direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Triangel linten 4
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0627.upTriangellinten4-0401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doelstelling

Park Triangel is de nieuwe grootschalige uitbreidingswijk aan de zuidzijde van Waddinxveen dat ruimte biedt aan circa 2.700 nieuwe woningen, 3 hectare aan voorzieningen en 5 hectare aan bedrijven/ kantoren. Voor het gehele plangebied is op 24 september 2008 het bestemmingsplan Triangel vastgesteld.
Met het oog op de lange doorlooptijd waarin Park Triangel zal worden ontwikkeld is in dit bestemmingsplan gekozen voor een flexibele planologisch- juridische regeling: er is in nagenoeg het gehele plangebied sprake van uit te werken bestemmingen. Dit houdt in dat door middel van uitwerkingsplannen ex artikel 3.6 Wro ontwikkelingen gefaseerd mogelijk worden gemaakt.

Tweede Bloksweg 20b

Voorliggend uitwerkingsplan 'Triangel Linten 4' betreft één kavel. Het plangebied van dit uitwerkingsplan ligt aan de Tweede Bloksweg. Op basis van het moederplan is langs deze weg de bouw mogelijk van extra woningen. Op het perceel Tweede Bloksweg 20b is de bouw voorzien van één woning.

De Tweede Bloksweg vormt een oorspronkelijk lint waarbinnen op basis van het uitwerkingsplan de bouw mogelijk is van vrijstaande woningen. Vanaf 2012 zijn meerdere uitwerkingsplannen voor de linten vastgesteld. De milieuonderzoeken en beleidsdocumenten die voor die plannen zijn opgesteld/ behandeld, zijn de basis voor onderliggend uitwerkingsplan. Daar waar nodig zijn de onderzoeken geactualiseerd.

1.2 Ligging plangebied en begrenzing plangebied

Park Triangel ligt ingesloten tussen de spoorlijn Alphen/Gouda en de Beijerincklaan.
De Tweede Bloksweg loopt parallel aan de Beijerincklaan aan de westzijde van Park Triangel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.upTriangellinten4-0401_0001.jpg"

Ligging De Triangel in Waddinxveen

De begrenzing van het plangebied is afgestemd op het toekomstig perceel Tweede Bloksweg 20b.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.upTriangellinten4-0401_0002.jpg"

Ligging plangebied

1.3 Bestemmingsplan Triangel

Vanaf het begin heeft de gemeente Waddinxveen een hoog ambitieniveau nagestreefd voor de ontwikkeling van Park Triangel. Daarnaast zijn er enkele uitdagende ruimtelijke aspecten die beperkingen opleggen aan de stedenbouwkundige ontwikkelingen in het plangebied. Bovendien heeft de gemeente vanaf het begin gezocht naar een breed draagvlak voor de ontwikkeling van Park Triangel.
Ten behoeve van de ontwikkeling van Park Triangel heeft de gemeente Waddinxveen een masterplan op laten stellen. Hierin wordt na afweging van verschillende opties, waarbij ook door de burgers van Waddinxveen is mee gedacht over de beoogde ontwikkeling, de stedenbouwkundige randvoorwaarden en uitgangspunten voor de ontwikkeling van Park Triangel besproken. De gemeente heeft het masterplan vervolgens samen met een marktpartij verder uitgewerkt in een Integraal Ontwikkelingsplan Park Triangel (IOP). Het IOP is een pakket van stedenbouwkundige, kwalitatieve, juridisch-planologische, financiële en contractuele elementen. Op 22 januari 2014 heeft de gemeenteraad de uitwerkingen in lijn met het IOP bekrachtigd.

Het bestemmingsplan Triangel is één van de vijf onderdelen van het IOP. De opgaaf van het bestemmingsplan Triangel is om de ontwikkeling van Park Triangel juridisch-planologisch mogelijk te maken. Daartoe is de bestemming van de gronden omgezet naar een bestemming die woningbouw mogelijk maakt. Er is gewerkt met uit te werken bestemmingen.

Voor het opstellen van het (moeder)bestemmingsplan Triangel is een m.e.r.-procedure doorlopen en er zijn bij het opstellen van het bestemmingsplan verschillende aanvullende onderzoeken uitgevoerd. Hiermee is de haalbaarheid van de nieuwe ontwikkelingen aangetoond.
Voor de uitwerkingsplannen zal ook daar waar mogelijk terug worden gegrepen naar de reeds uitgevoerde onderzoeken en het beschreven beleidskader. Daar waar nodig zijn gegevens geactualiseerd.

1.4 Opzet uitwerkingsplan

In hoofdstuk 2 wordt kort het beleidskader beschreven. In hoofdstuk 3 wordt de 'Visie inpassing Tweede Bloksweg en Tuinbouwweg toegelicht aangezien het plangebied binnen deze zone ligt.
De planologische en milieutechnische randvoorwaarden zijn beschreven in hoofdstuk 4 en in hoofdstuk 5 is de juridische bestemmingsregeling toegelicht.
Hoofdstuk 6 en 7 behandelen achtereenvolgens de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Provinciaal/regionaal beleid

2.1.1 Visie Ruimte en mobiliteit en Verordening Ruimte

Visie Ruimte en mobiliteit

De Visie Ruimte en mobiliteit (in werking op 1 augustus 2014, laatste wijziging op 1 juli 2015) is de provinciale Structuurvisie zoals in de Wet ruimtelijke ordening is voorgeschreven. De Visie ruimte en mobiliteit biedt geen vast omlijnd ruimtelijk eindbeeld, maar wel een perspectief voor de gewenste ontwikkeling van Zuid-Holland als geheel. De visie geeft zekerheid over een mobiliteitsnetwerk dat op orde is en de reiziger en de vervoerder keuzevrijheid biedt, en bevat voldoende flexibiliteit om in de ruimtelijke ontwikkeling te reageren op maatschappelijke initiatieven.

In de Visie zijn vier rode draden genoemd die richting geven aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie:

  • beter benutten en opwaarderen van wat er is;
  • vergroten van de agglomeratiekracht;
  • verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
  • bevorderen van een water- en energie-efficiënte samenleving.

Het Programma ruimte is een uitwerking van de Visie. Het programma beschrijft de operationele doelen en geeft aan welke instrumenten (realisatiemix) worden ingezet om die doelen te bereiken. Ook wordt ingegaan op de rolverdeling en afspraken tussen gemeenten, regio’s en provincie. De realisatiemix uit het programma ruimte bestaat uit juridische, financiële en bestuurlijke instrumenten en nader uit te werken beleid. In de praktijk worden deze vrijwel altijd gecombineerd ingezet.

Verordening ruimte

Om het provinciaal ruimtelijk beleid uit te voeren heeft de provincie verschillende instrumenten, waarvan een verordening er één is. De Verordening ruimte 2014 stelt regels aan gemeentelijke bestemmingsplannen. Niet alle onderwerpen zijn geschikt voor opname in een verordening. In het algemeen lenen vooral onderwerpen met heldere criteria en/of spelregels en een zwaarwegend provinciaal belang zich hiervoor. De provincie heeft in de Verordening ruimte 2014 daarom onder meer regels opgenomen over kantoren, bedrijven, detailhandel, glastuinbouw, boom- en sierteelt, bollenteelt, ruimtelijke kwaliteit, agrarische bedrijven, waterkeringen, provinciale vaarwegen, recreatieve vaarwegen, windenergie, archeologie en molen - en landgoedbiotopen.

Daarnaast is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van het Rijk van belang. Hierin zijn regels opgenomen waaraan provinciale verordeningen moeten voldoen. Een voor dit plangebied belangrijk onderwerp is de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.

2.1.1.1 Ladder duurzame verstedelijking

Een belangrijk instrument dat de provincie hanteert, en dat van belang is voor Park Triangel, is de Ladder voor duurzame verstedelijking. De Ladder voor duurzame verstedelijking is onderdeel van het aantonen van een goede ruimtelijke ordening. De provincie Zuid-Holland heeft de Ladder voor duurzame ontwikkeling opgenomen in haar Verordening ruimte als een instrument dat ingezet wordt voor zorgvuldig ruimtegebruik en om het provinciaal belang bij toepassing van deze ladder te benadrukken.

Uitgangspunt van de strategie voor de bebouwde ruimte is betere benutting van het bestaand stads- en dorpsgebied (BSD). Stedelijke ontwikkeling vindt daarom primair plaats binnen BSD. Niet alle vraag naar wonen en werken kan en hoeft te worden opgevangen binnen BSD, maar dit moet wel goed onderzocht en gemotiveerd worden. De Tweede Bloksweg 20b is gelegen is BSD.

De totale woningbouwopgave van Park Triangel is opgenomen in de Regionale Agenda Wonen. De toevoeging van de woning op Tweede Bloksweg 20b maakt hier onderdeel vanuit. Hieruit volgt dat er sprake is van een actuele regionale behoefte en er geen nadere afstemming nodig is. De toevoeging van deze woning wordt gemeld in de regio.

2.1.2 Waterbeheerplan 2010 - 2015

Het beleid van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (verder HHSK) is vastgelegd in het waterbeheerplan 2010-2015, de Keur van Schieland en de Krimpenerwaard, peilbesluiten en de leggers. Het HHSK streeft ernaar om samen met gemeenten als partners op te trekken. Er moet worden ingezet op intensief overleg met gemeentebesturen voor het kunnen realiseren van projecten. De ruimtelijke ordening en de waterhuishouding moeten in onderlinge relatie worden ontwikkeld.
Op basis van ervaring en deskundigheid adviseert het HHSK over de mogelijkheden voor een duurzaam watersysteem. De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat op een duurzamer wijze met het stedelijk waterbeheer dient te worden omgegaan, mede gezien de klimaatveranderingen. Aandachtspunten voor het duurzame stedelijk waterbeheer zijn het minimaliseren van wateroverlast, het realiseren van voldoende waterberging waarbij zoveel mogelijk een ecologische inrichting wordt nagestreefd, het verantwoord afkoppelen van verhard oppervlak en het voorkomen van diffuse verontreinigingen door toepassing van duurzame bouwmaterialen.

