Plan: | Ambachtsstraat Poortugaal |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0613.Ambachtsstraat9-VST1 |
VDB Occasions heeft de wens om bedrijfsunits te realiseren op een perceel gelegen aan de Ambachtsstraat te Poortugaal. Binnen het geldende bestemmingsplan 'Groene Kruisweg' is voor het plangebied de bestemming 'Bedrijf', met de functieaanduiding 'opslag' opgenomen. Binnen deze bestemming is het bouwen van de bedrijfsunits niet toegestaan wegens het ontbreken van een bouwvlak.
Om de voorgenomen ontwikkeling planologisch mogelijk te maken, is besloten om een uitgebreide procedure omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan te doorlopen. De aanvraag moet voorzien worden van een ruimtelijke onderbouwing. Voorliggend document betreft deze ruimtelijke onderbouwing.
Het plangebied is gelegen op het bedrijventerrein aan de Ambachtsstraat te Poortugaal en betreft het perceel kadastraal bekend gemeente Poortugaal, sectie B, nummer 2128 en plaatselijk bekend Ambachtsstraat ongenummerd. Aan de noordzijde wordt het gebied begrensd door de Ambachtsstraat. Aan de oostzijde grenst het plangebied aan een tankstation en aan de westzijde is een metaalhandel gelegen. Aan de zuidzijde wordt het plangebied begrensd door de woningen aan de Kruisdijk 117 tot en met 123 (oneven nummers).
Afbeelding 1 | Luchtfoto met plangrens (bron: KadastraleKaart.com, bewerking Juust BV)
Het doel van deze ruimtelijke onderbouwing is de toekomstige nieuwbouw toe te staan. Deze ruimtelijke onderbouwing wordt als bijlage bij de omgevingsvergunning bijgevoegd. Dit document toetst de realisatie van de voorgenomen ontwikkeling aan de geldende regelgeving. Daarnaast wordt beschreven wat het effect van de voorgenomen ontwikkeling is op de kwaliteit van de leefomgeving.
Deze ruimtelijke onderbouwing bestaat, naast dit inleidend hoofstuk, uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk twee wordt het initiatief nader toegelicht. Hoofdstuk drie beschrijft het geldende beleidskader en ik hoofdstuk vier worden de verschillende milieuaspecten beoordeeld. Tot slot wordt in hoofdstuk vijf ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Het plangebied bestaat uit een volledig verhard terrein van ca. 820 m² wat momenteel gebruikt wordt als opslag ten behoeve van het stallen van auto's, aanhangwagens, caravans en containers. Het terrein is geheel met hekwerken en schuttingen omsloten.
Afbeelding 2 | Huidige situatie plangebied (bron: Google street View)
De voorgenomen ontwikkeling bestaat uit het bouwen van een pand waarin een zestal bedrijfsunits wordt ondergebracht. Het pand heeft een goothoogte van 6 meter en een nokhoogte van 8 meter. Het pand heeft een oppervlakte van ca. 495 m². Binnen het plangebied wordt voorzien in 13 parkeerplaatsen.
Afbeelding 3 | Toekomstige situatie plangebied (bron: Bouwbedrijf Jos Vrolijk)
Afbeelding 4 | Impressie voorgenomen ontwikkeling plangebied (bron: Bouwbedrijf Jos Vrolijk)
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Groene Kruisweg' van de gemeente Albrandswaard. Dit bestemmingsplan is op 27 juni 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. De gronden zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor 'Bedrijf' met de functieaanduiding 'opslag'. Deze voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn onder andere bestemd voor bedrijfsactiviteiten met milieucategorie 1 t/m 2 en tevens voor opslag. Voor het bouwen van gebouwen geldt dat deze binnen het bouwvlak gebouwd moeten worden. Wegens het ontbreken van een bouwvlak ter plaatse wordt hieraan niet voldaan.
Veder geldt nog een drietal gebiedsaanduidingen; 'geluidszone-industrie', 'veiligheidszone - lpg' en 'wro-zone - wijzigingsgebied 6'. Voor de 'geluidzone-industrie' geldt dat de bouw van geluidsgevoelige objecten ter plaatse van de aanduiding uitsluitend is toegestaan indien voldaan kan worden aan de in de Wet geluidhinder gestelde normen. Deze regel is voor de voorgenomen ontwikkeling niet relevant.
Ten aanzien van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone-lpg' geldt dat geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogen worden gebouwd. Hiervan kan voor het toelaten van beperkt kwetsbare objecten door het college afgeweken worden als sprake is van gewichtige redenen. De LPG-opslag is echter bij beschikking van 16 augustus 2017 komen te vervallen.
Met betrekking tot de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 6' geldt dat het college bevoegd is de bestemming te wijzigen naar de bestemmingen 'Bedrijf', 'Groen', 'Tuin', 'Verkeer - verblijfsgebied' en 'Water' ten behoeve van een herontwikkeling naar bedrijvigheid en/of kantoren, mits voldaan wordt aan de daarvoor geldende voorwaarden. Dit is niet van toepassing voor het voorliggende plan daar omgevingsvergunning wordt aangevraagd met behulp van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Afbeelding 5 | Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust)
De ontwikkeling is gelet op bovenstaande op basis van het geldende bestemmingsplan niet mogelijk. Om de ontwikkeling mogelijk te maken wordt omgevingsvergunning aangevraagd die met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht verleend kan worden.
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan grote opgaven waardoor Nederland de komende 30 jaar verandert. In de NOVI wordt aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 de langetermijnvisie in beeld gebracht. Het Rijk wil sturen op de nationale belangen. De inzet van het Rijk is samengevat in vier prioriteiten:
Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dit houdt in dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. De NOVI maakt bij het maken van keuzes gebruik van drie afwegingsprincipes:
De beleidsdoorwerking van de NOVI vindt plaats door middel van wet- en regelgeving, NOVI-gebieden, Gebiedsagenda's Grote Wateren en de Omgevingsagenda's. Het beleid heeft derhalve geen directe doorwerking voor deze ruimtelijke onderbouwing.
Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
Bij alle ruimtelijke plannen streeft het Rijk naar zorgvuldige afwegingen en heldere besluitvorming. Dit doet het Rijk via het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het Bro is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen (artikel 3.1.6 Bro). De Ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De Ladder luidt als volgt:
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Toetsing aan de ladder is volgens artikel 5.20 van het Besluit omgevingsrecht niet alleen nodig voor bestemmingsplannen maar ook voor omgevingsvergunningen die worden verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Dit betreft de uitgebreide procedure omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan.
In welke gevallen er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is niet concreet vastgelegd. Op basis van jurisprudentie dient per geval beoordeeld te worden of er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Onder stedelijke ontwikkeling wordt volgens het Bro verstaan: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van die ontwikkeling, in relatie tot de omgeving.
De Laddertoets geldt alleen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Beoordeeld moet worden of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in het beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd.
In de overzichtsuitspraak over de ladder van 28 juni 2017 is aangegeven dat een in een bestemmingsplan voorziene ontwikkeling voldoende substantieel dient te zijn om als stedelijke ontwikkeling te kunnen worden aangemerkt. Wanneer een bestemmingsplan voorziet in kleinschalige bedrijfsbebouwing, het plandeel met de bedrijfsbestemming beperkt van omvang is en beperkte gebruiksmogelijkheden biedt, voorziet dit plan in zoverre niet in een stedelijke ontwikkeling (uitspraak van 23 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1442 (Wierden)). In deze genoemde uitspraak was sprake van een bedrijfsgebouw van 400 m² op een bedrijfsbestemming van ongeveer 2.360 m². Gelet op de kleinschalige bedrijfsbebouwing die het plan mogelijk maakt en de beperkte omvang en de beperkte gebruiksmogelijkheden van het plandeel met de bestemming "Bedrijf", is de Afdeling van oordeel dat het plan niet voorziet in een bedrijventerrein of een andere stedelijke voorziening als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro.
Daarnaast hanteert de Afdeling uitgangspunten voor de beoordeling of een voorziene ontwikkeling voldoende substantieel is om als stedelijke ontwikkeling te kunnen gelden. Wanneer een bestemmingsplan voorziet in een van de andere (dan woningbouwlocaties) in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro genoemde stedelijke voorzieningen in de vorm van een gebouw met een bruto-vloeroppervlakte kleiner dan 500 m², kan deze ontwikkeling in beginsel niet als een stedelijke ontwikkeling worden aangemerkt.
Hieruit volgt dat het toevoegen van het bouwvlak voor het realiseren van het bedrijfsgebouw van ca 495 m² op een bedrijfsbestemming van ongeveer 820 m² geen stedelijke ontwikkeling is. Een nadere onderbouwing van de behoefte is niet noodzakelijk. Uiteraard dient in het kader van een goede ruimtelijke onderbouwing wel gemotiveerd te worden dat het bedrijfsgebouw passend is op deze locatie, zie hiervoor de volgende hoofdstukken.
De Omgevingsvisie van Zuid-Holland biedt een strategische blik op de lange(re) termijn voor de gehele fysieke leefomgeving en bevat de hoofdzaken van het te voeren integrale beleid van de provincie Zuid-Holland. De Omgevingsvisie vormt samen met de Omgevingsverordening en het Omgevingsprogramma het provinciale Omgevingsbeleid van de provincie Zuid-Holland. Het Omgevingsbeleid beschrijft hoe de provincie werkt aan een goede leefomgeving, welke plannen daarvoor zijn, welke regels daarbij gelden en welke inspanningen de provincie daarvoor levert.
Omgevingsvisie Zuid-Holland
De visie van de provincie Zuid-Holland geeft aan waar de provincie voor staat. Het beschrijft hoe de provincie de toekomst van Zuid-Holland voor zich ziet. De Omgevingsvisie bevat verschillende onderdelen: in de ambities wordt omschreven waar de provincie heen wil, de beleidsdoelen geven hier richting aan en de beleidskeuzes bepalen hoe de ambities bereikt dienen te worden. Met de zeven ambities maakt de provincie ruimte voor belangrijke ontwikkelingen rond participatie, bereikbaarheid, energie, economie, natuur, woningbouw en gezondheid en veiligheid. Deze ambities zijn vertaald in beleidsdoelen die uitgewerkt zijn in beleidskeuzes. De voor dit plan relevante beleidskeuzen zijn 'Concurrerende en toekomstbestendige bedrijventerreinen' en 'Ruimtelijke kwaliteit
Concurrerende en toekomstbestendige bedrijventerreinen
De provincie streeft naar een kwantitatief en kwalitatief evenwicht in vraag en aanbod van bedrijventerreinen op regionaal en bovenregionaal schaalniveau en een optimale benutting van bedrijventerreinen. Daarbij wordt ingezet op beter benutten en duurzaam functioneren van bestaande bedrijventerreinen en op het behoud van voldoende ruimte voor bedrijven in hogere milieucategorieën / milieuzones en watergebonden bedrijven.
Voor de provincie zijn watergebonden bedrijventerreinen en bedrijventerreinen vanaf milieucategorie 3 (of overeenkomstige milieuzones voor geluid of geur belangrijk. Bedrijvigheid in milieucategorie 1 en 2 (of overeenkomstige milieuzones voor geluid of geur) is ook belangrijk, maar dit type bedrijvigheid heeft een kleiner afzetgebied en over het algemeen goed mengbaar met andere functies. Gemeentelijke sturing is daarbij afdoende. Onderliggend plan heeft betrekking op bedrijvigheid in milieucategorie 1 en 2.
