direct naar inhoud van Regels
Plan: Abraham Kroesweg Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0627.BPabrkroeswgoost-0401

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Abraham Kroesweg Oost met identificatienummer NL.IMRO.0627.BPabrkroeswgoost-0401 van de gemeente Waddinxveen.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de (eventuele) daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, ambachtelijk, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroeps- of bedrijfsactiviteit, inclusief ondergeschikte (productiegebonden) detailhandel, dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse.

1.6 achtergevel

De van de weg gekeerde gevel van het (oorspronkelijke) hoofdgebouw die evenwijdig of min of meer evenwijdig loopt aan de voorgevel.

1.7 archeologische waarde

De waarde die een gebied toegekend is op grond van de aldaar aanwezige dan wel te verwachten archeologische resten.

1.8 baliefunctie

Een (onderdeel van een) kantooractiviteit of dienstverlening, waarvoor kenmerkend is dat de (economische) activiteit is gericht op het structureel contact met publiek in een daarvoor bestemd en daartoe voor het publiek toegankelijk deel van een gebouw.

1.9 balkon

Open buitenruimte met balustrade uitkragend aan de verdieping van het (aangrenzend) hoofdgebouw.

1.10 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.11 bebouwingsgrens

Een grens van een bouwperceel, welke niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.

1.12 bebouwingspercentage

Indien het percentage van een bestemmingsvlak betreft de verhouding tussen de oppervlakte van het te bebouwen terreingedeelte en de totale oppervlakte van het bestemmingsvlak;

indien het percentage een bouwperceel betreft de verhouding tussen de oppervlakte van het te bebouwen terreingedeelte en de totale oppervlakte van het bouwperceel;

dit percentage wordt slechts berekend over het gedeelte van het bestemmingsvlak of het bouwperceel, waarbinnen de bouwwerken mogen worden gebouwd.

1.13 bedrijfsgebouw

Een gebouw zoals een bedrijfsruimte, verwerkingsruimte, onderzoeksruimte, laboratorium, presentatieruimte en (niet zelfstandige) kantoorruimte dat behoort bij, en ten dienste staat van, het ter plaatse gevestigde bedrijf.

1.14 bedrijfswoning

Een woning in of bij een bedrijf, slechts bestemd voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op het gebruik van het gebouw of terrein, wenselijk is.

1.15 begane grondlaag

De onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder.

1.16 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.19 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.20 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.21 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met uitzondering van onderbouw (kelder), kap of kapverdieping.

1.22 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.23 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.24 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.25 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.26 bruto-vloeroppervlakte (bvo)

Bruto-oppervlakte als bedoeld in NEN2580.

1.27 dak

Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.28 dakkapel

Een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt.

1.29 dakopbouw

Het vergroten van een bestaande ruimte door het realiseren van een verhoging van het bestaande dak (nokverhoging) of door het optrekken van de gevel.

1.30 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.31 dove gevel

Een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidswering - conform NEN 5077 - die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33dB (ingeval van verkeerslawaai) en 35 dB (ingeval van industrielawaai), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij wijze van uitzonderingen te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.32 erf

De verharde grond deel uitmakende van een bouwperceel behorende bij een hoofdgebouw.

1.33 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.34 glastuinbouw

Teelt van gewassen voor tuinbouw en sierteelt en hiermee gelijk te stellen gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen en teeltgebouwen.

1.35 groothandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.36 hoofdgebouw

Eén of meer gebouwen, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.37 horecabedrijf

Een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van een nachtverblijf en/of het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, één en ander gepaard gaande met dienstverlening. Tot de hieronder genoemde categorieën Horeca 1 tot en met Horeca 5 worden mede begrepen de niet genoemde, maar naar aard, omvang en uitstraling op het woon en leefmilieu vergelijkbare horecasoorten.

Horeca 1 (winkel gebonden dag-horeca)
Vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm en openingstijden aansluiten bij winkelvoorzieningen en waarbij de activiteiten primair gericht zijn op het bedrijfsmatig verstrekken van etenswaren en/of licht-alcoholische en niet-alcoholische dranken voor nuttiging al dan niet ter plaatse en waarvan de exploitatie doorgaans geen of slechts in lichte mate een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken, zoals broodjeszaken, ijssalons, eethuisjes en lunchrooms.

