Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Palestrinalaan 2, Voorschoten
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0626.BPPalestrinalaan2-VA01

Regels

 
1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1. plan
het bestemmingsplan ‘Palestrinalaan 2, Voorschoten” met identificatienummer NL.IMRO.0626.BPPalestrinalaan2-VA01 van de gemeente Voorschoten.
 
2. bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0626.BPPalestrinalaan2-ON01 met de bijbehorende regels;
 
3. aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte aan een woning is aangebouwd en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan en onderscheiden kan worden van de woning, functionele ondergeschiktheid aan de woning is niet vereist, onder aanbouw wordt mede begrepen een aangebouwde overkapping;
 
4. aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
5. aan huis verbonden bedrijf
het bedrijfsmatig uitoefenen van bedrijfsactiviteiten, voor zover in deze regels nader bepaald, in de woning en de daarbij behorende aanbouwen, met behoud, in overwegende mate, van de woonfunctie;
 
6. aan huis verbonden beroep
het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk en daarmee gelijk te stellen gebied, voor zover in deze regels nader bepaald, in de woning en de daarbij behorende aanbouwen, met behoud, in overwegende mate, van de woonfunctie;
 
7. archeologische waarde
vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde, met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context;
 
8. bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
 
9. begane grond(laag)
de eerste op, of nagenoeg op, het maaiveld gelegen bouwlaag van een gebouw, niet zijnde onderbouw;
  
10. bestaand
  1. bestaande maten en bouwwerken: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp, dan wel toe te staan krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  2. bestaand gebruik: bestaand ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan;
11. bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
 
12. bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
13. bijgebouw
een bij een woning behorend vrijstaand gebouw, dat minimaal 1 m afstand houdt tot het hoofdgebouw, dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de woning en dat niet voor bewoning is bestemd; functionele ondergeschiktheid aan de woning is niet vereist, onder bijgebouw wordt mede begrepen een vrijstaande overkapping;
 
14. bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
 
15. bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
 
16. bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
 
17. bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop, ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
18. bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
 
19. bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect, met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
20. categorie
een groep bedrijfsactiviteiten, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving;
  
21. dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
 
22. dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;
 
23. detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en leveren van goederen die worden aangeschaft voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
 
24. dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel en internetcafé;
 
25. eengezinswoning
een zelfstandig, al dan niet zijdelings aaneen gebouwd, grondgebonden gebouw dat enkel één woning omvat;
 
26. erf
de oppervlakte van het bouwperceel, uitgezonderd de oppervlakte van het hoofdgebouw;
 
27. erker
een uitbouw van de gevel van het hoofdgebouw, uitsluitend op de begane grond;
 
28. escortbedrijf
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overige);
 
29. gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
30. gestapelde woningen:
boven elkaar of nagenoeg boven elkaar gebouwde woningen;
 
31. hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
 
32. horeca
  1. restaurant, café, cafetaria, snackbar of daaraan verwante inrichting, waar tegen vergoeding dranken worden geschonken of spijzen worden bereid en verstrekt overwegend voor nuttiging ter plaatse, een en ander met uitzondering van discotheek of soortgelijke inrichting, en
  2. hotel, pension of daaraan verwante inrichting waar tegen vergoeding logies wordt verstrekt;
33. kampeermiddel
  1. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  2. enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelten daarvan, voorzover niet zijnde een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning is vereist;
  3. een en ander voorzover de onder a. en b. bedoelde onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf; 
34. kleinschalige bedrijfsmatige activiteit
de in de bij de planregels behorende 'lijst van bedrijven' (bedrijvenlijst ontleend aan de brochure Bedrijven en Milieuzonering VNG) genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
 
35. luifel
een uitstekend afdak aan een gebouw;
 
36. nutsvoorziening
voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, drinkwater en telecommunicatiediensten, alsmede ten behoeve van riolering en afvalinzameling;
 