Ruimtelijke kwaliteit
De provincie stuurt op behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit, als onderdeel van de kwaliteit van de leefomgeving. Ruimtelijke kwaliteit is het evenwicht en samenspel van toekomstwaarde, gebruikswaarde en belevingswaarde. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten niet alleen functioneel zijn, maar ook duurzaam houdbaar (of bewust tijdelijk) en in hun uiterlijke verschijning op een positieve manier bijdragen aan de kwaliteit van de omgeving. Ruimtelijke kwaliteit begint met het kiezen van de juiste plek voor nieuwe ontwikkelingen.
De provincie heeft richtpunten opgesteld voor ruimtelijke ontwikkelingen die het bovenlokale, algemene belang borgen. Dit kan te maken hebben met het type ontwikkeling, de schaal, maar ook met de gebiedsidentiteit van de gekozen plek. Een ontwikkeling die past bij de schaal en aard van een gebied heeft in beginsel weinig ruimtelijke impact op gebiedskwaliteiten en vraagt daarom weinig tot geen provinciale betrokkenheid. Hoe meer een ontwikkeling afwijkt van de aard en schaal van een gebied, des te groter is de ruimtelijke impact en des te eerder raken ze provinciale doelen of belangen. Dit geldt eveneens naarmate de waarde van een gebied bijzonderder of kwetsbaarder is.
In dit geval is sprake van een ontwikkeling die past bij de aard en schaal van het gebied (bedrijventerrein) waardoor gesteld kan worden dat de ontwikkeling weinig ruimtelijke impact op de gebiedskwaliteiten heeft. Daarnaast is sprake van inpassing van een ontwikkeling die sterk aansluit bij de bestaande identiteit en structuur van het landschap, dorp of stad. De impact op het gebied is klein.
Omgevingsprogramma
In het Omgevingsprogramma staat beschreven welke maatregelen de provincie treft om de visie waar te maken. Het Omgevingsprogramma geeft bijvoorbeeld aan voor welke initiatieven subsidies worden verleend en aan welke provinciale wegen wordt gewerkt. Het Omgevingsprogramma is een overzicht van alle maatregelen inclusief de onderliggende activiteiten. Er zijn geen maatregelen die deze ontwikkeling specifiek raken.
Omgevingsverordening
Voor het in stand houden van goede omgevingskwaliteit zijn er regels nodig over wat wel en niet is toegestaan binnen de provinciegrenzen. Denk bijvoorbeeld aan regels in stiltegebieden of ter bescherming van cultureel erfgoed. Het merendeel van deze regels betreffen instructieregels die voorschrijven hoe waterschappen en gemeenten bepaalde onderwerpen op moeten nemen in hun plannen. Daarnaast zijn er een aantal direct werkende regels waar burgers en bedrijven zich aan moeten houden. Al deze regels van de provincie over de fysieke leefomgeving zijn ondergebracht in de Omgevingsverordening.
Bedrijven
In de Omgevingsverordening wordt, in lijn met de Omgevingsvisie Zuid-Holland, aangegeven dat bedrijven in de hogere milieucategorieën/milieuzones een belangrijke schakel vormen in de economische structuur van de provincie Zuid-Holland. Vanaf milieucategorie 3.1 dient een gemeente te compenseren. De ruimte voor bedrijven in de hogere milieucategorieën/milieuzones staat onder druk door de milieuzoneringen rond woningbouw en de richtafstanden van de milieuzones tot woningbouw. Gezien het belang van deze bedrijven is de (milieu)ruimte voor dit type bedrijven van provinciaal belang.
Zoals al hierboven bij de Omgevingsvisie Zuid-Holland reeds is aangegeven is voor bedrijvigheid in milieucategorie 1 en 2 gemeentelijke sturing afdoende. Derhalve zijn in de Omgevingsverordening geen nadere eisen gesteld voor dit soort bedrijventerreinen (naast aspecten over functiemenging, transformatie en compensatie, maar die zijn in dit geval niet relevant).
Ruimtelijke kwaliteit
Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit: de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau en past bij de aard en schaal van het gebied.
De voorgenomen ontwikkeling vindt plaats op een bestaand bedrijventerrein waar ter plaatse van het toekomstige bedrijfsgebouw al bedrijfsmatige activitieten mogen plaatsvinden. De ontwikkeling past hiermee binnen de gebiedsidentiteit. Het is een kleinschalige ontwikkeling binnen het bedrijventerrein. Hetbedrijfsgebouw voldoet aan de maatvoeringseisen die in het bestemmingsplan opgenomen zijn, waardoor de impact op de omgeving beperkt is.
Conclusie
Er wordt voldaan aan de omgevingsvisie en omgevingsverordening. Provinciaal beleid staat de vaststelling van het plan niet in de weg.
Toekomstvisie Albrandswaard 2025
De Toekomstvisie Albrandswaard 2025 is op 15 april 2013 vastgesteld door de raad van de gemeente Albrandswaard. In de Toekomstvisie wordt op hoofdlijnen richting gegeven aan de ontwikkeling van Albrandswaard tot 2025. Deze hoofdlijnen zijn weergegeven in vijf o's: Ondernemen (werken), Ontspannen (recreëren), Ontmoeten (wonen), Ontplooien (leren) en Ontketenen (besturen).
Voor Ondernemen is in de Toekomstvisie als hoofdkoers aangegeven:
Structuurvisie Albrandswaard 2025
De Stuctuurvisie Albrandswaard 2025 is op 15 april 2013 vastgesteld door de raad van de gemeente Albrandswaard en is een uitwerking van de Toekomstvisie Albrandswaard 2025. De Structuurvisie geeft richting aan het ruimtelijk beleid - wat moet waar komen en waarom? - en biedt zo kaders en richtlijnen voor initiatieven van burgers, ondernemers en (maatschappelijke) organisaties.
