direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Sanering glastuinbouw Westvoorne 2018
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0614.SaneringGTB2018-0100

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op een twee ontwikkelingen in het landelijk gebied van de gemeente Westvoorne. De aanleiding voor het opstellen van dit bestemmingsplan is de sanering van bestaand glas en/of het wegbestemmen van papieren glas. Ter compensatie worden bedrijfswoningen regulier bestemd en wordt een nieuwe woning toegestaan of extra bouwmogelijkheid geboden. Dit bestemmingsplan maakt deze ontwikkelingen juridisch-planologisch mogelijk.

Beleidscontext sanering verspreid glas

Het tegengaan van verspreid gelegen kassencomplexen is een belangrijk uitgangspunt in het ruimtelijke beleid van zowel de provincie Zuid-Holland als de gemeente Westvoorne. Met ondersteuning van de provincie spant de gemeente zich in om het aantal verspreid liggende kassencomplexen buiten het glastuinbouwgebied Tinte te verminderen. De afgelopen jaren zijn diverse bestemmingsplannen vastgesteld voor bedrijfslocaties van glastuinbouwbedrijven, waarbij de mogelijkheden voor uitoefening van glastuinbouw weg zijn genomen. In 2009 heeft de gemeente Westvoorne mede hiervoor de structuurvisie Glasherstructurering vastgesteld. Deze visie bevat het beleid voor de glastuinbouwsector in Westvoorne. De sanering van verspreid liggende glastuinbouwbedrijven vindt op vrijwillige basis plaats. Dit is de reden dat de sanering gefaseerd wordt uitgevoerd. Een eigenaar moet immers eerst met een initiatief komen voor bedrijfsbeëindiging, waarna nog overeenstemming moet worden bereikt over de precieze voorwaarden voor sanering.

1.2 Plangebied

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op twee ontwikkelingen op verschillende locaties in het landelijk gebied (zie ook figuur 1.1):

  • 1. Ziekewei 14/16 te Rockanje en het Waterbospad (ongenummerd, westelijk van het perceel Langeweg 44/44a);
  • 2. Rondeweiweg 12 te Rockanje.

afbeelding "i_NL.IMRO.0614.SaneringGTB2018-0100_0001.png"

Figuur 1.1 - De ligging van de drie locaties die samen het plangebied vormen (bron: Google Maps).

1.3 Geldend bestemmingsplan

Op de hierboven genoemde locaties vigeert momenteel de beheersverordening 'Landelijk gebied Westvoorne', vastgesteld door de gemeenteraad op 21 maart 2017. Binnen deze verordening ligt het plangebied in het besluitvlak waar de regeling van het bestemmingsplan Landelijk Gebied van toepassing is verklaard. Dit bestemmingsplan werd op 29 mei 2007 vastgesteld door de gemeenteraad van Westvoorne. Ook de parapluherziening 'Erfafscheiding, B&B, gastenverblijf en parkeren', vastgesteld op 10 mei 2016, is van toepassing op het plangebied.

Huidige planologische situatie

Op zowel de locatie aan de Ziekeweiweg als de Rondeweiweg bevindt zich een glastuinbouwbedrijf met de bestemming 'Agrarisch met landschappelijke waarde' met één bedrijfswoning. Het maximale oppervlak aan kassen is binnen deze bestemming bepaald op 2 hectare per bedrijf. In het geval van de locatie aan de Ziekewei wordt er een compensatiewoning gerealiseerd op een andere plek dan de saneringslocatie, namelijk op een onbebouwd agrarisch perceel aan het Waterbospad. In figuur 1.2 zijn uitsneden opgenomen van de huidige planologische situatie, afkomstig van de plankaarten van het geldende plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0614.SaneringGTB2018-0100_0002.png"

Figuur 1.2 - Planologische situatie volgens het geldende bestemmingsplan.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting is als volgt opgebouwd:

  • hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de huidige en toekomstige situatie in het plangebied, waarbij ook wordt ingegaan op de ruimtelijke kwaliteitsverbetering die met deze ontwikkelingen wordt behaald;
  • het relevante ruimtelijke beleidskader is beschreven in hoofdstuk 3. Hierin is toegelicht op welke manier dit bestemmingsplan past binnen de beleidskaders van de diverse overheden;
  • het onderzoek dat voor dit bestemmingsplan is uitgevoerd komt in hoofdstuk 4 aan de orde;
  • hoofdstuk 5 beschrijft de juridische opzet van dit bestemmingsplan;
  • de aspecten economische uitvoerbaarheid en handhaving worden aangesneden in hoofdstuk 6 , net als de samenvatting en toelichting op het gevoerde overleg met de andere overheden en een toelichting op de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden zowel de huidige situaties als de voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied beschreven. Dit gebeurt voor de twee ontwikkelingen en de bijbehorende locaties in afzonderlijke paragrafen. In paragraaf 2.4 wordt ingegaan op de ruimtelijke kwaliteitsverbetering vanuit een overkoepelend perspectief. In paragraaf 3.3.2 volgt een meer gerichte toetsing van de ontwikkelingen aan de regels omtrent ruimtelijke kwaliteit die in de provinciale verordening worden gesteld.

2.2 Ziekewei 14/16 en Waterbospad (ong.), Rockanje

Huidige situatie

Aan de Ziekewei 14/16 bevindt zich een glastuinbouwbedrijf met twee bedrijfswoningen. Eén van die twee toegestane bedrijfswoningen - die met huisnummer 14 - is in het verleden door de bedrijfseigenaar verkocht en hoort niet meer bij het bedrijf. Noordelijk van de bedrijfswoningen bevindt zich een kassencomplex van ca. 1.000 m2. Het terrein oostelijk van de kassen en bebouwing is in de huidige situatie onbebouwd en in agrarisch gebruik. Aan de westkant grenst de locatie aan een dijklichaam: de Vleerdamsedijk. Het terrein aan het Waterbospad, op het ongenummerde en onbebouwde perceel direct westelijk van de locatie Langeweg 44/44a, is in gebruik als grasland. Zie figuur 2.1 en 2.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0614.SaneringGTB2018-0100_0003.png"

Figuur 2.1 - Huidige situatie (l) en een indicatie van de nieuw te bestemmen situatie (r) voor de Ziekewei 14/16.

afbeelding "i_NL.IMRO.0614.SaneringGTB2018-0100_0004.png"

Figuur 2.2 - Huidige situatie (l) en een indicatie van de nieuw te bestemmen situatie (r) voor het Waterbospad (ong.).

Voorgenomen ontwikkeling

Het kassencomplex en een deel van bijgebouwen bij de voormalige bedrijfsbebouwing aan de Ziekewei worden gesloopt. De beide bedrijfswoningen krijgen een reguliere woonbestemming. Op het kavel aan het Waterbospad dat westelijk van de Langeweg 44/44a ligt, wordt een nieuwe vrijstaande woning mogelijk gemaakt waarvoor een bouwvlak wordt opgenomen. Het westelijke deel van dit perceel wordt, samen met een strook ten zuiden van het bouwvlak, als natuur bestemd.

2.3 Rondeweiweg 12, Rockanje

Huidige situatie

Op het perceel aan de Rondeweiweg 12, ten zuiden van de plaats Rockanje, bevindt zich een glastuinbouwbedrijf met een kassencomplex van ca. 3.700 m2 (figuur 2.3). Het perceel is reeds lange tijd als agrarische bedrijfskavel in gebruik; sommige bebouwing dateert van het begin van de 20e eeuw. Op het perceel is een bedrijfswoning met bedrijfsgebouwen aanwezig. Een deel van de bedrijfsgebouwen wordt gebruikt voor de hobbymatige huisvesting van schapen. Het onbebouwde deel van de gronden, oostelijk van het bedrijf, was voorheen in gebruik voor opengrond tuinbouwactiviteiten. Sinds enige tijd worden deze gebruikt als schapenweide.

afbeelding "i_NL.IMRO.0614.SaneringGTB2018-0100_0005.png"

Figuur 2.3 - Huidige situatie voor de Rondeweiweg 12.

