direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Stationspark Triangel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0627.bpStationspark-0401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doelstelling

Het plangebied voor deze opgave maakt deel uit van de nieuwe woonwijk Park Triangel aan de zuidzijde van Waddinxveen. Deze uitbreidingswijk biedt ruimte aan circa 2.700 woningen, 3 hectare aan voorzieningen en 5 hectare aan bedrijven/kantoren. Voor de wijk is door de gemeente een masterplan opgesteld, waarin de stedenbouwkundige randvoorwaarden en uitgangspunten voor de ontwikkeling van de wijk zijn verwoord. De gemeente Waddinxveen heeft op 24 september 2008 het uit te werken bestemmingsplan Triangel vastgesteld, waarin de ontwikkeling van Park Triangel in lijn met dit masterplan juridisch-planologisch mogelijk is gemaakt.

Met het oog op de lange doorlooptijd waarin Park Triangel zal worden ontwikkeld is in dit bestemmingsplan gekozen voor een flexibele planologisch- juridische regeling: er is in nagenoeg het gehele plangebied sprake van uit te werken bestemmingen. Dit houdt in dat door middel van uitwerkingsplannen ex artikel 3.6 Wro ontwikkelingen gefaseerd mogelijk worden gemaakt.

In het Integraal Ontwikkelingsplan Park Triangel (zie 1.3 en 2.2.5) is de ambitie en de hoofdstructuur van de wijk vastgelegd en het gebied verdeeld in verschillende deelgebieden die gefaseerd ontwikkeld kunnen worden. Inmiddels is gemeente Waddinxveen voornemens om deelgebieden C1 en C2 in de Triangel te ontwikkelen. Deze deelgebieden hebben betrekking op het Stationspark, een driehoekige locatie gelegen tussen de Parklaan, het spoor en het nieuwe station.

In het verleden werd gedacht aan een programma met een mix van kantoren en woningen voor dit gebied. Om die reden is in het globale bestemmingsplan Triangel voor deelgebied C1 een uit te werken woonbestemming opgenomen en voor deelgebied C2 een uit te werken bedrijfsgebied. Inmiddels bestaat de wens om in het hele Stationspark, ook in deelgebied C2, woningen te realiseren.

Het realiseren van woningen binnen deelgebied C2 is momenteel niet toegestaan. Om die reden wordt een ontwerp bestemmingsplan opgesteld, waarin deze ontwikkelingen juridisch-planologisch worden geborgd.

1.2 Ligging plangebied en begrenzing plangebied

Park Triangel ligt aan de zuidzijde van Waddinxveen, ten westen van het bedrijventerrein Coenecoop. De uitbreidingswijk is ingesloten tussen de spoorlijn Alphen/Gouda en de Beijerincklaan. In de onderstaande afbeelding is de locatie van Park Triangel weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.bpStationspark-0401_0001.jpg" Afbeelding - Ligging Park Triangel in Waddinxveen

Het plangebied ligt aan de oostzijde van wijk Triangel, tegen de spoorlijn aan. Het gebied wordt gekenmerkt door een driehoekige vorm. Ten oosten van het plangebied, aan de andere kant van het spoor, is het bedrijventerrein Coenecoop gelegen. Aan de zuidzijde van het plangebied komt het nieuwe station en het stationsplein te liggen. In de onderstaande afbeelding is het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.bpStationspark-0401_0002.png"

Afbeelding - Begrenzing plangebied

1.3 Bestemmingsplan Triangel

Vanaf het begin heeft de gemeente Waddinxveen een hoog ambitieniveau nagestreefd voor de ontwikkeling van Park Triangel. Daarnaast zijn er enkele uitdagende ruimtelijke aspecten die beperkingen opleggen aan de stedenbouwkundige ontwikkelingen in het plangebied. Bovendien heeft de gemeente vanaf het begin gezocht naar een breed draagvlak voor de ontwikkeling van Park Triangel.
Ten behoeve van de ontwikkeling van Park Triangel heeft de gemeente Waddinxveen een masterplan op laten stellen. Hierin wordt na afweging van verschillende opties, waarbij ook door de inwoners van Waddinxveen is meegedacht over de beoogde ontwikkeling, de stedenbouwkundige randvoorwaarden en uitgangspunten voor de ontwikkeling van Park Triangel besproken. De gemeente heeft het masterplan vervolgens samen met een marktpartij verder uitgewerkt in een Integraal Ontwikkelingsplan Park Triangel (IOP). Dit IOP is een pakket van stedenbouwkundige, kwalitatieve, juridisch-planologische, financiële en contractuele elementen.

Het bestemmingsplan Triangel is één van de vijf onderdelen van het IOP. De opgave van het bestemmingsplan Triangel is om de ontwikkeling van Park Triangel juridisch-planologisch mogelijk te maken. Daartoe is de bestemming van de gronden omgezet naar een bestemming die woningbouw mogelijk maakt. Er is gewerkt met uit te werken bestemmingen.

Voor het opstellen van het (moeder)bestemmingsplan Triangel is een m.e.r.-procedure doorlopen en er zijn bij het opstellen van het bestemmingsplan verschillende aanvullende onderzoeken uitgevoerd. Hiermee is de haalbaarheid van de nieuwe ontwikkelingen aangetoond.

Voor dit bestemmingsplan zal ook daar waar mogelijk terug worden gegrepen naar de reeds uitgevoerde onderzoeken en het beschreven beleidskader. Daar waar nodig zijn gegevens geactualiseerd.

Geldende bestemmingen ter plaatse van het plangebied
De gronden binnen het bestemmingsplan Triangel, dat op 24 september 2008 is vastgesteld, kennen deels de bestemming 'Uit te werken woongebied' (deelgebied C1) en deels de bestemming 'Uit te werken bedrijfsgebied' (deelgebied C2. In de onderstaande afbeelding is een uitsnede van het plangebied binnen het geldende bestemmingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.bpStationspark-0401_0003.jpg"

Afbeelding - Uitsnede plangebied binnen het bestemmingsplan Triangel

1.4 Opzet bestemmingsplan

In hoofdstuk 2 wordt het beleidskader kort beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het Stedenbouwkundig plan Stationspark toegelicht, waarin de uitgangspunten voor deze locatie zijn verwoord. In hoofdstuk 4 is de geplande ontwikkeling nader beschreven.
De planologische en milieutechnische randvoorwaarden zijn beschreven in hoofdstuk 5 en in hoofdstuk 6 is de juridische bestemmingsregeling toegelicht.
Hoofdstuk 7 en 8 behandelen achtereenvolgens de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

Voor het plangebied vigeert het bestemmingsplan Triangel. Het plangebied is voorzien van uit te werken bestemmingen: aan de oostzijde geldt de bestemming 'uit te werken bedrijfsgebied', aan de westzijde geldt de bestemming 'uit te werken woongebied'.

Voorliggend bestemmingsplan maakt de bouw mogelijk van maximaal 150 woningen. De beleidsmatige afweging met betrekking tot de inrichting van Park Triangel is reeds gemaakt in het kader van het bestemmingsplan Triangel. Inmiddels is voor het plangebied besloten om in het deelgebied met de bestemming 'uit te werken bedrijfsgebied' ook woningen in plaats van bedrijven te realiseren. Deze wijziging is mogelijk door een verdergaand milieukundig onderzoek op deze locatie. Daarnaast is het vanuit afzetbaarheid en programma meer gewenst om woningen op deze locatie te realiseren.

In de tussentijd is verder geen nieuw beleid geformuleerd of geactualiseerd dat van invloed is op deze afweging. Daarom wordt in dit bestemmingsplan kort stilgestaan bij recent provinciaal/regionaal en gemeentelijk beleid waar ieder ruimtelijk plan aan moet worden getoetst. Voor de bredere beleidscontext wordt verwezen naar het bestemmingsplan Triangel.

2.1 Provinciaal/regionaal beleid

2.1.1 Visie Ruimte en mobiliteit en Verordening Ruimte

Visie Ruimte en mobiliteit
De Visie Ruimte en mobiliteit (in werking op 1 augustus 2014, laatste wijziging op 15 juli 2016) is de provinciale Structuurvisie zoals in de Wet ruimtelijke ordening is voorgeschreven. De Visie ruimte en mobiliteit biedt geen vast omlijnd ruimtelijk eindbeeld, maar wel een perspectief voor de gewenste ontwikkeling van Zuid-Holland als geheel. De visie geeft zekerheid over een mobiliteitsnetwerk dat op orde is en de reiziger en de vervoerder keuzevrijheid biedt, en bevat voldoende flexibiliteit om in de ruimtelijke ontwikkeling te reageren op maatschappelijke initiatieven.

In de Visie zijn vier rode draden genoemd die richting geven aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie:

  • beter benutten en opwaarderen van wat er is;
  • vergroten van de agglomeratiekracht;
  • verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
  • bevorderen van een water- en energie-efficiënte samenleving.

Het Programma ruimte is een uitwerking van de Visie. Het programma beschrijft de operationele doelen en geeft aan welke instrumenten (realisatiemix) worden ingezet om die doelen te bereiken. Ook wordt ingegaan op de rolverdeling en afspraken tussen gemeenten, regio’s en provincie. De realisatiemix uit het programma ruimte bestaat uit juridische, financiële en bestuurlijke instrumenten en nader uit te werken beleid. In de praktijk worden deze vrijwel altijd gecombineerd ingezet.