In de structuurvisie is een kernkoers opgenomen die gericht is op vijf pijlers:
In de structuurvisie worden meerdere streefbeelden voor 2025 geformuleerd. Voor "Ondernemen" is aangegeven dat in 2025 de bestaande bedrijventerreinen zijn gemoderniseerd. Bij nieuwe ontwikkelingen dient aandacht te worden geschonken aan de bestaande ruimtelijke kwaliteiten, als waardevolle structuren en natuurgebieden.
Bestaande werkgebieden krijgen een kwaliteitsslag in uitstraling en functionaliteit waarbij ingezet wordt op het versterken van bestaande clusters.
Conclusie
Met de voorgenomen ontwikkeling wordt de bedrijfsvoering van een bestaand bedrijf geoptimaliseerd. Daarnaast wordt, door de realisatie van de bedrijfsunits voorzien in een locale behoefte. Dit draagt bij aan het versterken van de bestaande clusters. Doordat de buitenopslag door de voorgenomen ontwikkeling komt te vervallen is er tevens is er sprake van een kwaliteitsslag in uitstraling en functionaliteit. De voorgenomen ontwikkeling sluit aan bij de hoofdkoers zoals vertaald in de Toekomstvisie Albrandswaard 2025 en de kaders en richtlijnen zoals opgenomen in de Structuurvisie Albrandswaard 2025.
Beeldkwaliteitsplan Vensters Groene Kruisweg
Algemeen
Het beeldkwaliteitplan Vensters Groene Kruisweg – Metrobaan geeft de stedenbouwkundige uitganspunten en beleidskaders weer voor de toekomst van het gebied langs de Groene Kruisweg en de metrobaan. Het geeft bij nieuwe ontwikkelingen handvatten voor locatievraagstukken “waarom dit” (functie) en “waarom daar” (locatie). Ook geeft een beeldkwaliteitplan uitgangspunten bij het ontwerp van een gebouw en de directe omgeving er omheen. Het benadrukt de samenhang op plekken langs de Groene Kruisweg en de Metrobaan maar ook tussen die plekken onderling.
De ontwikkeling is gelegen in het gebied "Venster polder Albrandswaard". Dit gebied omvat naast het noordelijk gelegen bosgebied ook het bedrijventerrein. Aangegeven wordt dat beide landschapstypen elkaar bij de Kruisdijk ontmoeten. Deze Kruisdijk krijgt volgens het beeldkwaliteitsplan laanbeplanting zodat deze de achterliggende bedrijvigheid inkleedt. Daarnaast kan het huidige bedrijventerrein in eerste instantie worden “ingepakt“ in groene kamers en in de toekomst worden herontwikkeld als hoogwaardige, kleinschalige bedrijvigheid in een boslandschap. De nadruk ligt hierbij op de uitstraling in plaats van massaliteit.
Kijkend naar de huidige situatie wijkt deze nagenoeg niet af van de de in 2013 geschetste situatie zoals weergegeven in het beeldkwaliteitplan Vensters Groene Kruisweg – Metrobaan. De voorgestelde laanbeplanting aan de Kruisdijk, alsmede het 'inpakken' in groene kamers is (nog) niet gerealiseerd. Door onderliggend inititiatief zal, zeker in verhouding tot het grotere geheel, dit streefbeeld ook niet gerealiseerd kunnen worden. Wel kan gesteld worden dat met dit initiatief aangesloten wordt bij het landschapstype wat kenmerkend is voor een bedrijventerrein.
De realisering van voornoemde zaken lijkt overgens ook niet waarschijnlijk, gelet op de in ontwikkeling zijnde "Omgevingsvisie Albrandswaard, onderweg naar 2040". Hierin is terug te zien dat er zeven gebiedsopgaven zijn, waarbij het gebied zoals in het beeldkwaliteitsplan is weergegeven is geknipt in "Omgeving bos Valkensteyn" en ''Kruidijk-Zwaardijk". Aangegeven wordt dat in dit laatste gebied veel bedrijven staan. De zone fungeert als bufferzone tussen de drukke Groene Kruisweg en de achterliggende woongebieden. De zone is rommelig ingericht. Een van de uitgangspunten die genoemd wordt is dat de gemeente Albrandswaard ruimte biedt aan startende bedrijven en kiest voor een aantal gemengde woon-werkgebieden. Er liggen kansen om in dit gebied functies te mengen. Er kunnen nieuwe woningen gebouwd worden en tegelijk kleinschalige bedrijf(verzamel)gebouwen of andere voorzieningen worden toegevoegd. Op die manier transformeert deze rommelige zone naar een gebied dat het visitekaartje van de gemeente is, omdat het zo zichtbaar is vanaf de Groene Kruisweg. Gelet op deze visie kan voorzichtig de conclusie getrokken worden dat de aan te brengen laanbeplanting en het 'inpakken' in groene kamers van het bedrijventerrein niet meer, of in mindere mate gerealiseerd wordt. Hierdoor kan gesteld worden dat het beeldkwaliteitplan Vensters Groene Kruisweg – Metrobaan geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.
Strategie Klimaatadaptatie 2022-2026
De gemeente Albrandswaard is zich bewust van hun rol in de wereldwijde klimaatopgave en wil de klimaatverandering zoveel mogelijk beperken. Tegelijkertijd is het nodig om zicht in de openbare ruimte aan te passen, zodat de veranderingen in neerslag en hitte kunnen worden opgevangen. Het bebouwde gebied moet daarom zo 'waterrobuust' en 'klimaatbestendig' ingericht worden. Daarnaast wordt gestreefd naar een leefbare en gezonde leefomgeving. In de Strategie Klimaatadaptatie 2022-2026 zijn deze kerndoelen opgeschreven. Initiatiefnemers worden gestimuleerd om hierin ook bij te dragen.
