Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Partiële herziening herstructurering Agterpoort
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0623.BP1352DK001-VG01

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
Het bestemmingsplan Partiële herziening herstructurering Agterpoort met identificatienummer NL.IMRO.0623.BP1352DK001-VG01 van de Gemeente Vlist. 
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
1.3 bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.4 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.5 vigerend plan
bestemmingsplan 'Dorpskernen 2009', zoals bij besluit van 26-01-2010 door de raad van de Gemeente Vlist is vastgesteld.
1.6 overige begrippen
voor de overige begripsbepalingen wordt verwezen naar artikel 1 van de geldende bestemmingsplanregels van bestemmingsplan 'Dorpskernen 2009', zoals bij besluit van 26-01-2010 door de raad van de Gemeente Vlist is vastgesteld.
Artikel 2 Wijze van meten
voor de wijze van meten wordt verwezen naar artikel 2 van de geldende bestemmingsplanregels van bestemmingsplan 'Dorpskernen 2009', zoals bij besluit van 26-01-2010 door de raad van de Gemeente Vlist is vastgesteld.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
  1. wonen;
  2. erven, water en groenvoorzieningen;
  3. beroepsuitoefening aan huis;
  4. parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op de in artikel 3 lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
  1. hoofdgebouwen uitsluitend binnen de bouwvlakken mogen worden gebouwd;
  2. binnen bouwvlakken ter plaatse van de hierna aangegeven aanduidingen de woningen worden gebouwd op de daarbij aangegeven wijze:
    aanduidingbouwwijze
    aanééngebouwd   alle woningen uitsluitend aaneen, in niet-gestapelde vorm  
    gestapeld   uitsluitend in gestapelde vorm  
    twee-aaneen   uitsluitend half-vrijstaand  
    vrijstaand   uitsluitend vrijstaand  
  3. de goothoogte en bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan aangegeven op de verbeelding;
  4. bij iedere woning bijbehorende bouwwerken en overkappingen mogen worden gebouwd, mits:
    1. deze niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van het perceel, direct behorend bij de woning, met een maximum van 100 m²;
    2. de goothoogte van aan- en uitbouwen niet meer bedraagt dan 0,25 m boven de eerste verdiepingsvloer, met een maximum van 4 m;
    3. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen niet meer bedraagt dan 3 m;
    4. de bouwhoogte van aan- uit-, en bijgebouwen niet meer bedraagt dan 5 m;
    5. de aan-, uit- en bijgebouwen ten minste 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel wordt gebouwd;
  5. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan:
    1. op de gronden voor de naar een openbare weg gekeerde gevel: 1 m;
    2. voor het overige: 2 m;
    3. in afwijking van het gestelde onder artikel 3 lid 2 sub e onder 1 is ter plaatse van specifieke bouwaanduiding - tuinmuur een een afscheiding met een bouwhoogte van 2,5 m toegestaan; 
  6. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 5 m;
  7. bijbehorende bouwwerken voor de voorgevel, waaronder begrepen erkers en ingangspartijen mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. de breedte niet meer mag bedragen dan 50% van de breedte van de voorgevel;
    2. de diepte niet meer mag bedragen dan 1,5 m, gerekend vanaf de voorgevel van de woning;
    3. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 5 m²;
    4. de hoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag tot een maximum van 3 m;
  8. dakkapellen, uitsluitend op hoofdgebouwen, zijn toegestaan, mits:
    1. de breedte maximaal 75% van het zij- of achterdakvlak is en de dakkapel minimaal 0,5 m uit de zij-, onder- en bovenkant van het dakvlak en minimaal 0,5 m en maximaal 2 m uit de dakvoet van de desbetreffende woning wordt gesitueerd;
    2. de breedte maximaal 50% van het voorgeveldakvlak is en de dakkapel minimaal 1 m uit de zijkanten en minimaal 0,5 m uit de bovenkant van het dakvlak en minimaal 0,5 m en maximaal 2 m uit de dakvoet van de desbetreffende woning wordt gesitueerd.
3.3 Specifieke gebruiksregels
 