De visie is uitgewerkt in een concreet maatregelenplan:

  • het woongenot, de belevingswaarde en de recreatieve mogelijkheden op en in het water voor burgers nemen toe;
  • de waterkwaliteit voldoet ten minste aan de algemene milieukwaliteitseisen;
  • het waterhuishoudkundig systeem kent goede aan- en afvoermogelijkheden, waarbij de doorspoelbaarheid en de mogelijkheid om onder normale omstandigheden het waterpeil binnen zekere marges te handhaven, voldoende worden gewaarborgd;
  • het watersysteem is zo ingericht dat het de ontwikkeling van biologisch gezond water bevordert.


Voor ontwikkelingen is het waterbeheerplan 2010 – 2015 van het HHSK van belang. Ontwikkelingen gaan vaak gepaard met een toename van het verharde oppervlak. In het waterbeheerplan 2010 – 2015 is beschreven hoe het HHSK omgaat met het bergen van oppervlaktewater bij een toenemende verharding van het oppervlak.

Op 28 november 2012 heeft het Hoogheemraadschap een nieuw peilbesluit genomen. Deze is op 6 december 2012 in werking getreden.

In het kader van het bestemmingsplan Triangel is uitgebreid aandacht besteed aan water. Ook in de toelichting van het voorliggend bestemmingsplan wordt aangegeven op welke wijze met de waterafspraken (zie paragraaf 4.8) wordt omgegaan.

2.2 Gemeentelijk/lokaal beleid

2.2.1 Structuurvisie Waddinxveen 2030

In de Structuurvisie "Waddinxveen 2030, positief en realistisch naar 2030" (vastgesteld 3 oktober 2012) is opgenomen dat Waddinxveen zich moet profileren als een vitale gemeente met een sterke identiteit op de overgang tussen stad en Groene Hart. De diversiteit en dorpse kwaliteiten moeten behouden worden. In deze structuurvisie worden de ambities uit de Structuurvisie 2006 en de wijze waarop deze worden gerealiseerd geactualiseerd. Er is opnieuw gekeken naar de kansen en mogelijkheden die Waddinxveen heeft op het gebied van ruimtelijke ontwikkelingen. De gemeente Waddinxveen heeft daardoor opnieuw een duidelijk kader voor toekomstige ontwikkelingen tot 2030.

De gemeente Waddinxveen beoogt met de structuurvisie verscheidene doelen te bereiken:

  • integrale visievorming voor de lange termijn;
  • bijeenbrengen en afwegen van belangen (inhoudelijk en procesmatig);
  • toetsings- en inspiratiekader voor ruimtelijke beslissingen;
  • basis voor uitwerking in sectoraal beleid, gebiedsgerichte visies en in juridisch-planologische kaders (zoals bestemmingsplannen);
  • basis voor uitvoering: zoals het stellen van locatie-eisen en verhalen van kosten.


Het plangebied is gelegen in Park Triangel, dat in de Structuurvisie is aangeduid als nieuw woongebied.

2.2.2 Woonvisie Waddinxveen 2012-2017

De Woonvisie schetst het beleid van de gemeente Waddinxveen op het gebied van het wonen voor de korte en lange termijn. Voor het woongebied zijn twee hoofdopgaven geformuleerd:

  • voorzien in de woningbehoefte van doelgroepen;
  • inzet op de kwaliteit van woning en woonomgeving.


In de Woonvisie wordt ingezet op de ontwikkeling van Park Triangel.

2.2.3 Mobiliteitsplan 2013-2020

Het Mobiliteitsplan 2013-2020 is op 26 juni 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. Het mobiliteitsplan vervangt de verkeersvisie uit 2006. In het mobiliteitsplan staan ambities: een optimaal bereikbaar Waddinxveen, verkeersveiligheid voor alle verkeersdeelnemers, stimuleren van het fietsgebruik en het optimaal benutten van het openbaar vervoer. Het doel van het mobiliteitsplan is om deze vier ambities te realiseren. Hiervoor is een routeboek opgesteld. Dit routeboek bestaat uit beleidskaders die gebruikt worden bij diverse (integrale) ontwikkelingen en maatregelen waarmee de grootste knelpunten aangepakt kunnen worden. Tijdens het opstellen van het mobiliteitsplan is veelvuldig gebruik gemaakt van kennis en kunde van inwoners, het bedrijfsleven en diverse maatschappelijke organisaties van Waddinxveen. Het mobiliteitsplan is een sectorale uitwerking van de in oktober 2012 vastgestelde “Structuurvisie Waddinxveen 2030”. In het mobiliteitsplan staan geen detailuitwerkingen. Hiervoor worden, waar relevant, aparte plannen gemaakt.
In het Mobiliteitsplan is rekening gehouden met de nieuwe woonwijk Park Triangel.

2.2.4 Waterplan Boskoop en Waddinxveen

Het gemeentelijke beleid is vastgelegd in het Waterplan Boskoop en Waddinxveen (februari 2010). Dit Waterplan is gezamenlijk door de gemeenten Waddinxveen en Boskoop, het hoogheemraadschap van Rijnland en het HHSK opgesteld om knelpunten in het watersysteem aan te pakken en kansen op verbeteringen te benutten. Een opgave voor het Waterplan is te voorzien in de lokale implementatie van het nieuwe waterbeleid (Kaderrichtlijn Water, Nationaal Bestuursakkoord Water). Ook willen de gemeenten en de hoogheemraadschappen zorgen voor een optimale, gezamenlijke aanpak van de wateropgaven. Het waterplan focust op de maatregelen in het bebouwde gebied.

Het waterplan heeft tot doel een integrale visie op te stellen over alle aspecten van het water (met uitzondering van drinkwater en zwembaden) en het implementeren van duurzaam waterbeleid in het bebouwd gebied van beide gemeenten. Het waterplan resulteert uiteindelijk in een maatregelenpakket om te komen tot:

  • een veilig en robuust watersysteem;
  • het voorkomen van wateroverlast en watertekort;
  • een goede waterkwaliteit en een ecologisch gezond watersysteem;
  • het benutten van mogelijkheden voor beleving en recreatie;
  • het optimaliseren van beheer en onderhoud;
  • het optimaliseren van communicatie binnen en tussen partijen.

In het kader van het bestemmingsplan Triangel is uitgebreid aandacht besteed aan water. Ook in de toelichting van het voorliggend bestemmingsplan wordt aangegeven op welke wijze met de waterafspraken (zie paragraaf 4.8) wordt omgegaan.

2.2.5 Masterplan Triangel/ IOP

In het Masterplan zijn de ruimtelijke kaders voor de ontwikkeling van het gebied aangegeven. Na het Masterplan zijn diverse uitwerkingen opgesteld, zoals visies en ontwikkelingsprogramma's waaronder het IOP.

In februari 2010 heeft de gemeenteraad van Waddinxveen het IOP voor Park Triangel vastgesteld. Dit plan bestaat uit vijf onderdelen:

  • 1. het Stedenbouwkundig Plan met het bijbehorende functionele programma;
  • 2. het Kwaliteitsinstrumentarium, de beschrijving van de te bereiken product- en proces kwaliteit;
  • 3. het Bestemmingsplan Triangel als het vigerende juridisch planologisch kader;
  • 4. de Grondexploitatie van de door de gemeente Waddinxveen en Bouwfonds Ontwikkeling op te richten GEM;
  • 5. de Samenwerkingsovereenkomst tussen de gemeente Waddinxveen en Bouwfonds Ontwikkeling, waarin partijen hun afspraken over de samenwerking bij de ontwikkeling van Park Triangel hebben vastgelegd.
2.2.6 Nota archeologiebeleid gemeente Waddinxveen

Gemeentelijk archeologiebeleid (14 november 2012) dient te voldoen aan de uitgangspunten uit de Monumentenwet 1988. Ook voor het gemeentelijk archeologiebeleid van Waddinxveen gelden daarom de volgende uitgangspunten:

  • archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem bewaren en alleen opgraven als behoud in de bodem (in situ) niet mogelijk is;
  • de relatie tussen archeologie en ruimtelijke ordening versterken zodat behoud van het bodemarchief onderdeel wordt van het planologische besluitvormingsproces;
  • bodemverstoorders betalen archeologisch vooronderzoek en mogelijke opgravingen en zijn hiervoor operationeel verantwoordelijk.

Het archeologiebeleid is opgebouwd uit vier documenten:

  • de archeologische waarden- en verwachtingenkaart gemeente Waddinxveen;
  • de archeologische beleidskaart gemeente Waddinxveen;
  • de geomorfologische kaart;
  • de cultuurhistorische kaart;
  • de archeologische inventarisatiekaart;
  • een toelichting (verantwoording) op de archeologische waarden en verwachtingenkaart en de beleidskaart;
  • een beleidsnota.

De archeologische waarden- en verwachtingenkaart geeft inzicht in de (opbouw) van het bodemarchief. Op welke plaatsen in de gemeente Waddinxveen zijn er (zo goed als zeker) archeologische sporen aan te treffen, op welke plaatsen zijn er mogelijk archeologische sporen te verwachten, en waar ook zo goed als zeker niet. De archeologische beleidskaart geeft inzicht in de wijze waarop de gemeente met deze waarden en verwachtingen in het kader van haar ro-beleid om wil gaan: waar geldt wel en waar geldt geen archeologische onderzoeksplicht voor vergunningaanvragers. De bronnen en de argumentatie op basis waarvan de archeologische waarden- en verwachtingenkaart en de beleidskaart tot stand zijn gekomen zijn vermeld in de 'Toelichting op de archeologische beleidskaart Waddinxveen' (separaat document). De beleidsnota geeft inzicht in de beleidsmatige, juridische en financiële aspecten. Het geeft een overzicht van de vrijstellingsgrenzen die Hazenberg Archeologie adviseert, welke taken er uit het vastgestelde beleid (kunnen) voortvloeien, welke mogelijkheid de gemeente heeft archeologiekosten te verrekenen, bijvoorbeeld via een aanpassing van de legesverordening, en welke planregels de gemeente kan opnemen in haar nieuwe bestemmingsplannen.

De essentie van het archeologiebeleid van de gemeente Waddinxveen bestaat uit het 'archeologieproof' maken van nieuwe bestemmingsplannen en beheersverordeningen. Daartoe bevat dit plan voorbeelden van archeologische planregels. De archeologische beleidskaart kan gebruikt worden om de dubbelbestemming 'archeologie' in de verbeelding van de nieuw op te stellen bestemmingsplannen en beheersverordeningen op te nemen. In paragraaf 4.7 wordt nader op dit onderwerp ingegaan.

