbestemmingen

Indien en voor zover dubbelbestemmingen samenvallen gelden:

15.2 Voorwaardelijke verplichting parkeren
  • a. De in dit bestemmingsplan aangewezen gronden mogen slechts worden bebouwd of gebruikt onder de voorwaarde dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden alsmede voor het laden en lossen van goederen voldoende voorzieningen worden getroffen op eigen terrein en in stand worden gehouden.
  • b. Het bevoegd gezag bepaalt in het kader van de omgevingsvergunning bouwen aan de hand van onderstaande parkeernormen of sprake is van voldoende parkeergelegenheid, waarbij rekening mag worden gehouden met de aanwezigheidspercentages CROW-publicatie 381:

Woningen   Parkeerplaats per woning  
Appartement < 70 m2 sociale huur   0,33 pp per woning  
Appartement < 70 m2 sociale koop   0,50 pp per woning  
Appartement 70 - 100 m2 koop midden duur   1,00 pp per woning  
Appartement 100 - 160 m2 koop duur   1,00 pp per woning  
Appartement > 160 m2 koop duur   1,00 pp per woning  
Bezoek   0,1 pp per woning  
   
Niet woonfuncties    
Dienstverlening (commercieel en maatschappelijk )   1,10 pp per 100m2 bvo  
Informele werklocatie   1.00 pp per 100m2 bvo  
Centraal ontmoetingsplein   1,00 pp per 100m2 bvo  
Detailhandel   1,75 pp per 100m2 bvo  
Lichte horeca   3,50 pp per 100m2 bvo  

  • c. Het is niet toegestaan, dat er meer parkeerplaatsen worden aangelegd en in stand worden gehouden, dan noodzakelijk volgens de bovenstaande parkeernormen.
  • d. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a t/m c en mogen de parkeernormen naar boven dan wel naar beneden worden bijgesteld, indien:
    • 1. op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien conform de voorwaarden zoals opgenomen in de Nota parkeernormen Den Haag, met dien verstande dat indien voornoemde nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
    • 2. het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw of functie;
    • 3. het groene karakter van het gebied behouden blijft.
  • e. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a t/m c, indien er een verzoek komt van de naastgelegen Beatrixkazerne om extra parkeerplaatsen aan te leggen binnen het plangebied ten behoeve van de gebruikers van de Beatrixkazerne. Deze extra parkeerplaatsen zijn toegestaan indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. Burgemeester en wethouders dienen in te stemmen met de aanleg van de extra parkeerplaatsen;
    • 2. op basis van een akoestisch onderzoek dient te worden aangetoond, dat de extra verkeersbewegingen niet leiden tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat binnen het plangebied en daarbuiten als het gaat om verkeerslawaai;
    • 3. door middel van onderzoek dient te worden aangetoond, dat een aanvaardbare verkeersafwikkeling is geborgd op de weg, waarop de extra parkeerplaatsen zullen worden ontsloten en op de nabijgelegen kruispunten;
    • 4. het groene karakter van het gebied behouden blijft;
    • 5. het bepaalde in artikel 9 in acht wordt genomen.
15.3 Voorwaardelijke verplichting ontsluiting terrein

De in dit bestemmingsplan aangewezen gronden mogen slechts worden bebouwd of gebruikt onder de voorwaarde dat:

  • a. de hoofdontsluiting van het plangebied voor (vracht)auto's plaats vindt op de Wassenaarseweg met een in- en uitrit;
  • b. de ontsluiting op de Van Alkemadelaan alleen gebruikt wordt voor langzaam verkeer en calamiteiten.
15.4 Voorwaardelijke verplichting hemelwaterberging
  • a. De in dit bestemmingsplan aangewezen gronden mogen slechts worden bebouwd of gebruikt conform de bestemmingen onder de voorwaarde dat er voldoende hemelwaterberging binnen het plangebied wordt gerealiseerd en in stand gehouden.
  • b. Het bevoegd gezag bepaalt in het kader van een omgevingsvergunning bouwen aan de hand van het Verbreed gemeentelijke rioleringsplan en de Hemelwaterverordening van de gemeente Wassenaar en na akkoord van het Hoogheemraadschap Delfland of er sprake is van voldoende hemelwaterberging.
15.5 Voorwaardelijke verplichting aanvaardbaar woon- en leefklimaat
  • a. De in artikel 6 toegestane gestapelde woningen gelegen direct naast de Beatrixkazerne (westgevel van het wooncomplex) mogen slechts worden gerealiseerd en worden bewoond conform de bestemming onder de voorwaarde dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
  • b. Er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de in sub a bedoelde woningen indien:
    • 1. iedere verblijfsruimte is voorzien van een te openen raam waarbij de toevoer van de verse lucht minimaal 15 dm3/s per verblijfsruimte bedraagt, met een stroomsnelheid van 0,1 m/s;
    • 2. op het te openen raam, zoals bedoeld onder 1 het maximale geluidsniveau (LAmax) ten gevolge van de autobewegingen en dichtslaande autoportieren van de Beatrixkazerne ten hoogste 70 dB(A) bedraagt tussen 07:00 - 19:00 uur, 65 dB(A) bedraagt tussen 19.00 - 23.00 uur en 60 dB(A) bedraagt tussen 23:00 - 07:00 uur;
    • 3. de gevels van de woningen op basis van industrielawaaispectrum een karakteristieke geluidwering hebben van ten minste 30 dB;
    • 4. de balkons van de woningen zijn voorzien van geluidsabsorberende plafonds;
    • 5. er een maatwerkvoorschrift Activiteitenbesluit in werking is getreden voor het terrein van de Beatrixkazerne met het maximale geluidniveau geldend in de avond- en nachtperiode ten gevolge van autobewegingen en het dichtslaan van autoportieren op de westgevel van de onder a bedoelde woningen tot ten hoogste 70 dB(A);
    • 6. de voorwaardelijke bepaling onder 5 vervalt indien uit een nader akoestische onderzoek blijkt dat ter plaatse van de westgevel van woningen door de Beatrixkazerne voldaan wordt aan de volgens het Activiteitenbesluit toegestane maximale geluidniveaus LAmax.
15.6 Voorwaardelijke verplichting windhinder

De in dit bestemmingsplan aangewezen gronden mogen slechts worden bebouwd of gebruikt conform de bestemmingen onder de voorwaarde dat er sprake zal zijn van een aanvaardbaar windklimaat.

Er is sprake van een aanvaardbaar windklimaat als uit een windonderzoek, gebaseerd op het aangevraagde bouwplan:

  • a. minimaal sprake is van een 'matig' windklimaat zoals gekwalificieerd in NEN 8100:2006;
  • b. minimaal sprake is van 'beperkt risico' bij windgevaar zoals bedoeld in NEN8100:2006
15.7 Voorwaardelijke verplichting natuurinclusief bouwen

De in dit bestemmingsplan aangewezen gronden mogen slechts worden bebouwd of gebruikt onder de voorwaarde dat:

  • a. Er een programma natuurinclusief bouwen is, dat gericht is op het realiseren en stimuleren van natuurinclusief bouwen. Het programma bevat in ieder geval:
    • 1. een beschrijving van de doelstellingen voor natuurinclusief bouwen;
    • 2. de maatregelen die getroffen worden om natuurinclusief bouwen te realiseren, te stimuleren en in stand te houden.
  • b. Er sprake is van natuurinclusief bouwen.
  • c. Van het bepaalde in sub b is sprake als minimaal wordt voldaan aan het in kolom ‘score G’ aangeduide puntenaantal van het in Bijlage 3 opgenomen toetsingskader (Puntensysteem Groen- en Natuurinclusief bouwen Den Haag).

Hoofdstuk 4 Overgangs-en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 16.1 sub a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Lid 16.1 sub a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
16.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 16.2 sub a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het lid 16.2 sub a. na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Lid 16.2 sub a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

17.1 Citeertitel

Deze regels worden aangehaald als:

'Regels van het bestemmingsplan Residentie Parkzicht te Wassenaar.'