Plan: | Uitwerkingsplan Haagwijk |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | uitwerkingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0626.2012Haagwijk-UP20 |
Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd.
Voor het plangebied is verkennend bodemonderzoek verricht. De resultaten zijn beschreven in het rapport 'Verkennend bodemonderzoek ter plaatse van een locatie aan de Veursestraatweg 351 Voorschoten', met rapportnummer C11-142-O, d.d. 12 september 2011 (zie bijlage 1). Met het verkennend bodemonderzoek is inzicht verkregen of en in hoeverre het voormalige, dan wel het huidige gebruik van de locatie geleid kan hebben tot verontreiniging van de bodem.
Op basis van de beschikbare informatie wordt de locatie vanuit het oogpunt van bodemverontreiniging vooraf beschouwd als verdacht voor verontreinigingen met zware metalen, minerale olie en bestrijdingsmiddelen. Tevens wordt de locatie als asbestverdacht aangemerkt vanwege de aanwezigheid van daken met asbestgolfplaten.
Uit het onderzoek blijkt dat het bodemprofiel tot de geboorde einddiepte bestaat uit zand. De grondwaterstand is waargenomen op een diepte van 0,5 meter minus maaiveld. Bij zintuiglijk onderzoek zijn geen afwijkingen waargenomen aan het opgeboorde bodemmateriaal. Zowel bij de maaiveldinspectie en in het opgeboorde bodemmateriaal is geen asbestverdacht materiaal aangetroffen.
Uit laboratoriumonderzoek is gebleken dat de grond licht verontreinigd is met koper, kwik, lood, zink en drins. Het grondwater is licht verontreinigd met molybdeen en nikkel.
Op basis van de onderzoeksresultaten wordt geconcludeerd dat de hypothese 'verdacht' voor bodemverontreiniging wordt bevestigd. Dit naar aanleiding van de aangetroffen lichte verontreinigingen in grond en grondwater. Deze verontreinigingen geven geen aanleiding tot het verrichten van een nader onderzoek of het nemen van saneringsmaatregelen. De locatie wordt geschikt geacht voor de beoogde woonbestemming.