Voorgenomen ontwikkeling

Met de eigenaar is overeengekomen dat de mogelijkheden voor het uitoefenen van een agrarisch bedrijf, met de daarbij behorende bouwmogelijkheden, op het perceel permanent komen te vervallen. De bestaande bedrijfswoning wordt omgezet naar een burgerwoning met een reguliere woonbestemming. Ook sloopt de eigenaar een groot deel van de aanwezige bedrijfsgebouwen en kassen. Ter compensatie van de bedrijfsbeëindiging en het saneren van de bebouwing wordt de mogelijkheid geboden om binnen de bestemming 'wonen' een hobbykas met een beperkt oppervlak te behouden. In aanvulling op de reguliere bouwmogelijkheden binnen de bestemming Wonen wordt tevens de mogelijkheid geboden voor 100m2 extra bebouwing, ten behoeve van de handhaving voor gebruik van de bestaande hobbymatige schapenhouderij. Er worden geen extra woningen toegestaan. Het merendeel van het perceel, namelijk het zuidelijk en oostelijk deel, behoudt de reguliere agrarische bestemming, maar dan zonder bebouwingsmogelijkheden. Tot slot blijft de wijzigingsbevoegdheid die ook in het hiervóór geldende bestemmingsplan was opgenomen behouden. Met deze wijzigingsbevoegdheid kan de bestemming van de gronden in de toekomst om worden gezet naar de bestemming Natuur. Deze wijzigingsbevoegdheid vloeit voort uit het feit dat dit gebied is aangewezen als zoekgebied voor uitbreiding van de het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het is wenselijk de planologische mogelijkheden voor deze wijziging te behouden.

2.4 Ruimtelijke kwaliteitsverbetering

Toekomstperspectief en alternatieven

Het toekomstperspectief voor de bij dit bestemmingsplan betrokken glastuinbouwbedrijven zijn, mede door de veranderingen in de omgeving, niet meer van dien aard dat er sprake is van op de lange termijn duurzaam voort te zetten agrarisch bedrijven op de bestaande locaties. Ze zijn sterk in hun mogelijkheden ingeperkt door de omringende burgerwoningen van derden. Daarnaast beschikken ze over een relatief beperkt areaal aan kassen. Door de ligging nabij burgerwoningen van derden zijn de mogelijkheden voor een eventuele verbreding van de agrarische bedrijfsactiviteiten eveneens beperkt. De bedrijven liggen daarnaast relatief solitair in het landschap, in vergelijking met de concentraties van glastuinbouwbedrijven bij Tinte en Vierpolders in de gemeente Brielle. Ook de economische binding met greenports elders in Zuid-Holland is beperkt. Vanwege de ligging buiten het Glastuinbouwintensiveringsgebied Tinte is uitbreiding van het areaal aan kassen bij deze bedrijven niet wenselijk. Ze zijn daarom in het gemeentelijke glastuinbouwbeleid aangewezen als op termijn te saneren glastuinbouwbedrijf, evenals in het provinciale ruimtelijke beleid (zogenaamd ‘verspreid glas’).

Gelet op deze omstandigheden zijn op verzoek van de eigenaar van de bedrijven afspraken gemaakt over de beëindiging van de glastuinbouwbedrijven, het wegbestemmen van 'papieren glas' en/of de sloop van bedrijfsbebouwing. Om de saneringen voor de bedrijfseigenaren een economisch haalbaar alternatief te laten zijn, worden de voormalige bedrijfswoningen regulier bestemd en wordt in het geval van de Ziekewei een compensatiewoning mogelijk gemaakt. Daarnaast zijn op sommige locaties maatwerk-afspraken gemaakt die de bouw- of gebruiksregels ter plekke raken.

Verbetering van de ruimtelijke kwaliteit

De belangrijkste ruimtelijke kwaliteitsverbetering wordt gevonden in de blijvende sanering van de agrarische bedrijvigheid op de verschillende locaties. Op de locaties Ziekewei 14/16 en Rondeweiweg 12 wordt in totaal 4.700 m2 aan kassen gesaneerd en 35.300 m2 aan papieren glas wegbestemd . Daar komt de sloop van talloze bedrijfsgebouwen nog bij. Kortom, met de gecombineerde sanering van glastuinbouwbedrijven verdwijnt verspreid glas blijvend uit het buitengebied van de gemeente Westvoorne, waarmee een belangrijke en in verschillende beleidsstukken beoogde verbetering van de ruimtelijke kwaliteit wordt bereikt. In een aantal gevallen komen er op de vrijgekomen gronden of elders in het gebied compensatiewoningen voor in de plaats, maar per saldo neemt het verhard en bebouwd oppervlak fors af.

Daarnaast wordt het op de twee voormalige bedrijfslocaties planologisch onmogelijk gemaakt om nog nieuwe agrarische bedrijfsactiviteiten van enige omvang te ontplooien of agrarische bebouwing op te richten. Realisatie van nieuwe kassencomplexen in de toekomst zou een sterk negatieve invloed hebben op de bestaande en beoogde ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied van de gemeente Westvoorne. Verstoring van het in meer of mindere mate open landschap van de zanderijen en de zeekleipolders door kassencomplexen, met een hoogte die kan oplopen naar 5 meter, buiten de daarvoor aangewezen glastuinbouwintensiveringsgebieden is gezien het gemeentelijk en provinciaal beleid ongewenst.

Landschappelijke inpassing van de compensatiewoning aan het Waterbospad

In ruil voor de sloop en het wegbestemmen van kassen aan de Ziekewei, wordt er op de locatie Waterbospad een compensatiewoning mogelijk gemaakt. Deze nieuwe woning wordt gebouwd in het kleinschalige en relatief bebouwingsdichte landschap van de Zanderijen. De woning komt op stuk grond te staan dat nu in agrarisch gebruik is en ook als zodanig is bestemd. De woning en bijbehorend bestemmingsvlak komt aan de oostkant van het perceel, tegen de bestaande bebouwing aan. Op die manier wordt een bestaand bebouwingscluster uitgebreid, in plaats van dat er een solitair gelegen woning aan het reeds versnipperde landschap wordt toegevoegd. De grond ten zuiden en westen van de woonbestemming krijgt de bestemming natuur. Daarmee grenst de woning niet direct aan het zuidelijker gelegen NNN-gebied, maar is er sprake van een smalle 'groene buffer'.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt het relevante ruimtelijke beleidskader beschreven. Achtereenvolgens komt het rijksbeleid, het provinciale beleid en het gemeentelijke beleid aan bod.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het rijksbeleid voor de ruimtelijke ordening is vastgelegd in de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

(maart 2012). Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Om dit te bereiken is een aanpak geformuleerd die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Bij deze aanpak gaat het Rijk uit van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden en eenvoudige regels. Zo ontstaat er ruimte voor maatwerk en initiatieven van burgers en bedrijven. Vertrouwen in medeoverheden is de basis voor het bepalen van verantwoordelijkheden, regelgeving en de betrokkenheid van het Rijk. De gemeente is de overheid die het dichtste bij de burger staat en in eerste instantie zorgt voor een veilige en leefbare woon-en werkomgeving. Bij de inrichting van de ruimte gaat het om de ruimtelijke ontwikkeling van stad en platteland in brede zin, waarbij onder meer de belangen van mobiliteit, milieu, natuur, water, economie en wonen worden afgewogen. In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte heeft het Rijk dertien zogenaamde ‘nationale belangen’ geformuleerd. Deze nationale belangen geven aan voor welke onderwerpen het Rijk verantwoordelijk is en waarvoor zij resultaten wil bereiken.

De sanering van de betrokken glastuinbouwbedrijven is geen onderwerp vallend binnen een van die nationale belangen. Wel draagt de sanering bij aan het waarborgen en verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving. Met de sanering vervallen de ruimtelijke impact en de mogelijke negatieve effecten op de kwaliteit van het milieu en de leefomgeving die gepaard (kunnen) gaan met een glastuinbouwbedrijf. Het bestemmingsplan past hiermee binnen de door het Rijk gestelde algemene doelen voor de ruimte. De uitwerking en verantwoordelijkheid voor de realisatie wordt aan de gemeentelijke overheid overgelaten.