Horeca 2 (maaltijdverstrekkers)
Vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse waarvan de exploitatie doorgaans geen aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt, zoals restaurants, bistro's en grand cafés.

Horeca 3 (spijsverstrekkers)
Vormen van horeca-activiteiten die primair gericht zijn op het bedrijfsmatig verstrekken van etenswaren voor nuttiging al dan niet ter plaatse alsmede daaraan ondergeschikt het verstrekken van licht-alcoholische en niet-alcoholische dranken en waarvan de exploitatie doorgaans in enige mate een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken, zoals cafetaria's, automatieken en afhaalhoreca.

Horeca 4 (drankverstrekkers)
Vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig verstrekken voor gebruik ter plaatse van alcoholische en niet alcoholische dranken en waarvan de exploitatie doorgaans een lichte aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken, zoals cafés en bars.

Horeca 5 (zware horeca)
Vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig gelegenheid bieden van dansen op elektrisch versterkte muziek alsmede op het ter plaatse nuttigen van alcoholische en niet-alcoholische dranken en etenswaren, en waarvan de exploitatie een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals discotheken en nachtclubs.

1.38 huishouden

Een of meer personen die een huishouding voeren, waarbij sprake is van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid. Bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.

1.39 inwoning

Het bewonen van een niet-zelfstandige woonruimte die deel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen.

1.40 kantoor

Een verblijfsruimte die door haar aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard zonder baliefunctie.

1.41 kap

De volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°.

1.42 kassen

Bouwwerken van glas of ander lichtdoorlatend materiaal (ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering), of andere besloten ruimten in de vorm van teeltgebouwen, dienend voor het kweken van vruchten, bloemen of planten.

1.43 kelder

Een afgedekt gedeelte van een gebouw, waarvan meer dan de helft van de inhoud niet boven peil is gelegen.

1.44 kunstwerk

Bouwwerk ten behoeve van infrastructurele en/of waterhuishoudkundige voorzieningen.

1.45 mantelzorg

Langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende en diens partner door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

1.46 niet-zelfstandig kantoor

Een onderdeel van een bedrijf, dat andere bedrijfsactiviteiten als inkomstenbron heeft en waarvoor het kantoor uitsluitend een ondersteunende functie heeft.

1.47 (openbare) nutsvoorziening

Een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water, CO2 (OCAP), warmte (geothermie, WKO), elektriciteit en telecommunicatie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, distributie stations, gemalen en zendmasten.

1.48 ondergeschikte functie

Functie waarvoor maximaal 30% van de bruto-vloeroppervlakte als zodanig gebruikt mag worden.

1.49 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.50 parkeervoorziening

Voorziening bestemd voor het al dan niet tijdelijk, en al dan niet tegen betaling parkeren van motorvoertuigen en/of motoren en (brom)fietsen, zoals een parkeerterrein, parkeergarage, parkeerkelder, parkeerdek of autobox.

1.51 peil
  • a. Voor hoofdgebouwen: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • b. voor bijbehorende bouwwerken: de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer van het hoofdgebouw;
  • c. indien op of in het water gebouwd: het plaatselijk aan te houden waterpeil;
  • d. in alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.
1.52 productiegebonden detailhandel

De uitoefening van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, bewerkt of verwerkt, met dien verstande dat:

  • a. de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit;
  • b. de detailhandelsfunctie niet meer dan 200 m² bruto vloeroppervlak bedraagt;
  • c. de openingstijden van de detailhandelsfunctie vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;
  • d. toegang tot de detailhandelsfunctie uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit.
1.53 prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.54 seksinrichting

De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.55 straatmeubilair

Bij of op de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals verkeersgeleiders, verkeersborden en verkeerslichten, brandkranen, lichtmasten, parkeermeters, ondergrondse en bovengrondse vuilcontainers, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, alsmede telefooncellen, abri's, draagconstructies voor reclame, gedenktekens, kunstwerken en andere, hiermee gelijk te stellen bouwwerken.

