direct naar inhoud van 4.3 Omgevingsaspecten
Plan: Hartel West 2013
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0612.BV00002-3001

4.3 Omgevingsaspecten

Voorafgaand aan de keuze voor de inzet van de beheersverordening voor het gebied Hartel West 2013 heeft een scan plaatsgevonden van relevante omgevingsaspecten in het gebied. Dit onderzoek is beperkt van aard, omdat de beheersverordening gericht is op instandhouding van de bestaande situatie. Het onderzoek richtte zich erop te bepalen of in het gebied vanuit het oogpunt van milieu, natuur, verkeer of water aanleiding bestaat tot het treffen van maatregelen. Hiervoor is een toets uitgevoerd op het voldoen aan wet- en regelgeving.

Gezien de aard en begrenzing van het verordeningsgebied, de in het gebied voorkomende functies en omliggende functies, in combinatie met het feit dat geen ruimtelijke ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt ten opzichte van het geldende planologische regime, behoeven de volgende aspecten geen nadere aandacht:

  • luchtkwaliteit;
  • bodemkwaliteit;
  • bedrijvigheid;
  • kabels en leidingen;
  • verkeerssituatie;
  • ecologie, flora en fauna en natuurbescherming;
  • verkeerslawaai;
  • spoorweglawaai;
  • scheepvaartlawaai.

De volgende aspecten behoeven wel enige aandacht:

  • archeologie;
  • industrielawaai;
  • waterkwaliteit en -kwantiteit, waterkering;
  • externe veiligheid.

Deze aspecten worden in de navolgende paragrafen behandeld.

Er is geen scan verricht naar de bodemkwaliteit, de aanwezige flora en fauna en eventuele geurbelasting. In de beheersverordening zijn beperkt ontwikkelingen mogelijk. In het geval van sloop- of bouwwerkzaamheden, moet voor de bodemkwaliteit en de beschermde soorten uit de flora- en faunawet in het kader van de omgevingsvergunning alsnog een onderzoek worden verricht. Bij werkzaamheden op of in de bodem (zoals afgraven of afvoeren van grond of grondwateronttrekkingen) moet aan de regels uit het Besluit bodemkwaliteit en de Wet bodembescherming worden voldaan.

4.3.1 Archeologie

Beleidskader

De gemeente Spijkenisse heeft een archeologisch beleid ontwikkeld, waarmee een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen is gewaarborgd. In het kader van archeologie heeft BOOR een onderzoek gedaan naar de archeologische waarden in het plangebied. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 1.

Onderzoek

Uit het onderzoek blijkt dat binnen het plangebied verschillende archeologische waarden te verwachten zijn. In onderstaand figuur zijn deze diverse archeologische verwachtingen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0612.BV00002-3001_0011.jpg"

Afbeelding 4.3 Overzicht archeologische waarden

Waarde - Archeologie - 1

Voor het terreinen met monumentnummers 4093 en 10382, respectievelijk AWK historische terreinen II en I (Waarde - Archeologie - 1), geldt in principe behoud in situ. Voor deze terreinen geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden (inclusief heien) die dieper reiken dan 0,3 m beneden maaiveld, ongeacht de oppervlakte.

Waarde - Archeologie - 2

Voor het gebied waar archeologische sporen kunnen worden aangetroffen vanaf maaiveld (Waarde - Archeologie - 2) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 0,3 m beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 100 vierkante meter beslaan.

Waarde - Archeologie - 3

Voor de (historische) dijktracés (Waarde - Archeologie - 3) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 0,5 m beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 100 vierkante meter beslaan.

Waarde - Archeologie - 4

Voor de rest van het landdeel van het plangebied (Waarde - Archeologie - 4) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 0,5 m beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 200 vierkante meter beslaan.

Waarde – Archeologie- 5

Voor het binnen de plangrenzen gelegen water (Waarde - Archeologie - 5) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan de huidige onderwaterbodem en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 200 vierkante meter beslaan.

4.3.2 Industrielawaai

Het verordeningsgebied ligt binnen de geluidszone van 2 gezoneerde industrieterreinen. In afbeelding 4.4 zijn de zones ten opzichte van het verordeningsgebied gegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0612.BV00002-3001_0012.png"

Afbeelding 4.4 : De geluidszones ten opzichte van het verordeningsgebied.

De twee geluidszones die over het verordeningsgebied liggen zijn de geluidszones ten gevolge van de gezoneerde industrieterreinen Botlek - Pernis en Halfweg. De beheersverordening maakt geen (geluidgevoelige) ontwikkelingen mogelijk. Derhalve vormt dit onderdeel geen belemmering voor de vaststelling van de beheersverordening.

4.3.3 Waterhuishouding

Vanwege de deels buitendijkse ligging van het verordeningsgebied behoeft het aspect water aandacht.

Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer van regionale wateren en Rijkswaterstaat, water- en vaarwegbeheerder van het hoofdwatersysteem waaronder het Hartelkanaal.

Waterhuishoudkundige situatie

Het plangebied ligt deels buitendijks op de zuidoever van het Hartelkanaal, aan de noordzijde van de gemeente Spijkenisse.

De maaiveldhoogte van het verordeningsgebied varieert van NAP -0,5 m in het westen tot NAP -1,0 m in het oosten van het verordeningsgebied. De bodem bestaat uit zeeklei. De grondwaterstanden hangen sterk samen met het verloop van de waterstanden in het Hartelkanaal en variëren in de huidige situatie. Grondwateroverlast is niet aan de orde. Binnen het verordeningsgebied vindt lokale infiltratie plaats; hemelwater dat op onverhard terrein valt, wordt zowel oppervlakkig als via de bodem afgevoerd naar het rivierwater.

Oppervlaktewater

In het noorden van het verordeningsgebied, parallel aan het Hartelkanaal, is het voedingskanaal van het Brielsemeer gelegen.

De noordzijde van het verordeningsgebied wordt gevormd door het Hartelkanaal. Het Hartelkanaal is een getijdenrivier met sluizen; de waterstanden worden deels beïnvloed door de werking van eb en vloed. Het deel van het Hartelkanaal dat binnen het plangebied valt, behoort tot het stroomvoerend regime. In het verordeningsgebied bestaan geen plannen voor rivierverruiming. Het Hartelkanaal is verder van belang voor de scheepvaart. Op grond van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is in de beheersverordening de vrijwaringszone voor de vaarweg vastgelegd.

Waterkering

Binnen het plangebied is een primaire waterkering gelegen. Delen van het plangebied liggen dan ook in de kern- en beschermingszone van deze waterkering. Het overige deel van het plangebied ligt in de buitenbeschermingszone van de waterkering, waarvoor een minder hoog beschermingsniveau geldt. Op grond van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de diverse beschermingszones van de waterkering in de beheersverordening vastgelegd.

Plansituatie

Met de vaststelling van voorliggende beheersverordening verandert er niets in de waterhuishoudkundige situatie in het plangebied. De beheersverordening zet enkel de bestaande planologische situatie voort. Ook is het plan niet van invloed op de veiligheid (zicht) voor het scheepvaartverkeer.

Conclusie

De vaststelling van voorliggende beheersverordening heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.3.4 Externe veiligheid

Het verordeningsgebied ligt binnen het invloedsgebied van een divers aantal risicobronnen. Het aspect externe veiligheid behoeft daarom aandacht.

Inrichtingen

Het verordeningsgebied valt binnen de invloedsgebieden van negen bedrijven, het verordeningsgebied met de bijbehorende invloedsgebieden zijn weergegeven in figuur 4.5 Het betreffen de inrichtingen:

  • Benzineservicestation Texaco B.V. aan de Hartelweg 2;
  • Productiebedrijf van electriciteit, aardgas, stoom en electriciteit GEB Rotterdam aan de Hartelweg 1;
  • Raffinaderij Esso Nederland B.V. aan de Botlekweg 121;
  • Laad, Los en overslagbedrijf Pro Delta aan de Malledijk 3;
  • D.C. Barendregt met opslag van brandbare vloeistoffen aan de Hogelandseweg 18;
  • Chemicaliënbedrijf AKZO Nobel Base aan de Welplaatweg 12;
  • Chemicaliënbedrijf Shin Etsu aan de Welplaatweg 12;
  • Laad, Los en overslagbedrijf Nijman Zeetank aan de Wattweg 2;
  • Veembedrijf De Rijke Northern Europe aan de Malledijk 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0612.BV00002-3001_0013.jpg"

Afbeelding 4.5 Het verordeningsgebied met bijbehorende invloedsgebieden.

Alle negen de hiervoor genoemde inrichtingen beschikken over een invloedsgebied wat tot over het verordeningsgebied reikt. De inrichtingen aan de Hartelweg 1,2 en de Hogelandseweg 18 beschikken zelfs over een PR 10-6 risicocontour tot in het verordeningsgebied.

Voor het verordeningsgebied wordt een beheersverordening opgesteld, hierbij wordt de bestaande situatie vastgelegd inclusief de planologische ruimte volgens het vigerende bestemmingsplan. Binnen het verordeningsgebied worden derhalve geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die nu niet al planologisch mogelijk zijn. De realisatie van (beperkt) kwetsbare objecten binnen de PR 10-6 risicocontouren en een verhoging van het groepsrisico is daarmee uitgesloten ten gevolge van deze beheersverordening.