Verordening ruimte
Om het provinciaal ruimtelijk beleid uit te voeren heeft de provincie verschillende instrumenten, waarvan een verordening er één is. De Verordening ruimte 2014 stelt regels aan gemeentelijke bestemmingsplannen. Niet alle onderwerpen zijn geschikt voor opname in een verordening. In het algemeen lenen vooral onderwerpen met heldere criteria en/of spelregels en een zwaarwegend provinciaal belang zich hiervoor. De provincie heeft in de Verordening ruimte daarom onder meer regels opgenomen over kantoren, bedrijven, detailhandel, glastuinbouw, boom- en sierteelt, bollenteelt, ruimtelijke kwaliteit, agrarische bedrijven, waterkeringen, provinciale vaarwegen, recreatieve vaarwegen, windenergie, archeologie en molen - en landgoedbiotopen.

Daarnaast is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van het Rijk van belang. Hierin zijn regels opgenomen waaraan provinciale verordeningen moeten voldoen. Een voor dit plangebied belangrijk onderwerp is de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.

Ladder voor duurzame verstedelijking
Een belangrijk instrument dat de provincie hanteert, en die van belang is voor Park Triangel, is de ladder voor duurzame verstedelijking. De ladder voor duurzame verstedelijking is onderdeel van het aantonen van een goede ruimtelijke ordening. De provincie Zuid-Holland heeft de ladder voor duurzame ontwikkeling opgenomen in haar Verordening ruimte als een instrument dat ingezet wordt voor zorgvuldig ruimtegebruik en om het provinciaal belang bij toepassing van deze ladder te benadrukken. Dit biedt de provincie ook de mogelijkheid om enkele begrippen die voor meerdere uitleg vatbaar zijn, te verduidelijken voor de specifieke Zuid-Hollandse situatie.

Uitgangspunt van de strategie voor de bebouwde ruimte is betere benutting van het bestaand stads- en dorpsgebied (BSD). Stedelijke ontwikkeling vindt daarom primair plaats binnen het BSD. Niet alle vraag naar wonen en werken kan en hoeft te worden opgevangen binnen BSD, maar dit moet wel goed onderzocht en gemotiveerd worden.

2.1.1.1 Regionale projectenlijst Woningbouw

Toelichting plan
Het Stationspark valt onder de totale opgave van Park Triangel. Het plangebied valt onder de totale opgave van de nieuwe woonwijk Park Triangel aan de zuidzijde van Waddinxveen. De gemeente heeft een masterplan opgesteld waarin stedenbouwkundige randvoorwaarden en uitgangspunten voor de ontwikkeling van de wijk zijn verwoord. Op 24 september 2008 is het uit te werken bestemmingsplan Triangel vastgesteld, waarin de ontwikkeling van Park Triangel in de lijn met dit masterplan juridisch-planologisch mogelijk wordt gemaakt. Er is in nagenoeg het gehele plangebied sprake van uit te werken bestemmingen. Op basis van nieuwe inzichten is het oorspronkelijke plan voor dit deelgebied aangepast, waarbij in een deel van het plangebied in plaats van uit te werken bedrijven woningen worden gebouwd. In deze notitie wordt een melding gemaakt van de uitwerking van dit plangebied.

Plaats:   Waddinxveen  
Woonmilieu:   kleinstedelijk  
Stedenbaan:   Ja, het gaat om de directe omgeving van het nieuwe station Triangel  
Type plan:   Geheel liggend binnen het Bestaand Stedelijk en Dorpsgebied (BSD)  
Bestemmingsplan:   Het plangebied maakt onderdeel uit van het vigerende bestemmingplan "Triangel".  
Aantal woningen:   maximaal 141 woningen  
Type woningen:   18 grondgebonden rijwoningen beukmaat 5,4 m.
6 grondgebonden rijwoningen beukmaat 6,0 m.
54 sociale huur appartementen van circa 65-70 m2 gebruiksoppervlak (GBO)
39 beleggers huurappartementen <850 euro p/m 70-75 m2 GBO
24 bereikbare koop appartementen 65-70 m2 GBO  

 

Woningbehoefte
Kwantitatieve behoefte
De woningbouwprogrammering van Waddinxveen gaat uit boven de Woningbehoefteraming van 2013 (WBR) en uiteindelijk ook boven de Bevolkingsprognose (BP). Dit is het geval wanneer alle plannen die op de projectenlijst ook daadwerkelijk voor 2024 worden gerealiseerd. De ervaring leert dat een deel van de geplande woningbouw niet doorgaat of vertraagt (planuitval). Dit heeft onder andere te maken met het feit dat er pas gebouwd wordt als er voldoende afgezet is. Er wordt immers niet gebouwd voor leegstand. Er wordt daarom verwacht dat de uiteindelijke productie lager uitvalt dan de nu geplande woningen. Dit is nu niet verwerkt in de cijfers voor de Regionale Agenda Wonen (2014). Jaarlijks stellen wij onze prognoses bij. De afgelopen jaren is er in Waddinxveen fors meer gebouwd dan waar volgens de WBR behoefte aan zou zijn. Uit het feit dat er meer is gebouwd en ook afgezet volgt dat er in ieder geval in die jaren meer behoefte is dan de WBR aangeeft. Dit blijkt ook uit het feit dat de WBR 2013 voor Waddinxveen hoger is dan de WBR 2010 was.

De WBR/BP 2016 komt weer hoger uit, zeker voor de korte termijn. De WBR 2016 gaat uit van 859 woningen, waar de WBR 2013 uitgaat van 568. De BP 2016 gaat voor de periode van 2015 tot 2019 uit van 1066 woningen, waar de BP 2013 voor diezelfde periode uitgaat van 586 woningen. Om deze woningen te realiseren, zullen we plannen moeten aannemen, versnellen of bijstellen.

Kwalitatieve behoefte
De Woonvisie Waddinxveen 2012 geeft richting en kaders aan het beleid rondom het wonen en de woningmarkt. De woningvoorraad moet zo goed mogelijk aansluiten bij de markt (vraag) en mensen die hulp nodig hebben bij het vinden van passende woonruimte worden ondersteund. De gemeente wil kwaliteit en diversiteit bieden. Het programma voor nieuwbouw wordt afgestemd op de ontwikkelingen in de vraag. De ontwikkeling van de bevolking heeft effect op de aantallen benodigde woningen, maar ook op het soort woningen en de woonmilieus.

De opgave in het kort

  • Algemeen: het bedienen van de verschillende doelgroepen: voldoende betaalbare en passende woningen, zowel koop als huur
  • Inzet op bevordering van de doorstroming
  • Startersbeleid
  • Aanpak scheefwonen
  • Bouw van markt huur- en koopwoningen

Waddinxveen heeft relatief veel huishoudens in de hoogste inkomensgroepen. Deze mensen willen graag verhuizen naar een relatief grote / dure woning (Kernrapport Cita Vista gemeente Waddinxveen, 2015). Er zijn thans weinig alternatieven in de bestaande woningvoorraad beschikbaar voor deze mensen. Hierdoor is de doorstroming op de Waddinxveense woningmarkt laag. Dit is vooral goed te merken in de huursector. In Waddinxveen wordt relatief veel goedkoop scheef gewoond. Een groot deel van de sociale huurwoningen wordt bewoond door mensen met een te hoog inkomen voor deze woningen (waarstaatjegemeente.nl, Lokale Monitor Wonen november 2016). In de Woonvisie Waddinxveen wordt daarom ingezet op doorstroming. Om die doorstroming te bereiken worden eengezinswoningen toegevoegd aan de voorraad en wordt ingezet op huur net boven de liberaliseringsgrens. In Waddinxveen is een klein aanbod aan huurwoningen net boven de liberaliseringsgrens, terwijl hier wel vraag naar is. Ditzelfde geldt voor de kleinere appartementen in de sociale huur en de bereikbare koop. Deze woningen zijn bedoeld voor de kleinere huishoudens. Deze doelgroep neemt in aantallen toe, waardoor ook de vraag naar woningen voor deze doelgroep toeneemt. Stationspark voorziet in woningen in deze categorieën. Er komt meer beweging op de woningmarkt. Het programma sluit hierdoor goed aan bij de lokale woningbehoefte en daardoor ook bij de regionale behoefte.

De ontwikkeling van Park Triangel verloopt volgens verwachting en voorspoedig. Wij menen dat ook dit deelplan van Park Triangel afgezet kan worden. Daarnaast werkt de nabijheid van voorzieningen en een goede ontsluiting voor openbaar vervoer en de auto positief op de afzet van de woningen.

Concurrentie met andere plannen
In de gemeente Waddinxveen heeft het bestemmingsplan Stationspark een kleinstedelijk woonmilieu. Op basis hiervan wordt bekeken of het plan concurrerend kan zijn met de gemeenten waarmee Waddinxveen een significante verhuisrelatie heeft. Binnen de regio zijn dit Gouda, Zuidplas en Bodegraven-Reeuwijk.

Gouda heeft een stedelijk woonmilieu. Zuidplas en Bodegraven-Reeuwijk hebben allebei een centrumdorps woonmilieu. Gezien de ligging van Waddinxveen ten opzichte van de buurgemeenten zijn de verschillen tussen de diverse woonmilieus in werkelijkheid niet zo scherp als het ABF-model veronderstelt. Door te kiezen voor productmarktcombinaties die aansluiten op de behoefte van de eigen inwoners in Waddinxveen (wonen aan de rand van de grote steden, in de nabijheid van een stedelijke omgevingen) worden eventuele negatieve effecten op woningbouwplannen in de buurgemeenten beperkt.

Daarnaast is uit het rapport 'Bevolkingsontwikkeling en woningbouw tot 2040' op te maken dat er de komende 10 jaar tussen de 85.000 en 95.000 woningen moeten worden gebouwd om de bevolkingsgroei te kunnen huisvesten. Deze bouwopgave kan niet alleen binnenstedelijk worden uitgevoerd. Er moeten dus in snel tempo nieuwe bouwlocaties worden aangewezen om te voorkomen, dat de huizengekte van eind jaren negentig en vlak voor de crisis terugkeert.

