Plan: | Caravanterrein Brielse Meer |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | beheersverordening |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0614.1209bvCaravanterre-0100 |
Binnen het verordeningsgebied bevinden zich geen bekende archeologische vindplaatsen. Ook is het gebied niet aangewezen als beschermd cultuurhistorisch gebied en bevinden zich geen monumenten binnen het verordeningsgebied.
In het gemeentelijk archeologisch beleid is voor het gebied wel een archeologische verwachtingswaarde vastgesteld. Het verordeningsgebied is aangeduid als een gebied met een redelijk hoge tot hoge archeologische verwachting. De eventuele archeologische resten zijn dieper dan 0,8 m beneden het maaiveld te verwachten.
In de regels is een beschermingsregime opgenomen waarmee de bescherming van de eventueel in de ondergrond aanwezige archeologische resten is geborgd. Grondroerende activiteiten die dieper dan 0,80m beneden het maaiveld reiken en een groter oppervlak beslaan dan 200m² zijn in principe niet toegestaan.
Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van risico's voor de omgeving (de kans op sterfgevallen) die ontstaan door opslag en transport van gevaarlijke stoffen zoals LPG, chloor, vuurwerk en munitie. Het transport kan zijn over weg, water en spoor en door buisleidingen.
In het kader van de voorbereiding van de beheersverordening is de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond gevraagd advies uit te brengen op de concept verordening.
Inrichtingen
In het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)' en de bijbehorende 'Regeling externe veiligheid' (Revi), zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen vastgelegd.
In het verordeningsgebied liggen geen inrichtingen waarvoor veiligheidscontouren gelden. Er zijn geen LPG-tankstations, propaantanks of andere inrichtingen voor de opslag van gevaarlijke stoffen in de omgeving van het gebied aanwezig of geprojecteerd. Een nader onderzoek naar het groepsrisico is niet vereist.
Buisleidingen
Voor buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. Het Bevb gaat uit van grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico (PR) en een verantwoordingsplicht van het groepsrisico (GR).
Het Bevb is niet van toepassing op deze beheersverordening omdat er in (de directe nabijheid van) het verordeningsgebied geen relevante buisleidingen aanwezig zijn.
Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg en spoor
De normstelling voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is gebaseerd op de circulaire 'Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (RNVGS)' (2006). De nota heeft geen wettelijk bindende werking maar is ook niet vrijblijvend. Een voorstel voor een wettelijke regeling voor vervoer van gevaarlijke stoffen is in voorbereiding.
Het verordeningsgebied ligt op ruime afstand van de N15, de Havenspoorlijn of andere aangewezen routes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd, waardoor deze weg niet van invloed is op het verordeningsgebied. Nader onderzoek op dit punt is dan ook niet noodzakelijk.
Advies Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond
Samengevat concludeert de Veiligheidsregio dat in en rondom het verordeningsgebied twee relevante risicobronnen aanwezig zijn. Dit is het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Havespoorlijn/Betuwelijn en de raffinaderij van BP. De Veiligheidsregio concludeert daarbij dat het verordeningsgebied is gelegen buiten de 1% letaliteitcontour van de meest geloofwaardige scenario's voor een fataal ongeluk. Wel adviseert de Veiligheidsregio om aandacht te besteden aan een goede voorlichting van gebruikers van het gebied en een goede bluswatervoorziening.
Het advies van de Veiligheidsregio heeft voor de opzet van de verordening geen gevolgen. Het gaat immers om het planologisch vastleggen van een bestaande situatie. In het kader van de belangenafweging wordt gesteld dat er ten opzichte van de bestaande situatie geen verslechtering van de situatie plaatsvindt. Daarbij wordt opgemerkt dat het gebied slechts in een deel van het jaar wordt gebruikt en dat geen sprake is van permanente bewoning.
Het advies met betrekking tot informatievoorziening en bluswatervoorzieningen leidt volgens de Veiligheidsregio tot een verbetering van de veiligheidssituatie. Dit geldt in principe op elke locatie en niet alleen voor het verordeningsgebied. In samenhang met de situatie in andere delen van Westvoorne wordt dit advies bezien. Het advies van de Veiligheidsregio leidt op dit moment niet tot specifieke maatregelen of aanpassingen van de beheersverordening.
Conclusies
Gelet op de beschreven situatie en het advies van de Veiligheidsregio wordt geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid de vaststelling van de beheersverordening niet in de weg staat.
