direct naar inhoud van Artikel 4 Wonen
Plan: Onderweg 16, Waddinxveen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0627.BPOnderweg16-0401

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' één vrijstaande woning;
  • b. aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten met inachtneming van het bepaalde in 4.4.2;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, tuinen, erven en water;

alsmede voor:

  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voormalig agrarisch bedrijfscomplex': tevens een voormalig agrarisch bedrijf.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen als genoemd in 4.1 gelden de volgende bepalingen:

  • a. woningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het op de verbeelding opgenomen bouwvlak;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen alleen vrijstaande woningen worden gebouwd;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding met de aanduiding 'maximale goothoogte';
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding met de aanduiding 'maximale bouwhoogte';
  • e. de inhoud van de woning bedraagt inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen maximaal 750 m³;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e is voor woningen met de 'specifieke bouwaanduiding 1 - voormalig agrarisch bedrijfscomplex' een overschrijding van deze inhoudsmaat door bestaande aan-, uit- of bijgebouwen toegestaan voor zover aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

4.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de minimale afstand 1 m bedraagt achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
    • 2. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten';
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m;
  • d. bijgebouwen als aangeduid in artikel 4.2.1 sub f mogen enkel herbouwd worden binnen het op de verbeelding daartoe aangewezen bouwvlak mits:
    • 1. de bestaande inhoud niet vergroot wordt;
    • 2. de bestaande bouw- en goothoogte niet overschreden worden;
    • 3. dit bijgebouw geen onderdeel mag vormen van de woning;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a bedraagt de minimale afstand van het bijgebouw als genoemd onder d 10 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw.

4.2.3 Bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen te stellen aan de situering, afmetingen, dakbeëindiging en de kapvorm van de in 4.2.1 en 4.2.2 bedoelde bebouwing, indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met het realiseren van de met het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit van de directe omgeving.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Verbod

Het is verboden bijgebouwen te gebruiken of te laten gebruiken als zelfstandige woonruimte.

4.4.2 Beroeps- en bedrijfsuitoefening

Op deze gronden is het gebruik toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief aan- en uitbouwen, voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover:

  • a. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 60 m²;
  • b. ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
  • c. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • d. het beroep of bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel.

4.4.3 Overige gebruiksregels
  • a. paardenbakken zijn niet toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'weg uitgesloten' zijn op deze gronden geen wegen toegestaan voor ontsluiting van de bouwpercelen.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding 1 - voormalig agrarisch bedrijfscomplex' bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.4.3 sub a voor paardenbakken onder de voorwaarden dat:

  • a. maximaal 1 paardenbak is toegestaan;
  • b. de paardenbak als volgt wordt gesitueerd:
    • 1. achter de hoofdgebouwen;
    • 2. tenminste 30 m uit de rand van de weg;
    • 3. maximaal 100 meter uit de rand van de weg;
    • 4. tenminste 1,5 m uit de slootranden;
    • 5. minimaal 20 m van woningen van derden;
  • c. de omvang van de paardenbak niet meer bedraagt dan 20 m bij 40 m;
  • d. de bouwhoogte van een hek rondom een paardenbak niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  • e. indien de paardenbak vanaf de weg zichtbaar is, afschermende gebiedseigen beplanting wordt aangebracht, mits hierdoor geen doorbreking plaatsvindt van bestaande zichtlijnen op het open
    weidegebied;
  • f. de paardenbak wordt voorzien van waterdoorlatend bodemmateriaal;
  • g. er geen verlichting wordt gerealiseerd bij de paardenbak;
  • h. er geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en woonkwaliteit van
    aangrenzende en overige nabij gelegen gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken
    plaatsvindt.