direct naar inhoud van Artikel 4 Maatschappelijk - Crematorium
Plan: Holy-Noord - 3e herziening
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0622.0218bpCrem2010-0130

Artikel 4 Maatschappelijk - Crematorium

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Crematorium' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. crematorium, met bijbehorende voorzieningen, waarbij een urnentuin en columbarium niet zijn toegestaan;

met daarbij behorende:

  • b. erftoegangswegen waarvan de aansluiting op het wegennet gerealiseerd dient te worden ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels.

4.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' mag de bouwhoogte en het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan is aangeduid.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van:
    • 1. maximaal 2 meter voor erf- en terreinafscheidingen, waarbij geldt dat erf- en terreinafscheidingen aan de zuidzijde van het plangebied maximaal 3 meter hoog mogen worden;
    • 2. maximaal 7 meter voor palen en masten;
    • 3. maximaal 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Als strijdig gebruik van de gronden in deze bestemming wordt in ieder geval begrepen detailhandelsvoorzieningen en horecavoorzieningen.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden
4.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de in lid 4.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, dieper dan NAP -2,5 m de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het afgraven van de bodem;
  • b. het uitvoeren van overige grondbewerkingen, zoals woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage, kabels en leidingen.
4.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 4.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt;
  • c. mogen worden uitgevoerd op grond van een reeds verleende vergunning.
4.4.3 Archeologisch rapport

De aanvrager van een vergunning als bedoeld in 4.4.1 dient een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

4.4.4 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.4.5 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van archeologische waarden ontstaat.