direct naar inhoud van 3.1 Rijksbeleid
Plan: Mecklenburglaan naast 1
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0629.BPMECKE2011-VG01

3.1 Rijksbeleid

Nota ruimte (2006)

Het belangrijkste ruimtelijke beleidskader op rijksniveau wordt gevormd door de Nota Ruimte. Op grond van art. 9.1.2 lid 1 van het overgangsrecht bij de Wet ruimtelijke ordening (Wro) wordt deze planologische kernbeslissing aangemerkt als Rijksstructuurvisie.

De Nota Ruimte is een nota van het Rijk, waarin de principes voor de ruimtelijke inrichting van Nederland zijn vastgelegd. In de Nota Ruimte gaat het om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij de ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland een belangrijke rol speelt. Onderwerpen die aan bod komen zijn: wonen, woonlocaties en verstedelijking, natuur, landschap en waterbeheer, bereikbaarheid en het ruimtelijk accommoderen van de economie.

Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking staat. Meer specifiek richt het kabinet zich hierbij op vier algemene doelen:

  • versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland;
  • bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
  • borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden;
  • borging van de veiligheid.

Het rijk wil zich niet meer met alles bemoeien en wil strategisch op hoofdlijnen sturen. Decentrale overheden krijgen meer ruimte om hun eigen weg te gaan. Het gaat er uiteindelijk om dat de besluitvorming over de inrichting van de ruimte dichter bij de direct belanghebbenden komt te liggen. De Nota Ruimte kenmerkt zich dan ook door:

  • Ontwikkelingsplanologie: het ruimtelijk beleid moet beter gaan voldoen aan maatschappelijke wensen en sneller uitgevoerd worden. Het accent zal meer liggen op wat kan en minder op wat moet.
  • Decentralisatie: nationale prioriteiten en decentralisatie bepalen de inhoud. De nationale ruimtelijke hoofdstructuur is daarbij een belangrijk kader.
  • Deregulering: dit betekent minder rijkssturing. Provincies en gemeenten kunnen hun eigen verantwoordelijkheid verschillend gaan invullen.
  • Uitvoeringsgerichtheid: het kabinet legt het accent op uitvoering met onder meer een periode die financieel gedekt is tot aan 2010.
  • Voor verstedelijking, infrastructuur en vestiging van bedrijven en economische activiteiten geldt een zogenaamd bundelingsbeleid: nieuwe woongebieden en bedrijvigheid moeten zoveel mogelijk worden aangesloten op bestaande bebouwing en infrastructuur. Hierbij moet bovendien rekening worden gehouden met recreatieve voorzieningen, groen en water.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Op basis van artikel 4.3 Wro heeft de Minister de bevoegdheid om in een Algemene Maatregel van Bestuur kaders te stellen, indien nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) heeft als doel om de ruimtelijke belangen van het rijk vast te leggen. Deze belangen moeten juridisch doorwerken in bestemmingsplannen. Het Barro is vastgesteld op 22 augustus 2011, maar nog niet in werking getreden.

Het Barro heeft directe gevolgen voor de ruimtelijke besluitvorming van andere overheden. Het omvat alle ruimtelijke rijksbelangen uit eerder uitgebrachte planologische kernbeslissingen (PKB's) die juridisch moeten doorwerken in bestemmingsplannen. De eerder uitgebrachte PKB's hebben onder de nieuwe Wro de status van structuurvisie gekregen en zijn daarmee niet langer bindend voor andere partijen. Het Barro bevat daarom, passend binnen het nieuwe stelsel van de Wro, een zo beleidsneutraal mogelijke vertaling van deze bestaande ruimtelijke kaders uit de PKB's Nota Ruimte, Derde Nota Waddenzee, Structuurschema Militaire Terreinen en Project Mainportontwikkeling Rotterdam. Het gaat om de kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de rijksbufferzones, de nationale landschappen, de ecologische hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het rijk duidelijk aan welke regels provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen moeten voldoen en wat de ruimte is waarbinnen provincies en gemeenten hun eigen ruimtelijke belangen vorm kunnen geven.

