direct naar inhoud van Regels
Plan: Zuid-Kavelsedijk 3
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0617.bpzkd-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Zuid-Kavelsedijk 3 met identificatienummer NL.IMRO.0617.bpzkd-VG01 van de gemeente Strijen.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw of deel van een gebouw dat door zijn verschijningsvorm een ondergeschikte bouwmassa vormt.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.9 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.11 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.12 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.13 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.14 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.15 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.16 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.17 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.18 cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

rijks- en gemeentelijke monumenten.

1.19 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.20 hobbymatig agrarisch gebruik

het niet bedrijfsmatig gebruiken van gronden voor het hobbymatig houden van vee en/of het telen van agrarische producten.

1.21 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een perceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.22 inwoning

inwoning is het verblijven in een huishouden waarbij sprake is van gemeenschappelijke voorzieningen en een gezamenlijke toegang.

1.23 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in of bij de woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimelijke uitstraling die daarbij past.

1.24 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.25 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de aanwezige flora en fauna.

1.26 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.27 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.28 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.29 voormalig agrarisch bedrijfscomplex

een concentratie van bebouwing dat niet meer in gebruik is voor de uitoefening van een volwaardig agrarisch bedrijf en waar geen mogelijkheden meer zijn in de toekomst een agrarisch bedrijf op te starten.

1.30 waterpeil

de hoogte van het water ten opzichte van NAP (Normaal Amsterdams Peil).

1.31 woning

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 de bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.5 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 de vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen, al dan niet in combinatie met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige agrarisch bedrijfscomplex' een voormalig agrarisch bedrijfscomplex;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bed and breakfast' een bed & breakfast met een maximum van 5 kamers, met dien verstande dat in elke kamer maximaal 2 bedden aanwezig mogen zijn;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. verkoop aan huis van streekeigen producten, voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 200 m²;
  • e. wandel-, fiets- of ruiterpaden over het boerenland;
  • f. boerengolf voor zover het gebruiksoppervlak van bebouwing ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 200 m² en het gebruik van onbebouwde gronden niet meer bedraagt dan 20.000 m²;
  • g. natuur- en milieueducatierondleidingen voor zover het gebruiksoppervlak van bebouwing ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m² en het gebruik van onbebouwde gronden niet meer bedraagt dan het gehele boerenland;

met de daarbij behorende:

  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • i. voorzieningen, zoals erven, paden, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.
3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen woningen met aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd uitsluitend binnen het bouwvlak;
  • b. bij een combinatie van nevenfuncties het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 500 m²;
  • c. verder geldt het volgende:

  max. aantal per bouwvlak   max. inhoud/
oppervlakte  
max. goothoogte   max. bouwhoogte   min. afstand  
woningen exclusief aan-, uit- en bijgebouwen zonder specifieke bouwaanduiding   één, tenzij middels een maatvoerings-
aanduiding anders is aangegeven  
650 m³   6 m     tot zijdelingse
perceelsgrens:
2 m.  
aan-, uit- en bijgebouwen en overkappingen (exclusief ondergrondse bouwlagen) zonder specifieke bouwaanduiding     75 m²   3 m     tot zijdelingse perceelsgrens:
1 m  
bouwwerken, geen gebouwen zijnde (met uitzondering van erf- of terreinafscheidingen         2 m    
terreinafscheidingen         3 m    


met dien verstande dat:

  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig bedrijfscomplex' het volgende geldt:
    • 1. het uitbreiden van bestaande bebouwing is in geen geval toegestaan;
    • 2. nieuwbouw is in geen geval toegestaan;
    • 3. de bouw van nieuwe woningen is in geen geval toegestaan;
    • 4. het gebruik van kassen is in geen geval toegestaan;
    • 5. van het bepaalde onder sub 2 kan worden afgeweken indien voormalige agrarische bedrijfsbebouwing wordt gesaneerd, met dien verstande dat het oppervlak van de nieuw op te richten bebouwing maximaal 50% mag bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken met een maximum van 200 m².

