direct naar inhoud van Regels
Plan: Waddix Oudedreef
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0627.WaddixOudedreef-0401

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Waddix Oudedreef als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0627.WaddixOudedreef-0401 van de gemeente Waddinxveen.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan-huis gebonden beroep

de uitoefening van een beroep door de bewoner op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied in een woning of bijgebouw, waarbij de woning overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.6 archeologische waarde

De waarde die een gebied toegekend is op grond van de aldaar aanwezige dan wel te verwachten archeologische resten.

1.7 bebouwing

Één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 bebouwingspercentage

De verhouding tussen de oppervlakte van het te bebouwen terreingedeelte en de totale oppervlakte van het bestemmingsvlak; dit percentage wordt slechts berekend over het gedeelte van het bestemmingsvlak waarbinnen de bouwwerken mogen worden gebouwd.

1.9 bestaande situatie
  • a. Bij gebruik: aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van het plan en gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van dit plan mag worden gerealiseerd krachtens een daartoe verleende omgevingsvergunning;
  • b. bij bouwwerken: aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van het plan, en bouwwerken die op het moment van de inwerkingtreding van dit plan mogen worden gebouwd krachtens een daartoe verleende omgevingsvergunning.
1.10 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.13 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of het vergroten van een bouwwerk.

1.14 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.15 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.16 bouwperceelsgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.17 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.18 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.19 bruto vloeroppervlak

Bruto vloeroppervlak of bvo: conform NEN 2580;

1.20 dakkapel

Een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst, achter de goothoogte.

1.21 dak

Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.22 dove gevel

Een gevel waarin geen te openen delen aanwezig zijn alsmede een gevel waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte;

1.23 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.24 gebruiksoppervlak (gbo)

Gebruiksoppervlak: conform NEN 2580;

1.25 geluidsgevoelige gebouwen

Een (bedrijfs-)woning, onderwijsgebouw, ziekenhuis, verpleeghuis, verzorgingstehuis, psychiatrische inrichting of kinderdagverblijf;

1.26 geluidsluwe buitenruimte

Buitenruimte van een gebouw die grenst aan een geluidsluwe gevel;

1.27 geluidsluwe gevel

Gevel van een gebouw waarop de geluidsbelasting niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde;

1.28 geluidsgevoelige ruimte

Een ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon- of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van ten minste 11 m² bvo;

1.29 hart op hart

De onderlinge afstand tussen het midden van twee fietsparkeerplaatsen (gemeten haaks op de hartlijn van de fietsparkeerplaats);

1.30 huishouden

Eén persoon of meerdere personen in de vorm van een samenlevingsverband, die een duurzame (gemeenschappelijke) huishouding voeren of willen voeren, waar bij een gemeenschappelijke huishouding sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan. Bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen. Bij elkaar wonende studenten en/of alleenstaanden vormen in de regel geen huishouden;

1.31 parkeerbehoefte

De eis van voldoende plaatsen voor het parkeren of stallen van autovoertuigen;

1.32 peil
  • a. Voor hoofdgebouwen: de wegkruin van de voorliggende weg;
  • b. voor bijbehorende bouwwerken welke direct aangebouwd zijn aan het hoofdgebouw: de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer van het hoofdgebouw;
  • c. in alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.
1.33 plangrens

De geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan.

1.34 prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.35 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang als zij het bedrijfsmatig, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische- of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt tevens verstaan een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.36 wonen

Het gebruik van een woning voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.37 woning

Een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken (inclusief overbouwingen) en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen en (gebouw gebonden) installaties, als plinten, pilasters, stoeptreden, dorpels, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- en kroonlijsten, luifels, dakgoten, overstekende daken, lifthuizen en balkons, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 2 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeers- en verblijfsfunctie;
  • b. buitenruimten ten behoeve van de aangrenzende woningen, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'Tuin';

met de daarbij behorende:

  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. fietsenstallingen;
  • e. voet- en fietspaden;
  • f. trappen;
  • g. groenvoorzieningen, waaronder bermen, taluds en beplanting;
  • h. kunstwerken;
  • i. objecten van beeldende kunst;
  • j. speeltoestellen;
  • k. straatmeubilair;
  • l. standplaatsen;
  • m. water;
  • n. waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op of in de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn niet toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding 'Tuin";
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 6 meter.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in woningen;
  • b. aan-huis-verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten;
  • c. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen – onderdoorgang':
    • 1. ter plaatse van de bestaande in- en/of uitrit van de parkeergarage zijn de gronden vanaf de onderkant tot en met de bovenkant van deze bestaande in- en/of uitrit van de parkeergarage uitsluitend bestemd ten behoeve van deze bestaande in- en/of uitrit van de parkeergarage;
    • 2. naast en aangrenzend aan de bestaande in- en/of uitrit van de parkeergarage zijn de gronden mede bestemd voor voetgangers, fietsers en overig niet gemotoriseerd verkeer, mits afgescheiden van de (rijbanen van de) bestaande in- en/of uitrit van de parkeergarage.

met de daarbij behorende:

  • d. tuinen, dakterrassen, erven en terreinen;
  • e. fiets- en voetpaden;
  • f. inpandige bergingen en fietsenstalling;
  • g. parkeervoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op of in de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met een maximale parkeerbehoefte van:

  • a. 46 autoparkeerplaatsen voor bewoners; of
  • b. indien in meer dan 46 autoparkeerplaatsen voor bewoners kan worden voorzien, het meerdere aantal autoparkeerplaatsen voor bewoners;

waarbij de autoparkeerplaatsen zijn gelegen op een loopafstand tot maximaal 400 meter van het gebouw.