3.2.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Artikel 3.1.6 lid 2 Bro geeft aan dat de toelichting van een bestemmingsplan, waarin een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt, moet voldoen aan een aantal voorwaarden.

  • a. Er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte.
  • b. Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.
  • c. Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Overheden moeten op basis hiervan nieuwe stedelijke ontwikkelingen motiveren met behulp van deze drie opeenvolgende stappen. De stappen borgen een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkelingen. Deze stappen worden aangeduid als de "Ladder voor duurzame verstedelijking".

Omdat de nieuwe stedelijke ontwikkelingen die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt onderdeel zijn van de regionale woningmarktafspraken, is afzonderlijke toetsing aan de hand van de 'ladder' niet nodig. In paragraaf 3.3.3 wordt nader ingegaan op deze regionale woningmarktafspraken.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Provinciale structuurvisie en programma Ruimte

Het relevante provinciale beleid is vastgelegd in de visie Ruimte en Mobiliteit (VRM, juli 2014). Bij deze structuurvisie hoort een programma Ruimte (juli 2014). Beide zijn in 2016 geactualiseerd. Een belangrijk uitgangspunt in de structuurvisie is het tegengaan en actief verbeteren van de ruimtelijke situatie op plekken waar sprake is van (dreigende) verrommeling. Daarbij moet rekening worden gehouden met de kernkwaliteiten van het landschap, natuur en cultuurhistorie en moet sprake zijn van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering. Binnen dit uitgangspunt past de sanering van verspreid liggende glastuinbouwlocaties. Een van de bijbehorende beleidsuitgangspunten is de aanpak van ‘papieren glaslocaties’ - ontwikkelruimte voor de uitbreiding van bestaande glastuinbouwbedrijven. Het provinciale beleid gaat in principe uit van een beperking van de uitbreidingsmogelijkheden voor verspreid liggende glastuinbouwlocaties met een beperkte economische waarde in relatie tot de greenports. De provincie heeft daarnaast een faciliterende en stimulerende rol in de nog te realiseren sanering van verspreid liggende kassen. De inzet van de provincie verschilt per gebied. Leidend is de te bereiken verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Het behalen van de doelstelling hangt vooral af van de mate waarin gemeenten zelf actie ondernemen en de bereidheid van eigenaren om te saneren.

Het voorliggende bestemmingsplan vormt een uitwerking van het provinciale beleid. In tabel 3.1 een overzicht van de manier waarop er per ontwikkeling en locatie sprake is van een bijdrage aan de provinciale doelen. In alle gevallen wordt er - deels of volledig - 'papieren glas' wegbestemd en worden de bestaande, verspreid gelegen kassen gesaneerd.

Nr.   Locatie   Sanering bestaand glas   Wegbestemmen 'papieren glas'   Nieuwe woningen   Regulier bestemmen bedrijfswoningen  
1   Ziekewei 14/16   1.000 m2   19.000 m2     2  
  Waterbospad ong.       1    
2   Rondeweiweg 12   3.700 m2   16.300 m2      

Tabel 3.1 - Overzicht van de sanering en woningcompensatie per ontwikkeling en locatie

Sanering leidt in alle gevallen tot een ruimtelijke kwaliteitsverbetering door het verdwijnen van de mogelijkheden voor uitoefening dan wel uitbreiding van een agrarisch (glastuinbouw)bedrijf. Met de sanering verdwijnt een totale oppervlakte van 4.700 m2 aan bestaande kassen. De twee glastuinbouwbedrijven die worden beëindigd zijn relatief kleinschalig en hebben een beperkte economische waarde in relatie tot de greenports in Zuid-Holland. Ook bij de compensatie door het mogelijk maken van nieuwe woningen, zowel op de door sanering vrijgekomen grond of elders, wordt door de locatiekeuze en de landschappelijke inpassing ter plekke gewaarborgd dat de ruimtelijke kwaliteit gelijk blijft dan wel toeneemt, zoals is gemotiveerd in paragraaf 2.4.

3.3.2 Provinciale verordening

Naast de structuurvisie heeft de provincie ook de verordening Ruimte 2014 vastgesteld (juli 2014). In 2016 werd deze verordening geactualiseerd. In de provinciale verordening staan de algemeen verbindende regels waaraan een gemeentelijk bestemmingsplan moet voldoen. De verordening bevat enkele regels die relevant zijn voor dit bestemmingsplan.

Ruimtelijke kwaliteit

Het kwaliteitsbeleid van Zuid-Holland is ingestoken als 'ja, mits-beleid': ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk met behoud of versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Het ruimtelijk kwaliteitsbeleid bestaat uit een viertal kwaliteitskaarten met richtpunten en de gebiedsprofielen. De gebiedsprofielen zijn in samenhang met de decentrale overheden opgesteld. Om te bepalen of een ruimtelijke ontwikkeling passend is, is met name de ruimtelijke impact op de gebiedsidentiteit en de bestaande structuur, zoals uiteengezet in het gebiedsprofiel, van belang. Daarvoor wordt onderscheid gemaakt in drie types ontwikkelingen: inpassen, aanpassen en transformeren (zie figuur 3.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0614.SaneringGTB2018-0100_0006.png"

Figuur 3.1 - Typologie van ontwikkelingen (bron: VRM).

Op grond van artikel 2.2.1 worden voorwaarden omtrent ruimtelijke kwaliteit gesteld voor de verschillende types nieuwe ontwikkelingen. In lid 1 van dit artikel staat onder andere het volgende hierover:

"Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:

  • 1. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
  • 2. als de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de gebiedsidentiteit, maar wijziging op structuurniveau

voorziet (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:

    • a. zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
    • b. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen zoals bedoeld in het derde lid;"

Toepassing

Hoewel sommige deelontwikkelingen binnen dit bestemmingsplan op zichzelf als inpassing kunnen worden beschouwd, worden de gezamenlijke ontwikkeling getoetst als aanpassing.

In tabel 3.2 worden de ontwikkelingen op de verschillende locaties getoetst aan de ambities die voortvloeien uit het gebiedsprofiel Voorne Putten en de relevante kwaliteitskaarten. De terminologie die in deze tabel voor de landschappelijke gebieden wordt gebruikt (o.a. binnenduinrand, zanderijen, zeekleipolders) is één op één overgenomen uit dit provinciale beleidskader.

Ambitie   Toetsing  

Ziekewei 14/16 en Waterbospad (ong.)
 
Ontginningen in de binnenduinrand (zanderijen)
- Nieuwe ontwikkelingen zodanig vormgeven dat zij zich voegen in het kleinschalige en afwisselende karakter van het gebied.  
De beoogde ontwikkeling - een compensatiewoning - heeft een bescheiden ruimtebeslag en voegt zich in het kleinschalige en afwisselende karakter van het gebied, zoals nader gemotiveerd in paragraaf 2.4.  

Rondeweiweg
 
Nieuwe zeekleipolder
- Behoud van het regelmatige grootschalige
verkavelingspatroon in de polder.
- Eventuele nieuwe ontwikkelingen doen geen
afbreuk aan de openheid en de weidsheid van
de polder.  
De ontwikkeling aan de Rondeweiweg vindt plaats op kavelniveau en is van een zodanige schaal en aard, dat van aantasting van verkavelingspatroon geen sprake is. Door de sanering van zowel bestaand als papieren glas, is er per saldo sprake van een toename van de openheid en weidsheid van de polder.  
Rust en stilte
- De huidige stille gebieden stil houden voor mens en dier.
- Een hoge belevingskwaliteit van het
buitengebied.  
De ontwikkeling omvat geen nieuwe geluidshinderlijke of verkeersaantrekkende functies mogelijk.  
Werkgebieden met karakter (glastuinbouw)
- Ontwikkelingen in de glastuinbouw dragen bij
aan een grootschalig, geconcentreerd, modern
uiterlijk en functioneren.
- Gericht op zoveel mogelijk meervoudig
ruimtegebruik en collectieve voorzieningen,
met aandacht voor aansluiting op bestaande
landschappelijke structuren.  
Met de sanering van de kassen op deze locatie wordt bijgedragen aan de regionale opgaves op dit thema. De ambities hiernaast zijn in de nieuwe situatie niet langer van toepassing.  