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2 sub d teneinde de maximale inhoudsmaat van woningen te vergroten, met inachtneming van het volgende:

  • a. afwijking is uitsluitend van toepassing op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig bedrijfscomplex;
  • b. het vergroten van de inhoudsmaat is uitsluitend toegestaan indien de overschrijding het gevolg is van het bij de woning betrekken van een nog niet voor bewoning gebruikt gedeelte van een voormalige boerderij waarvan de huidige woning deel uitmaakt;
  • c. het vergroten van de inhoudsmaat dient bij te dragen aan het behoud van typerende boerderijen.
3.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. het vloeroppervlak ten behoeve van huis-aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 30% van het vloeroppervlak van de betrokken woning met een maximum van 80 m² met inachtneming van het volgende:
    • 1. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
    • 2. ten behoeve van de gewijzigde functie geen extra parkeergelegenheden noodzakelijk zijn;
    • 3. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 4. er mag geen horeca of detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteiten;
    • 5. degene die de activiteiten verricht dient tevens de gebruiker van de eigenlijke woning te zijn;
  • b. inwoning ten behoeve van mantelzorg is toegestaan;
  • c. prostitutiebedrijven zijn niet toegestaan;
  • d. opslag van goederen ten behoeve van neven- en vervolgfuncties met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • e. paardenbakken buiten het bouwvlak zijn niet toegestaan.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van een of meer van de nevenfuncties ter plaatse van gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig bedrijfscomplex', met inachtneming van het volgende:

  • a. een omgevingsvergunning kan verleend worden voor de volgende nevenfuncties:
    • 1. paardenstalling (inclusief exploitatie paardenkoets), paardenpension (inclusief paardenbak), voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteiteit niet meer bedraagt dan 200 m² en het gebruik van onbebouwde gronden niet meer bedraagt dan 800 m²;
    • 2. kano- (roei of elektrisch), boot- of fietsenverhuur, voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m² en het gebruik van onbebouwde gronden niet meer bedraagt dan 100 m²;
    • 3. kleinschalige horecagelegenheid voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m² en het gebruik van onbebouwde gronden niet meer bedraagt dan 100 m²;
    • 4. theetuin, voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 50 m² en het gebruik van onbebouwde gronden niet meer bedraagt dan 100 m²;
    • 5. sociale functie (zorgboerderij, kinderopvang, resocialisatie), voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit (afhankelijk van al dan niet nachtverblijf) niet meer bedraagt dan 50-200 m²;
    • 6. windenergie, windturbines tot 15 m totale hoogte (inclusief wieken), maximaal 1 per voormalig agrarisch bedrijfscomplex;
    • 7. kinderboerderij, voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m² en het gebruik van onbebouwde gronden niet meer bedraagt dan 1.500 m²;
    • 8. kampeerboerderij, voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 200 m²;
    • 9. kleinschalig kamperen, voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m², het aantal kampereenheden niet meer bedraagt dan 25 en maximaal 0,5 ha van de onbebouwde gronden in gebruik is;
    • 10. survivalactiviteiten, excursiebedrijf; voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m²;
    • 11. museum/tentoonstellingsruimte, voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 200 m²;
    • 12. dierenpension, hondenfokkerij, voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 200 m²;
    • 13. niet-agrarisch verwante detailhandel voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 200 m²;
  • b. de activiteiten dienen binnen het bouwvlak en binnen de bestaande bebouwing plaats te vinden;
  • c. in aanvulling op het bepaalde in sub a en b geldt dat de nevenfuncties survivalactiviteiten, excursiebedrijf en sociale functie (zorgboerderij, kinderopvang, resocialisatie) dat het gehele boerenland in gebruik mag worden genomen met dien verstande dat mogelijkheden op het boerenland ten behoeve van de survivalactiviteiten en excursiebedrijf dienen beoordeeld te worden op de aspecten ecologie (verstoring), landschap en milieubeschermingsgebieden;
  • d. kleinschalig kamperen is alleen toegestaan in de periode 15 maart tot 1 november;
  • e. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsgebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 500 m²;
  • f. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • g. bestaande landschappelijke, cultuurhistorische- en natuurwaarden in de directe omgeving dienen niet onevenredig te worden aangetast;
  • h. door af te wijken door middel van een omgevingsvergunning mogen de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  • i. de publiek- en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties dient in verhouding te staan tot de capaciteit van de betrokken wegen;
  • j. bij het inpassen van een niet-agrarische nevenfunctie dient, voor zover relevant, zorg te worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing;
  • k. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • l. een verzoek om een afwijking ten behoeve van de nevenfunctie 'windenergie/windturbines' wordt ter toetsing voorgelegd aan een landschaps- en natuurdeskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder g wordt voldaan.
3.5.2 Ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 en artikel 6 ten behoeve van het creëren van een zelfstandige woonvorm in een bijgebouw of een niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw ten behoeve van mantelzorg met inachtneming van het volgende:

  • a. er dient aantoonbaar sprake te zijn van een zorgbehoefte, welke van tijdelijke aard is;
  • b. per perceel blijft er sprake van 1 huishouding;
  • c. indien de noodzaak van mantelzorg vervalt, dient het gebruik van het hoofdgebouw of de niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw als afhankelijke woonruimte te worden beëindigd;
  • d. nieuwbouw ten behoeve van mantelzorg is toegestaan, mits het oppervlak aan bijgebouwen binnen de bebouwingsregeling blijft zoals opgenomen in lid 3.2;
  • e. het bijgebouw of de niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw in gebruik voor mantelzorg mag geen extra of nieuwe zelfstandige woning vormen;
  • f. het gebruik van een bijgebouw of de niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
  • g. het bijgebouw of de niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

3.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
3.6.1 Sloopverbod zonder vergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor de activiteit slopen van burgemeester en wethouders gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' te slopen.

3.6.2 Uitzonderingen op het sloopverbod

Het verbod als bedoeld in lid 3.6.1 is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden:

  • a. zoals bedoeld in artikel 3.20 lid 1 Wro;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

3.6.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De sloopwerkzaamheden als bedoeld in lid 3.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de karakteristieke waarden niet worden aangetast, hetgeen ter advisering wordt voorgelegd aan de monumentdeskundige.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

5.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
  • a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste als toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  • c. Op een bouwwerk zoals bedoeld in sub a is het overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing indien gebruik wordt gemaakt van de saneringsregeling zoals opgenomen in:
    • 1. artikel 3.2, sub d onder 5.

5.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

5.3 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen de buitenwerkse gevelvlakken van een bovengronds hoofdgebouw;
  • b. de ondergrondse bouwdiepte bedraagt maximaal 3,5 m onder peil.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

Het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

7.1 Ten behoeve van afwijkende maten/overschrijding bouwgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het plan voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

7.2 Ten behoeve van tijdelijk kamperen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen voor tijdelijke kampeerterreinen met inachtneming van het volgende:

  • a. tijdelijk kamperen dient plaats te vinden ten behoeve van een evenement of er dient sprake te zijn van kamperen in groepsverband met een gemeenschappelijk doel;
  • b. tijdelijk kamperen is alleen toegestaan in de periode van 15 maart tot 1 november;
  • c. op het tijdelijke kampeerterrein is het plaatsen van vaste kampeermiddelen zoals stacaravans en chalets niet toegestaan;
  • d. tijdelijk kamperen is niet toegestaan op gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden'.

7.3 Ten behoeve van het veranderen of vergroten van de inhoudsmaat

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen voor het veranderen of de vergroting van de inhoudsmaat van (bedrijfs)woningen in cultuurhistorisch waardevolle bebouwing met de specifieke bouwaanduiding 'karakteristiek' om het behoud van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing te stimuleren, met inachtneming van het volgende:

  • a. een omgevingsvergunning voor het vergroten van de maximale inhoudsmaat wordt uitsluitend verleend indien en voor zover de woning deel uitmaakt van een cultuurhistorisch pand, voor zover de bestaande afmetingen van dat gebouw niet worden uitgebreid en het karakter van het pand in stand blijft.

Artikel 8 Algemene wijzigingsregels

8.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

9.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overeenkomstig artikel 9.2 in het plan opgenomen overgangsrecht gebruik zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Zuid-Kavelsedijk 3.