2.2.7 Beleidsnota externe veiligheid

De gemeente Waddinxveen heeft op 3 oktober 2012 de Beleidsnota externe veiligheid vastgesteld. In de beleidsnota zijn de volgende veiligheidsambities geformuleerd:

  • woongebieden worden zo veilig mogelijk ingericht;
  • de vestiging van nieuwe risicobedrijven in woongebieden is niet toegestaan;
  • binnen het 100% letaliteitsgebied van risicobronnen zijn nieuwe bestemmingen voor verminderd zelfredzame personen niet toegestaan;
  • de vestiging van nieuwe risicobedrijven op bedrijventerrein Coenecoop is uitsluitend toegestaan onder strikte voorwaarden;
  • de vestiging van nieuwe risicobedrijven is toegestaan op Distripark Doelwijk en op het nog te ontwikkelen bedrijventerrein A12 Noord;
  • nieuwe woon- en verblijfsgebouwen worden standaard uitgevoerd met afschakelbare ventilatie;
  • routering gevaarlijke stoffen;
  • aardgasleidingen.


Voor de uitvoering van deze ambities zijn planologische kaders opgenomen, waaraan bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen kan worden getoetst. Om de uitvoering te borgen wordt deze beleidsnota externe veiligheid gekoppeld aan de nieuwe Structuurvisie Waddinxveen 2030 (zie paragraaf 2.2.1) en wordt bij het opstellen van bestemmingsplan rekening gehouden met de geformuleerde ambities.

Hoofdstuk 3 Visie inpassing Tweede Bloksweg en Tuinbouwweg

3.1 Huidige situatie

Op basis van de onderdelen Stedenbouwkundig Plan en Kwaliteitsinstrumentarium, heeft CV Park Triangel een studie gedaan naar de inpassing van de bestaande linten Tweede Bloksweg en Tuinbouwweg. Deze 'Visie inpassing Tweede Bloksweg en Tuinbouwweg' is vastgesteld op 5 januari 2011 en als bijlage bij deze uitwerking gevoegd. Voor de Tuinbouwweg is later een nieuwere versie vastgesteld.

3.2 Visie

De visie benoemt enkele concrete spelregels waaraan de toekomstige bebouwing moet voldoen. Deze spelregels zijn voor zover mogelijk in de planregels en op de verbeelding van dit uitwerkingsplan verwerkt. Overige eisen zullen door welstand worden toegepast bij hun advisering omtrent omgevingsvergunningen.

Tweede Bloksweg
Vanaf de Tweede Bloksweg zijn meerdere plekken waar er vanaf de weg zicht is op het achterliggende land. Deze zichtlijnen worden in Park Triangel behouden en tevens gaan ze fungeren als auto-ontsluitingswegen voor de bewoners van de Tweede Bloksweg.
Om de kleinschaligheid te bewaren zijn alleen grondgebonden eengezins- of twee-onder-één-kapwoningen toegestaan. Deze woningen komen langs de eerste rooilijn, liggend 10 tot 11 meter vanaf de voorperceelsgrens.

Andere spelregels zijn:

  • de woningen bestaan uit één bouwlaag met kap;
  • bijgebouwen liggen terug ten opzichte van het hoofdgebouw. Bijgebouwen zijn toegestaan vanaf 5 meter van de voorgevellijn;
  • bij kavels kleiner dan 700 m2 geldt een maximaal bebouwingspercentage van 25% (inclusief bijgebouwen). Bij kavels van 700 - 900 m2 geldt een maximale footprint van 175 m2 (inclusief bijgebouwen). Bij kavels groter dan 900 m2 geldt een maximaal bebouwingspercentage van 20% (inclusief bijgebouwen);
    afbeelding "i_NL.IMRO.0627.upTriangellinten4-0401_0003.jpg"  
  • bij nieuwe ontwikkelingen heeft de woning (exclusief bijgebouwen) een volume van maximaal 750 m3;
  • maximale breedte van een bouwblok is 11-14 meter als sprake is van een zadelkap (de gootlijn evenwijdig aan de straat) en 7-10 meter als een dwarskap wordt toegepast;
  • de maximale breedte voor de duiker of brug is 6 meter. Bij twee-onder-een kapwoning wordt een gecombineerde duiker of brug voor beide woningen toegepast;
  • de ontsluiting van gebouwen vindt in principe plaats vanaf de Tweede Bloksweg;
  • woningen hebben een voorzijde aan de Tweede Bloksweg en indien van toepassing naar de hoofdinfrastructuur;
  • achterzijden van woningen en achtertuinen zijn niet zichtbaar vanaf de openbare weg;
  • de afstand tussen de woningen is divers. Er worden verschillende kapvormen toegepast, zodat het huidige gevarieerde beeld langs de Tweede Bloksweg behouden blijft;
  • verdraaiing van woningen wordt langs de Tweede Bloksweg niet toegepast;
  • de materialisering van de bebouwing moet aansluiten bij de bestaande bebouwing langs de linten met dien verstande dat er geen geelbruine of witte baksteen mag worden toegepast. Bij voorkeur wordt een roodbruine baksteen toegepast en antracietkleurige pannen of leien;
  • grote, beeldbepalende bomen dienen zo veel mogelijk behouden te blijven;
  • langs de Tweede Bloksweg wordt geen erfafscheiding toegepast, de sloot is de erfafscheiding.

De meeste van de bovengenoemde spelregels zijn vertaald in de planregels behorende bij de woonbestemming. Een beperkt deel van de eisen heeft betrekking op aspecten van beeldkwaliteit, zoals de zichtbaarheid van de openbare ruimte, het materiaalgebruik en (het ontbreken van) erfafscheidingen langs de Tweede Bloksweg. Dit deel van de spelregels is onderdeel van het kwaliteitsinstrumentarium (zie paragraaf 3.3).

3.3 Kwaliteitsinstrumentarium / beeldkwaliteit

De regels voor beeldkwaliteit uit het Kwaliteitsinstrumentarium van het IOP zijn van toepassing op ontwikkelingen aan de linten. De regels uit het Kwaliteitsinstrumentarium worden uitgewerkt in een beeldkwaliteitplan voor het gehele gebied, waarbinnen de ontwikkeling van Park Triangel zal komen. Deze zal als addendum op de Welstandsnota worden vastgesteld. De regels voor de linten zijn reeds beschreven in de spelregels uit de Visie (zie paragraaf 3.2).
De spelregels uit de 'Visie inpassing Tweede Bloksweg en Tuinbouwweg' die betrekking hebben op de beoogde beeldkwaliteit zijn eveneens als Addendum op de Welstandsnota vastgesteld.
Het 'Kwaliteitsinstrumentarium, IOP Park Triangel' is als bijlage 2 bij deze uitwerking gevoegd.

3.4 Uitwerkingsplan Tweede Bloksweg 20b

In dit uitwerkingsplan wordt de ontwikkeling van één nieuwe woonkavel langs de Tweede Bloksweg mogelijk gemaakt. Dit betreft een vrije kavel. De eerder genoemde spelregels zijn in dit uitwerkingsplan voor zover mogelijk vertaald in een planologisch- juridische regeling.

Eén particulier heeft een bouwplan ingediend. Dit bouwplan is beoordeeld en er is geconcludeerd dat deze past binnen de uitgangspunten van het Kwaliteitsinstrumentarium, IOP Park Triangel en de 'Visie inpassing Tweede Bloksweg en Tuinbouwweg'. Vervolgens is er een exploitatieovereenkomst gesloten tussen de gemeente en de initiatiefnemer. Daarna is overgegaan tot het opstellen van onderliggend uitwerkingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.upTriangellinten4-0401_0004.jpg"

Bouwplan bijgebouw Tweede Bloksweg 20b

Op het perceel Tweede Bloksweg 20b wordt een extra vrijstaande woning (één bouwlaag met een zadelkap) mogelijk gemaakt. Met de plannen wordt voldaan aan de spelregels uit de visie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.upTriangellinten4-0401_0005.jpg"

Vooraanzicht toekomstige woning Tweede Bloksweg 20b

Hoofdstuk 4 Milieu

Het milieubeleid is primair bedoeld om een optimale leefomgeving te realiseren. Dit kan er soms toe leiden dat beperkingen worden opgelegd aan gewenste ruimtelijke ontwikkelingen.

Voor het plangebied Park Triangel is in 2008 al een bestemmingsplan vastgesteld. Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn destijds al meerdere haalbaarheidsonderzoeken uitgevoerd. Deze onderzoeken zijn in dit uitwerkingsplan achterwege gelaten aangezien de haalbaarheid reeds is aangetoond. Waar nodig zijn in het voorliggende uitwerkingsplan de resultaten van aanvullend onderzoek beschreven of zijn de belangrijkste conclusies herhaald.

Door de Milieudienst is een milieukundig advies opgesteld. Het Milieuadvies Tweede Bloksweg 20b is als bijlage 3 bijgevoegd.
In het advies zijn randvoorwaarden en aandachtspunten opgesteld voor de milieuaspecten wegverkeerslawaai, spoorwegverkeerslawaai, bedrijven en milieuzonering, externe veiligheid en ecologie.
In onderstaande worden de conclusies voor de verschillende aspecten beschreven.

4.1 Geluid

4.1.1 Wegverkeerlawaai

In het 'Milieuadvies Tweede Bloksweg 20b' is aangegeven dat langs de Tweede Bloksweg de voorkeursgrenswaarde van 48 dB als gevolg van de gezoneerde wegen wordt overschreden.

Uit akoestisch onderzoek uitgevoerd door de Omgevingsdienst Midden-Holland "Akoestisch onderzoek weg- en railverkeer" d.d. 15 maart 2016 ref. 2016058483 (bijlage 12.1) is gebleken dat voor wat betreft wegverkeerslawaai alleen de Beijerincklaan akoestisch relevant is. De hoogste geluidsbelasting ten gevolge van de Beijerincklaan bedraagt 57 dB. Uit het akoestisch onderzoek van de ODMH blijkt dat maatregelen stuiten op bezwaren van financiële en verkeerskundige aard. In het verleden heeft de gemeente Waddinxveen in haar Besluit van 9 februari 2009 reeds hogere waarden Wet geluidhinder vastgesteld van 53 dB, 58 dB en 63 dB. Voor de nieuwe woning kan gebruik gemaakt worden van de reeds verleende hogere waarde, in dit geval 58 dB voor wegverkeerslawaai. Wegverkeerslawaai vormt derhalve geen belemmering.