Tabel 3.2 - Toetsing aan de ambities uit het gebiedsprofiel en de kwaliteitskaarten

In artikel 2.2.1 lid 1 wordt bij een 'aanpassing' als voorwaarde gesteld dat de ontwikkeling zorgvuldig wordt ingebed in de omgeving én dat er zo nodig aanvullende ruimtelijke maatregelen moeten worden getroffen om de ruimtelijke kwaliteit per saldo tenminste gelijk te laten blijven. In datzelfde artikel staan in het derde lid onder a welke aanvullende ruimtelijke maatregelen de provincie als mogelijkheden ziet:

"De aanvullende ruimtelijke maatregelen kunnen bestaan uit (een combinatie van):

  • 1. duurzame sanering van leegstaande bebouwing, kassen en/of boom- en sierteelt;
  • 2. wegnemen van verharding;
  • 3. toevoegen of herstellen van kenmerkende landschapselementen;
  • 4. andere maatregelen waardoor de ruimtelijke kwaliteit verbetert."

De compensatiewoningen die met dit plan mogelijk worden gemaakt houden direct verband met de duurzame sanering van verspreid liggend glas. Op de locatie Waterbospad (ong.) wordt een deel van het terrein ingericht als natuur, worden de woningen landschappelijk ingepast (zie paragraaf 2.4) en neemt de verharding en bebouwing per saldo af. Hiermee is er sprake van een aanmerkelijke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.

Beschermingscategorieën

Indien een ontwikkeling in een gebied ligt dat in de provinciale verordening als beschermingscategorie 1 is aangemerkt, is 'aanpassen' niet mogelijk (artikel 2.2.1 lid 3). Zoals met behulp van figuur 3.2 valt op te maken, vallen de ontwikkelingen die spelen in dit bestemmingsplan niet in een dergelijke beschermingscategorie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0614.SaneringGTB2018-0100_0007.png"

Figuur 3.2 - Beschermingscategorieën ruimtelijke kwaliteit

3.3.3 Regionale woningmarktafspraken

In 2014 hebben de colleges van de gemeenten Bernisse, Brielle, Hellevoetsluis, Rotterdam (namens de deelgemeente Rozenburg), Spijkenisse en Westvoorne de woningmarktafspraken Voorne-Putten/Rozenburg vastgesteld. De woningmarktafspraken van de subregio Voorne-Putten/Rozenburg zijn als onderdeel van de nota 'Dat spreken we af' door de Stadsregio Rotterdam aan de provincie Zuid-Holland toegestuurd. In reactie hierop heeft de provincie aangegeven dat zij de nota 'Dat spreken we af' met de diverse bijbehorende bijlagen aanvaardt als kader voor de verantwoording van de woningbouwopgave in bestemmingsplannen zoals dat in haar Verordening Ruimte is opgenomen. Dit betekent dat bestemmingsplannen die voldoen aan de nota 'Dat spreken we af', op basis van de Verordening Ruimte eveneens voldoen aan de noodzaak tot verantwoording van de behoefte en regionale afstemming daarvan voor nieuwe stedelijke functies uit de Ladder van Duurzame Verstedelijking. De 'ladder', zoals beschreven in paragraaf 3.2.2, is daarmee doorlopen.

De vijf nieuwe woningen die met het voorliggende bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt zijn in de woningmarktafspraken benoemd als te realiseren in Westvoorne in de periode 2014-2020. Hiermee voldoet dit bestemmingsplan aan de voorwaarde van regionale afstemming van woningbouwplannen.

De woningmarktafspraken van de subregio Voorne-Putten/Rozenburg zijn als onderdeel van de nota 'Dat spreken we af' door de Stadsregio Rotterdam aan de provincie Zuid-Holland toegestuurd. In reactie hierop heeft de provincie aangegeven dat zij de nota 'Dat spreken we af' met de diverse bijbehorende bijlagen aanvaardt als kader voor de verantwoording van de woningbouwopgave in bestemmingsplannen zoals dat in haar Verordening Ruimte is opgenomen. Dit betekent dat bestemmingsplannen die voldoen aan de nota 'Dat spreken we af', op basis van de Verordening Ruimte voldoen aan het onderdeel verantwoording van de behoefte en regionale afstemming daarvan voor wonen uit de Ladder van Duurzame Verstedelijking. Deze ladder is daarmee doorlopen.

3.3.4 Conclusie

Gelet op het bovenstaande is de conclusie dat het voorliggende bestemmingsplan voldoet aan het door de provincie in haar structuurvisie Ruimte en Mobiliteit, verordening Ruimte 2014 en programma Ruimte vastgelegde beleid en de daarbij behorende regels en uitgangspunten.

3.4 Gemeentelijk beleid

Het ruimtelijk beleid van de gemeente Westvoorne is vastgelegd in de Omgevingsvisie Westvoorne 2030. De visie op sanering en ontwikkeling van glas is daarbij onverkort overgenomen uit de structuurvisie Glasherstructurering (na 1e herziening, april 2011).

Uitgangspunt is een sanering van de verspreid liggende glastuinbouwlocaties in Westvoorne. De structuurvisie beschrijft hoe de sanering van de verspreide glastuinbouw samenhangt met de optimalisatie van het glastuinbouwgebied Tinte en de eventuele bouw van woningen. Ook geeft de structuurvisie aan wat de belangrijkste randvoorwaarden zijn bij de sanering van bedrijven. Tot slot wordt in de structuurvisie aangegeven hoe de sanering planologisch, financieel en juridisch mogelijk wordt gemaakt. De financiële aspecten van de sanering zijn verder uitgewerkt in de bij de structuurvisie horende Businesscase. De Businesscase wordt jaarlijks herzien. Dit bestemmingsplan vormt de juridisch-planologische basis voor de realisering van een deel van de sanering die is aangegeven in de structuurvisie Glasherstructurering. Het bestemmingsplan draagt bij aan de realisatie van de beleidsdoelen voor het landelijk gebied van Westvoorne. Het bestemmingsplan is onderdeel van een recente reeks aan bestemmingsplannen met betrekking tot de sanering van verspreid liggende glastuinbouwbedrijven in Westvoorne.

3.5 Conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan past binnen het relevante beleid van de diverse overheden.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie dient de uitvoerbaarheid van een ruimtelijk project te worden aangetoond en dient te worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk zijn de milieutechnische aspecten beschreven en getoetst die relevant zijn voor de ontwikkelingen die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.


Voor sommige aspecten is er, gezien de vergelijkbare omstandigheden, een onderbouwing mogelijk die voor de verschillende ontwikkelingen samen geldt. Wanneer dat vanwege locatiespecifieke omstandigheden niet kan, is er binnen de betreffende paragraaf een onderverdeling gemaakt per ontwikkeling.

4.2 Archeologie en cultuurhistorie

Beleidskader

Sinds 1 juli 2016 is de Wet op de archeologische monumentenzorg vervangen door de Erfgoedwet. De uitgangspunten uit het 'Verdrag van Malta' blijven in de Erfgoedwet de basis van de Nederlandse omgang met archeologie. De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Westvoorne heeft op 22 april 2008 een gemeentelijk archeologisch beleid vastgesteld, waarvan de Archeologische Waarden- en Beleidskaart (AWK) een belangrijk instrument vormt. De kaart toont de archeologische waarden en verwachtingen binnen Westvoorne en geeft aan hoe de gemeente daarmee omgaat.

In de momenteel voor het plangebied geldende beheersverordening is een dubbelbestemming ter bescherming van de mogelijk aanwezige archeologische waarden opgenomen. De AWK is het achterliggende beleidskader voor de motivering van die dubbelbestemming.