Regionale afstemming:
Het gaat om een bestemmingsplan binnen de grenzen van het moederplan van Park Triangel. Dit moederplan is geheel opgenomen in blok 1 van de Regionale Agenda Wonen. De plannen en in blok 1 zijn plannen, waarover al afstemming is binnen de regio. Ook wanneer er sprake is van wijziging van de plannen, worden deze geacht te zijn afgestemd, zolang de plannen binnen de aantallen van het moederplan blijven. Dat is hier het geval.

2.1.2 Waterbeheerplan 2016 - 2021

Het beleid van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (verder HHSK) is vastgelegd in het waterbeheerplan 2016-2021, de Keur van Schieland en de Krimpenerwaard, peilbesluiten en de leggers.

Het algemeen bestuur van het HHSK heeft op 29 juni 2016 het Waterbeheerplan 2016-2021 'Met mensen en water' (WBP) vastgesteld.

Het WBP geeft de visie en ambities weer op het waterbeheer voor de lange termijn. Het plan bepaalt de koers: het geeft richting aan het handelen van het HHSK en biedt burgers, bedrijven, partners en andere betrokkenen zicht op wat zij van het Hoogheemraadschap kunnen verwachten.

Het hoogheemraadschap staat voor een doelmatig en duurzaam waterbeheer in directe verbinding met de omgeving. HHSK streeft er naar haar taken tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten uit te voeren, bij te dragen aan de leefbaarheid van het gebied en de toekomstbestendigheid en duurzaamheid van het watersysteem te vergroten. Zo benoemt het waterbeheerplan concrete doelen om de impact van klimaatverandering (adaptatie) en de omvang van de klimaatverandering (mitigatie) te beperken. Een mogelijke aanscherping van doelen zal binnen de planperiode plaatsvinden.

Het HHSK gaat actief in gesprek met de omgeving en staat open voor initiatieven van burgers, bedrijven en partners.

Het streven is het watersysteem zo goed mogelijk geschikt te houden voor alle functies. Daarnaast is er aandacht voor de aantrekkelijkheid van het woon- en leefgebied voor alle gebruikers. Ambities zijn uitgewerkt binnen verschillende thema's:

  • veilig en bewoonbaar (waterveiligheid)
  • voldoende, schoon en aantrekkelijk water (watersysteem)
  • gezuiverd water (afvalwaterketen en emissies)
  • veilige wegen

In het kader van het bestemmingsplan Triangel is uitgebreid aandacht besteed aan water. Ook in de toelichting van het voorliggend bestemmingsplan wordt aangegeven op welke wijze met de waterafspraken (zie paragraaf 5.3) wordt omgegaan.

2.2 Gemeentelijk/lokaal beleid

2.2.1 Structuurvisie Waddinxveen 2030

In de Structuurvisie "Waddinxveen 2030, positief en realistisch naar 2030" (vastgesteld 3 oktober 2012) is opgenomen dat Waddinxveen zich moet profileren als een vitale gemeente met een sterke identiteit op de overgang tussen stad en Groene Hart. De diversiteit en dorpse kwaliteiten moeten behouden worden. In deze structuurvisie worden de ambities uit de Structuurvisie 2006 en de wijze waarop deze worden gerealiseerd geactualiseerd. Er is opnieuw gekeken naar de kansen en mogelijkheden die Waddinxveen heeft op het gebied van ruimtelijke ontwikkelingen. De gemeente Waddinxveen heeft daardoor opnieuw een duidelijk kader voor toekomstige ontwikkelingen tot 2030.

De gemeente Waddinxveen beoogt met de structuurvisie verscheidene doelen te bereiken:

  • integrale visievorming voor de lange termijn;
  • bijeenbrengen en afwegen van belangen (inhoudelijk en procesmatig);
  • toetsings- en inspiratiekader voor ruimtelijke beslissingen;
  • basis voor uitwerking in sectoraal beleid, gebiedsgerichte visies en in juridisch-planologische kaders (zoals bestemmingsplannen);
  • basis voor uitvoering: zoals het stellen van locatie-eisen en verhalen van kosten.

Het plangebied is gelegen in Park Triangel, dat in de Structuurvisie is aangeduid als nieuw woongebied en prioriteit heeft gekregen voor haar ontwikkeling.

2.2.2 Woonvisie Waddinxveen 2012-2017

De Woonvisie schetst het beleid van de gemeente Waddinxveen op het gebied van het wonen voor de korte en lange termijn. Voor het woongebied zijn twee hoofdopgaven geformuleerd:

  • voorzien in de woningbehoefte van doelgroepen;
  • inzet op de kwaliteit van woning en woonomgeving.

In de Woonvisie wordt ingezet op de ontwikkeling van Park Triangel.

2.2.3 Mobiliteitsplan 2013-2020

Het Mobiliteitsplan 2013-2020 is op 26 juni 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. Het mobiliteitsplan vervangt de verkeersvisie uit 2006. In het mobiliteitsplan staan ambities: een optimaal bereikbaar Waddinxveen, verkeersveiligheid voor alle verkeersdeelnemers, stimuleren van het fietsgebruik en het optimaal benutten van het openbaar vervoer. Het doel van het mobiliteitsplan is om deze vier ambities te realiseren. Hiervoor is een routeboek opgesteld. Dit routeboek bestaat uit beleidskaders die gebruikt worden bij diverse (integrale) ontwikkelingen en maatregelen waarmee de grootste knelpunten aangepakt kunnen worden. Tijdens het opstellen van het mobiliteitsplan is veelvuldig gebruik gemaakt van kennis en kunde van inwoners, het bedrijfsleven en diverse maatschappelijke organisaties van Waddinxveen. Het mobiliteitsplan is een sectorale uitwerking van de in oktober 2012 vastgestelde “Structuurvisie Waddinxveen 2030”. In het mobiliteitsplan staan geen detailuitwerkingen. Hiervoor worden, waar relevant, aparte plannen gemaakt.

In het Mobiliteitsplan is rekening gehouden met de nieuwe woonwijk Park Triangel.

2.2.4 Waterplan Boskoop en Waddinxveen

Het gemeentelijke beleid is vastgelegd in het Waterplan Boskoop en Waddinxveen (februari 2010). Dit Waterplan is gezamenlijk door de gemeenten Waddinxveen en Boskoop, het hoogheemraadschap van Rijnland en het HHSK opgesteld om knelpunten in het watersysteem aan te pakken en kansen op verbeteringen te benutten. Een opgave voor het Waterplan is te voorzien in de lokale implementatie van het nieuwe waterbeleid (Kaderrichtlijn Water, Nationaal Bestuursakkoord Water). Ook willen de gemeenten en de hoogheemraadschappen zorgen voor een optimale, gezamenlijke aanpak van de wateropgaven. Het waterplan focust op de maatregelen in het bebouwde gebied.

Het waterplan heeft tot doel een integrale visie op te stellen over alle aspecten van het water (met uitzondering van drinkwater en zwembaden) en het implementeren van duurzaam waterbeleid in het bebouwd gebied van beide gemeenten. Het waterplan resulteert uiteindelijk in een maatregelenpakket om te komen tot:

  • een veilig en robuust watersysteem;
  • het voorkomen van wateroverlast en watertekort;
  • een goede waterkwaliteit en een ecologisch gezond watersysteem;
  • het benutten van mogelijkheden voor beleving en recreatie;
  • het optimaliseren van beheer en onderhoud;
  • het optimaliseren van communicatie binnen en tussen partijen.

In het kader van het bestemmingsplan Triangel is uitgebreid aandacht besteed aan water. Ook in de toelichting van het voorliggend bestemmingsplan wordt aangegeven op welke wijze met de waterafspraken (zie paragraaf 5.3) wordt omgegaan.

2.2.5 Masterplan Triangel/ IOP

In het Masterplan zijn de ruimtelijke kaders voor de ontwikkeling van het gebied aangegeven. Na het Masterplan zijn diverse uitwerkingen opgesteld, zoals visies en ontwikkelingsprogramma's waaronder het IOP.

In februari 2010 heeft de gemeenteraad van Waddinxveen het IOP voor Park Triangel vastgesteld. Dit plan bestaat uit vijf onderdelen:

  • 1. het Stedenbouwkundig Plan met het bijbehorende functionele programma;
  • 2. het Kwaliteitsinstrumentarium, de beschrijving van de te bereiken product- en proces kwaliteit;
  • 3. het Bestemmingsplan Triangel als het vigerende juridisch planologisch kader;
  • 4. de Grondexploitatie van de door de gemeente Waddinxveen en Bouwfonds Ontwikkeling op te richten GEM;
  • 5. de Samenwerkingsovereenkomst tussen de gemeente Waddinxveen en Bouwfonds Ontwikkeling, waarin partijen hun afspraken over de samenwerking bij de ontwikkeling van Park Triangel hebben vastgelegd.

Op 22 januari 2014 heeft de gemeenteraad het IOP bevestigd.

2.2.6 Nota archeologiebeleid gemeente Waddinxveen

Op 14 november 2012 heeft de gemeente Waddinxveen een eigen archeologiebeleid vastgesteld. Gemeentelijk archeologiebeleid dient te voldoen aan de uitgangspunten uit de Monumentenwet 1988. Ook voor het gemeentelijk archeologiebeleid van Waddinxveen gelden daarom de volgende uitgangspunten:

  • archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem bewaren en alleen opgraven als behoud in de bodem (in situ) niet mogelijk is;
  • de relatie tussen archeologie en ruimtelijke ordening versterken zodat behoud van het bodemarchief onderdeel wordt van het planologische besluitvormingsproces;
  • bodemverstoorders betalen archeologisch vooronderzoek en mogelijke opgravingen en zijn hiervoor operationeel verantwoordelijk.

