direct naar inhoud van 2.2 Provinciaal beleid
Plan: Agrarisch bouwperceel Broekseweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0617.bpbw-vg99

2.2 Provinciaal beleid

Structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland' (2010)

In de Visie op Zuid-Holland beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. De visie is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk:

  • 1. aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
  • 2. duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
  • 3. divers en samenhangend stedelijk netwerk;
  • 4. vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
  • 5. stad en land verbonden.

Nationaal landschap Hoeksche Waard

De aanwijzing tot Nationaal Landschap betekent dat behoud en herstel van de kernkwaliteiten van dit landschap belangrijke beleidsopgaven zijn. Centraal staat behoud van het open agrarisch landschap, gericht op een duurzame ontwikkeling van de landbouw, met versterking van de gebiedsspecifieke landschapskenmerken zoals de kreken, de dijken en het patroon van verspreide dorpen.

Agrarisch landschap

Het plangebied is in de structuurvisie aangemerkt als agrarisch landschap. Bijdragen aan een duurzame voedselproductie ligt hier voor de hand. Innovatie, schaalvergroting en structuurversterking blijven belangrijk om internationaal te kunnen concurreren. Akkerbouw en melkveehouderij zorgen ook in deze gebieden dat openheid kenmerkend blijft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0617.bpbw-vg99_0002.jpg"

Uitsnede kaart Structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland'

afbeelding "i_NL.IMRO.0617.bpbw-vg99_0003.jpg"

Herziening Agenda Landbouw (ontwerp 2010)

De agenda biedt een visie van de provincie op de ontwikkeling van een duurzame, economisch rendabele landbouw. Daarnaast bevat de agenda een strategie en een uitwerking per regio.

In heel Zuid-Holland is duurzame, economisch rendabele landbouw mogelijk. Over het geheel gezien zal de kosten-batenstructuur verbeterd moeten worden. De provincie zal daaraan bijdragen door in te zetten op de volgende speerpunten:

  • 1. verbetering van de landbouwstructuur (inclusief agrarische infrastructuur);
  • 2. vermindering van de druk op landbouwgrond;
  • 3. vergroting van de regionale markt (streekproducten, diensten voor de stad);
  • 4. verduurzaming van de landbouw op basis van de Europese prioriteiten biodiversiteit, energie, waterbeheer en klimaatadaptatie;
  • 5. vergroting van toegang tot en toepassing van kennis.

Het gebied is in deze ontwerpherziening aangeduid als overig agrarisch gebied en landbouwtopgebied. Dit zijn gebieden waar de landbouw een blijvend perspectief heeft voor productie op de Europese en wereldmarkt.

De inzet van de provincie is hier gericht op het in stand houden en verbeteren van de toegankelijkheid tot het distributienetwerk (van leverancier tot afnemer) en het verbeteren van de landbouwstructuur (verkaveling, huiskavels, schaalvergroting, etc.). Productiebeperkende randvoorwaarden, zoals het verbod op het dempen van dwarssloten, worden zoveel mogelijk weggenomen. Dit met inachtneming van het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit in die gebieden en verduurzaming op het vlak van watermanagement en biodiversiteit.

Voor de landbouw in de topgebieden zal de provincie een bescheiden rol spelen. Het is vooral belangrijk dat bestaande provinciale kaders voldoende ruimte bieden voor de gewenste ontwikkeling van de sector. Deze ruimtelijke regie richt zich op handhaving van de agrarische functie, het tegengaan van verrommeling en het bieden van ruimte voor schaalvergroting.

Verordening Ruimte (2010)

In samenhang met de structuurvisie is de Verordening Ruimte opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Delen van Artikel 4 'Agrarische bedrijven' zijn van toepassing op de ontwikkeling.

Lid 1 Algemene regels agrarische bedrijven

Bestemmingsplannen voor gronden gelegen buiten de bebouwingscontouren (zoals aangegeven op kaart 1 van de Verordening Ruimte) bevatten bepalingen die erin voorzien dat:

  • a. agrarische bebouwing (uitgezonderd kassen) wordt geconcentreerd binnen het bouwperceel;
  • b. nieuwe bebouwing alleen mogelijk is als deze noodzakelijk en doelmatig is voor de bedrijfsvoering van volwaardige agrarische bedrijven;
  • c. voor een volwaardig agrarisch bedrijf maximaal één agrarische bedrijfswoning is toegestaan, of het aantal dat al is vergund;
  • d. nieuwe intensieve veehouderij wordt uitgesloten.