Onderzoek en conclusies

Op figuur 4.1 zijn de locaties die het plangebied vormen met zwarte cirkeltjes aangeduid op de AWK. Twee locaties liggen in een gebied met een redelijk hoge tot hoge archeologische verwachting (categorie 3.2) en één locaties ligt in een gebied met een lage archeologische verwachting (categorie 4.1). In beide situaties is het archeologische regime echter hetzelfde. Archeologisch onderzoek is verplicht bij ingrepen en werkzaamheden die een oppervlak beslaan van meer dan 200 m2 en die dieper reiken dan 80 cm beneden het maaiveld. Deze vrijstellingswaarden zijn met een archeologische dubbelbestemming overgenomen in de regels. Op deze manier is en blijft het archeologische belang gewaarborgd in dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0614.SaneringGTB2018-0100_0008.png"

Figuur 4.1 - De locaties aangeduid op de Archeologische Waarden- en Beleidskaart.

Vanuit cultuurhistorisch oogpunt heeft de bestaande bebouwing en inrichting binnen het plangebied geen bijzondere beschermde waarde. In de directe omgeving bevinden zich geen aangewezen monumenten of beschermde gezichten. De beoogde wijziging in het gebruik en de sloop van bebouwing heeft een positieve invloed op het bestaande beeld van de omgeving. Het aspect cultuurhistorie vraagt geen nader beschermingsregime.

4.3 Ecologie

Toetsingskader

Wet natuurbescherming

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura-2000 gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura-2000 gebieden: De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN): Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.


De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland

In de provincie Zuid-Holland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 6 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ree, rosse woelmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

De saneringslocaties maken geen deel uit van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. De locaties maken ook geen deel uit van Natuurnetwerk Nederland (NNN). In figuur 4.2 is de ligging van de saneringslocaties ten opzichte van beschermde natuurgebieden te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0614.SaneringGTB2018-0100_0009.png"

Figuur 4.2 - Ligging plangebied (rode cirkel) t.o.v. Natura 2000 gebieden en EHS (bron: geo-loket provincie Zuid-Holland)

Het plangebied is niet gelegen in beschermde natuurgebieden. Directe effecten als areaalverlies en versnippering kunnen derhalve worden uitgesloten. Tevens kunnen effecten als verstoring en effecten op de waterhuishouding worden uitgesloten. Het saneren van in totaal 4.700 m2 aan kassen zal leiden tot een relevante daling van de stikstofemissies op korte afstand van het stikstofgevoelige duingebied, tevens Natura 2000. Op basis van kengetallen van AERIUS.nl neemt de totale stikstofemissie af met 866 kg per jaar. De stikstofemissie van nieuwe woning die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, bedraagt in totaal ongeveer 3 kg per jaar, zodat per saldo sprake is van een forse daling van de stikstofdepositie op Natura 2000.

Het Natuurnetwerk kent in Zuid-Holland geen externe werking zodat toetsing aan de gevolgen voor dit netwerk niet aan de orde is. Overigens zal dit netwerk eveneens een positief effect ondervinden als gevolg van de dalende stikstofdepositie.

Gezien bovenstaande conclusies staat de Wet natuurbescherming 2017 en het beleid van de provincie, de uitvoering van de beoogde ontwikkelingen niet in de weg.

Soortenbescherming

Kassencomplexen zijn ongeschikt als verblijfplaatsen voor vleermuizen of vogels met vaste nestplaatsen. Ook de aanwezigheid van beschermde planten, vissen of reptielen zijn binnen de betreffende locaties uitgesloten; dergelijke soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied, waar dergelijke locaties nooit aan voldoen. Voor de algemene soorten kleine zoogdieren en amfibieën die hier aanwezig kunnen zijn geldt een provinciale vrijstelling voor de relevante bepalingen van de Wet natuurbescherming. Voor wat betreft broedende vogels kan strijdigheid met de Wet natuurbescherming worden voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen op te starten.

De aanwezigheid van de zwaarbeschermde rugstreeppad is op de betreffende locaties echter niet op voorhand uitgesloten. Het slopen van bijgebouwen kan bovendien ten koste gaan van verblijfplaatsen van vleermuizen of vaste nestplaatsen van vogels. Bij de daadwerkelijke herinrichting van de planlocaties zal per locatie daarom de aanwezigheid van zwaarbeschermde soorten nader onderzocht moeten worden. In voorkomende gevallen zal tevens een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming verkregen moeten worden. In dat kader zullen tevens mitigerende en compenserende maatregelen worden vereist. Aangezien op de locaties deels wordt voorzien in een nieuwe natuurbestemming en er per locaties voldoende maatregelen mogelijk zijn voor bijvoorbeeld vleermuizen en broedvogels, wordt verwacht dat een dergelijke ontheffing per locatie kan worden verkregen. De gunstige effecten van het plan op de kwaliteit van bodem, water, natuur en landschap maken dat in voorkomende gevallen de dwingende reden van groot openbaar belang van de ingreep kan worden aangetoond.

Ook ten aanzien van het thema soortbescherming staat de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan daarom niet in de weg.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkelingen leiden niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Positieve ecologische effecten zijn daarentegen aannemelijk en qua stikstof zelfs evident. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.4 Bodem

Toetsingskader

In verband met de uitvoerbaarheid van een plan dient rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren).

Onderzoek

Voor de locatie Waterbospad ong. is bodemonderzoek uitgevoerd. Gezien de functiewijziging van Agrarisch naar Wonen op deze plek, in combinatie met de bouwplannen die hier in de nabije toekomst zijn beoogd, is hier een verkennend bodemonderzoek verricht. De resultaten worden hieronder vermeld.

Op de locaties Ziekewei 14/16 en Rondeweiweg 12, wordt de agrarische bestemming eveneens omgezet naar een woonbestemming, maar zonder dat de feitelijke situatie verandert. Het gaat uitsluitend om het omzetten van de huidige bedrijfswoningen naar burgerwoningen. De gronden bij deze locaties die buiten het erf van de bestaande woning vallen, houden de agrarische bestemming bestemming. Gezien deze omstandigheden, is op deze locaties dan ook geen bodemonderzoek uitgevoerd. Wanneer er in de toekomst nieuwe bouwwerkzaamheden gaan plaatsvinden, is bodemonderzoek alsnog noodzakelijk.

Onderzoeksresultaten Waterbospad ong.

De resultaten van het bodemonderzoek op deze locatie zijn opgenomen in bijlage 1. Ter plaatse zijn in de grond en in het grondwater overschrijdingen van de achtergrond- en streefwaarde vastgesteld. Voor lichte verontreinigingen behoeft echter geen nader onderzoek te worden aanbevolen. De resultaten van dit onderzoek vormen milieuhygiënisch gezien geen belemmering voor de wijziging van het bestemmingsplan en de aanvraag omgevingsvergunning voor de bouw van een woning.

Conclusie

De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkelingen die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.

4.5 Externe veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde wordt overschreden.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes waarbinnen beperkingen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Voor het groepsrisico geldt op grond van het Bevt slechts een oriënterende waarde en alleen in bepaalde gevallen is het doen van een verantwoording van een toename van het GR verplicht.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Onderzoek

Overeenkomstig de professionele risicokaart (https://nederlandprof.risicokaart.nl) waarin relevante risicobronnen getoond worden, is nabij de locatie aan de Rondeweiweg Molecaten Park Rondeweibos gelegen. Deze inrichting heeft een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar van 60 m. De inrichting is op 270 m afstand gelegen van de locatie. Het plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar vormt dan ook geen belemmering. De inrichting heeft geen invloedsgebied van het groepsrisico.

Nabij de locatie aan het Waterbospad is Molecaten Park Waterbos gelegen. De dichtstbijzijnde locatie betreft het terrein aan het Waterbospad op circa 230 m afstand. Deze inrichting heeft een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar van 50 m. De locatie ligt daar ruimschoots buiten. De inrichting heeft geen invloedsgebied van het groepsrisico.

Verder zijn in of nabij de saneringslocaties geen risicovolle inrichtingen gelegen. Tevens vindt in of nabij de saneringslocaties geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, het spoor, het water of door buisleidingen.

Conclusie

In of nabij de saneringslocaties zijn geen risicovolle bronnen aanwezig die een belemmering vormen.