Het archeologiebeleid is opgebouwd uit vier documenten:

  • de archeologische waarden- en verwachtingenkaart gemeente Waddinxveen;
  • de archeologische beleidskaart gemeente Waddinxveen;
  • de geomorfologische kaart;
  • de cultuurhistorische kaart;
  • de archeologische inventarisatiekaart;
  • een toelichting (verantwoording) op de archeologische waarden en verwachtingenkaart en de beleidskaart;
  • een beleidsnota.

De archeologische waarden- en verwachtingenkaart geeft inzicht in de (opbouw) van het bodemarchief. Op welke plaatsen in de gemeente Waddinxveen zijn er (zo goed als zeker) archeologische sporen aan te treffen, op welke plaatsen zijn er mogelijk archeologische sporen te verwachten, en waar ook zo goed als zeker niet. De archeologische beleidskaart geeft inzicht in de wijze waarop de gemeente met deze waarden en verwachtingen in het kader van haar ro-beleid om wil gaan: waar geldt wel en waar geldt geen archeologische onderzoeksplicht voor vergunningaanvragers. De bronnen en de argumentatie op basis waarvan de archeologische waarden- en verwachtingenkaart en de beleidskaart tot stand zijn gekomen zijn vermeld in de 'Toelichting op de archeologische beleidskaart Waddinxveen' (separaat document). De beleidsnota geeft inzicht in de beleidsmatige, juridische en financiële aspecten. Het geeft een overzicht van de vrijstellingsgrenzen die Hazenberg Archeologie adviseert, welke taken er uit het vastgestelde beleid (kunnen) voortvloeien, welke mogelijkheid de gemeente heeft archeologiekosten te verrekenen, bijvoorbeeld via een aanpassing van de legesverordening, en welke planregels de gemeente kan opnemen in haar nieuwe bestemmingsplannen.

De essentie van het archeologiebeleid van de gemeente Waddinxveen bestaat uit het 'archeologieproof' maken van nieuwe bestemmingsplannen en beheersverordeningen. Daartoe bevat dit plan voorbeelden van archeologische planregels. De archeologische beleidskaart kan gebruikt worden om de dubbelbestemming 'archeologie' in de verbeelding van de nieuw op te stellen bestemmingsplannen en beheersverordeningen op te nemen.

De gemeente is bezig met een actualisatie van het archeologiebeleid. Op 31 oktober 2016 is het nieuwe beleidsrapport verschenen. De aanpassingen voor Waddinxveen zijn tweeledig:

  • zones met een bepaalde verwachting zijn vervallen, aangepast of ondergebracht in een andere categorie Waarde Archeologie;
  • de diepteligging van archeologisch kansrijke zones is aangepast aan de feitelijke diepteligging. Dit geldt voor de ligging van de stroomgordelafzettingen.

Dit nieuwe beleidsrapport dient nog vastgesteld te worden. In paragraaf 5.1 wordt nader op dit onderwerp ingegaan.

2.2.7 Beleidsnota externe veiligheid

De gemeente Waddinxveen heeft op 3 oktober 2012 de Beleidsnota externe veiligheid vastgesteld. In de beleidsnota zijn de volgende veiligheidsambities geformuleerd:

  • woongebieden worden zo veilig mogelijk ingericht;
  • de vestiging van nieuwe risicobedrijven in woongebieden is niet toegestaan;
  • binnen het 100% letaliteitsgebied van risicobronnen zijn nieuwe bestemmingen voor verminderd zelfredzame personen niet toegestaan;
  • de vestiging van nieuwe risicobedrijven op bedrijventerrein Coenecoop is uitsluitend toegestaan onder strikte voorwaarden;
  • de vestiging van nieuwe risicobedrijven is toegestaan op Distripark Doelwijk en op het nog te ontwikkelen bedrijventerrein A12 Noord;
  • nieuwe woon- en verblijfsgebouwen worden standaard uitgevoerd met afschakelbare ventilatie;
  • routering gevaarlijke stoffen;
  • aardgasleidingen.

Voor de uitvoering van deze ambities zijn planologische kaders opgenomen, waaraan bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen kan worden getoetst. Om de uitvoering te borgen wordt deze beleidsnota externe veiligheid gekoppeld aan de Structuurvisie Waddinxveen 2030 (zie paragraaf 2.2.1) en wordt bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening gehouden met de geformuleerde ambities.

In paragraaf 5.1 wordt nader op dit onderwerp ingegaan.

Hoofdstuk 3 Stedenbouwkundige uitgangspunten

Algemene uitgangspunten voor Park Triangel
Uitgangspunt voor Park Triangel, is een wijk met een duidelijk herkenbaar beeldmerk. De reden voor het hanteren van een duidelijk beeldmerk is dat dit een identiteitsdrager is voor de gehele wijk en dat hiermee een samenhang op wijkniveau ontstaat.

Een beeldmerk wordt vertaald naar een aantal hoofdregels die gelden voor alle buurten in de wijk. Elke buurt kan een verbijzondering of aanvulling krijgen waardoor binnen de totale kwaliteit een identiteit per buurt ontstaat. De beeldkwaliteit wordt per deelplan vastgesteld door de gemeenteraad en zal dienen als toetsingskader van het Q-team. Het gaat om een geheel met daarbinnen ruimte voor nuances. De wijk kenmerkt zich door een vormgegeven openbare ruimte en stedenbouw tot een compositorisch geheel.

Het landschap is een drager voor het planontwerp voor de wijk Park Triangel. Oriëntatie, herkenning en identiteit zijn belangrijke uitgangspunten. Verschillende buurten rondom een centraal park waarin de voorzieningen liggen, dat is in essentie het voorstel voor Park Triangel.

De buurten verschillen in afmetingen, maar passen allen qua maat goed in de stedenbouwkundige opbouw van Waddinxveen en Park Triangel in het bijzonder.

De hoofdplanstructuur bestaat uit royale bomenlanen die alle buurten met elkaar verbinden. De lanen vormen de hoofdinfrastructuur van het plan. Dit maakt dat er een goede oriëntatie in het plan is. De rechtlijnigheid van de polder is voor een deel terug te vinden in de verkaveling van de buurten, met zijn rechte buurtstraten. De straten zijn niet lang, zodat een dorps karakter ontstaat. In het plan is ingezet op een goede en gevarieerde parkeeroplossing, parkeren in parkeerpockets omgeven door hagen, afgewisseld met parkeren op verschillende manieren in de straat. In de straten wordt bij voorkeur langsparkeren toegepast en geen haaks parkeren. Het buurtgroen wordt gethematiseerd per buurt. Vanuit de woning kunnen kinderen de speelplek altijd op een veilige manier bereiken binnen een beperkte loopafstand. Een centraal thema voor de wijk is het (land)leven in de Engelse dorpen met zijn warme identiteit, heden ten dage nog te vinden in de 'cottages' en 'manors'. De nieuwbouw dient dit beeld niet letterlijk te kopiëren maar het te vertalen in een eigentijds beeld.

Op basis van de onderdelen Stedenbouwkundig Plan en Kwaliteitsinstrumentarium, is in september 2016, in opdracht van CV Park Triangel, een Stedenbouwkundig plan voor Stationspark opgesteld. Dit plan is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen in Bijlage 1.

3.1 Stedenbouwkundig plan Stationspark

3.1.1 Programma

Waar in het verleden nog gedacht werd aan een programma met een mix van kantoren en woningen is het uitgangspunt van GEM Triangel nu om de locatie in te vullen met woningbouw in verschillende segmenten en een aanzienlijk percentage gestapelde bebouwing voor starters. Er is uitgegaan van een combinatie aanbod van grondgebonden rijwoningen en appartementen in de sociale en middel dure huur en sociale koop.

Het stedenbouwkundig plan gaat uit van een mix van woningtypes:

  • 18 grondgebonden rijwoningen beukmaat 5,4 m.
  • 6 grondgebonden rijwoningen beukmaat 6,0 m.
  • 54 sociale huur appartementen van circa 65-70 m2 GBO
  • 39 beleggers huurappartementen <850 euro p/m 70-75 m2 GBO
  • 24 bereikbare koop appartementen 65-70 m2 GBO
  • totaal 141 woningen

Daarnaast is in de plint van het appartementengebouw naast het stationsplein circa 800 m2 bvo gereserveerd ten behoeve van commerciële functies. In dit bestemmingsplan wordt in verband met de flexibiliteit rekening gehouden met maximaal 1.300 m2 bvo aan commerciële voorzieningen.

In de onderstaande afbeelding zijn de locaties en aantallen woningen per woningtype weergegeven, evenals de locatie voor commerciële ruimte in de plint.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.bpStationspark-0401_0004.png"

Afbeelding - Het stedenbouwkundig programma voor het Stationspark Triangel

3.1.2 Beeldkwaliteit

Voor de buurt Stationspark is een eigen sfeer en identiteit bepaald, rekening houdend met het thema ‘Engelse landschapsstijl’. Het thema is vertaald in een stijl met een industriële sfeer waarbij de appartementen als fabriekspanden en de grondgebondenwoningen als arbeiderswoningen zijn geïnterpreteerd.