3.3.1 Vrijstaande bijbehorende bouwwerken
Onverminderd het bepaald in artikel 3 lid 1 is het gebruik van vrijstaande bijgebouwen anders dan als huishoudelijke bergruimte of stalling van voertuigen in strijd met het plan.
3.3.2 Beroep aan huis
Gebruik van ruimten binnen de woning ten behoeve van de uitoefening van aan huis verbonden beroep wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij geldt dat de brutovloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 40% van de woning met een maximum van 50 m²;
  2. de gewenste bedrijvigheid mag niet onder de werkingssfeer van de Wet Milieubeheer vallen en niet vergunningsplichtig zijn overeenkomstig de APV;
  3. het gewenste gebruik mag geen detailhandel betreffen, tenzij het als een ondergeschikte nevenactiviteit van de in de woning uitgeoefende bedrijvigheid plaatsvindt;
  4. in geval van een aan huis gebonden bedrijf mag in de nabije omgeving van de woning geen onevenredige vergroting van de verkeers-/parkeerdruk optreden;
  5. er mogen geen bedrijfsmatige activiteiten buiten de woning plaatsvinden, behoudens in- en uitladen;
  6. de ruimte(-s) waarin het gebruik plaats vindt, moeten voldoen aan de bepalingen van de bouwverordening en het Bouwbesluit;
  7. het uiterlijk van de woning mag niet zodanig veranderen dat de woning het karakter van een woning verliest. De bedrijvigheid dient qua aard, intensiteit van gebruik en uitstraling te passen binnen de woonomgeving.
3.3.3 Verboden gebruik
  1. Het is verboden onbebouwde gronden te gebruiken voor:
    1. het storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
    2. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
    3. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.
  2. Het is verboden bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor:
    1. een seksinrichting;
    2. detailhandelsdoeleinden.
  3. Het verbod genoemd in artikel 3 lid 3.3 sub a is niet van toepassing op:
    1. het (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden;
    2. de opslag van goederen in het kader van de in het plan toegestane bedrijfsvoering;
    3. het opslaan of storten van afval- en meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van de gronden en de watergangen.
3 Algemene regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene bouwregels
5.1 Overschrijding bouwgrenzen
5.1.1 Bouwregels
De in deze regels opgenomen bepalingen ten aanzien van bouwgrenzen zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen met betrekking tot:
  1. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen;
  2. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de voorgevelbouwgrens niet meer dan 50 cm bedraagt;
  3. gevel en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, erkers, balkons, galerijen en luifels, mits zij de voorgevelbouwgrens met niet meer dan 50 cm overschrijden;
  4. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden;
  5. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de voorgevelbouwgrens met meer dan 1 m overschrijden.
5.1.2 Afwijkingsregel
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd middels een omgevingsvergunning af te wijken van de op de verbeelding aangegeven bouwgrenzen met ten hoogste 1,5 m, indien het betreft:
  1. overbouwingen ten dienste van de verbinding van twee gebouwen;
  2. toegangen van bouwwerken;
  3. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen;
  4. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
  5. erkers, balkons en galerijen;
  6. luifels, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame;
  7. hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen;
  8. kelderingangen en kelderkoekoeken;
  9. of daarmee gelijk te stellen ondergeschikte bouwwerken.
5.2 Bestaande bebouwing
Voor zover in dit plan de bestaande bebouwing buiten het bouwvlak qua hoogte of situering afwijkt van de planregels, geldt deze afwijkende maatvoering als maximale maatvoering.
5.3 Ondergronds bouwen
 
5.3.1 Bouwregels
De planregels inzake de toelaatbaarheid, de aard, de omvang en de situering van gebouwen zijn in geval van kelders van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat deze uitsluitend is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:
  1. de kelder is loodrecht onder de woning en/ of het aan- en bijgebouw geprojecteerd;
  2. de kelder mag maximaal 1 bouwlaag (maximaal 4 meter diep, gemeten vanuit onderkant begane grondvloer) zijn;
  3. indien de kelder onder een bijgebouw is geprojecteerd, dan mag de kelder niet van buitenaf bereikbaar zijn.
5.3.2 Afwijkingsregel
Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5 lid 3.1 ten behoeve van kelders die niet loodrecht onder het hoofdgebouw zijn gelegen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
  1. de kelder mag maximaal 1 bouwlaag (maximaal 4 meter diep, gemeten vanuit onderkant begane grondvloer) zijn;
  2. de kelder is niet van buitenaf bereikbaar;
  3. de maximale oppervlakte van de kelder is gelijk aan datgene wat is toegestaan voor bijbehorende bouwwerken zoals genoemd in artikel 3 lid 2 sub d
5.4 Uitsluiting bouwverordening
De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:
  1. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
  2. brandweeringang;
  3. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. de ruimte tussen bouwwerken;
  5. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
Artikel 6 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders zijn middels omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in deze regels ten behoeve van de bouw van andere bouwwerken zoals een vlaggenmast, een artistiek kunstwerk, antennes en dergelijke tot een hoogte van 15 m.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
7.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
7.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
Artikel 8 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Partiële herziening herstructurering Agterpoort'.