4.6 Bedrijven en milieuhinder

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

Onderzoek

Locatie 1 - Ziekewei 14/16 en Waterbospad

Ziekewei 14/16 wordt omgeven door woningen en agrarische gronden. Ter plaatse van Ziekewei 14/16 wordt het kassencomplex gesloopt. Hierdoor verbetert het woon- en leefklimaat ter plaatse van de omliggende woningen. Daarnaast krijgen de bestaande bedrijfswoningen ter plaatse van Ziekewei 14/16 een reguliere woonbestemming. In de huidige situatie dient reeds rekening te worden gehouden met milieuhinder ter plaatse van deze (bedrijfs)woningen. De agrarische gronden in de omgeving vormen vanwege het huidig gebruik en de planologische mogelijkheden geen milieuhinder ter plaatse van Ziekewei 14/16.

Op het kavel aan het Waterbospad wordt een nieuwe vrijstaande woning mogelijk gemaakt. De omgeving bestaat uit agrarische gronden, natuur en woningen. De omliggende agrarische gronden vormen, gelet op het huidig gebruik en de planologische mogelijkheden, geen belemmering voor de beoogde woning. Ter plaatse zal dan ook sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Locatie 2 - Rondeweiweg 12, Rockanje

Locatie 2 aan de Rondeweiweg 12 wordt omgeven door agrarische gronden, natuur, verblijfsrecreatie en woningen. Ter plaatse van de Rondeweiweg 12 worden de bedrijfsactiviteiten beëindigd. Hierdoor verbetert het woon- en leefklimaat ter plaatse van de omliggende woningen. De bestaande bedrijfswoning wordt omgezet naar een burgerwoning met een reguliere woonbestemming. In de huidige situatie dient reeds rekening te worden gehouden met milieuhinder ter plaatse van deze bedrijfswoning. Op circa 75 m afstand van de (bedrijfs)woning is een glastuinbouwbedrijf gelegen. Voor een glastuinbouwbedrijf geldt volgens de VNG-publicatie een richtafstand van 30 m ten opzichte van een rustig buitengebied. Aan de richtafstand wordt ruimschoots voldaan. Op meer dan 150 m afstand is een camping gelegen (De Houten Paardjes). Voor een kampeerterrein geldt volgens de VNG-publicatie een richtafstand van 50 m ten opzichte van een rustig buitengebied. Aan de richtafstand wordt ruimschoots voldaan. In aanvulling op de reguliere bouwmogelijkheden binnen de bestemming Wonen wordt tevens de mogelijkheid geboden voor 100m2 extra bebouwing, ten behoeve van de handhaving voor gebruik van de bestaande hobbymatige schapenhouderij. Vanwege het hobbymatige karakter zal dit verder geen milieuhinder veroorzaken ter plaatse van de omliggende woningen.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de beoogde en bestaande (bedrijfs)woningen, sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat de omliggende bedrijven niet in de eigen bedrijfsvoering worden beperkt. Daarnaast zal de sanering van glas het woon- en leefklimaat ter plaatse van de omliggende woningen verbeteren.

4.7 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Tabel 4.1 - Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Onderzoek

Met dit bestemmingsplan wordt op diverse locaties sanering van glastuinbouw mogelijk gemaakt. De beëindiging van deze bedrijfsactiviteiten zal leiden tot een verbetering van de luchtkwaliteit ter plaatse. Daarnaast worden naast de bestaande bedrijfswoningen ook extra woningen mogelijk gemaakt. Deze woningen vallen onder het Besluit niet in betekenende mate onder de categorie woningbouw tot 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg. Dit betekent dat de beoogde woningen niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit ter plaatse en dat nader onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2016 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende wegen betreffen de Boomweg, Middelweg en Schapengorsedijk. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze wegen ruimschoots onder de grenswaarden lagen. Omdat direct langs deze wegen aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van de saneringslocaties het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkelingen.

4.8 Water

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van het plan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De reactie van het waterschap, zie bijlage 2, heeft geen aanleiding gegeven tot het aanpassen van het bestemmingsplan.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal

  • Provinciaal Waterplan

Waterschapsbeleid

In het waterbeheerplan 2016 – 2021 staan de doelen die het waterschap Aa en Maas nastreeft en wat in deze periode gedaan moet worden om de doelen te halen. Samenwerking staat in dit plan centraal. Samenwerken met de partners van het waterschap maar ook met de inwoners van het beheersgebied.

Het plan is geen grote koerswijziging ten opzichte van het waterbeheerplan 2010-2015. Maar ontwikkelingen zoals de klimaatverandering vragen wel om nieuwe accenten. Waterveiligheid en waterkwaliteit zijn hierbij belangrijke onderwerpen.

Om het beheersgebied beter te beschermen tegen overstromingen worden er strengere eisen gesteld aan de dijken langs de Maas. Het waterschap heeft tot 2050 om de dijken hierop aan te passen.

De kwaliteit van het oppervlaktewater is daarnaast de komende jaren echt een punt van aandacht. Enerzijds zitten er te grote hoeveelheden voedingsstoffen in het water. Deze staan een natuurlijk en gezond watersysteem in de weg. Anderzijds zijn er ook allerlei 'nieuwe' stoffen die een steeds groter probleem vormen, zoals medicijnresten, drugs(afval) en resistente bacteriën. Deze stoffen kunnen door de zuiveringen nu moeilijk uit het afvalwater gehaald worden. Ook dit vraagt om actie.

Huidige situatie

Algemeen

Op bijna alle locaties in het plangebied bevinden zich momenteel kassencomplexen, enkele bedrijfsgebouwen en verharding ten behoeve van glastuinbouwbedrijven. In hoofdstuk 2 is per locatie aangegeven wat de inrichting (met maatvoering) van elke locatie momenteel is. Bij alle locaties behalve horen onbebouwde en onverharde gronden die  voor agrarische doeleinden worden ingezet.

Bodem en grondwater

De bodem van de locaties bestaan met name uit zand. Op alle locaties is sprake van grondwatertrap IV. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand meer dan 0,4 m beneden het maaiveld ligt en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand varieert tussen 0,8 m en 1,2 m beneden het maaiveld.

Waterkwantiteit

Overeenkomstig de Legger van het waterschap worden de locaties omgeven door diverse watergangen, zie figuren 4.3 – 4.9. De rode watergangen in de figuren betreffen overige wateren met een beschermingszone van 2 meter en de blauwe watergangen in de figuren betreffen wegsloten of hoofdwatergangen met een beschermingszone van 5 meter. Binnen deze beschermingszones gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om onderhoud aan de watergangen mogelijk te houden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0614.SaneringGTB2018-0100_0010.png"

Figuur 4.3 - Ziekewei 14/16 / Figuur 4.4 - Waterbospad

afbeelding "i_NL.IMRO.0614.SaneringGTB2018-0100_0011.png"

Figuur - 4.5. Rondeweiweg 12

Veiligheid en waterkeringen

De locaties zijn niet gelegen binnen de kern- en beschermingszone van een regionale/primaire waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

De projectlocaties zijn deels aangesloten op het gemeentelijke rioolstelsel.

Toekomstige situatie

Algemeen

Als gevolg van dit bestemmingsplan wordt op grote schaal verspreid glas gesaneerd. In tabel 3.1 is hiervan een overzicht gegeven per locatie, waaruit valt op te maken dat in totaal 4.700 m2 aan kassen wordt gesaneerd. Dit getal is exclusief bedrijfsbebouwing, verharding en waterbassins die eveneens worden gesloopt. Naast deze feitelijke sanering vervalt de mogelijkheid om enkele hectares aan kassen en bedrijfsbebouwing op te richten, omdat de mogelijkheid om glastuinbouwbedrijven te beginnen wordt wegbestemd. Tegenover de grootschalige sanering van bebouwing en verharding staat de nieuwbouw van één woning aan het Waterbospad. Wanneer de nieuwbouw en de sanering in samenhang worden beschouwd, blijkt dat per saldo sprake is van een forse afname van het verhard oppervlak in het landelijk gebied van Westvoorne. Watercompenserende maatregelen dan ook niet noodzakelijk.