4.1.2 Spoorweglawaai

De nieuwe woning is niet gelegen binnen de wettelijke zone van de spoorbaan. Railverkeerslawaai vormt geen belemmering.

4.1.3 Industrielawaai

De nieuwe woning is niet gelegen binnen de wettelijke zone van een gezoneerd industrieterrein. Industrielawaai vormt geen belemmering.

4.1.4 Conclusie

Uit het akoestisch onderzoek uitgevoerd door de Omgevingsdienst Midden-Holland blijkt dat het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning varieert van tamelijk slecht (aan de zijde van de Beijerincklaan) tot goed (aan de achterzijde van de woning).

Geluid vormt geen belemmering voor de vaststelling van het uitwerkingsplan. De hogere waarden die noodzakelijk is, is al vastgesteld bij het moederplan de Triangel.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

Met behulp van het inrichtingenbestand van de omgevingsdienst is geïnventariseerd welke bedrijven in en nabij het plangebied zijn gevestigd . Ook is geïnventariseerd welke bedrijven in de nabijheid gevestigd mogen worden volgens het bestemmingsplan. Voor deze bedrijven zijn de milieuzones bepaald op basis van Bedrijven en Milieuzonering. Vervolgens is geïnventariseerd waar mogelijk hindersituaties kunnen optreden of belangen worden geschaad. De kavel Tweede Bloksweg 20b ligt buiten milieuzones van bedrijven. Er zijn geen belemmeringen vanuit de milieuzonering te verwachten.

Geconcludeerd kan worden dat het aspect bedrijven en milieuzonering het vaststellen van onderhavig uitwerkingsplan niet in de weg staat.

4.3 Externe veiligheid

4.3.1 Conclusies milieuonderzoek

In het voorliggende uitwerkingsplan wordt langs de Tweede Bloksweg (i.c. Beijerincklaan) één nieuwe woning mogelijk gemaakt, dit is geen functie of object voor verminderd zelfredzame personen.

Het plangebied 'Tweede Bloksweg 20b' ligt binnen het grotere plangebied van het moederplan de 'Triangel'. Voor dit grotere plangebied 'Triangel' is een onderzoek naar de relevante EV risicobronnen uitgevoerd en een verantwoording van het groepsrisico opgesteld ('Verantwoording groepsrisico Triangel gemeente Waddinxveen', 23 december 2011 (herziening 8 juli 2014)). Dit rapport is terug te vinden in de bijlage 4. Voor het plan Triangel Noordpunt is voor de Beijerincklaan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico berekend (bureau AVIV, project 111997, 15 september 2011) bijlage 5.

De Triangel is ingedeeld in verschillende deelgebieden. Het plan Tweede Bloksweg 20b is gelegen in deelgebied 2. Voor deelgebied 2 is in de verantwoording groepsrisico (van 2011) opgenomen dat binnen de zone van 80 meter van de Beijerincklaan het van belang is dat de vestiging van functies of objecten voor verminderd zelfredzame personen wordt tegen gegaan. Uit het rapport van AVIV van 2011 blijkt dat er geen PR 10-6 contour ontstaat bij de Beijerincklaan. Het plaatsgebonden risico vormt dus geen belemmering voor het plangebied.

Uit de berekeningen van het groepsrisico (15 september 2011) blijkt dat het groepsrisico voor de toekomstige situatie ruim kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde is. Het voorliggende plan (het realiseren van één woning) zal het groepsrisico niet significant doen toenemen, gezien de beperkte omvang van het plan.

Er is ten aanzien van het groepsrisico advies ingewonnen bij de veiligheidsregio Midden-Holland. Het volledige advies is opgenomen in de bijlage 3.

In haar brief adviseert de veiligheidsregio het volgende:

  • Maatregelen treffen ten aanzien van bereikbaarheid en bluswatervoorziening;
  • Het uitsluiten van groepen met verminderd zelfredzame personen binnen het plangebied;
  • Woningen binnen het plangebied uitvoeren met uitschakelbare ventilatie;
  • De overschrijding van de opkomsttijd van de brandweer te verantwoorden.

Externe veiligheid staat de vaststelling van het uitwerkingsplan niet in de weg.

4.4 Ecologie

4.4.1 Onderzoek

Voor de voorgenomen bestemmingsplanwijziging ten behoeve van woningbouw op het perceel tussen Tweede Bloksweg 20a en 22 is een verkennend ecologisch onderzoek (quickscan) uitgevoerd. Dit in aanvulling op bestaande inventarisaties ten behoeve van het moederplan Triangel uit 2012. Het doel van het locatiebezoek was het terrein in te schatten op het mogelijk voorkomen van strikt beschermde soorten die eerder voor het plan Triangel niet konden worden uitgesloten. Het perceel is al ontdaan van vegetatie en opgehoogd om de woning te kunnen gaan bouwen. In het kader van de quickscan is onderzocht of er beschermde soorten planten en dieren en/of beschermde gebieden (kunnen) voorkomen in (de omgeving van) het plangebied. Het plangebied wordt omringd door het gebied de Triangel, waar vrij recentelijk onderzoek is uitgevoerd (van der Helm 2012). De resultaten zijn in dit hoofdstuk beschreven. De volgende bronnen zijn geraadpleegd:

  • Landelijke en Provinciale beleidsdocumenten en online plankaarten;
  • Een inschatting van de geschiktheid van het terrein voor beschermde soorten aan de hand van een veldbezoek op 1 april 2016;
  • Literatuur en websites opgenomen in de literatuurverwijzingen (zie bijlage van Milieuadvies Tweede Bloksweg 20b).


Op basis van het literatuuronderzoek en het veldbezoek is een inschatting gemaakt van de eventuele effecten van de voorgenomen activiteiten op mogelijk aanwezige beschermde soorten (toetsing Flora-en faunawet) en op de beschermde gebieden (voortoets en toetsing NNN (Natuurnetwerk Nederland), voorheen EHS genoemd). Hieruit volgt een conclusie ten aanzien van de aanvaardbaarheid van de effecten of een aanbeveling tot nader onderzoek of vervolgprocedures. Middels literatuurstudie is gekeken of er relevante waarnemingen zijn gedaan van beschermde soorten in en rond het plangebied.

Een quickscan is een verkennend ecologisch onderzoek en betreft geen uitgebreide inventarisatie, waardoor slechts in beperkte mate uitsluitsel gegeven kan worden over de aan- en afwezigheid van beschermde soorten. Het veldbezoek is 31 maart 2016 uitgevoerd. Een inventarisatie vereist namelijk dat op verschillende momenten veldinventarisaties plaatsvinden, omdat iedere soort zijn eigen optimale periode kent. In het geval van strikt beschermde soorten (tabel 3 in Flora- en faunawet), wordt een verkennend onderzoek als onderbouwing bij de aanvraag van een ontheffing door het Ministerie van EZ nooit afdoende geacht. Aanvullend veldonderzoek, op die tijdstippen in het seizoen die voor de verscheidene soorten het meest gunstig zijn, is dan noodzakelijk.

Gebiedsbescherming NNN

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.upTriangellinten4-0401_0006.jpg" Figuur: afstanden van plangebied (vlak) tot ecologische verbindingszone ten westen (1200m), Natuurnetwerk Nederland ten oosten (2100m), belangrijk weidevogelgebied ten oosten (1100m) en ten oosten Natura 2000-gebied Broekvelden, Vettenbroek en Polder Stein (6,9 km)

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van beschermd natuurgebied, zoals te zien in voorgaande figuur. Dichtstbijzijnde NNN is een ecologische verbindingszone door de Zuidplaspolder van het Bentwoud naar het zuiden richting Krimpenerwaard, via het Moordrechtse. Compensatie voor verloren gegaan natuurgebied is dan ook niet aan de orde.

Gebiedsbescherming Natura 2000

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein op circa 6,9 kilometer afstand. Gezien de afstand zijn er geen directe effecten m.b.t verstoring te verwachten. Verdroging/vernatting, verlichting, geluidsoverlast en trillingen als gevolg van de activiteiten treden niet op. In onderstaande tabel (bron: natuurbeheerplan Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein 2014) zijn de natuurdoelsoorten van dit gebied beschreven. Indirecte effecten op deze soorten worden nog wel beschouwd.

Tabel: Kwalificerende vogelrichtlijnsoorten Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein. f= foerageergebied, s= slaapgebied, '=' = behoudsdoelstelling (Bron: SOVON & CBS, 2005)

Soort   Functie   Doelstelling omvang   Doelstelling kwaliteit   Doelstelling populatie (seizoensgemiddelde)   Trend t.o.v. startjaar '80/ '81   Recente trend jaren 0  
Niet broedvogels         Aantal      
Kleinde zwaan   fs   =   =   40   +   -  
Smient   fs   =   =   7.500   +   0/+  
Krakeend   f   =   =   70   +   +  
Slobeend   f   =   =   50   -   ?  

De ontwikkeling in het plangebied kan voor wat betreft ecologische effecten worden beschouwd als onderdeel van de planontwikkeling Triangel. Voor dit plan is in het kader van een voortoets naar de indirecte effecten op de aangewezen beschermde soorten uitgevoerd in de vorm van een GIS analyse naar het te verdwijnen foerageergebied. Eén van de vier aangewezen soorten, de smient, foerageert in het winterseizoen in de Triangel en andere omliggende weilanden met sloten in een straal van zo'n 15 km om het natuurgebied heen. Conclusie van het uitgevoerde onderzoek (zie bijlage 7: Smient en Kleine zwaan in het Triangelgebied te Waddinxveen) is dat in vergelijking met allerlei andere ontwikkelingen, de bijdrage aan oppervlakteverlies van foerageergebied van het plan Triangel zeer klein is, namelijk 0,1 % meetjaar 2012. In de cumulatietoets is het aandeel van Triangel zodanig klein dat het als niet significant kan worden beschouwd. Dat houdt ook in dat het aandeel van het plan Tweede Bloksweg 20b nog veel kleiner is en daarmee ook als niet significant kan worden aangemerkt.