4.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. gebouwen mogen uitsluitend bestaan uit gestapelde woningen met een plat dak;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • d. een gebouw dat kan worden aangemerkt als een geluidsgevoelig gebouw mag worden gebouwd, mits:
    • 1. de woningen die op de gevel meer dan 60 dB geluidsbelasting van railverkeer ondervinden over één geluidsluwe gevel en, indien de woningen ingevolge het Bouwbesluit 2012 moeten beschikken over een eigen buitenruimte, één geluidsluwe buitenruimte beschikken;
    • 2. ter plaatse van de bouwaanduiding 'dove gevel' een dove gevel wordt gerealiseerd; en
    • 3. er bron- dan wel overdrachtsmaatregelen zijn getroffen alsook in stand worden gelaten aan/bij de installaties direct ten noorden van de bouwaanduiding 'dove gevel' dan wel andere door het bevoegd gezag goed te keuren maatregelen, zodat de optredende geluidbelastingen op de gevels van de woningen voldoen aan de grenswaarden van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en het maximaal geluidsniveau als bedoeld in artikel 2.17, lid 1, onder a, van het Activiteitenbesluit milieubeheer;
  • e. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen – onderdoorgang' mogen ter plaatse van de bestaande in- en/of uitrit van de parkeergarage vanaf de onderkant tot en met de bovenkant daarvan geen gebouwen worden opgericht;
  • f. gebouwen moeten worden gerealiseerd op betonnen funderingspalen en met betonnen vloeren en mogen slechts worden gebouwd indien is aangetoond, zo nodig door het treffen van maatregelen bij de ontvanger, dat wordt voldaan aan de streefwaarden voor Vmax uit de SBR-richtlijn deel B 'Hinder voor personen in gebouwen'.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  • c. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen – onderdoorgang' mogen vanaf de onderkant tot en met de bovenkant van de bestaande in- en uitrit van de parkeergarage geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht, uitgezonderd bouwwerken, geen gebouwen zijnde die het gebruik van de bestaande in- en/of uitrit van de parkeergarage niet belemmeren.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsactiviteiten

Woningen mogen mede worden gebruikt voor aan-huis-verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten als ondergeschikte functie met dien verstande dat:

  • a. maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning en de bij de woning behorende bouwwerken mag worden gebruikt tot een maximum van 50 m²;
  • b. de woning blijft voldoen aan de bepalingen ingevolge of krachtens de Woningwet;
  • c. de activiteiten worden uitgeoefend door tenminste een bewoner van de woning en ten hoogste één werknemer;
  • d. groothandel, horeca en detailhandel zijn uitgesloten, uitgezonderd verkoop als ondergeschikte nevenactiviteit die verband houdt met de beroeps- of bedrijfsactiviteiten alsmede goederen die ter plaatse in het kader van de aan-huis-gebonden activiteiten zijn vervaardigd;
  • e. er geen afbreuk wordt gedaan aan het woonkarakter van de woning en de buurt als gevolg van bijvoorbeeld geluids- of geuroverlast, reclame, verkeersaantrekkende werking of een onaanvaardbare parkeerdruk in de openbare ruimte waardoor extra verkeersmaatregelen waaronder parkeervoorzieningen noodzakelijk worden;
  • f. er geen activiteiten plaatsvinden waarvoor een milieuvergunning of een melding op grond van milieuwetgeving verplicht is.
4.3.2 Onderdoorgang

Ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van wonen – onderdoorgang’ mogen de gronden, onverlet het bepaalde in artikel 4.1, onder c, tot een hoogte van 2,10 meter uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van de in- en/of uitrit en toegangen van de parkeergarage voor auto's, fietsers en voetgangers.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Overschrijding bouw- en bestemmingsgrenzen

De bouw- en bestemmingsgrenzen mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 3,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt.