37. onderbouw
het onderste gedeelte van een gebouw, niet zijnde een eengezinswoning, met een maximum bouwhoogte, gemeten vanaf het peil, van 1,5 meter, dat bestaat uit bergruimte, stallingruimte of andere dienstruimte, met uitzondering van woonruimte;
 
38. overkapping:
een constructie die maximaal drie wanden heeft waarvan er maximaal twee tot de constructie behoren;
 
39. peil
  1. voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdam Peil;
  3. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
40. prostitutie
het zich ten behoeve van een ander tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten;
 
41. raamprostitutie
het etaleren van prostituees achter vensters, met de kennelijke intentie passanten te werven voor prostitutie;
  
42. seksinrichting
een inrichting , bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
43. straatprostitutie
het op de openbare weg door handeling, houding, woord, gebaar of op andere wijze benaderen van het publiek, met de kennelijke intentie passanten te werven voor prostitutie;
 
44. tuin
gedeelte van het erf dat geheel of gedeeltelijk is ingericht met gazons, planten en/of bomen, en waarbinnen onder in dit plan gestelde regels erkers en/of ingangsportalen mede zijn toegestaan;
 
45. voorgevel
de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel; indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, dan gelden al deze gevels als voorgevel;
 
46. waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede water aan- en/of afvoer, waterberging en waterkwaliteit;
 
47. woning
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden;
 
48. zolder
een ruimte onder het dak van een gebouw die niet geschikt is voor verblijf, maar wel voor opslag.
 
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
 
1. de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
2. de goothoogte van een gebouw
vanaf het peil tot aan de snijlijn tussen gevel- en dakvlak;
 
3. de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
4. de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antenne-installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
5. de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
6. ondergeschikte bouwdelen
bij de toepassing van het bepaalde over het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsplan vlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1 m. wordt overschreden.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
 
3.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuinen; 
Met daarbij behorende: 
  1. parkeren;
  2. gebouwen;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  4. toegangspaden;
  5. waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2. Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, met inachtneming van de volgende regels:
 
3.2.1. Gebouwen
  1. Ten aanzien van gebouwen, fietsen- en containerbergingen en overkappingen geldt dat uitsluitend bestaande gebouwen, fietsen- en containerbergingen en overkappingen zijn toegestaan, behoudens het bepaalde in de artikelen 3.2.3 en 3.4.
3.2.2. Bouwwerken, geen gebouw zijnde
  1. Windmolens en reclamezuilen zijn niet toegestaan;
  2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van:
    1. maximaal 1 m voor erf- en terreinafscheidingen;
    2. maximaal 7 m voor vlaggenmasten;
    3. maximaal 2 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 
3.2.3. Erker en ingangsportaal
Ten aanzien van het bouwen van een erker en/of ingangspoort aan een woning gelden de volgende regels:
 
Algemeen
  1. de totale breedte van een erker en/of een ingangspoort mag niet meer dan 60% van de breedte van de betreffende gevel van de woning bedragen;
t.a.v. Erkers
  1. de diepte uit de betreffende gevel van de woning mag niet meer bedragen dan 50% van de breedte van de erker met een maximum van 1,8 m, waarbij geldt dat de tuin over een diepte van ten minste 60% onbebouwd moet blijven;
  2. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens of de zijgevel van de woning mag niet minder dan de diepte van de erker bedragen, tenzij het betreft de zijdelingse perceelgrens of zijgevel tussen twee aaneengebouwde woningen;
  3. in afwijking van het bepaalde onder c, mag de afstand tot de zijdelingse perceelgrens minder dan 2 m bedragen, indien het naburige erf een openbare weg of een openbaar water is, ook nadat die weg of dat water zijn openbare bestemming heeft verloren;
  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van de woning, vermeerderd met 0,25 m;
t.a.v. ingangsportalen
  1. de diepte uit de betreffende gevel van de woning mag niet meer bedragen dan 1,2 m;
  2. de afstand tot de perceelsgrens mag niet minder dan 2 m bedragen;
  3. de breedte mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van de woning, vermeerderd met 0,25 m.
3.3. Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde in verband met het ruimtelijk beeld en de verkeersveiligheid.
     