Stikstofdepositie

Per 1 juli 2015 is de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) van start gegaan. Dat betekent dat projecten bij de fase van vergunningverlening worden beoordeeld of zij meldingsplichtig zijn (depositie tussen 0,05 mol/ha/jr en 1 mol/ha/jr) of vergunningsplichtig. Er is onder het PAS geen vergunningplicht meer voor bestemmingsplannen. Er is wel de noodzaak om te toetsen of de plannen juridisch haalbaar zijn. Als de ontwikkeling redelijkerwijs met een melding kan volstaan of kan verwachten dat een vergunning verleend kan worden, is er geen reden dat de Nbw de ontwikkeling in de weg staat.

Meldingen en vergunningen maken gebruik van ontwikkelingsruimte. Elke provincie heeft per PAS-gebied een aantal molen stikstof in de komende zes jaar (looptijd eerste periode PAS) ter beschikking gesteld. Natura 2000-gebied 'Broekvelden Vettenbroek en Polder Stein' is geen PAS gebied. Het dichtstbijzijnde PAS-gebied betreft 'Nieuwkoopse Plassen en de Haeck' gelegen op ongeveer 10 kilometer. Het rekenprogramma Aerius is verplicht gesteld om te gebruiken bij het berekenen van depositie voor de registratie van meldingen en vergunningen.

Gezien de afstand tot de beschermde gebieden (meer dan 3 kilometer) en de grootte en aard van de planontwikkeling (1 woning met zeer beperkte verkeersaantrekkende werking) kan hier worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een toename in de stikstofdepositie met een significant effect. Het voornemen is juridisch haalbaar binnen de Nbw.

Provinciale gebiedsbescherming

Er is in het plangebied geen belangrijk weidevogelgebied aanwezig. Er geldt geen compensatieplicht voor deze natuurwaarden bij deze ontwikkeling. Het dichtstbijzijnde beschermde weidevogelgebied is aan de overzijde van de Gouwe in de Bloemendaalsepolder.

Soortbescherming

Het plangebied is geschikt voor veel algemene diersoorten en planten. Voor beschermde soorten is het beperkt geschikt. Er staat een grote boom in het plangebied, zonder holten in stam/schors en de watergangen die het perceel omsluiten worden met de ontwikkeling ongemoeid gelaten. Met beschermde soorten uit diverse soortgroepen (flora, vogels, zoogdieren, vissen, amfibieën en ongewervelden) dient rekening te worden gehouden bij de ontwikkeling. Beschermde vlinders en kevers worden op basis van de verspreidingsgegevens niet verwacht in het plangebied (vlindernet.nl; Cuppen et al., 2005).

  • Flora

Op basis van het veldbezoek worden geen beschermde plantensoorten uit tabel 2 of 3 verwacht. Het bouwterrein is geschikt voor algemene pionierssoorten als honingklaver, akkerdistel, klaproos, kompassla, etc. en kwalificeert niet als habitat voor een beschermde soort als rietorchis, die in de gemeente voorkomt (www.alterra.nl/ www.floron.nl). Rietorchis stelt meer specifieke eisen (vochtiger en minder voedselrijk) aan hun groeiplaats en worden in het plangebied uitgesloten. Er is ook geen habitat voor muurplanten aanwezig.

Het habitat in de omliggende watergangen, die niet zullen worden aangepast, is deels geschikt voor tabel 1-soorten als zwanenbloem. Voor deze soorten geldt een vrijstelling voor verstoren/verplaatsen in de Flora- en faunawet. De zorgplicht blijft altijd van toepassing.

  • Vogels

In het plangebied kunnen algemene broedvogels voorkomen. Nesten van vogels (bijvoorbeeld zangvogels als merel), mits in gebruik, zijn beschermd tijdens het broedseizoen. Het broedseizoen voor vogels loopt van circa half maart tot half juli, maar deze periode is indicatief. Broedende vogels zijn altijd beschermd.

Naast algemene broedvogels is er een aantal vogelsoorten waarvan de nestplaats jaarrond beschermd is (Dienst Regelingen/ministerie EZ, 2009). Nesten van deze soorten mogen niet zondermeer worden verwijderd. Nesten van jaarrond beschermde soorten zijn verdeeld in 5 categorieën. Vogels uit de categorie 1 tot 4 zijn altijd jaarrond beschermd. De huismus (categorie 2) komt in de buurt voor. Op het terrein zijn echter geen gebouwen met dakpannen/goten om nesten te bouwen. Dat sluit ook voorkomen van gierzwaluw (ook categorie 2) uit. Het terrein is niet geschikt als functioneel leefgebied voor de huismus, door het ontbreken van beschutting. Er groeien op dit moment geen planten als voedselbron dienen voor huismus. Nestplaatsen van overige soorten van categorie 1-4 (bijv. uilen, roofvogels, koloniebroeders) kunnen worden uitgesloten in het plangebied, omdat het plangebied geen geschikte nestgelegenheden biedt.

Voor soorten uit categorie 5 geldt dat deze alleen beschermd zijn als zwaarwegende (ecologische) feiten of ecologische omstandigheden dit rechtvaardigen. Voordat een jaarrond beschermd nest verloren gaat moet een omgevingscheck plaatsvinden en kunnen aanvullende mitigatie- of compensatiemaatregelen noodzakelijk zijn. Is dit niet mogelijk dan moet een ontheffing worden aangevraagd.

Tijdens het veldbezoek is één boom aangetroffen die een nest kan dragen, er is echter 31 maart 2016 geen vogelnest aanwezig in het gehele plangebied. Enkele soorten van categorie 5, zoals oeverzwaluw kunnen het plangebied koloniseren, indien geschikt bouwzand wordt gestort. Maatregelen betreffende categorie 1-5 soorten zijn niet aan de orde. Wel kunnen algemene broedvogels voorkomen, al zijn er meer geschikte gebieden rondom het plangebied aanwezig. Daarvoor geldt dat maatregelen kunnen worden getroffen om het vestigen van nesten tegen te gaan. Als ervoor gezorgd wordt dat de opkomende vegetatie zeer kort wordt gehouden is er geen beschutting voor nesten aanwezig. Het kan ook worden voorkomen dat de hopen bouwzand rechte kanten biedt voor nestelende oeverzwaluwen, of dat bouwzand wordt afgedekt. Verder kunnen vogelverschrikkers worden geplaatst. Indien bovenstaande maatregelen niet kunnen worden genomen, kan er vertraging bij de werkzaamheden tijdens broedseizoen optreden. Om alle risico's met planning voor te zijn dienen de werkzaamheden buiten broedseizoen te worden uitgevoerd.

  • Vleermuizen

De soorten die op basis van verspreidingsgegevens en het aanwezige biotoop (www.vleermuis.net, www.zoogdieratlas.nl, website werkgroep zoogdieren Zuid-Holland, onderzoeken Watersnip Triangel Noord, Tweede Bloksweg 70, 2012-2013, van der Helm 2012a+b) worden verwacht zijn gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, laatvlieger, meervleermuis en rosse vleermuis. Verblijfplaatsen van de ruige dwergvleermuis en de rosse vleermuis worden niet in het plangebied verwacht, aangezien er geen geschikte bomen met holten aanwezig zijn.

Rondom het plangebied is in het kader van planontwikkeling Triangel eerder onderzoek gedaan. Bij drie percelen aan de Tweede Bolksweg zijn in het recente verleden (van der Helm, oktober 2012, zie bijlage 8) vleermuisinventarisatie met batdetectors verricht. In de toenmalige gebouwen bij het perceel nummer 38 en omstreken werden zomer- en paarverblijfplaatsen in bebouwing aangetroffen van de gewone dwergvleermuis. De Tweede Bloksweg wordt als doorgaande route voor vleermuizen gebruikt door laatvlieger, gewone - en ruige dwergvleermuis. Voor deze ontwikkeling geldt door het ontbreken van geschikte bebouwing en vegetatie dat verblijfplaatsen kunnen worden uitgesloten. Er dient wel rekening te worden gehouden met een mogelijk negatief effect op de langstrekkende exemplaren die de Tweede Bloksweg gebruiken als foerageerroute. Indien de bouwplaatsverlichting van de Tweede Bloksweg en begeleidende sloot wordt afgericht worden negatieve effecten voorkomen. Het plangebied zal na de oprichting van de woning en inrichting van de tuin meer mogelijkheden bieden voor vleermuizen, dan de huidige inrichting van het terrein. Dat is door ontbreken van vegetatie arm aan voedsel voor jagende vleermuizen.

  • Overige zoogdieren

De in de gemeente Waddinxveen (www.alterra.nl) bekend staande waterspitsmuis vindt geen beschutte oevers die geschikt zijn om te jagen en te schuilen in het plangebied. Grotere struiken en bomen waar de waterspitsmuis zich aan het zicht van uilen en andere roofvogels kan onttrekken ontbreken. Andere beschermde zoogdieren worden op grond van het habitat en de verspreidingsgegevens niet verwacht (www.zoogdieratlas.nl en www.zwgzh.nl).

  • Vissen

In de polderslootjes kunnen (strikt) beschermde vissoorten voorkomen. Op basis van verspreidingsgegevens (van der Helm, 2012) wordt de kleine modderkruiper verwacht. Mogelijk kan ook de bittervoorn voorkomen (www.ravon.nl). Aangezien bij deze ontwikkeling geen watergangen worden gewijzigd kunnen effecten op beschermde vissoorten worden uitgesloten.

  • Amfibieën

De rugstreeppad komt in kleine aantallen voor rondom het plangebied (www.ravon.nl). Het omliggende weidelandschap kan geschikt zijn voor de soort, vooral bij aanwezigheid van ondiepe, zon beschenen greppels met water. Tijdens de werkzaamheden kan geschikt vestigingsmilieu voor de rugstreeppad in het plangebied ontstaan. Uit tellingen in de nabijheid van het plangebied blijkt rugstreeppad rondom de bebouwde kom ten noorden en westen te worden gemeld (www.ravon.nl, 2011-2015) en bij het project Moordrechtboog (ecologische begeleiding, Tauw 2014/2015). Op die afstand is er risico dat de soort zich kan vestigen, op het moment van bouwrijp maken van de percelen. Maatregelen die vestiging voorkomen worden nodig geacht om overtredingen van de Flora- en faunawet op voorhand te kunnen uitsluiten.

