Plan: | Hoofdweg Oostvoorne |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0614.1209bpHoofdweg-0100 |
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken4 en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) in werking getreden. Met het besluit wordt beoogd een wettelijke grondslag te geven aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten5. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. Als oriëntatiewaarde geldt de in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR, namelijk:
Ook bedrijven waarop het Bevi niet van toepassing is, kunnen risico's voor de omgeving met zich meebrengen. Voor nieuwe situaties geldt voor het PR in principe een norm van 10-6 per jaar en voor bestaande situaties 10-5 per jaar. Voor het GR geldt de hierboven genoemde norm.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In december 2009 is de aangepaste Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
In 2012 zal het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) in werking treden en in de plaats van deze circulaire treden.
Vervoer gevaarlijke stoffen door leidingen
Sinds 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. Deze AMvB sluit aan bij de risiconormering uit het Bevi. Daarbij worden de toetsings- en bebouwingsafstand vervangen door een afstand voor het plaatsgebonden risico en een afstand voor het invloedsgebied van het groepsrisico. Voor het PR geldt dat er binnen de risicocontour van 10-6 geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Voor het GR geldt, indien er objecten binnen het invloedsgebied liggen, een verantwoordingsplicht. In een aantal situaties kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR. Het betreft de volgende situatie:
Bij een beperkte verantwoording kan worden volstaan met het vermelden van:
Ten aanzien van de laatste twee aspecten dient het bevoegd gezag de regionale brandweer in staat te stellen om een advies uit te brengen. De Veiligheidsregio Rotterdam - Rijnmond heeft op 6 december 2011 hieromtrent een advies uitgebracht, verwezen wordt naar bijlage 10. Met dit advies is in dit bestemmingsplan rekening gehouden.
Onderzoek
Risicovolle inrichtingen
Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat op het bedrijventerrein Pinnepot dat direct ten oosten van het plangebied ligt, twee risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. Bij beide inrichtingen worden brandbare stoffen opgeslagen. Beide inrichtingen vallen niet onder het Bevi en de PR 10-6-risicocontouren liggen niet buiten de inrichtingen. Ook gelden er geen invloedsgebieden voor het GR. Deze inrichtingen vormen daarom geen belemmering voor de realisatie van dit bestemmingsplan.
Ten noorden van het plangebied ligt aan de Brielseweg een tankstation met een lpg-installatie. Deze installatie valt onder het Bevi en heeft een vergunde jaardoorzet van 1.000 m3. Voor een dergelijke installatie geldt een invloedsgebied voor het GR van 150 m en verschillende PR 10-6-risicocontouren. De grootste risicocontour is die rond het vulpunt. Deze bedraagt 45 m. Aangezien de afstand tussen het plangebied en deze lpg-installatie meer dan 150 m bedraagt, vormt deze installatie geen belemmering voor de realisatie van het bestemmingsplan.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor en water
Ten noorden van het plangebied loopt de N218. Uit de provinciale risicokaart blijkt dat over deze weg gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De PR 10-6-risicocontour ligt niet buiten de wegas. De PR 10-8-risicocontour – indicatief voor het invloedsgebied voor het GR – ligt 127 m buiten de wegas. De DCMR Milieudienst Rijnmond gaat voor deze weg uit van een invloedsgebied van 230 m. Aangezien het plangebied op 250 m van de N218 ligt, vormt het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze weg geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
In de omgeving van het plangebied worden geen gevaarlijke stoffen over het spoor of over het water vervoerd.
Buisleidingen
Ten noorden van het plangebied ligt een aantal buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De kenmerken van deze leidingen zijn in onderstaande tabel weergegeven.
Tabel 3
Uit deze tabel blijkt dat het plangebied buiten de verschillende PR 10-6-risicocontouren ligt. Ook ligt het plangebied buiten het invloedsgebied van het GR van de leiding van Total Vlissingen. Deze leiding vormt daarom geen belemmering voor de realisatie van dit bestemmingsplan. Het plangebied ligt echter wel binnen het invloedsgebied van het GR voor de twee hogedrukaardgastransportleidingen. Omdat de realisatie van het bestemmingsplan tot een toename van de personendichtheid in dit invloedsgebied leidt, is voor deze leidingen een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd. Deze analyse is te vinden in Bijlage 8. Uit de analyse blijkt dat de realisatie van het bestemmingsplan niet tot een toename van het GR leidt. Het GR is zowel voor als na de realisatie van het bestemmingsplan vele malen kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Daarom kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR.
Verantwoording GR
Personendichtheid
Momenteel ligt het terrein waar de nieuwe woningen gerealiseerd worden braak. Als gevolg van de beoogde ontwikkeling zullen hier maximaal 58 woningen worden gerealiseerd. Op grond van de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico kan ervan uit worden gegaan dat er gemiddeld 2,4 mensen per woning aanwezig zijn. Als gevolg van dit bestemmingsplan neemt het aantal personen in het plangebied met 140 personen toe.
Mogelijkheden tot bestrijding van rampen
Het plangebied is goed bereikbaar voor hulpdiensten. Het wordt namelijk ontsloten door de Hoofdweg. Via deze weg is het plangebied zowel vanuit het zuiden als vanuit het noorden (via de N218) te bereiken. Bovendien biedt dit plan voldoende mogelijkheden voor de realisatie van bochtstralen.
Mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen in het plangebied
Via de Hoofdweg kan het plangebied van de risicobron af worden ontvlucht. Bij de nadere uitwerking van dit plan zouden nog bouwkundige maatregelen kunnen worden getroffen ter bescherming van in het gebouw aanwezige personen. Een aandachtspunt bij deze nadere uitwerking is de toepassing van brandwerende deuren en muren.
Concluderende overweging
Gelet op het feit dat de verhoging van de personendichtheid niet tot een toename van het GR leidt, als ook de mogelijkheden die in de uitwerking van de woonwijk kunnen worden getroffen om de zelfredzaamheid te vergroten, als ook de beheersbaarheid in het plangebied met de voorziene inrichting van het gebied, vormen de aanwezige risicobronnen geen reden om de ontwikkeling niet door te zetten.
Bij de daadwerkelijke uitwerking van het plan zal in de uitvoering rekening worden gehouden met de relevante veiligheidsaspecten.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de realisatie van dit bestemmingsplan. Het plangebied ligt buiten de PR 10-6-risicocontouren en het GR is verantwoord.