In de huidige situatie is er sprake van een volledig verhard terrein. In de nieuwe situatie zijn er (beperkte) mogelijkheden om aan de zijde van de Ambachtsstraat, tussen de parkeervakken haagjes en enkele inheemse bomen te planten. De ruimte aan de zuid- en westzijde, tussen het gebouw en de perceelsgrens (ca. 1 meter) wordt onverhard. Er wordt tevens een insectenhotel geplaatst ter bevordering van de biodiversiteit. Op het dak worden zonnepanelen gelegd.
Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke milieuaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.
Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit
verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het
bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet
vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de
Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie
welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.
Voor het plangebied geldt geen archeologische dubbelbestemming. De gronden zijn daarnaast reeds geroerd in het verleden. Voor de uitvoering van de ontwikkeling is dan ook geen archeologisch onderzoek nodig.
Cultuurhistorie
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet heeft zes
wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de Monumentenwet
1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk verplicht om in de toelichting van
een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met in het gebied aanwezige
cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden.
Cultuurhistorisch waardevolle objecten in of in de directe omgeving van het plangebied, waarmee in het plan rekening moet of kan worden gehouden, zijn niet aanwezig. Cultuurhistorie vormt dan ook geen belemmering voor de ontwikkeling.
Afbeelding 6 | Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart provincie Zuid-Holland (bron: provincie Zuid-Holland)
Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.
In de brochure “Bedrijven en milieuzonering” van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn richtafstanden opgenomen die aangehouden dienen te worden tussen hinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur en stof) en gevoelige functies zoals woningen in een rustige woonwijk. Indien er sprake is van een gemengd gebied, kunnen de richtafstanden met één stap worden verlaagd. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken.
Op het bedrijventerrein zijn bedrijfsactiviteiten behorende tot milieucategorie 1 en 2 toegestaan. Voor milieucategorie 1 geldt een richtafstand van 10 meter en voor milieucategorie 2 geldt een richtafstand van 30 meter. De richtafstanden kunnen met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is van het omgevingstype 'gemengd gebied'. Het gebied waarin het bedrijfspand is voorzien kan, gelet op de in het gebied liggende functies (overwegend bedrijven en enkele woningen) en aanwezige hoofdinfrastructuur, geclassificeerd worden als omgevingstype 'gemengd gebied'. Hierdoor kan de afstand van 10 meter worden teruggebracht naar 0 meter en de afstand van 30 meter naar 10 meter.
De meest nabijgelegen gevoelige objecten betreffen de woningen aan de Kruisdijk, ten zuiden van het projectgebied. De afstand van de gevels van deze woningen tot aan de bedrijfsbestemming bedraagt minder dan 10 meter.
Met het voorliggende plan wordt enkel een bouwvlak toegevoegd aan de bestaande bestemming. De bestemming zelf, die al bedrijvigheid in milieucategorie 1 en 2 toestaat, wordt niet gewijzigd. Door het oprichten van het bedrijfsgebouw kan zelfs gesteld worden dat het geluid wat door activiteiten in de buitenlucht gebezigd kan worden, in de toekomstige situatie zal verminderen. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt daarom geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.
De gronden hebben een bedrijfsbestemming. Met de onderhavige ontwikkeling wordt ten opzichte van de planologisch geldende bestemming geen gevoeligere bestemming mogelijk gemaakt. De functie van het terrein wijzigt binnen de mogelijkheden die het geldende bestemmingsplan reeds biedt, de RO-procedure ziet uitsluitend op de bouwmogelijkheden. Daarom is voor de RO-procedure in beginsel geen bodemonderzoek benodigd.
Overigens blijkt uit een eerder uitgevoerd bodemonderzoek door VanderHelm Milieubeheer B.V. (Bijlage 1) dat naar aanleiding van een eerdere voorgenomen verhuur van de locatie is uitgevoerd dat:
Er hebben nadien voor zover bekend geen verontreinigende activiteiten plaatsgevonden. Er worden, gelet op bovenstaande, dan ook geen milieuhygiënische belemmeringen voor de haalbaarheid van het plan verwacht. In het kader van de omgevingsvergunning voor het onderdeel 'bouwen' wordt wel een nieuw bodemonderzoek uitgevoerd om dit te toetsen.
De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met risicobronnen in de omgeving.
Kwetsbare objecten moeten bij ruimtelijke planvorming beschermd worden tegen de externe veiligheidsrisico's. In de nabijheid van het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen of transportroutes gevaarlijke stoffen aanwezig. Daarnaast is wel volgens het bestemmingsplan een veiligheidszone vulpunt LPG aanwezig. Deze is echter bij beschikking van 16 augustus 2017 (gemeente Albrandswaard, kenmerk 999920203_9999340154) komen te vervallen en derhalve ook niet op de risicokaart aanwezig.
Gelet hierop levert het aspect externe veiligheid geen belemmering op voor de realisatie van het plan.
Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai.
Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.
Er is geen sprake van nieuwe geluidbronnen of een nieuwe geluidgevoelige functie. Categorie 1- en 2-bedrijvigheid is ter plaatse reeds toegestaan. Daarnaast zal het bedrijf moeten voldoen aan het Activiteitenbesluit milieubeheer. Een akoestisch onderzoek is in het kader van de RO-procedure niet nodig.
In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Voor deze kabels en leidingen geldt een waarborgzone omdat deze wellicht een risico met zich meebrengen. Het gaat hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.
In de directe omgeving van het plangebied ligt een aardgasleiding. Deze aardgasleiding is gelegen parallel aan de Groene Kruisweg en heeft op grond van de Landelijke Signaleringskaart Externe Veiligheid geen PR 10-6 contour. In het bestemmingsplan 'Groene Kruisweg' is aangegeven dat afstemming heeft plaatsgevonden met de Gasunie over de gespecificeerde kenmerken van deze leiding. De leiding mag op maximaal 12 bar bedreven worden en is zodanig beveiligd dat de druk niet hoger dan 13,2 bar kan worden. Dit betekent dat op grond van het Bevb geen berekening of verantwoording voor deze leiding afgelegd moet worden op het gebied van externe veiligheid. De Gasunie heeft dit bevestigd. Vanuit deze leiding gelden geen belemmeringen voor het plangebied.