3.4. Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 ten behoeve van het bouwen van:
  1. een fietsenberging, tot een oppervlakte van 3 m2 en een bouwhoogte van 1,2 m;
  2. een containerberging, tot een oppervlakte van 2 m2 en een bouwhoogte van 1,2 m; 
waarbij geldt dat een omgevingsvergunning alleen wordt verleend indien een dergelijke voorziening niet inpandig of elders bij de betreffende woning kan worden gerealiseerd, met een redelijke bereikbaarheid en toegankelijkheid vanaf de openbare weg.
1.1.
Artikel 4 Wonen
 
4.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het wonen in de vorm van grondgebonden eengezinswoningen (niet gestapeld);
  2. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
Met daarbij behorende: 
  1. gebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. erven en tuinen;
  4. toegangspaden;
  5. parkeervoorzieningen op eigen terrein. 
4.2. Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, met inachtneming van de volgende regels:
 
4.2.1. Hoofdgebouwen
  1. de hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale en bouwhoogte' is aangeduid;
  3. er mag maximaal 1 woning per bouwvlak gerealiseerd worden.
4.2.2. Aanbouwen en bijgebouwen
  1. Bij ieder hoofdgebouw zijn aanbouwen en bijgebouwen toegestaan;
  2. de diepte van een aanbouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
  3. de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag maximaal 70 m² bedragen, mits:
    1. niet meer dan 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de bij die woning behorende gronden buiten het bouwvlak wordt bebouwd;
    2. de oppervlakte van een aanbouw of bijgebouw maximaal 30 m2 bedraagt;
  4. de goot- en bouwhoogte van een aanbouw of bijgebouw mag niet meer dan respectievelijk 3 m en 5 m bedragen;
  5. aanbouwen en bijgebouwen mogen niet worden voorzien van dakkapellen of balkons;
  6. bijgebouwen mogen niet worden voorzien van dakterrassen. 
4.2.3. Bouwwerken, geen gebouw zijnde
  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van:
    1. maximaal 3 m voor pergola's;
    2. maximaal 2 m voor erfafscheidingen voorzover gelegen achter (het verlengde van de) de voorgevel;
    3. maximaal 1 m voor overige erfafscheidingen;
    4. maximaal 2 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. van dakterrassen op aanbouwen:
    1. de diepte uit de betreffende gevel van de woning niet meer dan 3 m bedragen, waarbij de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen en de achterperceelsgrens niet minder dan 2 m mag bedragen;
    2. de bouwhoogte van de terrasafscheiding, gemeten vanaf de voet daarvan, niet meer dan 1,2 m bedragen.
  3. van balkons aan de woning mag:
    1. de diepte uit de betreffende gevel van de woning niet meer dan 1,5 m bedragen, waarbij de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen en de achterperceelsgrens niet minder dan 2 m mag bedragen;
    2. de bouwhoogte van de balkonafscheiding, gemeten vanaf de voet daarvan, niet meer dan 1,2 m bedragen;
  4. van privacyschermen op dakterrassen en balkons mag:
    1. de diepte uit de betreffende gevel van de woning niet meer dan 1 m bedragen;
    2. de bouwhoogte van de terrasafscheidingen, gemeten vanaf de voet daarvan, niet meer dan 1,8 m bedragen.
  5. in afwijking van het bepaalde in sub b en c mogen dakterassen en balkons worden gebouwd op minder dan 2 m tot de zijdelingse perceelsgrenzen en/of de achterperceelsgrens voor zover het erf grenst aan een openbare weg, openbaar groen of een openbaar water is, ook nadat deze hun openbare bestemming hebben verloren. 
4.3. Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:
  1. de situering, de goot- en bouwhoogte van aanbouwen en bijgebouwen ter waarborging van de bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen;
  2. de situering van een dakkapel, teneinde de bouwhoogte en verticale positionering van de dakkapel in het dakvlak af te stemmen op de hoogte en verticale positionering van een reeds aanwezige dakkapel in het betreffende dakvlak.
4.4. Specifieke gebruiksregels 
4.4.1. Beroep aan huis
 
