direct naar inhoud van Artikel 14 Wonen
Plan: Groot Vettenoord en het volkstuinencomplex
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0622.0225bpGrvt2010-0130

Artikel 14 Wonen

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;

al dan niet in combinatie met:

  • b. beroep en bedrijf aan huis;
  • c. gastouderopvang;

en de daarbij horende:

  • d. tuinen;
  • e. erven;
  • f. bergingen;
  • g. parkeren;
  • h. ontsluitingen, wegen en paden;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. speelvoorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. water.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen mogen slechts binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per bouwperceel is slechts één hoofdgebouw toegestaan;
  • c. de bouw- en/of goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven;
  • d. de ondergrondse bouwdiepte mag niet meer bedragen dan 2 m.
14.2.2 Erfbebouwing
  • a. erfbebouwing mag slechts op het bebouwbaar erf van een bijbehorend hoofdgebouw worden gebouwd;
  • b. ondergrondse gebouwen mogen slechts onder erfbebouwing worden gebouwd;
  • c. het gezamenlijke oppervlak aan erfbebouwing mag niet meer bedragen dan 40% van het bebouwbaar erf;
  • d. het gezamenlijke oppervlak aan erfbebouwing mag niet meer bedragen dan 75 m2 bij vrijstaande woningen zijn;
  • e. de diepte van aan- en uitbouwen aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 50% van de breedte van het smalste naastgelegen hoofdgebouw, met een minimum van 2,5 m en een maximum van 3 m, bij aaneengebouwde woningen;
  • f. de diepte van aan- en uitbouwen aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 3 m bij vrijstaande en woningen;
  • g. de afstand van aan- en uitbouwen aan de zijgevel van het hoofdgebouw tot aan de voorgevellijn mag niet minder bedragen dan 3 m als het zijerf grenst aan het openbaar gebied. Tot het openbaar gebied wordt niet gerekend het pad dat is gelegen tussen erven dat dient ter ontsluiting van die erven;
  • h. de afstand van aan- en uitbouwen aan de zijgevel van het hoofdgebouw tot aan de voorgevellijn mag niet minder bedragen dan 1 m als het zijerf grenst aan niet-openbaar gebied. Hiertoe wordt ook gerekend het pad dat is gelegen tussen erven dat dient ter ontsluiting van die erven;
  • i. de afstand van aan- en uitbouwen aan de zijgevel van het hoofdgebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 1 m, of mag 0 m zijn, als het zijerf grenst aan het openbare gebied;
  • j. de breedte van aan- en uitbouwen aan de zijgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • k. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, tot een maximum van 3,25 m, bij hoofdgebouwen die bestaan uit één bouwlaag;
  • l. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw plus 0,80 m, bij hoofdgebouwen die bestaan uit meer dan één bouwlaag;
  • m. de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot de achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 1 m als het achtererf grenst aan het openbaar gebied;
  • n. de bouw- en goothoogte van bijgebouwen en overkappingen mag respectievelijk niet meer bedragen dan 3 m en 2,80 m als er sprake is van afdekking met een kap;
  • o. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 2,80 m als er sprake is van een platte afdekking;
  • p. de ondergrondse bouwdiepte mag niet meer bedragen dan 2 m.
14.2.3 Andere bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m als de erf- of terreinafscheiding voor de voorgevellijn wordt gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m als de erf- of terreinafscheiding achter de voorgevellijn wordt gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen erf- of terreinafscheiding zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
14.3 Afwijken van de bouwregels
14.3.1 Bijgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor erfbebouwing voor het toestaan van een maximaal gezamenlijk oppervlak van 50% onder voorwaarde dat de gebruiksmogelijkheden van en zon- en daglichttoetreding op aangrenzende gronden niet onevenredig worden geschaad.

14.4 Specifieke gebruiksregels
14.4.1 Woningen

Per hoofdgebouw is slechts één woning toegestaan.

14.4.2 Beroep en bedrijf aan huis
  • a. er is beroep en bedrijf aan huis toegestaan, mits dit ondergeschikt is aan de woonfunctie;
  • b. het gezamenlijke oppervlak dat wordt gebruikt voor beroep en bedrijf aan huis mag niet meer bedragen dan 25% van de vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m2;
  • c. bedrijf aan huis is uitsluitend toegestaan als de aan huis verbonden bedrijfsactiviteit behoort tot milieucategorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
14.4.3 Strijdig gebruik
  • a. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het aanbouwen of bijgebouwen betreft;
  • b. kamerbewoning;
  • c. seksinrichtingen.
14.5 Afwijken van de gebruiksregels
14.5.1 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan afwijken van de gebruiksregels voor het toestaan van bedrijfsactiviteiten tot maximaal milieucategorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, zulks voor zover aannemelijk is gemaakt dat de betreffende activiteit ten aanzien van milieuhinder vergelijkbaar is met milieucategorie 1.

  • a. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    • 2. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • b. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • c. parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden;
14.5.2 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.4.3 voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw (en aanbouw/uitbouw) of bijgebouw bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • d. per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  • e. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben; het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is.