direct naar inhoud van 5.1 Archeologie
Plan: Vlietwijk KEEL-gebied
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0626.VlietwijkKEEL2011-BP20

5.1 Archeologie

Wettelijk kader en beleidskader

Wet op de Archeologische Monumentenzorg

Ter implementatie van het Verdrag van Malta is de Monumentenwet op 1 september 2007 gewijzigd. In deze wet is vastgelegd dat gemeenten in het kader van ruimtelijke ordening ook rekening dienen te houden met het archeologisch erfgoed. In dat kader dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan inventariserend archeologisch onderzoek te worden gedaan, zodat in het plan - indien nodig - een passende regeling kan worden getroffen om aanwezige archeologische waarden te beschermen.

Beleidskaart Archeologie

Volgens de Beleidskaart Archeologie van de gemeente Voorschoten geldt voor het plangebied een lage archeologische verwachting. Dit wordt veroorzaakt door de ligging van het plangebied ten oosten van de strandwallengordel, in een relatief laag en nat gebied. Voor dergelijke gebieden geldt een archeologische onderzoeksplicht bij bodemingrepen met een omvang van tenminste 1.000 m² en diepte van 1 meter beneden maaiveld.

Onderzoek

In verband met de nieuwbouwplannen is een archeologisch onderzoek uitgevoerd door Archeomedia. Zij hebben een bureauonderzoek en een karterend booronderzoek uitgevoerd. Uit het bureauonderzoek is gebleken dat de onderzoekslocatie gelegen is op een ondergrond van Afzettingen Duinkerke I/III, op Hollandveen, (op Afzettingen van Calais IV) op Oude Duin- en Strandzanden. Verder kunnen archeologische indicatoren op de (flank van de) strandwal worden verwacht uit het Neolithicum tot en met de ijzertijd vanaf 2,1-2,4 meter onder het maaiveld. De archeologische verwachtingswaarde voor resten uit de ijzertijd en de Romeinse tijd is laag. Mogelijk kunnen plaatselijk archeologische indicatoren uit de late middeleeuwen/Nieuwe tijd (nederzetting Voorschoten en/of hofsteden) op ondiepere bodemniveaus worden aangetroffen.

Uit het karterend booronderzoek is gebleken dat de aangetroffen bodemopbouw in de boringen de resultaten van het bureauonderzoek bevestigt. De bodemopbouw in de boringen is plaatselijk tot circa 1,9 meter onder het maaiveld verstoord door ophooglagen. De onderliggende bodem is vermoedelijk intact. In een aantal boringen in de kleilaag direct boven het veen zijn fosfaatconcentraties aangetroffen, die zowel antropogeen als van natuurlijke oorsprong kunnen zijn. Verder is gebleken dat het karterende booronderzoek geen eenduidige archeologische vindplaats heeft opgeleverd. De redelijke tot hoge archeologische verwachting uit het bureauonderzoek is met dit booronderzoek niet bevestigd.

Resultaten

Er zijn geen eenduidige aanwijzingen gevonden dat zich ter plaatse van de onderzoekslocatie een archeologische vindplaats bevindt. Op basis van dit booronderzoek wordt een archeologisch vervolgonderzoek op de onderhavige onderzoekslocatie niet noodzakelijk geacht. Booronderzoek is gebaseerd op het verrichten van een beperkt aantal boringen tot een beperkte diepte. Daardoor blijft het mogelijk dat lokaal archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn, die tijdens het onderzoek niet naar voren komen. Eventuele toevalsvondsten dienen conform de Monumentenwet gemeld te worden bij de bevoegde overheid.