In of bij een woning is de uitoefening van een beroep aan huis toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
  1. de voor de beroepsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag niet meer dan 30 % van de totale vloeroppervlakte met een maximum van 50 m² per woning bedragen;
  2. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
  3. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;
  4. er mag geen onevenredige milieu- of verkeershinder ontstaan;
  5. het beroep moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
  6. de activiteiten mogen niet vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer' of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
4.4.2.Bedrijf aan huis
In of bij een woning is de vestiging van een bedrijf aan huis toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
  1. uitsluitend bedrijfsactiviteiten, behorende tot milieucategorie 1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten (zie bijlage 1) zijn toegestaan;
  2. de index voor verkeersaantrekkende werking in de Richtafstandenlijsten voor milieubelastende activiteiten mag niet hoger zijn dan 1P of 1G (potentieel geringe verkeersaantrekende werking voor personen- en goederenvervoer);
  3. horeca- of detailhandelsactiviteiten zijn niet toegestaan;
  4. een seksinrichting, porno- of escortbedrijf is niet toegestaan;
  5. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van een bedrijf aan huis, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte bedoeld voor beroep aan huis (zie 4.4.1) mag niet meer bedragen dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende aanbouwen en bijgebouwen, met een maximum van 50 m²;
  6. op erven en tuinen is buitenopslag van goederen ten behoeve van het bedrijf niet toegestaan;
  7. het bedrijf mag niet leiden tot vergroting van de parkeerdruk, tenzij hierin op eigen terrein volledig kan worden voorzien;
  8. vanwege de bedrijfsactiviteiten mogen geen parkeerplaatsen op eigen terrein verloren gaan;
  9. behoudens vervoersbewegingen mogen geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning plaatsvinden;
  10. de bedrijfsactiviteit moet hoofdzakelijk inpandig plaatsvinden;
  11. het aanbrengen van reclamevoorwerpen (zoals lichtbakken) is niet toegestaan, met uitzondering van een naambordje van ten hoogste 0,16 m² (40x40 cm);
  12. de bedrijfsactiviteit mag slechts worden uitgevoerd door de bewoner(s) van de woning;
  13. de omvang van de voor de woonfunctie beschikbaar blijvende bergruimte moet voldoen aan het Bouwbesluit 2003 of diens wettelijke opvolger;
Artikel 5 Waarde - Archeologie 3
 
5.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden.
 
5.2. Bouwregels
5.2.1. Algemeen
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag niet worden gebouwd, tenzij het bouwplan betrekking heeft op:
 
  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  2. een bouwwerk met een oppervlakte kleiner dan 100 m²
  3. een bouwwerk waarbij de bodemingreep niet dieper reikt dan 30 cm beneden maaiveld;
  4. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
 
5.2.2. Selectiebesluit
De uitzonderingen, zoals genoemd in artikel 5.2.1 onder b en c, zijn niet van toepassing indien een aanvraag betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een selectiebesluit is afgegeven. Het bevoegd gezag kan in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologisch waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate is vastgesteld. De bepalingen van artikel 5.3 onder b zijn van overeenkomstige toepassing.
 
5.2.3. Advies
Indien er sprake is van het bouwen van een bouwwerk waarbij niet voldaan wordt aan de uitzonderingen  zoals genoemd in artikel 5.2.1 onder b en c en waarvoor en omgevingsvergunning is vereist, kan de aanvrager vooraf schriftelijk archeologisch advies inwinnen bij de archeologisch adviseur van het bevoegd gezag.
 