Spelregels appartementen

  • fabriekscomplexen als inspiratie
  • gelede, geschakelde volumes
  • bijzondere metselwerkdetaillering
  • warm bruin/rode genuanceerde baksteen
  • atracietgrijze kozijnen/accenten in de gevel (staal-look)
  • gelaagdheid/reliëf in de gevel ontwerpen
  • buitenruimtes als loggia’s of hangende (staal) constructies
  • bijzondere aandacht voor dakbeeindiging - gebouwen een ‘kroon’ geven, (suggestie van) kappen op beeldbepalende plekken
  • kappen met antraciet keramische pan uitvoeren

Spelregels grondgebonden woningen

  • arbeiderswoningen als inspiratie
  • geleding in de blokken door doortrekken brandmuren tussen de woningen
  • bijzondere metselwerkdetaillering en/of kaders toepassen rondom de kozijnen
  • roedeverdeling in de ramen voor Engelse sfeer
  • warm bruin/rode genuanceerde baksteen
  • bijzondere aandacht voor de entree
  • groene haag in de voortuin
  • kopgevels die grenzen aan het openbaar gebied verbijzonderen door zijraam en/of schoorsteen
  • daken bedekken met atraciet keramische pannen

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.bpStationspark-0401_0005.png"

Afbeelding - Referentiebeeld 'industriële sfeer' tbv appartementen

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.bpStationspark-0401_0006.png"

Afbeelding - Referentiebeeld 'landelijke sfeer' tbv grondgebonden woningen

3.1.3 Stedenbouwkundige structuur

Het driehoekige plangebied en de verschillenden randen zijn bepalend geweest voor de opzet van de stedenbouwkundige structuur. De bebouwing is overwegend langs de randen van het plangebied gesitueerd in verschillende ‘korrels’ die aansluiten op de omgeving. Tussen en rondom de blokken is ruimte voor groene locaties en voor parkeren. In het hart van het gebied ligt een groene ontmoetingsplek.

Het programma is compact en door de stapeling van appartementen is de bouwhoogte ook hoger dan de omliggende woonvelden. Aan het stationsplein komt een stevige bebouwingswand met appartementencomplexen die het plein duidelijk begrenzen. Langs het spoor zijn twee appartementencomplexen geplaatst. Deze vormen een afschermende wand voor het geluid. Door de bebouwing niet in één rooilijn te plaatsen maar te laten verspringen is er ruimte voor parkeren parallel aan het spoor en ontstaat een gevarieerder beeld langs het spoor.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.bpStationspark-0401_0007.png"

Afbeelding - 3D beeld centrale groenplek

De nieuwe buurt wordt ontsloten vanaf de Parklaan. Vanaf de Parklaan loopt een groene woonstraat het gebied in, die splitst ter plaatse van de centraal gelegen groene ontmoetingsplek. In de onderstaande afbeeldingen is de ontsluitingsstructuur voor auto's, fietsers en voetgangers weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.bpStationspark-0401_0008.png"

Afbeelding - Ontsluitingsstructuur voor auto's

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.bpStationspark-0401_0009.png"

Afbeelding - Ontsluitingsstructuur voor voetgangers en fietsers

3.1.4 Parkeren

In de onderstaande afbeelding zijn de parkeerplaatsen weergegeven, zoals deze in het stedenbouwkundig plan zijn opgenomen. Parkeren bevindt zich langs de straten als éénzijdig langsparkeren en geclusterd op een aantal plekken. Er is een parkeerkoffer opgenomen tussen de grondgebonden woningen die grenzen aan de vaart, een parkeercluster in de noordelijke driehoek van het plangebied, een parkeerstraat parallel aan het spoor en een cluster parkeren achter de appartementen aan het stationsplein. Daar waar parkeren geclusterd is, is dat altijd ingepast met hagen en bomen om een zo groen mogelijke uitstraling te krijgen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.bpStationspark-0401_0010.jpg"

Afbeelding - Parkeerplaatsen binnen het stedenbouwkundig plan

Vanwege het relatief forse programma en de grote hoeveelheid appartementen is in dit deelplan sprake van een grote hoeveelheid maaiveldparkeren. In afwijking van het IOP is voor dit deelplan gerekend met de parkeernormen uit de actuele CROW-richtlijnen (midden bandbreedte). Dit omdat daarin meer diversificatie mogelijk is naar de te realiseren specifieke woonproducten dan op grond van de parkeernormen uit het IOP kan worden bereikt. Voor de kleine appartementen is gerekend met een parkeernorm van 1,4 parkeerplaats per woning. Voor de overige woningen met een norm van 1,9 parkeerplaats per woning.

Op basis van deze parkeernormen, is de volgende behoefte vastgesteld:

  • 24 grondgebonden woningen x 1,9 = 46 parkeerplaatsen
  • 117 appartementen x 1,4 = 164 parkeerplaatsen
  • Totale parkeerbehoefte : 209 parkeerplaatsen

In het stedenbouwkundige plan is rekening gehouden met 210 parkeerplaatsen (inclusief 7 langs de Parklaan). Er worden dus voldoende parkeerplaatsen aangelegd.

Parkeren bevindt zich langs de straten als éénzijdig langsparkeren en geclusterd op een aantal plekken. Er is een parkeerkoffer opgenomen tussen de grondgebonden woningen die grenzen aan de vaart, een parkeercluster in de noordelijke driehoek van het plangebied waar sowieso niet gebouwd kan worden in verband met de ondergrondse gasleiding, een parkeerstraat parallel aan het spoor en een cluster parkeren achter de appartementen aan het stationsplein. Daar waar parkeren geclusterd is, is dat altijd ingepast met hagen en bomen om een zo groen mogelijke uitstraling te krijgen.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Huidige situatie

Het totale plangebied heeft een oppervlakte van 20.159 m². Momenteel bestaat het plangebied uit braakliggend terrein. Er zijn een aantal watergangen in het plangebied gelegen. In de onderstaande afbeelding is de huidige situatie ter plaatse van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.bpStationspark-0401_0011.jpg"

Afbeelding - Huidige situatie ter plaatse van plangebied Stationspark

4.2 Toekomstige situatie

In het bestemmingsplan wordt de bouw van maximaal 150 woningen in het Stationspark mogelijk gemaakt. In het stedenbouwkundig plan wordt uitgegaan van 141 woningen: 24 rijwoningen en 117 appartementen. Er is uitgegaan van een combinatie aanbod van grondgebonden rijwoningen en appartementen in de sociale en middel dure huur en sociale koop. Hoewel in eerste instantie was gepland om óók bedrijven te realiseren, is na recente marktontwikkelingen gekozen voor woningbouw binnen het gehele plangebied. Daarnaast is in de plint van het appartementengebouw naast het stationsplein circa 800 m² bvo gereserveerd ten behoeve van commerciële functies. In dit bestemmingsplan zijn deze voorzieningen mogelijk gemaakt binnen de bestemming Woongebied.

Het hoogste gebouw, aan de kant van het station, wordt voorzien van een stationsklok. In hoofdstuk 3 zijn de stedenbouwkundige uitgangspunten voor het programma beschreven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.bpStationspark-0401_0012.png"

Afbeelding - Stedenbouwkundig plan stationsgebied

Er is sprake van verschillende bouwhoogtes in het plangebied. De randen langs het spoor en het station zijn afwijkend qua bouwhoogte van de rest van de wijk doordat hier gestapelde bebouwing is gesitueerd. In de onderstaande afbeelding zijn de hoeveelheden lagen per bebouwingsblokje weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.bpStationspark-0401_0013.png"

Zoals in hoofdstuk 3 is beschreven, is het thema 'Engelse landschapsstijl', zoals dat voor Park Triangel wordt gehanteerd, vertaald in een stijl met een industriële sfeer waarbij de appartementen als fabriekspanden en de grondgebondenwoningen als arbeiderswoningen zijn geïnterpreteerd. Daarnaast zijn groene ontmoetingsplekken voorzien in het centrum van het Stationspark en aan de noordzijde van het plangebied, aan de vaart. In de onderstaande afbeelding is een 3D impressie weergegeven van de opzet van de woningen en het groen rond de bebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.bpStationspark-0401_0014.png"

Afbeelding - 3D impressie Stationspark

Hoofdstuk 5 Milieu- en planologische aspecten

Het milieubeleid is primair bedoeld om een optimale leefomgeving te realiseren. Dit kan er soms toe leiden dat beperkingen worden opgelegd aan gewenste ruimtelijke ontwikkelingen. In dit hoofdstuk wordt de beoogde ontwikkeling van het Stationspark getoetst aan verschillende milieuaspecten.

5.1 Milieu

De Omgevingsdienst Midden-Holland (ODMH) heeft een milieuparagraaf opgesteld ten behoeve van de onderhavige ontwikkeling. Dit milieukundig advies richt zich op de milieuaspecten geluid, luchtkwaliteit, bedrijven en milieuzonering, externe veiligheid, bodem, archeologie, ecologie, slagschaduw en Mer. De milieuparagraaf is opgenomen in Bijlage 2.

Op basis van het advies is geconcludeerd dat de ontwikkeling van woningen in deelgebied C1 en C2 van de Triangel vanuit het oogpunt van geluid, luchtkwaliteit, bedrijven en milieuzonering, externe veiligheid, archeologie en ecologie zonder meer toelaatbaar is.

Vanwege het milieuaspect bodem is het plan toelaatbaar, maar geldt naar aanleiding van de milieuparagraaf een aandachtspunt. Ter plaatse van het kadastrale perceel E 661 dient een actualiserend historisch bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Tevens dient de aanwezige gedempte sloot (A38AN021093) te worden onderzocht. In de milieuparagraaf is daarom geadviseerd om dit onderzoek uit te voeren voordat de ruimtelijke procedure wordt ingezet. In de navolgende paragraaf wordt nader ingegaan op het aspect bodem.

Er is geen provinciaal milieubelang in het geding.