1.56 uitstalling

Een los voorwerp geplaatst ter hoogte van de onderneming op een openbare plaats dat een onmiskenbare relatie heeft met de bedrijfsactiviteiten van de in dat gebouw gevestigde onderneming waaronder:

  • a. voorwerpen en stoffen die behoren tot het reguliere assortiment van de onderneming;
  • b. uitstallingsmaterialen;
  • c. speelattracties;
  • d. losse reclame- of aanbiedingsborden.
1.57 verdieping

De bouwlaag respectievelijk bouwlagen die boven de begane grondlaag gelegen is/zijn.

1.58 voorgevel

Het voorste deel van de gevel van het (oorspronkelijke) hoofdgebouw die door zijn aard, ligging aan de weg, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.59 voorgevellijn

De denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;
bij een hoekperceel wordt de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel, die naar de weg of openbaar groen is gekeerd ook beschouwd als voorgevellijn.

1.60 voorziening van openbaar nut

Voorziening ten behoeve van een op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, hulpdiensten, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.61 vrijstaande woning

Een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere hoofdgebouw.

1.62 waterhuishoudkundige voorzieningen

Voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, wateropslag, waterberging en waterkwaliteit, waaronder duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van de berging en infiltratie van hemelwater.

1.63 winkel

Een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.

1.64 woning

Een complex van ruimten, uitsluitend voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.65 zijgevel

Een gevel van het oorspronkelijke hoofdgebouw die voor- en achtergevel met elkaar verbindt.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

Tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van een bouwwerk, waar de afstand het kortst is.

2.2 bebouwingspercentage

Het percentage van gronden, nader bepaald in de regels of op de verbeelding, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Indien de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel lager zijn gemonteerd dan het snijvlak van de gevel en het dakvlak, geldt de hoogte tot aan het snijvlak.

2.6 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de lengte, breedte en diepte van een gebouw

Tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).

2.8 de ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, stoeptreden, dorpels, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- en kroonlijsten, luifels, dakgoten, overstekende daken en balkons, voor zover deze niet boven de openbare ruimte gelegen zijn, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,50 meter bedraagt. Voor lifthuizen op daken geldt dat deze niet meer dan 10 % van het dakoppervlakte van het dak mag bedragen.

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Glastuinbouw

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Glastuinbouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. glastuinbouwbedrijven met de daarbij behorende kassen, teeltgebouwen, klimaathallen, warenhuizen of andere opstallen van glas, alsmede hulpgebouwen, stookhuizen en/of ketelhuizen, warmteopslagtanks en wateropslagvoorzieningen;
  • b. bedrijfsgebouwen, zoals bedrijfsruimten, verwerkingsruimten, onderzoeksruimten, laboratoria, presentatieruimten en (niet zelfstandige) kantoorruimten behorende bij, en ten dienste van, het ter plaatse gevestigde glastuinbouwbedrijf;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder een collectief gietwatersysteem en overige waterberging;
  • d. voorzieningen ten aanzien van: het transport van CO2 (OCAP), geothermische warmte, warmte- en koudeopslag (WKO), proceswater, ondergrondse wateropslag (aquifer) enzovoorts, alsmede voorzieningen ten aanzien van de productie en distributie van energie en inzameling en verwijdering van afval;
  • e. ondergeschikte verkoop van bedrijfsgebonden producten;

met de daarbij behorende:

  • f. erven en terreinen;
  • g. ontsluitingswegen (bedrijfsstraten), in- en uitritten;
  • h. bermen, taluds en groenvoorzieningen;
  • i. waterlopen en waterpartijen;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. bouwwerken, werken en werkzaamheden, bruggen, duikers en/of dammen, overige kunstwerken, infiltratievoorzieningen en overige voorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen en ten dienste staan aan de bestemming, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen;
  • l. ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning toegestaan;
  • m. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - gebouwen met geluidsbronnen' (-gg) zijn geen bedrijfsgebouwen toegestaan waarin:
    • 1. stookinstallaties aanwezig zijn;
    • 2. watertechnische installaties aanwezig zijn;
    • 3. verwerkingsinstallaties aanwezig zijn, of;
    • 4. laad- en losactiviteiten plaatsvinden.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende algemene regels:

  • a. op of in de gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming;
  • b. met uitzondering van waterhuishoudkundige voorzieningen dient de afstand tussen een bouwwerk en de bestemming Water ten minste 3 meter te bedragen;
  • c. de afstand van een kas, bedrijfsgebouw en overige bedrijfsbouwwerken, met uitzondering van erfafscheidingen, tot het hoofdgebouw van een bestaande vrijstaande woning van derden bedraagt minimaal 12,50 m;
  • d. de afstand van een kas, bedrijfsgebouw en overige bedrijfsbouwwerken, met uitzondering van erfafscheidingen, tot het hoofdgebouw van bestaande rijenwoningen van derden bedraagt minimaal 50 m.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen alsmede hulpgebouwen, stookhuizen en/of ketelhuizen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het gezamenlijk oppervlak aan bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 15% van het bouwperceel tot een maximum van 60.000 m² per bouwperceel;
  • c. de goothoogte bedraagt maximaal 10 m;
  • d. de bouwhoogte bedraagt maximaal 12 m.
3.2.3 Kassen

Voor het bouwen van kassen gelden de volgende regels:

  • a. kassen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 10 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 12 m.
3.2.4 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd;
  • b. ter plaatsen van de aanduiding 'bedrijfswoning' is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • c. de maximale goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 6 en 10 m;
  • d. de minimale afstand tot zijdelingse perceelgrens bedraagt 4 m;
  • e. de maximale inhoud bedraagt 750 m³, inclusief bijbehorende bouwwerken;
  • f. bij een geluidsbelasting hoger dan 53 dB op de gevel van een woning bezit de woning een geluidsluwe gevel en dient op elke verdieping met één of meer verblijfsruimten, ten minste één verblijfsruimte (bij voorkeur in te richten als slaapkamer) aan de geluidsluwe gevel te zijn gesitueerd;
  • g. bij een geluidsbelasting hoger dan 58 dB op de gevel van een woning wordt deze gevel doof uitgevoerd ter plaatse van de overschrijding.
3.2.5 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de maximale goothoogte bedraagt 3 m;
  • c. de maximale bouwhoogte bedraagt 5 m;
  • d. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt 50 m² per bouwperceel.
3.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 m mag bedragen;
  • b. de hoogte van silo's, wateropslagtanks, warmtebuffers en installaties ten behoeve van de energievoorziening bedraagt maximaal 15 m;
  • c. de hoogte van wateropslagvoorzieningen bedraagt maximaal 2,5 m, met uitzondering van wateropslagvoorzieningen langs ontsluitingswegen die mede zijn aan te merken als objecten van beeldende kunst, waarvan de hoogte maximaal 3 m bedraagt, gemeten vanaf de voet;
  • d. de hoogte van bedrijfslogo's bedraagt maximaal 5 m, gemeten vanaf peil;
  • e. de bouwhoogte en oppervlakte van voorzieningen als bedoeld in 3.1 onder d bedragen niet meer dan respectievelijk 8,5 m en 1.500 m² per voorziening;
  • f. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2,5 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken vergroten afstand tot bestemming 'Water'

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1 onder b voor het bouwen binnen een zone van 3 meter tot de bestemming ‘Water’, mits daarvoor vooraf toestemming is gegeven door de waterbeheerder.

3.3.2 Afwijken hoogte bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 onder c, ten behoeve van het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte, met dien verstande dat:

  • a. de maximale goothoogte 12 m bedraagt;
  • b. de hogere goothoogte van de bedrijfsgebouwen noodzakelijk dient te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • c. de hogere bedrijfsgebouwen ruimtelijk en milieuhygienisch inpasbaar dienen te zijn;
  • d. een verzoek om toepassing van deze beschikkingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan ter zake deskundige(n) omtrent de vraag of aan het gestelde onder b en c van deze regel wordt voldaan.
3.3.3 Afwijken hoogte kassen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 onder b en c, ten behoeve van het bouwen van hogere kassen, met dien verstande dat:

  • a. de maximale goothoogte 14 m bedraagt;
  • b. de maximale bouwhoogte 16 m bedraagt;
  • c. de hogere kassen noodzakelijk dienen te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • d. dit leidt tot intensivering van de teelt door middel van duurzaam dubbel ruimtegebruik;
  • e. de hogere kassen ruimtelijk en milieuhygienisch inpasbaar dienen te zijn;
  • f. een verzoek om toepassing van deze beschikkingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan ter zake deskundige(n) omtrent de vraag of aan het gestelde onder c en e van deze regel wordt voldaan.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik
  • a. Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik van meer dan één bouwlaag van een gebouw of kas voor het telen van gewassen.
  • b. Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 'meerlaags toegestaan' is 3.4.1 onder a niet van toepassing.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijken meerlaags gebruik