Er dient op het bouwterrein voorkomen te worden dat ondiepe plasjes water blijven staan tijdens de actieve voortplantingsperiode van de rugstreeppad van april tot oktober.

Het terrein is wel geschikt voor algemeen voorkomende soorten als bruine kikker en pad. Deze algemene tabel 1-soorten behoeven geen extra maatregelen voor de bescherming. Wel dient ten behoeve van die soorten de zorgplicht in acht te worden genomen.

Overige beschermde soorten zoals de heikikker ontbreken in de omgeving. Het plangebied kenmerkt zich ook niet als geschikte habitat voor deze soorten. Overige beschermde amfibieën kunnen daarom worden uitgesloten.

  • Reptielen

In de regio rondom Waddinxveen (m.n. het Weegje) komt de ringslang voor (www.ravon.nl). Het plangebied ligt niet langs een grotere doorgaande watergang. Het kan voorkomen dat ringslangen de grotere watergangen door Triangel gebruiken als foerageerroute op zoek naar voedsel en voortplantingsplaatsen om eieren te leggen. De oever is echter vrij steil en bovendien zijn er geen vegetatieresten aanwezig die geschikt zijn als broeihoop. Op grond hiervan kan ringslang voor het plangebied worden uitgesloten als geschikt voorplantingsbiotoop.

Voor andere beschermde reptielen zoals zandhagedis is er geen geschikt biotoop en de soorten worden ook niet gemeld in de regio.

  • Libellen

De groene glazenmaker komt voor in de gemeente Waddinxveen (www.alterra.nl). De groene glazenmaker is afhankelijk van krabbenscheer om haar eieren op af te zetten. Daar is de bescherming van de soort aan gekoppeld. Tijdens het veldbezoek is geen krabbenscheer waargenomen. Een effect op krabbenscheer en groene glazenmaker kan worden uitgesloten, omdat er geen werkzaamheden aan de watergangen zijn gepland.

  • Ongewervelden

De platte schijfhoren kan op basis van verspreidingsgegevens voorkomen in het plangebied (Boesveld et al., 2010), mits de watergangen een voldoende kwaliteit hebben en voldoende ondergedoken vegetatie bevatten, voornamelijk draadalgen. Delen van de watergangen in het plangebied kunnen geschikt zijn. Effecten kunnen worden uitgesloten, omdat er geen werkzaamheden aan de watergangen zijn gepland.

Overige beschermde ongewervelden zoals vlinders, mieren en (waterroof)kevers zijn niet gemeld in de regio rondom Waddinxveen. Ook is hier geen geschikt habitat voor aangetroffen. Deze soortgroepen kunnen worden uitgesloten.

4.4.2 Conclusie

Beschermde soorten kunnen in het plangebied worden uitgesloten. Er moet in ieder geval rekening worden gehouden met broedende vogels in het broedseizoen. Bij werkzaamheden tijdens broedseizoen moet voorafgaand aan de werkzaamheden beoordeeld worden of algemene broedvogels kunnen worden verstoord. Om verstoring van de foeragerende vleermuizen te voorkomen dient bouwplaatsverlichting en toekomstige buitenverlichting van de weg en de begeleidende sloot te worden afgericht. Ten slotte dient vestiging van de strikt beschermde rugstreeppad in het plangebied te worden voorkomen, door ervoor te zorgen dat het bouwterrein vrij blijft van snel opwarmende plasjes water waarin de soort haar eieren kan leggen tijdens de actieve voorplantingsperiode van april tot oktober.

Gebiedsbescherming vormt geen juridische belemmering bij het ten uitvoer brengen van dit plan, er is geen sprake van interne of externe werking op beschermde natuurgebieden.

4.5 Luchtkwaliteit

Het plan maakt onderdeel van het IBM-project "Woonwijk Triangel" dat onder nummer 1489 in het NSL is opgenomen. De NSL-melding betreft de realisatie van in totaal 1500 woningen in de periode van nu tot 2030. In de Monitoringstool (de rekenkundige onderbouwing van het NSL) is in de voor de luchtkwaliteit berekeningen gebruikte verkeersgegevens eveneens rekening gehouden met de realisatie van deze woning. Het betreft hierbij gegevens uit het Regionaal Verkeers- en Milieumodel Midden-Holland (RVMH), versie 2.0 voor de prognose over 2020 en 2030 en van versie 2.2 voor de concentratieberekening in 2015. Het onderhavige plan maakt onderdeel uit van het IBM-project en is ten opzichte van de NSL-melding niet gewijzigd. Hiermee kan gesteld worden dat op grond van artikel 5.16, eerste lid, onder d, Wm ("grondslag NSL") voldaan wordt aan de eisen van de Wet Luchtkwaliteit. Nader onderzoek naar de bijdrage aan de luchtverontreiniging ten gevolge van de planontwikkeling is om deze reden niet noodzakelijk.

Om een indruk te geven van de concentraties NO2, PM10 en PM2,5 ten gevolge van het gehele plan Triangel zijn de concentraties, berekend door de NSL-Monitoringsronde 2015, langs de Beijerincklaan en Tweede Bloksweg (ter hoogte van het plangebied) in de figuren hieronder gepresenteerd. De Monitoringstool brengt jaarlijks de luchtkwaliteit in Nederland in beeld en is beschikbaar gesteld via: http://www.nsl-monitoring.nl/.

Afbeelding: Jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 langs de Beijerincklaan en Tweede Bloksweg in het jaar 2015. Bron: Monitoring NSL 2015, rekenpunt 15826191.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.upTriangellinten4-0401_0007.jpg"

De luchtkwaliteit staat de vaststelling van het uitwerkingsplan niet in de weg.

4.6 Bodemkwaliteit

Op 11 maart 2016 is beoordeeld of er een bodemonderzoek vereist is in verband met de geplande bestemmingswijziging en toekomstige nieuwbouw (woonhuis) ter plaatse van het toekomstig adres Tweede Bloksweg 20b te Waddinxveen. Er is geen bodemonderzoek bij de aanvraag gevoegd.

De nieuwbouw betreft een verblijfsgebouw (woonhuis), waarin gemiddeld meer dan 2 uur per dag mensen verblijven. Op basis hiervan dient tenminste een historisch bodemonderzoek uitgevoerd te worden. Het onderzoek dient in eerste instantie te voldoen aan de NEN 5725. Wanneer uit het onderzoek blijkt dat de locatie of een deel ervan verdacht is voor bodemverontreiniging dan zal er een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd moeten worden conform de NEN 5740.

Uit een BIS-toets (zie bijlage 9) blijkt dat de locatie verdacht is omdat er een bovengrondse tank heeft gestaan en omdat er een gedempte sloot aanwezig is. Er dient een verkennend bodemonderzoek conform de NEN 5740 te worden uitgevoerd.

Bodem staat de vaststelling van het bestemmingsplan nog in de weg. De initiatiefnemer dient een bodemonderzoek uit te voeren. Uit een uitgevoerde BIS-toets blijkt dat de locatie (deels) verdacht is met betrekking tot bodemverontreiniging.

4.7 Archeologie

Volgens de gemeentelijke verwachtingskaart ligt het plangebied in een zone met een hoge archeologische verwachting en in een 19e-eeuws ontginningslint. In het algemeen worden archeologische vondsten en sporen binnen het ontginningslint verwacht binnen 1 meter onder het maaiveld.

Ten behoeve van de herinrichting van het gebied Triangel en het nieuwe bestemmingsplan is in 2004 een archeologisch bureau- en booronderzoek uitgevoerd door RAAP archeologisch adviesbureau (RAAP-rapport 1031, plangebied Waddinxveen Triangel, d.d. november 2004). Er zijn in het hele gebied geen archeologisch sporen en/of vondsten aangetroffen. Specifiek in het plangebied is een aantal boringen gezet. Hieruit is gebleken dat de bodem verstoord is tot een diepte van circa 0,7 tot 2 meter beneden maaiveld. Op grond van dit onderzoek wordt geconcludeerd dat er naar verwachting geen archeologische waarden aanwezig zijn in het plangebied en wordt verder onderzoek niet noodzakelijk geacht. Als zodanig is er dan ook geen sprake van archeologische waarden waar rekening mee moet worden gehouden.

Er zijn geen beperkingen voor de vaststelling van het uitwerkingsplan. Er zijn in het uitwerkingsplan geen dubbelbestemmingen opgenomen.

4.8 Water

In het kader van het bestemmingsplan Triangel is uitvoerig op het thema water ingegaan en zijn ook afspraken gemaakt met de waterbeheerders over de omgang met dit thema, zoals waterberging, veiligheid en waterkwaliteit. Tevens heeft uitvoerig onderzoek plaatsgevonden.

In onderstaande is de omgang met dit thema uit het bestemmingsplan Triangel overgenomen.

Veiligheid en voorkomen van wateroverlast
Door de aanleg van Park Triangel treedt functieverandering op in de Zuidplaspolder. Daardoor neemt mogelijke schade bij een dijkdoorbraak toe. De vraag is dan of de schadeklasse van de boezemkades moet worden verhoogd. Maatgevend hierbij is een doorbraak van de waterkering langs de Gouwe. De boezemkade langs de Gouwe heeft als normering schadeklasse V. Dit is de zwaarste klasse. Het verzwaren van de boezemkades is dan ook voor Park Triangel niet relevant.

In december 2005 is in opdracht van de provincie een onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen van een overstroming voor de Zuidplaspolder. Onder andere voor plangebied Park Triangel zijn de maximaal optredende waterstanden berekend. Deze waterstand ligt 15 cm lager dan het beoogde vloerpeil van toekomstige woningen (dit was aanvankelijk NAP -5,05 m en voor nieuwe woningen recentelijk verhoogd naar NAP -4,85 m). Deze waterstand treedt op bij een dijkdoorbraak langs de Gouwe tussen Waddinxveen en de A12. Door provincie en het Hoogheemraadschap is geconcludeerd dat gezien de geringe waterdiepte, de verwaarloosbare stroomsnelheden van het water en de beschikbare evacuatietijd geen aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn.

Als gevolg van de toename aan verharding in het plangebied dient ter compensatie in totaal 11% van het bruto-plangebied (geheel Park Triangel) nieuw oppervlaktewater gerealiseerd te worden. Dit komt neer op ongeveer 48.000 m2. De toename van de verharding als gevolg van het voorliggende uitwerkingsplan is hierbij meegenomen.