5.2 Bodem

5.2.1 Wet- en regelgeving

Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen.

Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige) verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging én de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld welke gevolgen dit heeft (Wbb):

  • Niet saneren
    Indien de verontreiniging voor het beoogde doel niet hoeft te worden gesaneerd kan het ruimtelijke plan voor wat betreft deze verontreiniging zonder meer doorgang vinden.
  • Saneren
    Indien de verontreiniging moet worden gesaneerd dient een saneringsplan te worden opgesteld en ingediend te worden bij de Omgevingsdienst Midden-Holland. In sommige gevallen kan worden volstaan met het indienen van een Bus-melding (Besluit uniforme saneringen). Na goedkeuring door het bevoegd gezag kan de sanering doorgang vinden. Na afloop dient de sanering te worden geëvalueerd en het verslag dient ter goedkeuring te worden voorgelegd. Tijdens de saneringsprocedure kan de ruimtelijke procedure worden voortgezet. Echter, een omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen kan pas inwerking treden nadat is vastgesteld dat geen sprake is van een ernstige en spoedeisende sanering (art. 6.2. c. Wabo).

Een onderzoeks- en saneringstraject heeft soms grote financiële consequenties voor de beoogde plannen. Enerzijds omdat de kosten van sanering hoog kunnen zijn, anderzijds omdat deze trajecten van grote invloed kunnen zijn op de planning. In het kader van de Grondexploitatiewet dienen deze kosten tijdig in kaart te worden gebracht. Het is daarom aan te bevelen reeds in een vroeg stadium van planvorming (historisch) bodemonderzoek voor het hele plangebied uit te voeren. Deze bodemonderzoeken zijn ook noodzakelijk bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen.

Bij de realisatie van ruimtelijke plannen is vaak grondverzet noodzakelijk. Dit grondverzet is middels het Besluit bodemkwaliteit aan regels gebonden. De gemeente Waddinxveen beschikt over een vastgestelde bodemkwaliteitskaart en bijbehorende Nota Bodembeheer. Uitgangspunt is dat bij hergebruik van grond de kwaliteit moet aansluiten bij de functie ter plaatse. Nagenoeg alle grondverzet dient te worden gemeld bij het Meldpunt Bodemkwaliteit (www.meldgrond.nl).

5.2.2 Onderzoek

Van het plangebied C1 en C2 is met behulp van het bodeminformatiesysteem (BIS) alle bij de Omgevingsdienst Midden-Holland bekende informatie verzameld over de onderwerpen:

  • Tanks
  • Voormalige bedrijven (HBB)
  • Huidige bedrijven
  • Gedempte sloten (Bio-s)
  • Bodemonderzoekslocaties
  • Grondverzet

De beoordeling van het ruimtelijke plan beperkt zich tot het plangebied C1 en C2 en de ontwikkellocaties.

5.2.3 Resultaten

In deze paragraaf wordt de bekende bodeminformatie besproken. In bijlage 5 van de milieuparagraaf (zie Bijlage 2) is de bij de Omgevingsdienst Midden-Holland bekende bodeminformatie van het plangebied weergegeven.

Tanks
Uit het BIS blijkt dat er binnen het plangebied geen tanks bekend zijn.

Voormalige bedrijven
Uit het voormalige bedrijfsbestand (HBB-bestand) van de provincie Zuid-Holland blijkt dat er in het verleden binnen het plangebied geen bedrijven aanwezig zijn geweest waar potentieel bodembedreigende activiteiten zijn uitgevoerd.

Huidige bedrijven
Uit de BIS-toets blijkt dat er binnen het plangebied geen bedrijven zijn gevestigd.

Gedempte sloten
Uit het bestand met slootdempingen blijkt dat in het verleden binnen het plangebied meerdere sloten zijn gedempt. De slootdempingen zijn middels bodemonderzoek onderzocht. Er zijn hierbij geen noemenswaardige verontreinigingen aangetroffen.

Bodemonderzoekslocaties
Uit het BIS blijkt dat binnen het plangebied twee bodemlocaties aanwezig zijn. Op de locaties zijn meerdere bodemonderzoeken uitgevoerd. Het betreft de locaties:

  • Perceel E661 (vml. volkstuinencomplex): laatste bodemonderzoek uitgevoerd in 2016. Tijdens het bodemonderzoek zijn geen bevindingen gedaan die aanvullend en/of nader dienen te worden onderzocht. De gedempte sloot is onderzocht waarbij geen bijzonderheden zijn waargenomen.
  • Perceel E408: laatste bodemonderzoek uitgevoerd in 2015. Op basis van dit bodemonderzoek kan geconcludeerd worden dat geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Op de locatie bevindt zich een kavelpad van puin. Dit pad is inmiddels geheel verwijderd.

De bevindingen van de uitgevoerde bodemonderzoeken geven geen aanleiding om een aanvullend en/of nader bodemonderzoek uit te voeren. Het plangebied is voldoende onderzocht.

Grondverzet
De gemiddelde bodemkwaliteit binnen het plangebied is vastgelegd in de bodemkwaliteitskaart. Het plangebied is gelegen in zone 7 (Recente uitbreidingen). De gemiddelde kwaliteit van de bovengrond (0,0-0,5 m-mv) en ondergrond (0,5-2,0 m-mv) voldoet aan de Klasse Landbouw / Natuur. Dit betekent dat vrijkomende grond van de locatie zonder keuring in de gehele regio Midden-Holland kan worden hergebruikt.

Voor het toepassen van grond van buiten het plangebied moet worden aangesloten bij de functie die het gebied heeft (Wonen), zie bkk.odmh.nl. Nagenoeg al het grondverzet dient te worden gemeld bij het Meldpunt Bodemkwaliteit (www.meldgrond.nl).

5.2.4 Conclusie en advies

De bodem ter plaatse van het plangebied C1 en C2 is voldoende onderzocht. Er is geen noodzaak voor vervolgonderzoek.

Eventueel grondverzet dient plaats te vinden conform de Nota Bodembeheer en de bodemkwaliteitskaart van de gemeente.

5.3 Water

In het kader van het bestemmingsplan Triangel is uitvoerig op het thema water ingegaan en zijn ook afspraken gemaakt met de waterbeheerders over de omgang met dit thema, zoals waterberging, veiligheid en waterkwaliteit. Tevens heeft uitvoerig onderzoek plaatsgevonden.

In onderstaande is de omgang met dit thema uit het bestemmingsplan Triangel overgenomen. Dit bestemmingsplan zal voor toetsing aan de relevante waterpartners worden voorgelegd.

De waterparagraaf is voor advies voorgelegd aan het hoogheemraadschap.

Veiligheid en voorkomen van wateroverlast
Door de aanleg van Park Triangel treedt functieverandering op in de Zuidplaspolder. Daardoor neemt mogelijke schade bij een dijkdoorbraak toe. De vraag is dan of de schadeklasse van de boezemkades moet worden verhoogd. Maatgevend hierbij is een doorbraak van de waterkering langs de Gouwe. De boezemkade langs de Gouwe heeft als normering schadeklasse V. Dit is de zwaarste klasse. Het verzwaren van de boezemkades is dan ook voor Park Triangel niet relevant.

In december 2005 is in opdracht van de provincie een onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen van een overstroming voor de Zuidplaspolder. Onder andere voor plangebied Park Triangel zijn de maximaal optredende waterstanden berekend. Deze waterstand ligt 15 cm lager dan het beoogde vloerpeil van toekomstige woningen (dit was aanvankelijk NAP -5,05 m en voor nieuwe woningen recentelijk verhoogd naar NAP -4,85 m). Deze waterstand treedt op bij een dijkdoorbraak langs de Gouwe tussen Waddinxveen en de A12. Door provincie en het Hoogheemraadschap is geconcludeerd dat gezien de geringe waterdiepte, de verwaarloosbare stroomsnelheden van het water en de beschikbare evacuatietijd geen aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn.

Het bruto oppervlak van de ontwikkeling bedraagt 106 ha. Wanneer er vanuit wordt gegaan dat 50% van het gebied verhard wordt dan moet voor 53 ha. waterberging gecompenseerd worden. Binnen het gebied is al 15 ha. verhard, waardoor de waterbergingsopgave geldt voor 53-15 = 38 ha. Voor dit oppervlak geldt dat conform de eisen van het hoogheemraadschap waterberging gerealiseerd moet worden. De te realiseren waterberging bedraagt dan 19.400 m3. Deze bergingshoeveelheid dient gevonden te worden tussen het peil van -5.92 m. NAP en -6.25 m. NAP (toetshoogte voor grasland). Het benodigde wateroppervlak voor waterberging bedraagt dan 5,9 ha. Wanneer de hoeveelheid vermeerderd wordt met de hoeveelheid bestaand open water dan bedraagt het te realiseren wateroppervlak in totaal 14,5 ha.