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.1 onder a, teneinde het gebruik van meer dan één laag van een kas voor het telen van gewassen of gebouw mogelijk te maken, met dien verstande dat:

  • a. de maximale gezamenlijke oppervlakte meerlaags gebruik niet meer bedraagt dan 25% van het oppervlak van de begane grond bouwlaag van het betreffende glastuinbouwbedrijf;
  • b. aangetoond is dat het gebruik van de extra bouwlaag verkeerskundig aanvaardbaar en uitvoerbaar is;
  • c. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven niet onevenredig worden beperkt;
  • d. het woon- en leefklimaat van omliggende woningen niet onevenredig wordt aangetast.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden om op of in de gronden aanwezige watergangen, vallend buiten het bouwvlak, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, aan te leggen of te vergraven, te verruimen of te dempen.

3.6.2 Toegestane werkzaamheden

Het verbod als bedoeld in 3.6.1 is niet van toepassing op werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen, behorende bij de in de aangrenzende bestemming gelegen hoofdgebouwen;

met daarbij behorende

  • b. bouwwerken geen gebouw zijnde;
  • c. in- en uitritten;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. kunstwerken.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
  • a. Op of in de gronden mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
  • b. De afstand van bouwwerken tot de bestemming 'Water' bedraagt ten minste 3 m.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal:
    • 1. 2 m indien deze worden gebouwd achter de voorgevellijn van de bijbehorende (bedrijfs)woning;
    • 2. 1 m indien deze worden gebouwd voor de voorgevellijn van de bijbehorende (bedrijfs)woning;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 1 m.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken afstand tot de bestemming Water

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.1 onder b voor het bouwen binnen een zone van 3 meter tot de bestemming 'Water' mits daarvoor vooraf toestemming is gegeven door de waterbeheerder.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden;
  • b. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder een collectief gietwatersysteem en overige waterberging;
  • c. voorzieningen ten aanzien van het transport van CO2 (OCAP), warmte, elektriciteit en proceswater;

met de daarbij behorende:

  • d. ongebouwde parkeervoorzieningen;
  • e. fietsenstalling;
  • f. voet- en fietspaden;
  • g. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  • h. voorzieningen van openbaar nut, alsmede voorzieningen ten aanzien van inzameling en verwijdering van afval;
  • i. straatmeubilair;
  • j. speeltoestellen;
  • k. (ondergrondse) afvalinzameling;
  • l. objecten van beeldende kunst;
  • m. bermen en taluds;
  • n. waterlopen en waterpartijen;
  • o. kunstwerken, waaronder geluidwallen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in de gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming;
  • b. met uitzondering van waterhuishoudkundige voorzieningen dient de afstand tussen een bouwwerk en de bestemming 'Water' ten minste 3 meter te bedragen.
5.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een gebouw voor een voorziening van openbaar nut bedraagt maximaal 3 m;
  • b. de oppervlakte van een gebouw voor een voorziening van openbaar nut bedraagt maximaal 15 m² per gebouw;
  • c. de bouwhoogte van overige gebouwen bedraagt maximaal 3 m.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 12 m;
  • b. de bouwhoogte van kunstwerken bedraagt maximaal 3 m;
  • c. de bouwhoogte van straatmeubilair bedraagt maximaal 3 m;
  • d. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt maximaal 3 m;
  • e. de bouwhoogte van objecten van beeldende kunst bedraagt maximaal 3 m, gemeten vanaf de voet van het object;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 5 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijken afstand tot de bestemming Water

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.1 onder b voor het bouwen binnen een zone van 3 meter tot de bestemming 'Water' mits daarvoor vooraf toestemming is gegeven door de waterbeheerder.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. watergangen, oevers en waterpartijen;
  • b. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. bermen, oevers, taluds en groenvoorzieningen;
  • d. kruisend verkeer;
  • e. kunstwerken, waaronder bruggen en duikers.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op of in de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van kunstwerken bedraagt maximaal 5 m;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 m.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan-huis-verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten;

met de daarbij behorende:

  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. ontsluitingswegen en erftoegangswegen;
  • e. fiets- en voetpaden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. waterlopen en waterpartijen;
  • i. kunstwerken, waaronder geluidwallen;
  • j. speeltoestellen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende algemene regels:

  • a. op of in de gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming;
  • b. het bouwen van de woning is slechts toegestaan nadat één bedrijfswoning in het plangebied is gesloopt.
7.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak is maximaal 1 vrijstaande woning toegestaan;
  • c. bij een geluidsbelasting hoger dan 53 dB op de gevel van een woning:
    • 1. wordt deze gevel, of het deel van de gevel ter plaatse van de overschrijding, doof uitgevoerd;
    • 2. bezit de woning een geluidsluwe gevel;
    • 3. dient op elke verdieping met één of meer verblijfsruimten, ten minste één verblijfsruimte (bij voorkeur in te richten als slaapkamer) aan de geluidsluwe gevel te zijn gesitueerd;
  • d. voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:
    • 1. de maximale goothoogte bedraagt 6 m;
    • 2. de maximale bouwhoogte bedraagt 10 m;
    • 3. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m³;
    • 4. parkeren heeft plaats op eigen terrein.
7.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. het bebouwingspercentage op een erf mag niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen;
  • b. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 100 m²;
  • c. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal de eerste volledige bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m, met een maximum van 4 m;
  • d. de maximale goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedragen niet meer dan respectievelijk 3 en 5 m.
7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn bedraagt maximaal 1 m;
  • b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn bedraagt maximaal 2 m. Indien de terreinafscheidingen op de grens met het openbaar gebied staan, bedraagt de hoogte:
    • 1. maximaal 1 m;
    • 2. maximaal 2 m, indien deze tenminste op een afstand van 1 m ten opzichte van de perceelgrenzen wordt gerealiseerd;
  • c. de hoogte van pergola's bedraagt maximaal 3 m;
  • d. de hoogte van speeltoestellen bedraagt maximaal 3 m;
  • e. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 1 m.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Afwijken dakopbouw

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.2 sub d, voor het overschrijden van de maximaal toegestane bouwhoogte en goothoogte, teneinde een dakopbouw te realiseren, met dien verstande dat de toegelaten bouwhoogte en goothoogte met maximaal 0,8 m wordt overschreden.

7.3.2 Afwijken hekwerk dakterras

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.2 en 7.2.3 voor het overschrijden van de maximaal toegestane bouwhoogte van hoofdgebouwen en aangebouwde bijbehorende bouwwerken, teneinde een hekwerk ten behoeve van een dakterras te realiseren, met dien verstande dat:

  • a. de overschrijding maximaal 1,0 m bedraagt;
  • b. de afstand tot zijdelingse perceelsgrens minimaal 2 m bedraagt.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor het wonen in vrijstaande bijgebouwen behoudens in geval van mantelzorg.

7.4.2 Aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Woningen mogen mede worden gebruikt voor aan-huis-gebonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten als ondergeschikte functie met dien verstande dat:

  • a. maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning en de bij de woning behorende bouwwerken mag worden gebruikt tot een maximum van 50 m2;
  • b. de woning blijft voldoen aan de bepalingen ingevolge of krachtens de Woningwet;
  • c. de activiteiten worden uitgeoefend door tenminste de bewoners van de woning en ten hoogste één werknemer;
  • d. groothandel, horeca en detailhandel zijn uitgesloten, uitgezonderd verkoop als ondergeschikte nevenactiviteit die verband houdt met de beroeps- of bedrijfsactiviteiten alsmede goederen die ter plaatse in het kader van de aan-huis-gebonden activiteiten zijn vervaardigd;
  • e. er geen afbreuk wordt gedaan aan het woonkarakter van de woning en de buurt als gevolg van bijvoorbeeld geluids- of geuroverlast, reclame, verkeersaantrekkende werking of een onaanvaardbare parkeerdruk in de openbare ruimte waardoor extra verkeersmaatregelen waaronder parkeervoorzieningen noodzakelijk worden;
  • f. er geen activiteiten plaatsvinden waarvoor een milieuvergunning of een melding op grond van milieuwetgeving verplicht is.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Afwijken Bed & Breakfast