Waterkwantiteit

Daar waar het realiseren van open water niet goed mogelijk is, bijvoorbeeld op zandgrond, dient het water afgekoppeld te worden. Het bestemmingsplan brengt geen wijzigingen aan in het bestaande watersysteem. Door de sanering van de glastuinbouwbedrijven vermindert het potentiële risico op verstoring of vervuiling van het oppervlaktewater als gevolg van de agrarische bedrijfsvoering.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Veiligheid en waterkeringen

De beoogde ontwikkelingen hebben geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Water in het bestemmingsplan

In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'.

Conclusie

Dit bestemmingsplan heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. Bij realisatie van de ontwikkelingen wordt rekening gehouden met de beschermingszones van de nabijgelegen watergangen. Alvorens het definitief indienen van de aanvraag zal per ontwikkeling overleg plaatsvinden met het waterschap.

4.9 Verkeer en parkeren

Ontsluiting en verkeersafwikkeling

De ontsluiting vindt voor alle locaties plaats via erftoegangswegen (type II) buiten de bebouwde kom waar een maximum snelheid geldt van 60 km/u. Het gemotoriseerd verkeer en fietsverkeer maken op dit soort wegen gebruik van dezelfde rijbaan. Daarnaast is, bij de woningen gelegen aan het Waterbospad en de Ziekewei, sprake van doodlopende wegen.

In het plangebied wordt per locatie maximaal één nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Deze ontwikkelingen leiden naar verwachting tot een beperkte verkeerstoename. Daarnaast worden op de alle locaties glastuinbouwbedrijven beëindigd, met een beperkte verkeersafname tot gevolg. De verwachting is dat de eventuele beperkte verkeerstoename op zal gaan in de dagelijkse fluctuatie van het verkeer.

Parkeerbehoefte

De bestaande bedrijfswoningen/burgerwoningen en de nieuwe woningen hebben een parkeerbehoefte. De parkeerbehoefte zal bij iedere locatie opgelost worden op het eigen terrein.

Conclusie

De ontsluiting van de functies binnen het plangebied is goed. De parkeerbehoefte zal per locatie op eigen terrein worden opgelost. De eventuele (beperkte) verkeerstoename op de ontsluitende wegen gaat op in de dagelijkse fluctuatie van het verkeer. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling niet in de weg.

4.10 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader

Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/u-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. De geluidbelasting wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Deze hogere grenswaarde mag de maximaal toelaatbare hogere waarde niet te boven gaan. De maximale ontheffingswaarde in onderhavig situatie bedraagt 53 dB (buitenstedelijk gelegen woningen).

Onderzoek en resultaten

Het bestemmingsplan voorziet nieuwe geluidgevoelige functies in de vorm van 'Wonen' in het plangebied. Per locatie wordt hieronder onderbouwd dat sprake is van een

Waterbospad ong.

De voornemen woning is gelegen aan het Waterbospad, een doodlopende plattelandsweg met een maximumsnelheid van 60 km/u. De woning ligt in de geluidzone van de Langeweg en het Waterbospad, gezoneerde wegen volgens de Wgh. Het Waterbospad is een doodlopende weg wat daardoor beperkte wegverkeerslawaai veroorzaakt, de voorkeursgrenswaarde zal op de woning niet worden overschreden. De woning is daarnaast op een dusverre afstand van de Langeweg gesitueerd (meer dan 50 meter) dat ook hier de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet zal worden overschreden. De woning bezit een akoestisch aanvaardbaar leefklimaat.

Ziekewei 14/16

Op het adres Ziekewei 16 wordt de stedenbouwkundige structuur van één bedrijfswoning aangepast. De woning ligt in de geluidzone van de Ziekwei en de Vleerdamsedijk, beide plattelandswegen met een maximum snelheid van 60 km/u en daarmee gezoneerde wegen volgens de Wgh. De Ziekewei is een doodlopende weg, wat daardoor beperkte wegverkeerslawaai veroorzaakt, de voorkeursgrenswaarde zal op de woning niet worden overschreden. De woning is daarnaast op meer dan 50 meter afstand van de Vleerdamsedijk gelegen, de voorkeursgrenswaarde van 48 dB zal ook hier niet worden overschreden. De bedrijfswoning op het adres Ziekewei 14 ondervindt alleen de functiewijziging van bedrijfswoning naar burgerwoning. Bij de wijziging van bedrijfswoning naar burgerwoning is geen

sprake van nieuwbouw maar van een functiewijziging. Om onderstaande redenen is geen akoestisch onderzoek noodzakelijk:

  • de uiterste grenswaarde van agrarische bedrijfswoningen bedraagt 58 dB. De uiterste grenswaarde voor woningen (vervangende nieuwbouw in buitenstedelijke situaties) bedraagt eveneens 58 dB. De uiterste grenswaarde ligt niet lager dan bij de huidige bestemming;
  • het aantal geluidgehinderden in de nieuwe situatie zal niet toenemen. De bewoners wonen er en zullen er blijven wonen;
  • de woningen worden niet gesloopt, de stedenbouwkundige opzet zal dus niet wijzigen en de woningen komen niet dichter bij de weg te liggen.

De woningen bezitten een akoestisch aanvaardbaar leefklimaat.

Rondeweiweg 12

De agrarische bedrijfswoning aan de Rondeweiweg ondervindt de bestemmingswijziging naar een burgerwoning. Bij de wijziging van bedrijfswoning naar burgerwoning is geen sprake van nieuwbouw maar van een functiewijziging. Om dezelfde redenen als bij de functiewijziging van de burgerwoning op het adres Ziekewei 14 is geen akoestisch onderzoek noodzakelijk.

Conclusie

De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt in het plangebied niet overschreden. Daarnaast is voor de functiewijzigingen van bedrijfswoning naar burgerwoning geen akoestisch onderzoek noodzakelijk geacht. De bestaande en nieuwe woningen in het plangebied beschikken over een aanvaardbaar akoestisch leefklimaat. Het aspect wegverkeerslawaai staat de ontwikkelingen niet in de weg.

4.11 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).

Onderzoek en conclusie

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkelingen niet in de weg.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de juridische opzet van het bestemmingsplan. Er wordt ingegaan op de gekozen planvorm en de toegepaste plansystematiek wordt toegelicht.

5.2 Planvorm

Er is gekozen voor een gedetailleerde planvorm, waarbij de functies direct zijn vastgelegd op hun locatie. Hierdoor kunnen op basis van dit bestemmingsplan eventuele relevante omgevingsvergunningen worden verleend. De gekozen planvorm biedt hiermee duidelijkheid aan alle betrokkenen. Inhoudelijk is aansluiting gezocht bij de regeling in andere recente bestemmingsplannen voor de sanering van verspreid liggende glastuinbouw in Westvoorne. Waar nodig is de regeling aangepast aan het ter plaatse toegepaste maatwerk.

De planregels zijn opgesteld met inachtneming van de regels uit de Wet ruimtelijke ordening en de bijbehorende wettelijke regelingen. De plansystematiek is in overeenstemming met de verplicht toe te passen Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012).

5.3 Plansystematiek

5.3.1 Verbeelding

De verbeelding is de kaart waarop te zien is welke bestemming voor welke gebieden geldt. Alle functies in dit bestemmingsplan zijn apart bestemd, waardoor het direct mogelijk is om op de verbeelding te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven.

In dit plan wordt gebruikgemaakt van bestemmingsvlakken en bouwvlakken. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik is toegestaan. Een gebruik betekent niet altijd dat er ook mag worden gebouwd. Het bouwvlak is een gebied dat op de verbeelding is aangeven waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven.

5.3.2 Bestemmingsregels

In de bij de verbeelding horende regels zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de gebruiksregels en de afwijkings-en wijzigingsbevoegdheden te vinden.

Begrippen en wijze van meten

Het artikel Begrippen definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen. Het artikel Wijze van meten geeft aan hoe de maatvoering van bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen, waarin maten en waarden voorkomen, worden in dit artikel verklaard. Voor beide artikelen geldt dat een deel bindend is voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Agrarisch met waarden

De bestemming 'agrarisch met waarden' is van gelijke strekking en opzet als de gelijknamige bestemmingen in andere postzegelbestemmingsplannen die de afgelopen jaren van kracht zijn geworden in het landelijk gebied van Westvoorne. Deze bestemmingen zijn op hun beurt gebaseerd op de regeling die is opgenomen in het bestemmingsplan Landelijk Gebied Westvoorne. De twee in het plangebied voorkomende bestemmingsvlakken 'Agrarisch met Waarden' kennen geen bouwvlak. Bepalingen en bevoegdheden die gerelateerd zijn aan het bouwvlak zijn daarom weggelaten uit de regeling.