Ten zuiden van de aargasleiding is een Brandstofleiding gelegen. Voor het plangebied geldt dat deze niet binnen het invloedsgebied van de leiding ligt. In het bestemmingsplan 'Groene Kruisweg' is aangegeven dat de VRR adviseert bij herontwikkeling of vervangende nieuwbouw een afstand van 40 meter te hanteren met betrekking tot gebouwen. Het plangebied ligt op 70 meter van de leiding.
Dit aspect vormt dan ook geen belemmering voor de ontwikkeling.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.
Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
Met de voorliggende ontwikkeling worden nooit meer verkeersbewegingen verwacht dan voor 1.500 nieuwe woningen het geval is. Om die reden wordt geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling te beschouwen is als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Toetsing aan de normen uit de Wet luchtkwaliteit is dan ook niet benodigd.
Voor de volledigheid is de NIBM-tool ingevuld. Hieruit blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, zie onderstaande afbeelding. Dit is gebaseerd op 53 motorvoertuigbewegingen per weekdagetmaal, zie 4.11 Verkeer en parkeren.
Het plan draagt niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Onderzoek naar luchtkwaliteit is niet benodigd.
In onderdeel D van de bijlage behorende bij het Besluit milieueffectrapportage (hierna: m.e.r.) zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Hierbij moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r.-plicht.
In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. is per activiteit de drempelwaarde benoemd. Als een activiteit voorkomt in bijlage D en boven de dremeplwaarde komt, geldt voor het te nemen besluit een m.e.r.-beoordelingsplicht. Indien er activiteiten plaatsvinden die in onderdeel D zijn opgenomen, maar onder de drempelwaarde blijven, dient er nagegaan te worden of het project grote milieugevolgen heeft. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r..
De hoofdcriteria waaraan getoetst moet worden zijn: kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect. Het bevoegd gezag dient vervolgens voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een besluit te nemen of er een MER moet worden opgesteld. De grondslag hiervoor is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Het plan maakt geen activiteit mogelijk die genoemd is in onderdeel D van het Besluit m.e.r. Een beoordeling of besluit is dan ook niet nodig.
De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet worden onderzocht of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen de begrenzing van een natuurgebied, natuurnetwerk en Natura-2000 gebied. In de omgeving van het plangebied zijn wel diverse Natura 2000-gebieden gelegen. De dichtstbijzijnde beschermde Natura 2000-gebieden zijn:
Voor dit plan is de uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan op Natura 2000-gebieden berekend door S&W Bouwkundig Ingenieurs. De uitkomst is dat er geen sprake is van een toename van stikstofdepositie op een Natura 2000-gebied. In bijgevoegde memo en berekeningen (Bijlage 2) is een en ander nader onderbouwd. Het aspect stikstof vormt geen belemmering voor uitvoering van het plan. Het project heeft daarmee geen negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden. Er is geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming nodig, er geldt ook geen 'aanhaakplicht' in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning.
Soortenbescherming
Het plangebied bestaat uit een volledig verhard terrein, er is geen sprake van sloop. Hierdoor kan op voorhand al uitgesloten worden dat er beschermde plant- en diersoorten aanwezig en/of te verwachten zijn. Het plangebied vormt in het geheel geen optimaal broedbiotoop voor vogels, omdat er geen enkele vegetatie groeit. Ook heeft het plangebied geen functie voor vleermuizen. De locatie vormt geen geschikt leefgebied voor marterachtigen, zoals steenmarter, hermelijn, bunzing en wezel. Effecten op deze soorten zijn dan ook geheel uit te sluiten. Ook is het gebied niet te gebruiken als foerageergebied/leefgebied. Beschermde en/of bijzondere soorten reptielen, vissen, dagvlinders, nachtvlinders, libellen, amfibieën en overige ongewervelden zijn binnen de begrenzing van de planlocatie geheel niet te verwachten. Dit komt omdat er geen optimale habitats aanwezig zijn voor deze soort(groep)en. Beschermde vaatplanten zijn eveneens op basis van het aanwezige habitat en het ontbreken van optimale groeiomstandigheden geheel uit te sluiten. In het kader van de Wet natuurbescherming kan gesteld worden dat er geen onderzoeken en/of een ontheffingsprocedure noodzakelijk zijn.
Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.
Parkeren
De gemeenteraad van Albrandswaard heeft een gemeentelijk verkeers- en vervoersplan (GVVP) vastgesteld. Het GVVP is een beleidsplan waarin is aangegeven hoe de gemeente omgaat met de verschillende vraagstukken op gebied van verkeer en vervoer. Dit plan is het centrale uitgangspunt voor alle maatregelen en activiteiten in de gemeente.
In Albrandswaard zijn parkeernormen opgesteld die gelden voor alle nieuwe ruimtelijke plannen. In het 'Handboek Verkeersmaatregelen' zijn de gemeentelijke regels en normen voor parkeren bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen opgenomen. Uitgangspunt is dat bij alle nieuwe (bouw)plannen goede en voldoende parkeerplaatsen komen. Dit geldt niet alleen voor het auto’s en vrachtauto’s, maar ook voor het stallen van fietsen. In een bouwplan moet minimaal worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte. Dit geldt voor zowel woongebieden, winkelgebieden als bedrijvigheid. Het kan voorkomen dat er binnen een bouwplan onvoldoende mogelijkheden zijn om genoeg parkeergelegenheid te realiseren. In die situaties zal het parkeren op een alternatieve wijze op eigen terrein moeten worden opgelost.
