direct naar inhoud van Artikel 9 Wonen - 3
Plan: Uitwerkingsplan Haagwijk
Status: ontwerp
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0626.2012Haagwijk-UP20

Artikel 9 Wonen - 3

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in de vorm van vrijstaande en halfvrijstaande woningen, zogenaamde laanwoningen;
  • b. de uitoefening van aan huis verbonden beroepen;
  • c. een bosperceel;

met de daarbij behorende:

  • d. groenvoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. ontsluitingswegen;
  • g. paden;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. tuinen en erven;
  • j. water.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de navolgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen in óf tot maximaal 5 meter achter de aanduiding 'gevellijn' worden gebouwd, gezien t.o.v. de bestemming 'Verkeer en verblijf';
  • b. het totaal aantal woningen binnen deze bestemming mag niet meer bedragen dan 5;
  • c. binnen de bestemming dient per woning over de gehele diepte van de kavel een bosperceel te worden aangelegd met een minimum breedte van 10 meter met dien verstande dat het totaal van de breedte van de bospercelen minimaal 50 meter bedraagt;
  • d. het totale bebouwde oppervlak van de grondgebonden woningen binnen de bestemmingen 'Wonen - 2' en 'Wonen - 3' mag niet meer bedragen dan 1300 m2;
  • e. de maximale oppervlakte, maximale frontbreedte, maximale goot- en bouwhoogte en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens dan wel het bosperceel mag bij vrijstaande woningen en halfvrijstaande woningen niet meer bedragen dan aangegeven in onderstaande tabel:

  Maximum oppervlakte
(per woning)  
Maximum frontbreedte
(per woning)  
Maximale goot-/bouw-
hoogte  
Afstand tot zijdelingse perceelsgrens dan wel het bosperceel  
vrijstaande woningen
(één laag met kap)  
250 m2   15 m.   3.50 m. / 9 m.   3 m  
vrijstaande woningen
(twee lagen,
plat afgedekt)  
250 m2   15 m.   - / 7 m.   5 m.  
halfvrijstaande woningen
(één laag met kap)  
200 m2
 
12,5 m.   3,50 m. / 9 m.   5 m.  
halfvrijstaande woningen
(twee lagen,
plat afgedekt)  
200 m2
 
12,5 m.   - /7 m.   5 m.  
  • f. per woning dienen minstens 2,3 parkeerplaatsen te worden aangelegd en in stand te worden gehouden waarvan 2 op eigen erf;
  • g. bijbehorende bouwwerken dienen te worden geïntegreerd in het hoofdgebouw.
9.2.2 Botenhuis

In uitzondering op het bepaalde in lid 9.2.1, sub i mag bij een woning een vrijstaand botenhuis worden gerealiseerd. Hiervoor gelden de volgende regels:

  • a. de breedte van het botenhuis ten opzichte van de bestemming 'Water' mag maximaal 5 meter bedragen;
  • b. de oppervlakte van het botenhuis mag maximaal 50 m2 bedragen;
  • c. in geval van een kapvorm mag de maximale goothoogte 2,5 meter bedragen en de maximale bouwhoogte 4,5 meter;
  • d. in geval van een platte afdekking mag de goot- en bouwhoogte maximaal 3 meter bedragen.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan aangegeven in onderstaande tabel:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Maximale hoogte  
Erf- en perceelsafscheidingen op ten minste 1 m. achter de voorgevelrooilijn   2 m.  
Overige erf- en perceelsafscheidingen   1 m.  
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   3 m.  
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Voorwaarden
  • a. In afwijking van het bepaalde onder 9.2.1 lid b, onder 1 mag het totaal aantal woningen binnen de bestemming 'Wonen - 3' maximaal 6 bedragen indien er sprake is van tenminste twee halfvrijstaande woningen.
  • b. In afwijking van het bepaalde in de tabel onder 9.2.1 lid e mag de maximale oppervlakte, maximale frontbreedte, maximale goot- en bouwhoogte en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens dan wel het bosperceel worden overschreden indien dit leidt tot een kwaliteitsverbetering. 
9.3.2 Verlening

Alvorens de onder 9.3.1 genoemde afwijking wordt verleend, wordt hierover advies ingewonnen bij de Kwaliteitscommissie Duivenvoordecorridor en de commissie Welstand en Cultureel Erfgoed.

9.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de plaats en de afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken in relatie tot:

  • a. de instandhouding van c.q. het tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de instandhouding van de aan de gronden eigen zijnde cultuurhistorische waarden;
  • c. de instandhouding van de aan de gronden eigen zijnde natuur- en landschapswaarden, waarbij gedacht moet worden aan accidentatie, waterstructuren, bosstructuren en beplantingsstructuren in samenhang met de landschappelijke hoofdstructuur.
9.5 Specifieke gebruiksregels

Het is toegestaan om delen van woningen en/of daarbij behorende erfbebouwing als kantoor- en/of praktijkruimte ten behoeve van de uitoefening van aan huis verbonden beroepen, mits:

  • a. de woonfunctie als primaire functie in stand blijft;
  • b. het vloeroppervlak dat wordt gebruikt ten behoeve van de uitoefening van het aan huis verbonden beroep niet meer bedraagt dan 30% van het gezamenlijk bruto vloeroppervlak van de woning met bijbehorende erfbebouwing, tot een maximum van 45 m²;
  • c. ten behoeve van de uitoefening van het aan huis verbonden beroep op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • d. de uitoefening van het aan huis verbonden beroep ter plaatse geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer alsmede de parkeerdruk;
  • e. ter plaatse geen horeca- en/of detailhandelsactiviteiten plaatsvinden;
  • f. de uitoefening van het aan huis verbonden beroep uitsluitend plaatsvindt door de bewoner(s) van de desbetreffende woning.
9.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.6.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op de in artikel 9.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en verharden van wegen en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het verlagen van de bodem en het afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden;
  • c. het aanleggen en dempen van watergangen, sloten, weidegreppels en andere waterpartijen;
  • d. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging tot gevolg hebben of kunnen hebben, met uitzondering van het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen en het periodiek afzetten van hakhout;
  • f. diepploegen, d.w.z. het extra diep omploegen van de gronden waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd (0,4 meter of meer diep);
  • g. werken of werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tot gevolg hebben, zoals uitdiepen of draineren;
  • h. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder tevens begrepen het telen en kweken van bomen heesters (inclusief fruitbomen en boomgaarden), alsmede het beplanten met c.q. de teelt van maïs;
  • i. het (chemisch) scheuren van grasland, anders dan voor graslandverbetering;
  • j. het onttrekken van grondwater, anders dan ten behoeve van de veedrenking.
9.6.2 Uitzondering

Het in lid 9.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale beheer en/of onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop dit plan rechtskracht verkrijgt;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een daarvoor verleende omgevingsvergunning;
  • d. betrekking hebben op het normale beheer en/of onderzoek op of in gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie';
  • e. de aanleg van een insteekhaven ter plaatse van een botenhuis mogelijk maken (per kavel).
9.6.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voor zover:

  • a. de werken en werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft, noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van de gronden overeenkomstig hun bestemming;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de ruimtelijke kwaliteiten van het terrein;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwaliteit en -kwantiteit;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de cultuurhistorische- en/of archeologische waarden van het terrein.
9.6.4 Verlening

Alvorens omtrent een aanvraag omgevingsvergunning te beslissen wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de met betrekking tot het betreffende terrein c.q. de betreffende bestemming meest aangewezen instantie, zoals de Commissie Welstand en Monumenten, het Hoogheemraadschap, etc.