5.3. Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.1 indien: 
  1. de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, welke blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  2. de archeologische waarden, zoals onder lid 5.3 sub a bedoeld, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning een of meer van de onderstaande voorschriften te verbinden:
  1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ);
  2. het doen van (aanvullend) inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuvenonderzoek en non-destructief onderzoek (zoals grondradar- en weerstandsonderzoek);
  3. het doen van een archeologische opgraving (behoud ex situ);
  4. begeleiding van de bouwactiviteiten door een deskundige waarbij de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie in acht worden genomen. 
5.4. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
5.4.1. Werkzaamheden
Het is verboden om op of in de gronden als bedoeld in artikel 5.1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: 
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe worden gerekend afgraven, ophogen, verwijderen van oude funderingen, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, alsmede het verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  2. het ondergronds slopen waarbij er funderingspalen verwijderd, getrokken of afgebroken worden;
  3. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  4. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  5. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  6. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  7. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen.
5.4.2. Uitzondering
Het verbod als bedoeld in artikel 5.4.1, is niet van toepassing, indien de grondroerende werken en werkzaamheden:
  1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in artikel 5.3, sub a en b in acht is genomen;
  2. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m²
  3. niet dieper reiken dan 30 cm beneden maaiveld;
  4. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  5. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning;
  6. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd door de houder van een certificaat zoals bedoeld in artikel 5.1 van de Erfgoedwet;
  7. worden uitgevoerd in bestaande weg- en/of leidingcunetten;
  8. worden uitgevoerd in het kader van regulier onderhoud en beheer. 
5.4.3. Selectiebesluit
De uitzonderingen zoals genoemd in artikel 5.4.2 onder b en c zijn niet van toepassing indien een aanvraag betrekking heeft een terrein waarvoor reeds eerder een selectiebesluit is afgegeven. Het bevoegd gezag kan in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate is vastgesteld. De bepalingen van artikel 5.4.5 onder c zijn van overeenkomstige toepassing.
 
5.4.4. Advies
Indien er sprake is van een activiteit waarbij niet voldaan wordt aan de uitzonderingen zoals genoemd  in artikel 5.4.2 onder b en c en waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, kan de aanvrager vooraf schriftelijk een archeologisch advies inwinnen bij de archeologisch adviseur van het bevoegd gezag.
 
5.4.5. Voorwaarden
De omgevingsvergunning wordt verleend, indien:
  1. de werkzaamheden waarvoor de omgevingsvergunning wordt aangevraagd zijn toegestaan op grond van de regels van de andere bestemmingen, waarmee de dubbelbestemming samenvalt;
  2. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, welke blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  3. de betrokken archeologische waarden, gelet op artikel 5.4.5 onder b bedoeld, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning een of meer van de onderstaande voorschriften te verbinden:
  1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ);
  2. het doen van (aanvullend) inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuvenonderzoek en non-destructief onderzoek (zoals bijvoorbeeld grondradar- en weerstandsonderzoek);
  3. het doen van een archeologische opgraving (behoud ex situ);
  4. doen van opgravingen waarbij de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie in acht worden genomen;
  5. begeleiding van de activiteiten door een deskundige waarbij de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie in acht worden genomen. 
5.5. Beoordeling
Alvorens de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.3 en 5.4 te verlenen, vraagt het bevoegd gezag advies aan de adviseur van het bevoegd gezag.
3 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond, die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
7.1. Bestaande afwijkingen
  1. Een bestaand bouwwerk op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, waarvan de feitelijk aanwezige goot- of bouwhoogte of afstand tot een ander gebouw of een grenslijn in strijd is met een in dit plan voorgeschreven maximum goot- of bouwhoogte of minimum afstand, mag worden gehandhaafd, veranderd en/of vernieuwd, maar niet worden vergroot of anders gesitueerd.
  2. Een bestaande aanbouw aan een woning, of bijgebouw bij een woning op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, waarvan de oppervlakte in strijd is met de in dit plan bepaalde maximale oppervlakte van aanbouwen of bijgebouwen, mag worden gehandhaafd, veranderd en/of vernieuwd, maar niet worden vergroot of anders gesitueerd.
  3. Uitsluitend voor percelen, genoemd in bijlage 4, geldt dat de diepte van een aanbouw, die groter is dan de in dit plan bepaalde maximale diepte op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, mag worden gehandhaafd, veranderd en/of vernieuwd, maar niet worden vergroot of anders gesitueerd. 
7.2. Vlaggenmasten
Binnen het plangebied mogen, zonodig in afwijking van de bouwregels van de bestemmingen, vlaggenmasten worden gebouwd tot een bouwhoogte van maximaal 15 m.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
 