Voorkomen van grondwateroverlast
In het plangebied zullen de bestaande zomer- en winterpeilen gehandhaafd worden. Het toekomstige wegpeil in het plangebied wordt dusdanig gekozen dat de minimale drooglegging is gewaarborgd. De drooglegging, het verschil tussen het wegpeil en het waterpeil, voor het waterrijke plangebied met zettingsgevoelige bodem die is overeengekomen met Hoogheemraadschap en gemeente bedraagt 0,9 m. Hiermee wordt de nodige veiligheid geboden tegen grondwateroverlast.
Doordat de landbouw binnen de Zuidplaspolder in de toekomst minder belangrijk wordt, streeft het Hoogheemraadschap op termijn naar het realiseren van een flexibel peilbeheer waarbij de waterstand zich bevindt binnen een marge van NAP -6,15 m tot NAP -6,3 m.
Het watersysteem van Park Triangel zal zo worden ingericht dat het geen belemmering vormt voor het in de toekomst instellen van het genoemde peil in het gehele peilgebied waarbinnen Park Triangel valt. Dit betekent dat er bij het bepalen van de drooglegging en aanleghoogtes al rekening wordt gehouden met een peil van NAP -6,15 m. Vooralsnog zal echter worden aangesloten bij het huidige zomer- en winterpeil in het betreffende peilgebied, zijnde NAP -6,32/-6,42 m (peilbesluit Hoogheemraadschap Van Schieland en Krimpenerwaard, 4 december 2012).
NB: Op basis van de huidige inzichten wordt voor nieuw te bouwen woningen een bouwpeil/aanleghoogte voor de begane grondvloer gehanteerd van NAP -4,85 m. Voor de bestaande woningen die een lager vloerpeil hebben is bij verbouwing een bouwpeil/aanleghoogte NAP -5,05 m mogelijk. Bij vervangende nieuwbouw moet de aanleghoogte ook NAP -4,85 m worden. Dit wordt opgenomen in de planregels.

Tegengaan bodemdaling veengebied
Voorafgaand aan de bouw en bewoning (gebruiksfase) zal het plangebied bouwrijp gemaakt worden. Hierbij zal gedurende 8 maanden tot 3 jaar de bodemdaling (zetting) kunstmatig worden versneld (door bijvoorbeeld de toepassing van verticale drainage, eventueel in combinatie met een extra bovenbelasting bestaande uit een grondlichaam en/of het afgraven van zettingsgevoelige bodemlagen zoals klei en veen en het terugbrengen van zand) teneinde gedurende de gebruiksfase de bodemdaling te beperken tot acceptabele waarden (norm). De norm die hiervoor gehanteerd wordt is dat een restzetting van 10 cm wordt geaccepteerd ter plaatse van wegen en riolering. Ter plaatse van tuinen wordt voorzien in een restzetting van 0 cm. De nadere uitwerking hiervan, zoals de systeemkeuze van de versnelde consolidatie, dient in overleg met het Hoogheemraadschap tot stand te komen. Het Hoogheemraadschap spreekt haar bezorgdheid uit over een toename van kwel.

Riolering en waterkwaliteit
In het gebied wordt een verbeterd gescheiden stelsel aangelegd waarbij, waar mogelijk, afstromend hemelwater van schone oppervlakken direct wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater. Het afkoppelen geschiedt met inachtneming van de daarvoor bij het Hoogheemraadschap geldende richtlijnen. Voorbeelden van oppervlakken die relatief schoon zijn, zijn onder andere daken en verkeersluwe wegen. Hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater afgevoerd wordt naar de afvalwaterrioolzuiveringsinstallatie. Verder zal het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen toegepast worden, alsmede niet-uitlogende en milieuvriendelijke beschoeiing en betuining.

Hiermee wordt verontreiniging van het afstromende hemelwater beperkt. Omwille van de waterkwaliteit, worden in het plangebied geen doodlopende watergangen aangelegd, hetgeen de doorspoelbaarheid gunstig beïnvloedt.

Inrichting en ecologie
In het plangebied zullen de oevers ter plaatse van de openbare ruimte natuurvriendelijk worden ingericht. Het hoogheemraadschap stelt dat minimaal 50% van de totale oeverlengte op deze wijze wordt ingericht. Een natuurvriendelijke oeverinrichting bestaat uit oevers met een flauw talud, zodat de waterdiepte geleidelijk afneemt. Hiermee wordt een variatie aan vegetatietypen gestimuleerd. Door een inrichting van het watersysteem met een waterdiepte van minimaal 1 m wordt een robuust watersysteem gerealiseerd. De natuurvriendelijke oevers dragen bij aan de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water (KRW).

Het plangebied is gesitueerd in een gebied met wateraanvoer waardoor de doorspoeling goed is. In combinatie met de aanstaande sanering van lozingen van de glastuinbouw zal de waterkwaliteit naar verwachting verbeteren.

Beheer en onderhoud
Alle hoofdwatergangen zijn in beheer en in onderhoud bij het hoogheemraadschap. De gemeente is in principe verantwoordelijk voor het onderhoud van de overige watergangen en het beheer en onderhoud van de riolering en hemelwaterafvoer, alsmede de daarmee samenhangende kosten.

De gemeente en het hoogheemraadschap hebben echter de intentie uitgesproken dat het dagelijks en buitengewoon onderhoud van alle watergangen bij wijze van pilot zal worden uitgevoerd door het hoogheemraadschap. Voorwaarde hierbij is dat alle watergangen vanaf de kant bereikbaar dienen te zijn voor onderhoud en dat een obstakelvrije onderhoudsstrook (breedte 5 m) aanwezig is over de volle lengte van de watergangen. Daarnaast dienen de kruisingen met wegen doorvaarbaar te zijn voor varend onderhoudsmaterieel.

Tevens dienen de bewoners te worden ingelicht over de plichten, geboden en verboden met betrekking tot het onderhoud en activiteiten ter plaatse van het aangrenzende open water (de toepassing van geschikte bouwmaterialen, de eisen ten aanzien van bebouwing en steigers etc.). In dit opzicht is de aanwezigheid van bomen en grote struiken langs de oevers in algemene zin niet gewenst omdat dit leidt tot te veel beschaduwing en overmatige bladval in het water. Bouwen langs of in de hoofdwatergang is niet toegestaan omdat dan de bereikbaarheid voor het onderhoud wordt belemmerd. Daarnaast zal de benodigde transportcapaciteit van de hoofdwatergang ontoelaatbaar worden beperkt indien bebouwing plaatsvindt.

Opgemerkt wordt dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem een watervergunning dient te worden aangevraagd bij het hoogheemraadschap op grond van de "Keur" (ex artikel 77 en 80 van de Waterschapswet). In de keur is ook geregeld dat "beschermingszone" voor watergangen in acht dienen te worden genomen. Het komt erop neer dat binnen de beschermingszone vanaf de insteek van de watergang (bovenkant talud) enkele meters niets gebouwd en opgeslagen mag worden. De laatst genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit van het profiel wordt aangetast, de aan- en/of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd.

Voor het afkoppelen en direct lozen op het oppervlaktewater dient bij het Hoogheemraadschap een watervergunning te worden aangevraagd in het kader van de Waterwet.

Advies Hoogheemraadschap
De waterparagraaf van dit bestemmingsplan zal voor advies voorgelegd worden aan het hoogheemraadschap.

Hoofdstuk 6 Juridische aspecten

6.1 Opzet regels

Uitgangspunt bij dit bestemmingsplan is dat qua regels zo veel mogelijk wordt aangesloten op de regels van eerdere bestemmingsplannen en uitwerkingsplannen die voor Park Triangel zijn opgesteld. De globale bestemmingen 'Uit te werken Woongebied' en 'Uit te werken Bedrijfsgebied' die van kracht zijn voor het plangebied, worden vervangen door een bestemming 'Woongebied'.

De regels van het onderhavige bestemmingsplan zijn ingedeeld in vier hoofdstukken, conform de voorschriften in de SVBP2012 (Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen 2012), te weten:

Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat twee artikelen. In artikel 1 zijn de begrippen omschreven die worden gehanteerd in het plan en die een eenduidige omschrijving behoeven. Diverse begrippen, zoals 'plan' en 'bestemmingsplan', hebben de omschrijving gekregen die is voorgeschreven in de SVBP2012. In artikel 2 is bepaald hoe de diverse maten, als bouwhoogte, goothoogte, inhoud en oppervlakte van bouwwerken worden gemeten. Ook deze regels zijn voorgeschreven in de SVBP2012.

Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk worden regels gegeven voor de binnen het plangebied toegestane functies. Per bestemming zijn de doeleinden c.q. de toegelaten gebruiksvormen van de gronden aangegeven. In beginsel is iedere vorm van bebouwing, die past binnen de desbetreffende bestemming tot een bepaalde omvang rechtstreeks (dus zonder eventuele afwijkingsvergunningen of wijzigingen) toegestaan.

Indien wordt voldaan aan de voorgeschreven maatvoering (bebouwingspercentage, goothoogte en dergelijke) en wordt gebouwd op de aangegeven plaats, kan hiervoor in de regel zonder meer een omgevingsvergunning worden verleend.
In het geval van bijbehorende bouwwerken (vroeger: aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) kan meestal zonder omgevingsvergunning worden gebouwd, mits gebleven wordt binnen de regels van het bestemmingsplan (zie artikel 3, Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht).

Algemene regels
In dit hoofdstuk is de minimale aanleghoogte van de begane grondvloer van hoofdgebouwen (i.c. woningen) geregeld. Deze regel vloeit voort uit de waterparagraaf en is ter bevordering van de waterhuishouding en om problemen met grondwateroverlast problemen met grondwateroverlast te voorkomen.
Verder zijn bepalingen ten aanzien van strijdig gebruik van gronden en bouwwerken opgenomen. Daarmee wordt onder meer de vestiging van seksinrichtingen in het plangebied voorkomen.

Overgangs- en slotregels
Dit hoofdstuk, waarvan de titel zo is voorgeschreven door de SVBP2012, bevat enkel slotregels.

6.2 Bestemmingsregels

In dit bestemmingsplan is sprake van één bestemming: de bestemming Woongebied. In onderstaande wordt deze kort toegelicht.

Woongebied
De bestemmings- en bouwregels zijn gebaseerd op de uitwerkingsregels in artikel 6, 'Uit te werken Woongebied (UW)', van het moederplan bestemmingsplan Triangel en op de regels van vergelijkbare recent opgestelde uitwerkingsplannen.