In eerste instantie wordt de benodigde waterberging in Park Triangel gerealiseerd binnen het plangebied door de aanleg van waterpartijen (zoals in het centrale park) als door peilverhoging in de bestaande (en te handhaven) waterlopen. Hiermee wordt voldaan aan de waterbergingsbehoefte in relatie tot de NBW-norm.

De gemeente Waddinxveen en het HHSK hebben eveneens overeenstemming bereikt (brief 2008.08780 d.d. 2 september 2008) om maximaal 5 ha van de benodigde waterberging te kunnen realiseren in de Vredenburghzone. Deze zone ligt ten zuiden van het plangebied en hiervoor is een ecologische functie beoogd. Om de toekomstige waterberging in de Vredenburghzone goed te kunnen benutten, dient een verbinding van voldoende capaciteit tussen het plangebied en de Vredenburghzone aangelegd te worden. Hiertoe zal een hoofdwatergang vanuit Park Triangel gerealiseerd moeten worden. De bestaande peilvakgrens tussen het plangebied Park Triangel en de Vredenburghzone zal in zuidelijke richting worden verlegd, zodat Park Triangel en de Vredenburghzone onderdeel gaan uitmaken van hetzelfde peilgebied.

Vooralsnog wordt er van uitgegaan dat extra waterberging in de Vredenburghzone niet noodzakelijk is.

Voorkomen van grondwateroverlast
In het plangebied zullen de bestaande zomer- en winterpeilen gehandhaafd worden. Het toekomstige wegpeil in het plangebied wordt dusdanig gekozen dat de minimale drooglegging is gewaarborgd. De drooglegging, het verschil tussen het wegpeil en het waterpeil, voor het waterrijke plangebied met zettingsgevoelige bodem die is overeengekomen met Hoogheemraadschap en gemeente bedraagt 0,9 m. Hiermee wordt de nodige veiligheid geboden tegen grondwateroverlast.
Doordat de landbouw binnen de Zuidplaspolder in de toekomst minder belangrijk wordt, streeft het Hoogheemraadschap op termijn naar het realiseren van een flexibel peilbeheer waarbij de waterstand zich bevindt binnen een marge van NAP -6,15 m tot NAP -6,3 m.
Het watersysteem van Park Triangel zal zo worden ingericht dat het geen belemmering vormt voor het in de toekomst instellen van het genoemde peil in het gehele peilgebied waarbinnen Park Triangel valt. Dit betekent dat er bij het bepalen van de drooglegging en aanleghoogtes al rekening wordt gehouden met een peil van NAP -6,15 m. Vooralsnog zal echter worden aangesloten bij het huidige zomer- en winterpeil in het betreffende peilgebied, zijnde NAP -6,32/-6,42 m (peilbesluit Hoogheemraadschap Van Schieland en Krimpenerwaard, 4 december 2012).
NB: Op basis van de huidige inzichten wordt voor nieuw te bouwen woningen een bouwpeil/aanleghoogte voor de begane grondvloer gehanteerd van NAP -4,85 m. Voor de bestaande woningen die een lager vloerpeil hebben is bij verbouwing een bouwpeil/aanleghoogte NAP -5,05 m mogelijk. Bij vervangende nieuwbouw moet de ook NAP -4,85 m worden. Dit wordt opgenomen in de planregels.

Tegengaan bodemdaling veengebied
Voorafgaand aan de bouw en bewoning (gebruiksfase) zal het plangebied bouwrijp gemaakt worden. Hierbij zal gedurende 8 maanden tot 3 jaar de bodemdaling (zetting) kunstmatig worden versneld (door bijvoorbeeld de toepassing van verticale drainage, eventueel in combinatie met een extra bovenbelasting bestaande uit een grondlichaam en/of het afgraven van zettingsgevoelige bodemlagen zoals klei en veen en het terugbrengen van zand) teneinde gedurende de gebruiksfase de bodemdaling te beperken tot acceptabele waarden (norm). De norm die hiervoor gehanteerd wordt is dat een restzetting van 10 cm wordt geaccepteerd ter plaatse van wegen en riolering. Ter plaatse van tuinen wordt voorzien in een restzetting van 0 cm. De nadere uitwerking hiervan, zoals de systeemkeuze van de versnelde consolidatie, dient in overleg met het Hoogheemraadschap tot stand te komen. Het Hoogheemraadschap spreekt haar bezorgdheid uit over een toename van kwel.

Riolering en waterkwaliteit
In het gebied wordt een verbeterd gescheiden stelsel aangelegd waarbij, waar mogelijk, afstromend hemelwater van schone oppervlakken direct wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater. Het afkoppelen geschiedt met inachtneming van de daarvoor bij het Hoogheemraadschap geldende richtlijnen. Voorbeelden van oppervlakken die relatief schoon zijn, zijn onder andere daken en verkeersluwe wegen. Hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater afgevoerd wordt naar de afvalwaterrioolzuiveringsinstallatie. Verder zal het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen toegepast worden, alsmede niet-uitlogende en milieuvriendelijke beschoeiing en betuining.

Hiermee wordt verontreiniging van het afstromende hemelwater beperkt. Omwille van de waterkwaliteit, worden in het plangebied geen doodlopende watergangen aangelegd, hetgeen de doorspoelbaarheid gunstig beïnvloed.

Inrichting en ecologie
In het plangebied zullen de oevers ter plaatse van de openbare ruimte natuurvriendelijk worden ingericht. Het hoogheemraadschap stelt dat minimaal 50% van de totale oeverlengte op deze wijze wordt ingericht. Een natuurvriendelijke oeverinrichting bestaat uit oevers met een flauw talud, zodat de waterdiepte geleidelijk afneemt. Hiermee wordt een variatie aan vegetatietypen gestimuleerd. Door een inrichting van het watersysteem met een waterdiepte van minimaal 1 m wordt een robuust watersysteem gerealiseerd. De natuurvriendelijke oevers dragen bij aan de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water (KRW).

Het plangebied is gesitueerd in een gebied met wateraanvoer waardoor de doorspoeling goed is. In combinatie met de aanstaande sanering van lozingen van de glastuinbouw zal de waterkwaliteit naar verwachting verbeteren.

Beheer en onderhoud
Alle hoofdwatergangen zijn in beheer en in onderhoud bij het hoogheemraadschap. De gemeente is in principe verantwoordelijk voor het onderhoud van de overige watergangen en het beheer en onderhoud van de riolering en hemelwaterafvoer, alsmede de daarmee samenhangende kosten.

De gemeente en het hoogheemraadschap hebben echter de intentie uitgesproken dat het dagelijks en buitengewoon onderhoud van alle watergangen bij wijze van pilot zal worden uitgevoerd door het hoogheemraadschap. Voorwaarde hierbij is dat alle watergangen vanaf de kant bereikbaar dienen te zijn voor onderhoud en dat een obstakelvrije onderhoudsstrook (breedte 5 m) aanwezig is over de volle lengte van de watergangen. Daarnaast dienen de kruisingen met wegen doorvaarbaar te zijn voor varend onderhoudsmaterieel.

Tevens dienen de bewoners te worden ingelicht over de plichten, geboden en verboden met betrekking tot het onderhoud en activiteiten ter plaatse van het aangrenzende open water (de toepassing van geschikte bouwmaterialen, de eisen ten aanzien van bebouwing en steigers etc.). In dit opzicht is de aanwezigheid van bomen en grote struiken langs de oevers in algemene zin niet gewenst omdat dit leidt tot te veel beschaduwing en overmatige bladval in het water. Bouwen langs of in de hoofdwatergang is niet toegestaan omdat dan de bereikbaarheid voor het onderhoud wordt belemmerd. Daarnaast zal de benodigde transportcapaciteit van de hoofdwatergang ontoelaatbaar worden beperkt indien bebouwing plaatsvindt.

Opgemerkt wordt dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem vergunning dient te worden aangevraagd bij het hoogheemraadschap op grond van de "Keur" (ex artikel 77 en 80 van de Waterschapswet). In de keur is ook geregeld dat "beschermingszone" voor watergangen in acht dienen te worden genomen. Het komt erop neer dat binnen de beschermingszone vanaf de insteek van de watergang (bovenkant talud) enkele meters niets gebouwd en opgeslagen mag worden. De laatst genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit van het profiel wordt aangetast, de aan- en/of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd.

Voor het afkoppelen en direct lozen op het oppervlaktewater dient bij het Hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd in het kader van de Waterwet.

4.9 Milieueffectrapportage

4.9.1 Wet- en regelgeving

De wet- en regelgeving voor milieueffectrapportage (m.e.r.) is vastgelegd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in de AMvB Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In de Wet milieubeheer zijn vooral de procedurele verplichtingen opgenomen. In Besluit m.e.r. is opgenomen wanneer een m.e.r. verplicht is. Globaal zijn er 3 soorten m.e.r..

  • 1. Een plan-m.e.r. is wettelijk verplicht wanneer:
  • a. Het plan kaders stelt voor activiteiten in het plangebied waarvoor een (project-)m.e.r. noodzakelijk is, dan wel waarvoor beoordeeld moet worden of een (project-)m.e.r. noodzakelijk is. Dit zijn de activiteiten die genoemd zijn in kolom 1 van Bijlage C en D van het Besluit m.e.r. Voor een activiteiten uit Bijlage D geldt de plan-m.e.r. plicht direct als ze groter is dan de getalsmatige drempelwaarden in kolom 2. Als ze kleiner is dan die drempelwaarden, wordt de plan-m.e.r. plicht bepaald door de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
  • b. De activiteiten in het bestemmingsplan leiden tot mogelijk significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden (passende beoordeling noodzakelijk).

Bij een plan-m.e.r. gaat het om besluiten uit kolom 3 van Bijlage C en D van het Besluit m.e.r.

  • 2. Een project- of besluit-m.e.r. is wettelijk verplicht wanneer:
  • a. De activiteit genoemd is in Bijlage C van het Besluit m.e.r.
  • b. De initiatiefnemer of het bevoegd gezag besloten hebben dat voor een activiteit uit Bijlage D van het Besluit m.e.r. een milieueffectrapport opgesteld wordt, cq. moet worden.