8.1. Vormen van verboden gebruik (onbebouwd)
Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd een gebruik van gronden en/of water:
  1. als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voorzover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. als terrein voor het al dan niet voor de verkoop opslaan of opstellen van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of gedeeltelijk uit gebruikte onderdelen samengestelde machines, voer-, vaar- of vliegtuigen c.q. onderdelen daarvan, die bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn, behoudens voorzover het betreft parkeren en overigens voorzover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. als opslagplaats van hout en/of aannemersmaterialen, behoudens voorzover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond, of ten behoeve van bouw of andere tijdelijke werkzaamheden;
  4. voor het (doen) uitoefenen van straatprostitutie. 
8.2. Vormen van verboden gebruik (gebouwen)
Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd het gebruik:
  1. van gebouwen voor het verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen als detailhandel, met uitzondering van het verkopen of ten verkoop aanbieden van:
  2. goederen, waarvan de verkoop deel uitmaakt van de normale dienstverlening behorende bij het op hetzelfde perceel uitgeoefende bedrijf;
  3. agrarische producten afkomstig van en geteeld op het ter plaatse aanwezige agrarisch bedrijf;
  4. van niet voor bewoning bestemde gebouwen of ruimten, daaronder begrepen kampeermiddelen, voor permanente bewoning;
  5. van gebouwen ten behoeve van het (doen) exploiteren van een seksinrichting, een escortbedrijf of (het laten uitoefenen van) raamprostitutie.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
 
9.1. Bouwwerken van algemeen nut
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan, voor het oprichten van bouwwerken voor algemeen nut mits de oppervlakte van een gebouw niet meer bedraagt dan 30 m² en de bouwhoogte van de bouwwerken niet meer zal bedragen dan 3 m.
 
9.2. Voorwaarden
Een afwijking als bedoeld in lid 1 kan niet worden verleend, indien de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen in onevenredige mate worden beperkt en/of indien ter plaatse aanwezige waarden op onevenredige wijze worden of kunnen worden aangetast.
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
 
10.1. Algemene wijzigingsbevoegdheid 1
Burgemeester en wethouders zijn, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:
  1. het in geringe mate, doch met niet meer dan 10 m afwijken van een bestemmingsgrens indien en voorzover dit noodzakelijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
  2. het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en soorten opslag en installaties en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, opslagen en installaties, indien en voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven, opslagen en installaties hiertoe aanleiding geven.
Artikel 11 Algemene procedureregels
Op de voorbereiding van de in deze regels bedoelde beslissingen omtrent het stellen van nadere eisen gelden de volgende bepalingen: 
  1. het ontwerpbesluit ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken voor een ieder ter inzage;
  2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging vooraf bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze;
  3. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid van belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging zienswijzen omtrent het ontwerpbesluit naar voren te brengen bij burgemeester en wethouders;
  4. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 12 Overige regels
      
12.1 Verwijzing naar andere regelgeving
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.
  
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. Gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder 13.1 met maximaal 10%;
  3. Lid 13.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan. 
13.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 13.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in lid 13.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Lid 13.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: “Regels van het Bestemmingsplan Palestrinalaan 2, Voorschoten”.