Het verordeningsgebied is niet aangewezen als Natura 2000-gebied of als Ecologische Hoofdstructuur. Ook is het gebied niet anderszins aangewezen als beschermd natuurgebied. Op een afstand van ruim 2 km ten westen van het verordeningsgebied ligt het Natura 2000-gebied Voornes Duin. Het verordeningsgebied bestaat uit permanent ingericht verblijfsrecreatiegebied. Behalve jaarrond aanwezige caravans bevinden zich enkele bomen/struikenrijen als afscheiding tussen de caravans. Deze groensingels hebben echter geen beschermde status of bijzondere natuurwaarden.
De bestaande situatie binnen het verordeningsgebied is reeds decennia als zodanig aanwezig. De beheersverordening biedt geen noemenswaardige nieuwe bouw- of gebruiksmogelijkheden ten opzichte van de bestaande situatie. Herinrichting of herontwikkeling is de komende jaren niet aan de orde. Een passende beoordeling of uitgebreid natuuronderzoek is daarom niet nodig. Uitgesloten is dat de beheersverordening significante effecten op Natura 2000-gebieden geeft. Evenmin is een ontheffing van de Flora- en faunawet noodzakelijk of is anderszins sprake van belemmeringen vanuit het oogpunt van natuurwetgeving.
Mocht te zijner tijd binnen de kaders van de beheersverordening aanpassing van de bestaande situatie wenselijk zijn, dan is een ieder bij de uitvoering gebonden aan de wettelijke voorschriften die voor de bescherming van dieren en planten gelden.
In het verordeningsgebied ligt een bestaande ondergrondse 150kV elektriciteitsverbinding. De verbinding loopt vanaf de zuidelijk van het plangebied gelegen Heindijk onder het caravanterrein door via het Brielse Meer in de richting van de Europoort.
De elektriciteitsverbinding is tot op heden binnen het verordeningsgebied niet planologisch beschermd. In de beheersverordening is het tracé van de elektriciteitsverbinding aangeduid en is de zakelijk rechtsstrook van het noodzakelijke beschermingsregime voorzien.
De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidsbronnen: wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie.
Het bestaande gebruik van het verordeningsgebied bestaat uit (sta)caravans ten behoeve van de verblijfsrecreatie. Op grond van de Wgh zijn dit geen geluidsgevoelige gebouwen. Evenmin is een (verblijfs)recreatieterrein op grond van de Wgh aan te merken als een geluidsgevoelig terrein. De voorliggende beheersverordening biedt geen mogelijkheid voor het realiseren van nieuwe geluidsgevoelige functies. Evenmin is de reconstructie van een weg en/of spoorweg aan de orde. Om die reden is een formele toetsing aan de Wet geluidhinder niet nodig.
Het verordeningsgebied valt binnen de vastgestelde geluidcontour industrielawaai Europoort-Maasvlakte. Deze geluidcontour is op de verbeelding van deze verordening vastgelegd.
De voorliggende beheersverordening staat geen ruimtelijke ontwikkelingen toe. Omdat er geen sprake is van de realisatie van nieuwe ontwikkelingen die een negatieve beïnvloeding van de luchtkwaliteit tot gevolg hebben is nader onderzoek niet noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is wel inzicht gegeven in de luchtkwaliteit ter plaatse van het verordeningsgebied. Dit is berekend aan de hand van de Saneringstool 3.1 (www.saneringstool.nl) die hoort bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hieruit blijkt dat de jaargemiddelde achtergrondconcentraties stikstofdioxide en fijn stof ter plaatse van het verordeningsgebied in 2011 onder de grenswaarden uit de Wm liggen.
De beheersverordening legt het bestaande gebruik vast. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn niet aan de orde. Er is dan ook geen sprake van wijzigingen die op grond van de Wro leiden tot de verplichting tot opstelling van een exploitatieplan, evenmin is er een noodzaak andere locatie eisen zoals bedoeld in de Wro te stellen. Een exploitatieplan is dus niet nodig en de financiële uitvoerbaarheid van de beheersverordening is gegarandeerd.
Bij ruimtelijke plannen moet de initiatiefnemer in een vroeg stadium van planvoorbereiding overleg voeren met de waterbeheerder over het voornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer.
Het verordeningsgebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. In deze beheersverordening worden echter geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt, er wordt alleen een planologisch kader vastgelegd voor de bestaande situatie. De vaststelling van de beheersverordening heeft dan ook geen effecten op de waterhuishouding in het gebied of de omgeving. Er is geen sprake van een ligging binnen de invloedsfeer van een waterkering, evenmin is sprake van (bekende) bodemverontreiniging of van activiteiten of gebruik welke effecten zouden kunnen hebben op de waterkwaliteit.
In verband hiermee is geen afzonderlijke watertoets uitgevoerd. Wel is de concept beheersverordening ter beoordeling aan het waterschap voorgelegd. Aangegeven is dat de verordening vanwege het consoliderende karakter geen belangen van het waterschap raakt.