Lid 2 Agrarische bedrijven buiten de concentratiegebieden voor de glastuinbouw

Bestemmingsplannen voor gronden gelegen buiten de concentratiegebieden voor de glastuinbouw wijzen geen bestemmingen aan die nieuwvestiging van agrarische bedrijven met glastuinbouw mogelijk maken en bevatten bepalingen die erin voorzien dat alleen bij bestaande volwaardige glastuinbouwbedrijven een oppervlakte van ten hoogste 2 hectare aan kassen per bedrijf mogelijk wordt gemaakt. Voor zover de gronden zijn geleden in een rijksbufferzone, dienen nieuwe gebouwen en kassen voor glastuinbouw te worden uitgesloten.

Lid 7 Nevenactiviteiten

Bestemmingsplannen voor gronden gelegen buiten de bebouwingscontour kunnen bestemmingen aanwijzen die het mogelijk maken om bij agrarische bedrijven nevenactiviteiten te laten plaatsvinden, bijvoorbeeld zorg, minicampings en overige agrogerelateerde voorzieningen. Dit onder de volgende voorwaarden:

  • a. het oprichten van bebouwing of het aanbrengen van verharding voor de nevenactiviteit is in beperkte mate mogelijk binnen het agrarisch bouwperceel;
  • b. de agrarische functie blijft de hoofdfunctie van het bedrijf;
  • c. er mogen geen belemmeringen voor de agrarische bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven worden veroorzaakt;
  • d. de nevenactiviteit mag de verkeersafwikkeling niet onevenredig belasten.

Conclusie

Er is sprake van verplaatsing van een agrarisch bouwperceel. Per saldo neemt het aantal bouwvlakken niet toe. Het bestemmingsplan dient aan de gestelde voorwaarden van lid 1 en 7 van artikel 4 'Agrarische bedrijven' van de Verordening te voldoen. Aan de voorwaarden wordt middels de bestemmingslegging en de bijbehorende regels voldaan. Binnen het nieuwe agrarische bouwperceel wordt een bedrijfswoning toegestaan. Omdat er sprake is van een agrarisch bedrijf is de bedrijfswoning in overeenstemming met de Verordening. Daarnaast draagt de verplaatsing van het bouwvlak bij aan de verbetering van de landbouwstructuur (Zie Herziening Agenda Landbouw, ontwerp 2010).

 

Aanvullend wordt opgemerkt dat hoewel het aantal agrarische bouwvlakken niet toeneemt, er wel sprake is van een toename van het aantal (bedrijfs)woningen. De oorspronkelijk bij het agrarisch bedrijf behorende bedrijfswoning is in het verleden door de vorige eigenaar afgesplitst van het agrarisch bedrijf en in het bestemmingsplan Buitengebied bestemd als burgerwoning. In het algemeen is het niet wenselijk dat het afstoten van een bedrijfswoning ten behoeve van een burgerwoning vervolgens leidt tot een nieuwe bedrijfswoning bij een bedrijf zodat het aantal (bedrijfs)woningen blijft toenemen. Er is echter sprake van een bijzondere éénmalige situatie die het toestaan van een (nieuwe) bedrijfswoning bij het te verplaatsen bedrijf rechtvaardigt. De verplaatsing van het bedrijf is nodig in verband met de aanleg van de randweg. De randweg vertegenwoordigt een groot maatschappelijk belang omdat de verkeerssituatie in de kern daarmee aanzienlijk verbetert. Ten behoeve van de aanleg zijn gronden nodig van de betreffende agrariër. In het kader van de aankoop stelde de eigenaar eisen aan de verplaatsing van het bouwvlak in verband met de bereikbaarheid en het realiseren van een bedrijfswoning. De bedrijfswoning is dan ook het resultaat van onderhandelingen over de noodzakelijke grondaankoop. Deze bijzondere éénmalige situatie leidt ertoe dat er geen sprake zal zijn van precedentwerking. In dit kader merken wij tevens op dat bezien is of het tracé van de randweg op andere wijze kon worden aangelegd waardoor geen gronden van de betreffende agrariër nodig waren. Door de reeds in eigendom zijnde gronden, het feit dat op deze manier gebruik kan worden gemaakt van bestaande wegen als onderdeel van de randweg, de aansluiting op het industrieterrein, de ligging nabij het dorp en het feit dat door de huidige ligging van het tracé het minst aantal woningen aangekocht moesten worden was het niet gewenst het tracé te verleggen. Hierdoor is het noodzakelijk de gronden van de betreffende agrariër te verwerven.

 

Het bestemmingsplan is derhalve niet in strijd met het provinciaal beleid.