Op de verbeelding is middels een bouwvlak aangegeven binnen welke gebieden gebouwd mag worden. Binnen de bestemming zijn de goot- en bouwhoogtes opgenomen. Tevens is het maximum aantal woningen vastgelegd. Het stedenbouwkundig plan gaat uit van 141 woningen. Om enige flexibiliteit te behouden is in dit bestemmingsplan uitgegaan van maximaal 150 woningen.

Middels een aanduiding 'gestapeld uitgesloten' is vastgelegd dat aan de westzijde van het plangebied, langs de vaart, geen gestapelde bouw is toegestaan. Daarnaast is middels een aanduiding 'gemengd' vastgelegd op welke locatie commerciële voorzieningen op de begane grond zijn toegestaan. Het stedenbouwkundig plan gaat uit van 800 m2 aan dergelijke voorzieningen. Vanwege de flexibiliteit is in dit bestemmingsplan 1.300 m2 aangehouden als maximum vloeroppervlak.

Binnen deze bestemmingsregels kunnen de voorziene ontwikkelingen plaatsvinden.

Naast een regeling voor hoofdgebouwen (de woningen) zijn tevens regels opgenomen ten aanzien van bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Ook deze zijn zo veel mogelijk afgestemd op de eerder toegepaste regels voor bestemmingsplannen en uitwerkingsplannen voor Park Triangel.

Hetzelfde geldt voor de regels die zijn opgenomen ten aanzien van het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis. In een woning en bijbehorende bouwwerken is de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit toegestaan. Daarbij is detailhandel expliciet uitgesloten. Internetwinkels, die wel detailhandel zijn, maar dan zonder de fysieke vorm of uitstraling van een winkel, zijn wél toegestaan. Van belang is dat geen sprake is van een afhaalfunctie en geen publieksfunctie. Deze functie levert een te grote belasting op voor de woonomgeving (parkeren, verkeersoverlast). Van het begrip 'internetwinkel' is een omschrijving opgenomen in artikel 1 van de regels.

Er zijn relatief weinig regels opgenomen ten aanzien van het bouwen van bijbehorende bouwwerken in de achtertuinen. De reden daarvoor is, dat per 1 oktober 2010 de huidige regels voor vergunningvrij bouwen met de invoering van de Wabo (Wet algemene bepalingen overgangsrecht) en de Bor (Besluit omgevingsrecht) zijn verruimd. De regels van vergunningvrij bouwen gelden ongeacht de bouwregels in het bestemmingsplan.

Waterstaat - Waterstaatkundige functie
Ten behoeve van het veilig stellen van de onderhoudszone rondom hoofdwatergangen is aan weerszijden hiervan een zone van 5 meter opgenomen waar deze dubbelbestemming geldt. De breedte van de onderhoudsstrook geldt vanaf de boveninsteek van het talud, tenzij het talud dermate flauw is (1:7 of flauwer) dat onderhoudsmaterieel hierop kan rijden.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

De gemeente heeft samen met Bouwfonds een gemeenschappelijke exploitatie maatschappij (GEM) opgericht voor de ontwikkeling van Park Triangel. Voor deze ontwikkeling is een gezamenlijke grondexploitatie vastgesteld en zijn kredieten gereserveerd waaruit de realisatie van de nieuwe woonwijk grotendeels wordt betaald. Afspraken hierover zijn vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst.
Daarnaast is door middel van een exploitatie-overeenkomst medewerking verleend aan dit particuliere initiatief voor het bouwen van de zeven extra woningen. In deze overeenkomst zijn afspraken gemaakt over onder andere het kostenverhaal. Daarom is het niet noodzakelijk om een grondexploitatieplan vast te stellen.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 16 februari tot en met 29 maart 2017 zes weken ter inzage gelegen. Het ontwerpbestemmingsplan -met overige relevante stukken- is gedurende deze periode digitaal raadpleegbaar geweest op de gemeentelijke website www.waddinxveen.nl en op www.ruimtelijkeplannen.nl. Een ieder is daarbij in de gelegenheid gesteld om naar aanleiding van het ontwerpbestemmingsplan - mondeling of schriftelijk - een zienswijze in te dienen.

Gedurende de termijn van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan zijn twee schriftelijke zienswijzen ontvangen (provincie Zuid-Holland en hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard). In deze nota zijn de zienswijzen naar aanleiding van het ontwerpbestemmingsplan woordelijk weergegeven, opgedeeld in de aangegeven onderdelen en beantwoord.

Ten aanzien van de ontvankelijkheid:

De zienswijzen zijn binnen de termijn van tervisielegging ontvangen. De zienswijzen worden als ontvankelijk aangemerkt.

Ten aanzien van de inhoud:

De ingekomen zienswijzen naar aanleiding van het ontwerpbestemmingsplan zijn weergegeven en hieronder beantwoord. Aangegeven is of deze al dan niet gegrond is en of het ontwerpbestemmingsplan wordt gewijzigd.


Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard

Algemeen

Het plan heeft geen nadelige invloed op het watersysteem. Er zijn in het gebied geen bijzondere waterhuishoudkundige belangen. Het hoogheemraadschap heeft daarom geen bezwaar tegen de vaststelling van het plan.

Beantwoording

Dit nemen wij ter kennisneming aan.

Conclusie

Het bestemmingsplan wordt niet aangepast.


Waterparagraaf 5.3

De onderstaande alinea's zijn opgenomen in het bestemmingsplan de teksten zijn inmiddels achterhaald.

De onderstaande alinea's:

"Als gevolg van de toename aan verharding in het plangebied dient ter compensatie in totaal 11% van het bruto-plangebied (geheel Park Triangel) nieuw oppervlaktewater gerealiseerd te worden. Dit komt neer op ongeveer 48.000 m2.

In eerste instantie wordt de benodigde waterberging in Park Triangel gerealiseerd binnen het plangebied door de aanleg van waterpartijen (zoals in het centrale park) als door peilverhoging in de bestaande (en te handhaven) waterlopen. Hiermee wordt voldaan aan de waterbergingsbehoefte in relatie tot de NBW-norm. De gemeente Waddinxveen en het HHSK hebben eveneens overeenstemming bereikt (brief 2008.08780 d.d. 2 september 2008) om maximaal 5 ha van de benodigde waterberging te kunnen realiseren in de Vredenburghzone. Deze zone ligt ten zuiden van het plangebied en hiervoor is een ecologische functie beoogd. Om de toekomstige waterberging in de Vredenburghzone goed te kunnen benutten, dient een verbinding van voldoende capaciteit tussen het plangebied en de Vredenburghzone aangelegd te worden. Hiertoe zal een hoofdwatergang vanuit Park Triangel gerealiseerd moeten worden. De bestaande peilvakgrens tussen het plangebied Park Triangel en de Vredenburghzone zal in zuidelijke richting worden verlegd, zodat Park Triangel en de Vredenburghzone onderdeel gaan uitmaken van hetzelfde peilgebied.

Vooralsnog wordt er van uitgegaan dat extra waterberging in de Vredenburghzone niet noodzakelijk is".

Vervangen door:

"Het bruto oppervlak van de ontwikkeling bedraagt 106 ha. Wanneer er vanuit wordt gegaan dat 50% van het gebied verhard wordt dan moet voor 53 ha. waterberging gecompenseerd worden. Binnen het gebied is al 15 ha. verhard, waardoor de waterbergingsopgave geldt voor 53-15 = 38 ha. Voor dit oppervlak geldt dat conform de eisen van het hoogheemraadschap waterberging gerealiseerd moet worden. De te realiseren waterberging bedraagt dan 19.400 m3 . Deze bergingshoeveelheid dient gevonden te worden tussen het peil van -5.92 m. NAP en -6.25 m. NAP (toetshoogte voor grasland). Het benodigde wateroppervlak voor waterberging bedraagt dan 5,9 ha. Wanneer de hoeveelheid vermeerderd wordt met de hoeveelheid bestaand open water dan bedraagt het te realiseren wateroppervlak in totaal 14,5 ha".

Beantwoording

Met het hoogheemraadschap zijn wij van mening dat deze tekst de nu staande afspraken beter weergeven.

Conclusie

Het bestemmingsplan wordt aangepast. In de toelichting zal de tekst vervangen worden.


Parkeerkelders

Woordelijke weergave zienswijze:

Het bestemmingsplan maakt (parkeer)kelders mogelijk. Om overlast te voorkomen moeten de (parkeer)kelders waterdicht zijn, zodat geen grondwater kan binnentreden. Daarnaast moet bij het ontwerp rekening worden gehouden met mogelijk peilstijgingen van het oppervlaktewater. Het hoogheemraadschap adviseert de inrit, eventuele ramen en ventilatieopeningen van de parkeerkelders ruim boven het maximale waterpeil aan te leggen zodat geen wateroverlast optreedt bij forse peilstijgingen.

Beantwoording

Het advies hebben we doorgelegd aan de ontwikkelaar. Het bestemmingsplan is hiervoor niet het instrument om het waterdicht zijn van de kelders en de mogelijke peilstijgingen te regelen.

Conclusie

Het bestemmingsplan wordt niet aangepast.


Provincie Zuid-Holland

Zienswijze

Er is naar dit plan gekeken voor wat betreft woningaantallen en deze zijn akkoord. Ook ten aanzien van de overige ruimtelijke aspecten hebben ze geen opmerkingen.

Beantwoording

Dit nemen wij ter kennisneming aan.

Conclusie

Het uitwerkingsplan wordt niet aangepast.


Lijst van wijzigingen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan

Toelichting

  • Paragraaf 5.3 wordt overeenkomstig bovenstaand tekstvoorstel aangepast