In het 'Handboek Verkeersmaatregelen' is aangegeven dat de gemeente Albrandswaard een omgevingsadressendichtheid kent van tussen de 500 en 1000. Daarmee heeft de gemeente een stedelijkheidsgraad in de categorie ‘weinig stedelijk’. Daarnaast is aangegeven dat binnen de gemeente Albrandswaard onderscheid naar type stedelijke zone van veel minder belang is. De verschillende kernen (Rhoon, Poortugaal en Portland) zijn relatief klein. Alternatieve vervoerwijzen (streekvervoer, metro) halteren buiten de dorpskernen. Het niveau van deze vervoerwijzen is daarom te beperkt om invloed uit te kunnen oefenen op het autogebruik naar deze voorzieningen. Binnen de gemeente Albrandswaard wordt daarom alleen de stedelijke zone ‘rest bebouwde kom’ onderscheiden.
Voor bedrijven in rest bebouwde kom hanteert de gemeente een norm van 0,8 parkeerplaats per 100 m² bvo. Deze normen dateren uit 2004 en zijn eigenlijk niet meer representatief voor deze tijd. Daarom is ook gekeken naar de parkeernormen op basis van de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren'. Getoetst is aan onderstaande uitgangspunten.
Hoofdgroep | Rest bebouwde kom | Eenheid per: | Aandeel laadpunten: | |
min. | max. | |||
Bedrijf arbeidsextensief/bezoekersextensief (loods, opslag, transportbedrijf) | 0,8 | 1,3 | 100 m² bvo | 3,0% - geen bovengrens |
Voor de parkeernormen is gerekend met het gemiddelde wat neerkomt op 1,05 per 100 m² bvo. Uitgaande van het totaaloppervlak aan bvo wat in het pand mogelijk is (2 verdiepingen, maximaal ca. 990 m²) komt dit neer op maximaal 11 parkeerplaatsen. Er worden 13 parkeerplaatsen gerealiseerd.
Verkeersgeneratie
Het 'Handboek Verkeersmaatregelen' kent geen normen voor het berekenen van de verkeersgeneratie. Derhalve is de gemiddelde verkeersgeneratie op basis van de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren' berekend. Er is uitgegaan van de stedelijkheidsgraad 'weinig stedelijk' en het gebiedstype 'rest bebouwde kom'.
Uitgegaan is van onderstaande uitgangspunten.
Hoofdgroep | Rest bebouwde kom | Eenheid per: | ||
min. | max. | |||
Bedrijf arbeidsextensief/bezoekersextensief (loods, opslag, transportbedrijf) | 3,9 | 5,7 | 100 m² bvo |
De gemiddelde verkeersgeneratie is per 100 m2 bvo 4,8 motorvoertuigbewegingen per etmaal. De gemiddelde verkeersgeneratie van het bedrijfspand is daarmee 53 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Hierbij is ervan uit gegaan dat het pand uit 2 verdiepingen bestaat. Overigens heeft het huidige opslagterrein ook reeds een verkeersaantrekkende werking. Deze dient hier nog op in mindering te worden gebracht.
De Ambachtsstraat is een erftoegangsweg met een snelheidsregime van 30km/h en ontsluit de percelen die hieraan zijn gelegen. Gezien de beperkte (theoretische) toename van het aantal verkeersbewegingen, heeft de voorgenomen ontwikkeling geen nadelige gevolgen voor de verkeersafwikkeling op de Ambachtsstraat. In de toelichting van het ter plaatse geldende bestemmingsplan is aangegeven dat ter plaatse van het wijzigingsgebied 6 bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid én bij een maximale invulling binnen die wijzigingsbevoegdheid voldoende wegencapaciteit aanwezig is. Binnen wijzigingsgebied 6 is rekening gehouden met 32,4 ritten per 100 m² bvo per weekdag, wat neerkomt op 490 vervoersbewegingen per weekdag. De berekende vervoersbewegingen valt hier ruimschoots onder.
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.
In het plan wordt een nieuw bouwwerk gerealiseerd. Het extra verhard oppervlak ten opzichte van de bestaande situatie neemt niet toe.