6.2 Ondergronds bouwen

De regels inzake de toelaatbaarheid, de aard, de omvang en de situering van gebouwen zijn in geval van ondergrondse bouw van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat deze uitsluitend is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. ondergrondse bouw is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en onder de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen;
  • b. gebouwd mag worden tussen peil en 3,20 m onder peil.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend

  • a. de aanleg of het gebruik van onbebouwde gronden als opslag, stort- of bergplaats voor onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • b. het gebruik van gronden en gebouwen voor het uitoefenen van prostitutie en de exploitatie van een seksinrichting;
  • c. het gebruik van gronden en gebouwen voor de verkoop en opslag van vuurwerk;
  • d. het gebruik van gronden en gebouwen voor de exploitatie van een garagebedrijf, tenzij in de regels van dit plan anders is bepaald;
  • e. het gebruik van gronden en gebouwen voor de exploitatie van een coffeeshop.
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen is niet toegestaan.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Afwijken bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van:

  • a. het overschrijden van bebouwings- of bestemmingsgrenzen voor zover betrekking hebbende op erkers, balkons, buitentrappen, luifels en soortgelijke bouwwerken;
  • b. het overschrijden van bebouwings- of bestemmingsgrenzen door gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen ingeval de overschrijding meer bedraagt dan op grond van de bouwregels is toegestaan;
  • c. beneden peil gelegen ruimtes in één laag binnen en buiten het bouwvlak. Voordat afwijking wordt verleend, wordt advies ingewonnen bij het Hoogheemraadschap;
  • d. containers, al dan niet beneden peil gelegen, voor het gescheiden inzamelen van huishoudelijk afval;
  • e. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • f. de bij recht in de regels toegestane bouwhoogten met ten hoogste 4 meter ten behoeve van lift- en trappenhuizen, architectonische verbijzonderingen, centrale verwarmingsinstallaties,zonneboilers, schoorstenen, glasbewassingsinstallaties, ventilatie-inrichtingen, vlaggenmasten, antennes en vergelijkbare bouwwerken voor de opwekking van duurzame energie zoals zonnepanelen;
  • g. de bestemmingsbepalingen voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bouwgrenzen met maximaal 3 meter, indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  • h. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter.

Artikel 9 Overige regels

9.1 Parkeerregeling
  • a. Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen of een omgevingsvergunning voor een gebruiksverandering moet, indien de wijziging van de gebruiksomvang en/of de wijziging van de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend en/of nabijgelegen perceel. Dit betekent dat moet worden voldaan aan de parkeernormen, zoals opgenomen in de nota 'Parkeerbeleid', van de gemeente Waddinxveen, vastgesteld op 9 juli 2014, en de Notitie 'Toepassing parkeerbeleid en resultaten', van de gemeente Waddinxveen, vastgesteld op 9 mei 2017 en dat indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging, met dien verstande dat in weerwil van het voorgaande bij de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen of een omgevingsvergunning voor een gebruiksverandering ten dienste van de bestemming 'Wonen' het volgende geldt:
    • 1. niet hoeft te worden voorzien in parkeerplaatsen voor bezoekers;
    • 2. de loopafstand van de ingang van het gebouw tot de voor bewoners bestemde parkeerplaatsen bedraagt maximaal 400 meter; en
    • 3. de parkeerbehoefte van bewoners wordt berekend aan de hand van de volgende parkeernormen:

Categorie   Norm  
appartement, < 75 m² bvo   0,9  
appartement, 75-100 m² bvo   1,0  
appartement, > 100 m² bvo   1,1  

en

    • 1. waarbij de loopafstand van de ingang van het gebouw tot de voor bewoners bestemde parkeerplaatsen maximaal 400 meter bedraagt.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a onder 3 geldt dat de aldaar in de tabel opgenomen parkeernormen worden verlaagd met 0,1 indien de bewoners van het te bouwen gebouw als bedoeld onder 4.2.1 de beschikking hebben en houden van fietsparkeerplaatsen, die exclusief voor hen bedoeld zijn, in een gemeenschappelijke fietsenberging(en) die aan de volgende eisen voldoet:
    • 1. afsluitbaar;
    • 2. gelijkvloers;
    • 3. met een loopafstand tot de in-/uitgang voor fietsers van het te bouwen gebouw als bedoeld onder 4.2.1 van maximaal 50 meter, met dien verstande dat als de gemeenschappelijke fietsenberging(en) zich bevindt beneden peil:
      • het hoogteverschil wordt overbrugd door een lift die geschikt is voor het meenemen van fietsen;
      • de gemeenschappelijke fietsenberging(en) vanuit de lift bereikbaar is via 1 deur; en
      • de loopafstand tussen de gemeenschappelijke fietsenberging(en) en de lift maximaal 25 meter bedraagt;
    • 4. met een capaciteit die geschikt is voor minimaal het als volgt te berekenen aantal fietsparkeerplaatsen:
      • 3 fietsplaatsen per woning ingeval van 'appartement, < 75 m² gbo';
      • 4 fietsplaatsen per woning ingeval van 'appartement, 75-100 m² gbo'; en
      • 5 fietsplaatsen per woning ingeval van 'appartement, > 100 m² gbo';
    • 5. de hart op hart afstand tussen twee fietsparkeerplaatsen minimaal 0,50 m.
  • c. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 1. t/m 5. van onderdeel b, voor zover dat noodzakelijk is en doel en strekking van het bepaalde onderdeel b. niet onevenredig wordt aangetast.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Waddix Oudedreef'. Aldus vastgesteld in de vergadering van de gemeenteraad van de gemeente Waddinxveen.

De voorzitter,

De griffier,