Flora- en Faunawet

Op het vlak van de ecologie dient het bestemmingsplan voldoende zorg te dragen voor het beheer en de instandhouding van de in het gebied aanwezige flora en fauna. In dit kader dient rekening te worden gehouden met de 'Vogelrichtlijn' en 'Habitatrichtlijn' van de Europese Unie en de Flora en Faunawet van de Rijksoverheid. Het voortbestaan van specifieke planten en dieren alsmede hun leefmilieu dient te worden gewaarborgd door de aanwijzing van speciale beschermingszones.

Sinds 2005 maakt de Flora- en Faunawet onderscheid in drie verschillende beschermingscategorieën:

  • 1. algemene soorten (tabel 1);
  • 2. overige soorten (tabel 2);
  • 3. strenger beschermde soorten (tabel 3).

Wanneer beschermde soorten voorkomen is het verplicht om hiermee rekening te houden. Komen strenger beschermde soorten voor dan moet een ontheffing worden aangevraagd of kan gewerkt worden volgens een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode.

Voor algemene soorten hoeft men bij ruimtelijke ingrepen en de uitvoering van beheer geen ontheffing aan te vragen, mits men zorgvuldig met de aanwezige soorten omgaat. Dit zorgvuldig werken is een verplichting die volgt uit artikel 2 van de Flora- en faunawet: de zorgplicht. De zorgplicht verplicht een initiatiefnemer om alles te doen dat redelijkerwijs van diegene verlangt kan worden om schade aan in het wild levende planten en dieren te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken.

Beschermd dorpsgezicht

Op 19 november 2007 heeft de, toenmalige, Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten een groot gedeelte van Wassenaar aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Dit als onderdeel van de ‘Landgoederenzone Wassenaar, Voorschoten, Leidschendam-Voorburg’. Het plangebied valt binnen dit gebied.

Volgens het besluit tot aanwijzing is het gebied “een visueel en functioneel samenhangend ensemble van 18de – en 19de-eeuwse landgoederen en buitenplaatsen, parken en tuinen, historische boerderijen en weidegronden, en vroeg 20ste-eeuwse villaparken met bijbehorende wijk- en groenvoorzieningen. Het gebied draagt een voor ons land zeldzaam warande-achtig karakter, gekenmerkt door een duidelijk herkenbare en goed bewaard gebleven historische en landschappelijke continuïteit. Het gebied is van groot historisch-geografisch, cultuurhistorisch, architectuurhistorisch en stedenbouwkundig belang.”

Met de aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht wordt beoogd de volgende cultuurhistorische waarden te beschermen.

  • De hoofdstructuur van (historische) wegen, lanen en waterlopen die een afgeleide is van het strandwallen- en strandvlaktenlandschap.
  • De (laan)beplanting en de aanwezigheid van plantsoenen in de villawijken. De oude laanbeplanting is veelal een voortzetting van eeuwenlange traditie. De jonge laanbeplanting is doorgaans in samenhang met het betrokken villapark aangebracht.
  • Ensembles van 19de en 20ste –eeuwse landhuizen en villa’s en vroeg 20ste eeuwse villaparken en woonwijken. In de toelichting bij de aanwijzing tot beschermd gezicht worden in het bijzonder genoemd de villaparken De Kieviet en Groot Haesebroek/Oud Wassenaar waar de stedenbouwkundige kwaliteiten gepaard gaan met hoge gaafheid en/of zeldzaamheid.
  • Cultuurhistorisch waarden en natuur- en landschapswaarden op perceelsniveau in relatie met de aanwezige bebouwing, zoals beplantingsstructuren, restanten van cultuurhistorisch bebouwing, servituten en/of historische zicht-assen.
  • Objecten die naar aanleiding van het Monumenten Inventarisatie Project zijn aangewezen als waardevol gebouw.
  • Erf- en tuinafscheidingen van huiskavels en landgoederen die de karakteristieke verkavelingstructuur visualiseren.
  • De openbare ruimte en het straatmeubilair waar deze karakteristiek en beeldbepalend is voor de wijk.

Consequentie van de aanwijzing is dat voor het gebied beschermende bestemmingsplannen moeten worden opgesteld die de in het besluit aangegeven kwaliteiten beschermen. Een andere ruimtelijke consequentie van de aanwijzing is dat voor het plangebied de mogelijkheden voor vergunningvrij bouwen zijn komen te vervallen.