Bij een project- of besluit-m.e.r. gaat het om besluiten uit kolom 4 van Bijlage C of D va het Besluit m.e.r. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om een bestemmingsplan dat in directe zin woningbouw mogelijk maakt waarvoor een m.e.r.-plicht geldt, of om een omgevingsvergunning voor het in werking hebben van een bedrijf (met aanzienlijke milieugevolgen).

  • 1. Een m.e.r.-beoordeling is wettelijk verplicht voor de activiteiten in kolom 1 van Bijlage D van het Besluit m.e.r.

Indien de activiteit groter is dan de getalsmatige drempelwaarden in kolom 2 van Bijlage D dient de in de wet milieubeheer beschreven m.e.r.-beoordelingsprocedure beschreven te worden.

Indien de activiteit kleiner is dan de getalsmatige drempelwaarden in kolom 2 van Bijlage D dient beoordeeld te worden of de in de Wet milieubeheer beschreven m.e.r.-beoordelingsprocedure al dan niet nodig is. Dit noemt men vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Bij een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling gaat het om besluiten uit kolom 4 van Bijlage 4 van het Besluit m.e.r.

4.9.2 Onderzoek en conclusie

Dit bestemmingsplan maakt een ontwikkeling mogelijk die valt onder categorie D11.2 van het besluit m.e.r. Voor het moederbestemmingsplan Triangel (besluit) is een m.e.r. procedure doorlopen. Hiermee is voorzien in de m.e.r. plicht van de ontwikkeling en hoeft geen vormvrije mer-procedure te worden opgesteld.

Op dit bestemmingsplan rust geen plicht tot het uitvoeren van een m.e.r., m.e.r-beoordeling of een vormvrije m.e.r-beoordeling.

4.10 Provinciaal milieubelang

Wet- en regelgeving

Provincie Zuid-Holland heeft in de Provinciale Structuurvisie en in de Provinciale Milieuverordening het provinciaal milieubelang beschreven. Ruimtelijke plannen worden doorgaans na publicatie van het ontwerpbesluit aan de Provincie toegestuurd. De Provincie toetst dan of het provinciaal belang in het geding is en of er mogelijk in strijd met het provinciaal belang wordt gehandeld.

In dit hoofdstuk wordt reeds een voortoets voor het provinciaal milieubelang uitgevoerd. Daarmee wordt tijdig zicht gekregen op strijdigheden en waar mogelijk worden oplossingsrichtingen benoemd.

Het provinciaal milieubelang heeft betrekking op vier thema's:

  • 1. bescherming van stiltegebieden;
  • 2. windenergie stimuleren;
  • 3. beschermen bedrijventerreinen voor HMC-bedrijven (hogere milieucategorie, vanaf 4.1);
  • 4. beschermen van grote groepen mensen.

Onderzoek

Getoetst wordt of bij het voorgenomen het provinciaal belang in het geding is. Zo ja, dan wordt bekeken of er mogelijk sprake is van strijdigheid met het provinciaal belang. Indien dit het geval is zullen -voor zover mogelijk- oplossingsrichtingen worden geformuleerd.

De ontwikkeling betreft een uitwerkingsplan van één woning, deze ontwikkeling is niet strijdig met het provinciaal belang.

Er is geen provinciaal milieubelang in het geding.

Hoofdstuk 5 Juridische aspecten

5.1 Opzet regels

Uitgangspunt bij een uitwerkingsplan is dat dit juridisch bezien deel gaat uitmaken van het 'moederplan', in dit geval het bestemmingsplan Triangel. Ter plaatse van het uitwerkingsplan wordt de globale bestemming 'Uit te werken Woongebied (UW)' in het 'moederplan' vervangen door gedetailleerde bestemmingen, i.c. de bestemmingen 'Wonen' en 'Water; dit alles binnen het juridisch kader van het 'moederplan'.
In principe zijn de voorschriften van het bestemmingsplan Triangel, direct van toepassing op dit uitwerkingsplan. Met name het grootste deel van Hoofdstuk III Algemene bepalingen en de overgangsbepalingen in Hoofdstuk IV van de voorschriften van dat 'moederplan' gelden direct voor dit uitwerkingsplan. Die bepalingen worden dan ook niet meer opgenomen in de regels van dit uitwerkingsplan.
In dit uitwerkingsplan zijn alleen die regels opgenomen, die nodig of nuttig zijn voor de toepassing van de in dit plan opgenomen bestemmingen.

De regels van het onderhavige uitwerkingsplan zijn ingedeeld in vier hoofdstukken, conform de voorschriften in de SVBP2012 (Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen 2012), te weten:

Inleidende regels
Dit hoofdstuk bevat twee artikelen. In artikel 1 Begrippen zijn de begrippen omschreven die worden gehanteerd in het plan en die een eenduidige omschrijving behoeven. Diverse begrippen, zoals 'plan' en 'bestemmingsplan', hebben de omschrijving gekregen die is voorgeschreven in de SVBP2012. In artikel 2 Wijze van meten is bepaald hoe de diverse maten, als bouwhoogte, goothoogte, inhoud en oppervlakte van bouwwerken worden gemeten. Ook deze regels zijn voorgeschreven in de SVBP2012. Toegevoegd is de wijze van meten van de breedte van een voorgevel, aangezien de regels in de bestemming 'Wonen' ter zake bepalingen bevatten.

Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk worden regels gegeven voor de binnen het plangebied toegestane functies. Per bestemming zijn de doeleinden c.q. de toegelaten gebruiksvormen van de gronden aangegeven. In beginsel is iedere vorm van bebouwing, die past binnen de desbetreffende bestemming tot een bepaalde omvang rechtstreeks (dus zonder eventuele afwijkingsvergunningen of wijzigingen) toegestaan.

Indien wordt voldaan aan de voorgeschreven maatvoering (bebouwingspercentage, goothoogte en dergelijke) en wordt gebouwd op de aangegeven plaats, kan hiervoor in de regel zonder meer omgevingsvergunning worden verleend.
In het geval van bijbehorende bouwwerken (vroeger: aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) kan meestal zonder omgevingsvergunning worden gebouwd, mits gebleven wordt binnen de regels van het bestemmingsplan (zie artikel 3, Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht).

Algemene regels
In dit hoofdstuk is de minimale aanleghoogte van de begane grondvloer van hoofdgebouwen (i.c. woningen) geregeld. Deze regel vloeit voort uit de waterparagraaf en is ter bevordering van de waterhuishouding en om problemen met grondwateroverlast problemen met grondwateroverlast te voorkomen.
Verder zijn bepalingen ten aanzien van strijdig gebruik van gronden en bouwwerken opgenomen. Daarmee wordt onder meer de vestiging van seksinrichtingen in het plangebied voorkomen.

Overgangs- en slotregels
Dit hoofdstuk, waarvan de titel zo is voorgeschreven door de SVBP2012, bevat enkel de slotregel. Een uitwerkingsplan gaat juridisch deel uitmaken van het bestemmingsplan, waarvan het een uitwerking is, in dit geval het bestemmingsplan Triangel. Het overgangsrecht van dat bestemmingsplan blijft daarmee gelden voor dit uitwerkingsplan. Vandaar dat het uitwerkingsplan geen overgangsrecht bevat.
In de slotregel is bepaald wat de officiële naam van het uitwerkingsplan is.

5.2 Bestemmingsregels

In dit uitwerkingsplan is sprake van een tweetal bestemmingen, de bestemmingen 'Water' en 'Wonen'.

Water
De bestemming 'Water' is gegeven aan de aanwezige en te behouden hoofdwatergang langs de Tweede Bloksweg.

Wonen
Deze bestemming regelt de nieuwe bouwkavel. De bestemmings- en bouwregels in dat artikel zijn gebaseerd op de uitwerkingsregels in artikel 6, Uit te werken Woongebied (UW), van het 'moederplan' en op de spelregels zoals genoemd in de gemeentelijke Visie inpassing Tweede Bloksweg en Tuinbouwweg (d.d. 5 januari 2011).
Zo zijn het bouwvlak, het toegestane woningtype, de hoogtematen en de aan te houden afstanden tot de zijdelingse perceelsgrenzen op de verbeelding en in de regels overgenomen. Hierbinnen kunnen de ontwikkelingen plaatsvinden.

Naast een regeling voor hoofdgebouwen (de woningen) zijn tevens regels opgenomen ten aanzien van bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Ook deze zijn zo veel mogelijk afgestemd op de eerder genoemde uitwerkingsregels en Visie.
Hetzelfde geldt voor de regels die zijn opgenomen ten aanzien van het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis. In een woning en bijbehorende bouwwerken is de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit toegestaan. Daarbij is detailhandel expliciet uitgesloten. Internetwinkels, die wel detailhandel zijn, maar dan zonder de fysieke vorm of uitstraling van een winkel, zijn wél toegestaan. Van het begrip 'internetwinkel' is een omschrijving opgenomen in artikel 1 van de regels.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

De gemeente heeft samen met Bouwfonds een gemeenschappelijke exploitatie maatschappij (GEM) opgericht voor de ontwikkeling van Park Triangel. Voor deze ontwikkeling is een gezamenlijke grondexploitatie vastgesteld en zijn kredieten gereserveerd waaruit de realisatie van de nieuwe woonwijk grotendeels wordt betaald. Afspraken hierover zijn vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst.
Daarnaast is door middel van een exploitatie-overeenkomst medewerking verleend aan dit particuliere initiatief voor het bouwen van een woning. In deze overeenkomst zijn afspraken gemaakt over onder andere het kostenverhaal. Daarom is het niet noodzakelijk om een grondexploitatieplan vast te stellen.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Informatievoorziening

In een vroegtijdig stadium is de omgeving door C.V. Park Triangel bij de planvorming voor de gehele ontwikkeling van Park Triangel betrokken. Er is overleg met de in- en omwonenden en dan in het bijzonder de bewoners aan de Tweede Bloksweg, de Tuinbouwweg en de Pater Jornaweg. Dit overleg vindt soms één op één plaats en soms in de vorm van informatieavonden. Ten aanzien van onderliggend uitwerkingsplan is, mede vanwege de omvang, geen specifieke extra informatie verstrekt.

Ter inzage legging

Het ontwerp van dit uitwerkingsplan heeft in de periode van 16 juni tot en met 27 juli 2016 ter inzage gelegen. In deze periode zijn geen zienswijzen binnen gekomen. Het plan is op 20 september 2016 ongewijzigd vastgesteld door Burgemeester en wethouders.