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.1 teneinde een Bed & Breakfast toe te staan, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie gehandhaafd dient te blijven;
  • b. de woning door de hoofdgebruiker dient te worden bewoond;
  • c. de Bed & Breakfast voorziening binnen de ter plaatse, op grond van de bouwregelgeving, toegestane bebouwing (hoofdgebouw met de daarbij behorende bijgebouwen, aan- en uitbouwen) gerealiseerd dient te worden;
  • d. de toegevoegde voorziening door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet mag (kunnen) functioneren als een zelfstandige woning;
  • e. het parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden, waarbij als parkeernorm geldt 1 parkeerplaats per kamer;
  • f. de Bed & Breakfast voorziening geen onevenredige afbreuk mag veroorzaken aan de gebruiks- en uitbreidingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
7.5.2 Afwijken aan-huis-verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.4.2 teneinde een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toe te staan tot een oppervlakte van maximaal 90 m2, met dien verstande dat:

  • a. maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning en de bij de woning behorende bouwwerken mag worden gebruikt;
  • b. het bepaalde in 7.4.2 van overeenkomstige toepassing is.

Artikel 8 Waterstaat - Beschermingszone hoofdwatergang

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Beschermingszone hoofdwatergang' aangeduide gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor bescherming, beheer en onderhoud van primaire wateren overeenkomstig de Keur van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op de voor 'Waterstaat - Beschermingszone hoofdwatergang' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de genoemde bestemming worden opgericht.

8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Afwijken bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.1 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken binnen de beschermingszone mits:

  • a. het belang van het primaire water niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming(en).

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in dit artikel wint het schriftelijk advies in bij de waterbeheerder zijnde het waterschap.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Bestaande maten
  • a. In die gevallen dat afstanden tot, geluidsbelastingen op en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan meer respectievelijk minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. In het geval van (her)oprichting van bouwwerken is het bepaalde in lid a uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
10.2 Parkeren

Hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd indien wordt voldaan aan de meest recente parkeernormen van het CROW.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  • a. de aanleg of het gebruik van onbebouwde gronden als opslag, stort- of bergplaats voor onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • b. het gebruik van gronden en gebouwen voor het uitoefenen van prostitutie en de exploitatie van een seksinrichting;
  • c. het gebruik van gronden en gebouwen voor de exploitatie van een coffeeshop.
11.2 Parkeren

Parkeren heeft plaats op eigen terrein.

11.3 Afwijken van de algemene gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2, indien:

  • a. aanpassing van het bouwplan om alsnog te kunnen voorzien in voldoende parkeerruimte redelijkerwijs niet kan worden verlangd, of
  • b. op een andere wijze is of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid om de parkeerbehoefte op te vangen.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Afwijken bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van:

  • a. het overschrijden van bebouwings- of bestemmingsgrenzen voor zover betrekking hebbende op erkers, balkons, buitentrappen, luifels en soortgelijke bouwwerken;
  • b. het overschrijden van bebouwings- of bestemmingsgrenzen door gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen ingeval de overschrijding meer bedraagt dan op grond van de bouwregels is toegestaan;
  • c. het overschrijden van bebouwings- of bestemmingsgrenzen ten behoeve van verkeersdoeleinden, indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een afwijking vergt;
  • d. beneden peil gelegen ruimtes in één laag binnen en buiten het bouwvlak. Voordat afwijking wordt verleend, wordt advies ingewonnen bij het Hoogheemraadschap;
  • e. containers, al dan niet beneden peil gelegen, voor het gescheiden inzamelen van huishoudelijk afval;
  • f. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • g. de bestemmingsbepalingen voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bouwgrenzen met maximaal 3 m, indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  • h. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

13.1 Wijzigen bestemmingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen, ten behoeve van het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan worden gewijzigd.

13.2 Wijzigen bestemmingsgrenzen

Burgemeesters en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, ten aanzien van het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 3 m mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
14.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van 14.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 14.1 met maximaal 10%.

14.3 Uitzondering op het overgangsrecht

Lid 14.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

14.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 14.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

14.6 Afwijking

Indien het gebruik, bedoeld in lid 14.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

14.7 Uitzondering op het gebruik overgangsrecht

Lid 14.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Abraham Kroesweg Oost' van de gemeente Waddinxveen.