Afbeelding 7 | Ligging plangebied ten opzichte van oppervlaktewaterlichamen (bron: Legger wateren en kunstwerken Waterschap Hollandse Delta)
Thema en water(beheer)doelstelling | Uitwerking |
Veiligheid waterkeringen
Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte. |
Het plangebied is niet gelegen binnen zoneringen van primaire en regionale waterkeringen. |
Voorkomen overlast door oppervlaktewater
Het plan biedt voldoende ruimte voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water. Waarborgen van voldoende bouwpeil om overstroming vanuit opper- vlaktewater in maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaat- verandering en de kans op extreme weersituaties. |
De voorgenomen ontwikkeling betreft de bouw van een pand waarin een zestal bedrijfsunits wordt ondergebracht. In de huidige situatie is er een volledig verhard terrein van ca. 820 m² aanwezig. In de toekomstige situatie wordt ca. 495 m² van dit oppervlak bebouwd met het pand. De rest van het terrein blijft grotendeels verhard. Aan de voorzijde van het pand zullen enkele haagjes en bomen (inheemse soorten) worden geplant. Per saldo neemt de oppervlakte aan verharding licht af. Gelet hierop is ten behoeve van het project geen watercompensatie benodigd. |
Voorkomen overlast door hemel- en afvalwater
Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen. Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten. |
Ter plaatse van het plangebied ligt een gescheiden rioolstelsel. Het huishoudelijk afvalwater van de units wordt aangesloten op de vuilwaterriolering. De hemelwateraansluitingen worden aangesloten op de schoonwaterriolering. |
Grondwaterkwantiteit en verdroging
Voorkomen en tegengaan van grondwateroverlast en -tekort. Rekening houdend met de gevolgen van klimaatverandering. Beschermen van infiltratie- gebieden en –mogelijkheden. |
De beoogde ontwikkeling leidt niet tot het onttrekken van grondwater of het infiltreren van grondwater. Er is momenteel geen grondwateroverlast bekend. |
Grondwaterkwaliteit
Behoud of realisatie van een goede grondwater- kwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden. |
Het plangebied is niet gelegen in of nabij een grond waterbeschermingsgebied. Er worden geen uitlogende materialen gebruikt. Door de ontwikkeling zal de grondwaterkwaliteit niet verminderen. |
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud of realisatie van goede oppervlakte- waterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden, zuiveren. |
Door het toepassen van een gescheiden rioolstelsel zal alleen het relatief schone regenwater in het oppervlaktewater terecht komen. Daarnaast worden geen uitlogende materialen gebruikt. |
Volksgezondheid
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte. |
De ontwikkeling heeft geen negatief effect op de volksgezondheid. In het plangebied wordt geen open water aangelegd. |
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra) maaivelds- dalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken. |
Bodemdaling ontstaat door het onttrekken van grondwater en/of het verhogen van de belastingen op het maaiveld. In deze ontwikkeling zal geen permanente grondwateronttrekking plaatsvinden waardoor bodemdaling door grondwateronttrekking niet aan de orde is. |
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur. |
Het plangebied ligt niet in of grenst aan natte natuurgebieden. Dit aspect is niet van toepassing. |
Onderhoud oppervlaktewater
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden worden. Rekening houden met obstakelvrije onder- houdsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting. |
Binnen het plangebied liggen geen waterlopen. Dit aspect is niet van toepassing. |
Andere belangen waterbeheer | |
Relatie met eigendom waterbeheerder
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de werking van objecten (terreinen, milieuzonering) van de waterbeheerder niet belemmeren. |
De ontwikkeling heeft geen gevolgen voor objecten van de waterbeheerder en zal de werking daarvan derhalve niet belemmeren. |
Wegen in beheer bij het waterschap
(alleen invullen voor zover van toepassing) * in de bouwfase: Vinden er transporten (grond/bouwmaterialen) plaats over waterschapswegen? * na realisatie: verkeersaantrekkende werking Veroorzaakt uw plan structureel extra verkeer? *na realisatie: bereikbaarheid Omschrijf hoe motorvoertuigen, fietsers en voetgangers uw plan kunnen bereiken. Worden er hiervoor uitwegen gewijzigd of nieuw aangelegd? * na realisatie: parkeren Wordt er op uw eigen terrein geparkeerd? * na realisatie: (ver)bouwen Bent u voornemens om binnen 20 meter van een waterschapsweg een bouwwerk te (ver)bouwen? (zoals een woning of afscheiding (gefundeerd). |
Het plangebied is niet gelegen aan een waterschaps weg. Dit aspect is niet van toepassing. |
De milieu- en andere sectorale aspecten ten aanzien van het onderhavige plan zijn onderzocht en hierboven toegelicht. Deze aspecten vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.
Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.
Met de initiatiefnemer is een ontwikkelingsovereenkomst gesloten waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Deze afspraken zien onder andere op kosten voor de procedure, fondsen en planschade. Het opstellen van een exploitatieplan is niet aan de orde.
Vooroverleg
Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan in ieder geval toegezonden aan de provincie, het waterschap en de veiligheidsregio.
Participatie
In november 2022 is gesproken met de bewoners van Kruisdijk 119, 121 en 123. Tijdens dit overleg was er nog geen concreet bouwplan, maar is vooral gevraagd hoe bewoners tegen bebouwing op het perceel aankijken of wat voor hun belangrijk is. Belangrijkste aandachtspunten die daaruit naar voren kwamen is dat geluid- en lichtoverlast moet worden tegengegaan. Wat betreft geluid moet aan de daarvoor geldende normen uit het Activiteitenbesluit worden voldaan. In de huidige situatie mogen ter plaatse bedrijfsactiviteiten in de buitenlucht plaatsvinden. Deze zullen in de toekomst inpandig plaatsvinden, daarbij kan aan de geluidnormen worden voldaan. Wat betreft lichthinder zal geen verlichting worden aangebracht aan de zijde van of gericht naar de tuinen van de betreffende bewoners.
In mei 2023 is een brief (Bijlage 3) verzonden aan de naastgelegen ondernemers en bewoners. Daarin is inzicht gegeven in het opgestelde bouwplan en is men uitgenodigd om in overleg te gaan of een reactie te geven. Enkele bewoners hebben meer informatie gevraagd, waarna in september 2023 met deze betreffende bewoners in overleg is gegaan. Naar aanleiding van dit overleg is het voornemen om de bestaande (deels dode) bomen op het perceel van de bewoners te kappen en te zorgen voor een nieuwe erfafscheiding bestaande uit een hek/rasterwerk met daartegen groenblijvende beplanting. Dit zal contractueel vastgelegd worden. Ondernemers hebben verder geen reacties gegeven op de toegestuurde brief.
Ter inzage legging ontwerpbesluit omgevingsvergunning
Een ontwerpbesluit omgevingsvergunning, die voorbereid wordt met toepassing van artikel 2.12 lid 1a onder 3 wordt, na voorafgaande bekendmaking, gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Een ieder is in de gelegenheid gesteld zijn of haar zienswijze mondeling of schriftelijk kenbaar te maken. Er zijn 2 zienswijzen ingekomen. Deze zien voornamelijk op uitvoeringsaspecten. De zienswijzen zijn betrokken bij de besluitvorming maar leiden niet tot een wijziging in de vergunningsaanvraag of onderbouwing, zie hiervoor Bijlage 4. Er zijn wel uitvoeringsafspraken gemaakt tussen de initiatiefnemer/aannemer en de indieners van zienswijzen.