Risico's transport gevaarlijke stoffen

Ten noorden van het verordeningsgebied op meer dan 300 meter afstand is de Rijksweg A15 gelegen. Over deze transportroute worden grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen vervoerd. De grootste effectafstand van de A15 (voor toxische damp) is 750 m. In het kader van het Basisnet geldt een PR 10-6-contour van 51 meter voor dit traject. Het plangebied ligt buiten deze contour. Het plasbrandaandachtsgebied (PAG) voor de snelweg is vastgesteld op 30 m en heeft geen invloed op het plangebied. Het groepsrisico is kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde, hiervoor geldt dat dit geen knelpunt vormt voor de beheersverordening.

Langs het verordeningsgebied ten oosten en zuiden is de provincialeweg N218 gelegen. Over deze transportroute worden teven gevaarlijke stoffen vervoerd. Deze weg is niet opgenomen in het Basisnet. De transporten die plaatsvinden bestaan voornamelijk uit brandbare vloeistoffen, licht ontvlambare gassen en giftige vloeistoffen. Gezien de hoeveelheden die getransporteerd worden en de omgeving kan aangenomen worden dat de oriëntatiewaarde niet overschreden wordt. Hiervoor geldt dan ook dat dit geen knelpunt vormt voor de beheersverordening.

Ook het Hartelkanaal is een risicobron die van invloed is op het plangebied door het vervoer van grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen. Het Hartelkanaal ligt ten noorden van en aangrenzend aan het verordeningsgebied. Op basis van de in het kader van het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen voor water uitgebrachte rapportage is er als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over het Hartelkanaal geen sprake van een PR 10-6-contour die buiten de oever reikt. Het plangebied ligt echter wel binnen het PAG van het Hartelkanaal. Gezien het feit dat de beheersverordening geen ontwikkelingen mogelijk maakt vormt dit geen belemmering. Het groepsrisico blijft gezien de bevolkingsdichtheid onder de oriëntatiewaarde en zal niet toenemen ten gevolge van de beheersverordening.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat op meer dan 350 meter ten noorden van het verordeningsgebied het spoortraject Botlek - Pernis gelegen is. Hierover worden gevaarlijke stoffen vervoerd en dit traject beschikt daarmee over een Plasbrandaandachtsgebied en een veiligheidszone van maximaal 39 meter. Het verordeningsgebied ligt dermate ver hier vandaan dat dit niet relevant is. Verder blijkt dat het groepsrisico niet groter is dan de oriëntatiewaarde. Hiervoor geldt dan ook dat dit geen knelpunt vormt voor de beheersverordening.

Buisleidingen

Door en rondom het verordeningsgebied zijn een aantal buisleidingen aanwezig waardoor gevaarlijke stoffen vervoerd worden. De locaties van deze leidingen zijn weergegeven in figuur 4.6 Het betreffen de volgende leidingen:

  • Hogedrukaardgasleiding A-624
  • Naftaleiding PRB 2071500
  • Naftaleiding PRB 2068400
  • Hogedrukaardgasleiding A-536
  • Hogedrukaardgasleiding A-537
  • Hogedrukaardgasleiding A-624-13
  • Propeenleiding van DOW
  • Stikstofleiding van Air products
  • Aardolieleiding van Shell
  • Paklijn 13 en 14 van Odfjell

afbeelding "i_NL.IMRO.0612.BV00002-3001_0014.jpg"

Afbeelding 4.6:Leidingen ten opzichte van het verordeningsgebied

De eerste 7 leidingen beschikken over een effectafstand, een PR 10-6 risicocontour of een invloedsgebied wat reikt tot in het verordeningsgebied, daarmee zijn deze leidingen relevant. De laatste vier leidingen beschikken niet over een effectafstand, een PR 10-6 risicocontour of een invloedsgebied die reikt tot het verordeningsgebied, daarmee zijn deze niet relevant voor de beheersverordening.

De beheersverordening zorgt niet voor nieuwe ontwikkelingen ten opzichte van de huidige planologische situatie. Er worden derhalve geen (beperkt) kwetsbare objecten gerealiseerd binnen een PR 10-6 risicocontour en het groepsrisico zal niet toenemen ten gevolge van deze beheersverordening. Hiervoor geldt dan ook dat dit geen knelpunt vormt voor de beheersverordening.

In Bijlage 3 is een verantwoording van het groepsrisico opgenomen.

Conclusie

Omdat in voorliggende beheersverordening alleen de bestaande planologische situatie wordt voortgezet, verandert er niets aan de persoonsdichtheid binnen het verordeningsgebied en daarmee het groepsrisico van de verschillende risicobronnen. Binnen de PR 10-6 risicocontouren worden evenmin ontwikkelingen gerealiseerd. Het aspect externe veiligheid vormt daarom geen belemmering voor de vaststelling van de beheersverordening.