Plan: | Buitenplaats Duivenvoorde 2011 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0626.Duivenvoorde-BP50 |
Met ingang van 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. De Wro introduceert op het gebied van het ruimtelijke ordeningsrecht een scheiding tussen beleid en normstelling.
Het ruimtelijk beleid wordt op diverse niveau's met name vastgelegd in structuurvisies, die primair het vaststellende bestuursorgaan zelf binden. Deze structuurvisies hebben in die zin vooral een intern structurerende functie.
De ruimtelijke normstelling vindt plaats door middel van bestemmingsplannen (of: rijks- of provinciale inpassingsplannen, die dezelfde status hebben als een bestemmingsplan op gemeentelijk niveau) en in algemene regels ten aanzien van bestemmingsplannen. In tegenstelling tot een structuurvisie hebben bestemmingsplannen wél een jegens een ieder geldende rechtstreekse juridisch bindende werking. Op grond van de invoerings- en overgangswetgeving van de Wro zijn de op de WRO gebaseerde planologische kernbeslissingen, streekplannen en regionale structuurplannen gelijkgesteld met een structuurvisie als bedoeld in de nieuwe wet.
In streekplannen en regionale structuurplannen op grond van de WRO kunnen zogenoemde concrete beleidsbeslissingen zijn opgenomen: beleidsmatige besluiten van hogere overheden die bij de vaststelling van ruimtelijke plannen, besluiten, e.d. door lagere overheden in acht moeten worden genomen. De Wro kent de concrete beleidsbeslissing als figuur echter niet meer. De invoeringswetgeving bepaalt dat deze concrete beleidsbeslissingen hun rechtskracht behouden gedurende de looptijd van het betreffende plan waarin zij zijn opgenomen. Een streekplan en een regionaal structuurplan hebben een geldigheidsduur van tien jaar. Gedurende deze periode na vaststelling van de desbetreffende plannen blijven de daarvan deel uitmakende concrete beleidsbeslissingen dus ook onder het regime van de Wro van kracht. Bij de vaststelling van bestemmingsplannen, ook ná 1 juli 2008, zal dus met de betreffende concrete beleidsbeslissingen nog rekening gehouden moeten worden.
Bij algemene maatregel van bestuur (amvb) kan de rijksoverheid regels stellen over de inhoud van bestemmingsplannen, indien nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken. Gemeenten zullen zich bij het vaststellen van bestemmingsplannen aan deze regels moeten houden.
De provincie heeft in de Wro de bevoegdheid gekregen om bij verordening regels te stellen omtrent de inhoud van onder meer bestemmingsplannen. Via dit instrument kan ook de provincie in algemene zin aan gemeenten dwingend voorschrijven aan welke inhoudelijke eisen hun bestemmingsplannen moeten voldoen.