Natuur

De bestemming 'natuur' is zonder inhoudelijke wijzigingen overgenomen uit het moederplan Landelijk Gebied Westvoorne.

Wonen

Met het oog op het verminderen van regeldruk is een uniforme bouwregeling voor woonbestemmingen voor het gehele grondgebied van de gemeente Westvoorne opgesteld. Deze is inmiddels doorgevoerd in bijna alle bestemmingsplannen van Westvoorne en is ook als basis gebruikt voor het bestemmingsartikel wonen in dit plan. Ook de aanpassingen voor de woonbestemming naar aanleiding van het Paraplubestemmingsplan Wonen zijn hierin verwerkt. Naar aanleiding van de specifieke ontwikkeling aan de Rondeweiweg 12, waar een bestaande hobbymatige schapenhouderij mogelijk wordt gemaakt binnen de bestemming wonen en extra bouwmogelijkheden zijn toegestaan voor onder meer een hobbykas, is een aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hobbymatige schapenhouderij' geïntroduceerd. De extra bouwmogelijkheden zijn in de bouwregels verwerkt door middel van een koppeling aan de voornoemde aanduiding (lid 5.2.3).

Waarde - Archeologie

De bestemming 'Waarde -Archeologie' is een dubbelbestemming. Om de (mogelijke) archeologische waarden in de ondergrond te beschermen, is binnen het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' van toepassing. Voor bepaalde bouw-of aanlegwerkzaamheden wordt pas toestemming verleend nadat de archeologische waarde van het betreffende gebied is vastgesteld en duidelijk is dat de activiteiten geen schade aan kunnen brengen aan de aanwezige archeologische resten. Deze dubbelbestemming was, zij het onder een andere naam, al opgenomen in het voorgaande bestemmingsplan voor het plangebied.

5.3.3 Algemene regels

In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan.

 

Anti-dubbeltelbepaling

Een Anti-dubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De formulering van de anti-dubbeltelregel is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).

Algemene bouwregels

Het artikel Algemene bouwregels bevat enkele algemene regels voor het bouwen. Zo zijn er regels over parkeergelegenheid, de geringe overschrijding van bouwgrenzen of oppervlaktematen door ondergeschikte onderdelen van gebouwen. Ook wordt voorzien in een regeling voor overkappingen, luifels, overstekken en ondergrondse gebouwen, waarin wordt vastgelegd waar deze zijn toegestaan en in hoeverre deze meetellen bij de inhouds- en oppervlaktemaat van de bovengrondse gebouwen.

Algemene gebruiksregels

Hoewel het gebruik van gronden en bouwwerken is geregeld in de Wro, zijn voor de duidelijkheid regels

opgenomen over dit gebruik. Een voorbeeld is een algemeen verbod om gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de bestemming of de bijbehorende regels.

Algemene afwijkingsregels en wijzigingsregels

In deze artikelen wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan kan worden afgeweken. Ook wordt een opsomming gegeven van de regels waarmee door middel van een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro het mogelijk is enige flexibiliteit in het plan aan te brengen. Het gaat hierbij om een bevoegdheid en dus geen verplichting.

In dit geval is ook een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming van gronden in de toekomst om te kunnen zetten naar de bestemming Natuur. Deze wijzigingsbevoegdheid is ook op dit moment al aanwezig op deze locatie. De wijzigingsbevoegdheid vloeit voort uit de aanwijzing van het gebied als zoekgebied voor uitbreiding van de Ecologische Hoofdstructuur / het Nationaal Natuur Netwerk. Het is wenselijk de planologische mogelijkheden voor deze wijziging te behouden.

Overige regels

Werking wettelijke regelingen: In de regels van een bestemmingsplan wordt in een toenemend aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. De van toepassing verklaarde wettelijke regeling geldt zoals deze luidt op het moment van de vaststelling van het plan. Wijziging van de wettelijke regeling na de vaststelling van het bestemmingsplan zou anders zonder Wro-procedure een wijziging van het bestemmingsplan kunnen betekenen.

5.3.4 Overgangs- en slotregel

In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs-en slotregel aan de orde. De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro). De slotregel bevat de titel van het plan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Bij nieuwe ontwikkelingen moet onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) tegelijk met het wijzigingsplan, een exploitatieplan worden vastgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of een anterieure overeenkomst.

De gronden in plangebied zijn volledig in eigendom van de initiatiefnemer. Voorliggend wijzigingsplan omvat geen ontwikkelingen waarbij voor de gemeente kostenverhaal aan de orde is. Een exploitatieplan is derhalve niet noodzakelijk. Het plan wordt economisch uitvoerbaar geacht.

6.2 Handhaving

Het college van burgemeester en wethouders is het bevoegd gezag voor de handhaving van het bestemmingsplan. De gemeente heeft een beginselplicht tot handhaving. Ook in Westvoorne is de afgelopen decennia de handhaving steeds meer tot ontwikkeling gekomen.

In het Beleidsplan toezicht en handhaving is het handhavingsbeleid voor ruimtelijke ordening en bouwen neergelegd. In het beleidsplan wordt aangegeven hoe de gemeente handhavend optreedt tegen overtredingen van de regelgeving. Het formuleren en vaststellen van het handhavingsbeleid biedt onder andere meer duidelijkheid (intern en extern), bevordert de rechtszekerheid en voorkomt rechtsongelijkheid. Het plan vormt een beleidsmatige onderlegger voor een jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma. Het uitvoeringsprogramma is een schriftelijke vastlegging van alle uit te voeren handhaving activiteiten in het aankomende jaar. Bij nieuw op te stellen bestemmingsplannen wordt bovendien een handhaving paragraaf opgenomen, waarin beschreven staat hoe en met welke middelen wordt gehandhaafd.

Handhavingsmiddelen

De gemeente heeft verschillende instrumenten tot haar beschikking om handhavend op te treden. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen bestuursrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke instrumenten. De bestuursrechtelijke handhaving staat in het Beleidsplan toezicht en handhaving centraal. De bestuursrechtelijke instrumenten kunnen onderverdeeld worden in preventieve en repressieve instrumenten. Preventieve instrumenten hebben tot doel het begaan van overtredingen te voorkomen. Hierbij moet niet alleen worden gedacht aan het houden van goed toezicht, maar onder andere ook aan het tijdig actualiseren en handhaafbaar houden van bestemmingsplannen en het verstrekken van juiste informatie en gerichte voorlichting aan inwoners en eigenaren. Met behulp van repressieve instrumenten kan worden opgetreden tegen geconstateerde overtredingen. De gemeente is bijvoorbeeld bevoegd een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te

leggen om te bewerkstelligen dat de strijdige situatie wordt beëindigd.

6.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Zoals bepaald in artikel 3.11 Algemene wet bestuursrecht is het ontwerpbestemmingsplan 6 weken ter inzage gelegd. Een ieder heeft in die tijd de gelegenheid gehad om zienswijzen tegen dit ontwerpbestemmingsplan kenbaar te maken. Er zijn vijf zienswijzen ontvangen. De zienswijzen zijn in de afzonderlijke Nota Zienswijzen samengevat en van beantwoording voorzien. De aanpassingen waartoe de zienswijzen hebben geleid in de regels en op de verbeelding, zijn in deze nota benoemd en zijn verwerkt in dit bestemmingsplan.

Er is besloten geen voorontwerpbestemmingsplan ter inzage te leggen, aangezien het ontwikkelingen betreft die een uitwerking vormen van bestaand en bekend verondersteld ruimtelijk beleid met betrekking tot de sanering van verspreid liggend glas. In de afgelopen jaren hebben al tientallen soortgelijke ontwikkelingen een planologische procedure doorlopen.