direct naar inhoud van 6.4 Externe veiligheid
Plan: Beerenplaat
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0612.BP00037-4001

6.4 Externe veiligheid

6.4.1 Normstelling en beleid

Alle ruimtelijke plannen moeten worden getoetst aan het externe veiligheidsbeleid. Deze verplichting is voor wat betreft de risico's van bedrijven vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), voor buisleidingen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en in de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRNVGS) voor wat betreft het transport van gevaarlijke stoffen. De toetsing aan het externe veiligheidsbeleid moet worden uitgevoerd wanneer het plangebied gelegen is binnen het invloedsgebied van een risicobron. Wanneer dit het geval is moet beoordeeld worden of het plan voldoet aan de grens c.q. richtwaarde van het plaatsgebonden risico van deze risicobron. Verder zal in dat geval het groepsrisico beschouwd\onderzocht moeten worden. Tevens dient advies te worden gevraagd bij de Veiligheidsregio Rijnmond (VRR).

De DCMR Milieudienst Rijnmond heeft op verzoek van de gemeente een inventarisatie gemaakt van alle risicovolle inrichtingen en transportroutes die invloed kunnen op het gemeentelijk grondgebied (Rapport:Inventarisatie Risicobronnen gemeente Spijkenisse, DCMR Milieudienst Rijnmond, 9 februari 2012). Deze inventarisatie heeft de basis gevormd voor de Externe veiligheidsvisie “Spijkenisse Veiliger” die recentelijk, 7 februari 2012, door de gemeenteraad van Spijkenisse is vastgesteld.

Als algemene visie op externe veiligheid is geformuleerd dat risico's onvermijdelijk zijn. Vanwege de ligging van Spijkenisse ten opzichte van het havenindustriegebied en bijbehorende transportroutes is het een utopie om te denken dat het gemeentebestuur de burgers absolute veiligheid kan garanderen. Er zullen altijd risico's blijven bestaan. In de huidige situatie wordt binnen de gemeente Spijkenisse voldaan aan de externe veiligheidsnormen en is het in die zin “veilig genoeg”. Op enkele plaatsen kan het mogelijk veiliger, vaak gaat het dan om zaken die buiten de invloed en competenties liggen van de gemeente. Uitgangspunt voor de gemeente is om samen met bedrijven en partners zoals de DCMR, Milieudienst Rijnmond en de VRR de veiligheidssituatie in die gevallen te verbeteren.

Kernpunt van het gemeentelijk externe veiligheid beleid is verder, dat de gemeente Spijkenisse bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen rekening houdt met de door de veiligheidsregio Rotterdam-Rijmond aangehouden effectzones bij ongevallen en de daaraan gerelateerde gewenste maatregelen (kwetsbaarheidszonemodel VRR, bijlage 3 van genoemde Externe veiligheidsvisie). Omdat er sprake is van een conserverend bestemmingsplan is dit beleiduitgangspunt in dit geval niet van toepassing. Er is immers sprake van het opnieuw vastleggen van reeds bestaande situaties er vinden geen nieuwe ontwikkelingen plaats. De visie externe veiligheid zegt hier in de 'beleidsuitspraak 6' het volgende over: "In bestaande situaties worden in principe geen maatregelen opgenomen in het bestemmingsplan".

Hierbij wordt overigens nadrukkelijk aangegeven dat wel aandacht dient te worden geschonken aan mogelijke maatregelen op het gebied van zelfredzaamheid en rampenbestrijding. Vanzelfsprekend speelt het advies van de VRR hierbij een belangrijke rol. In principe vindt de gemeente Spijkenisse het planproces van een conserverend bestemmingsplan niet het geijkte instrument om het implementeren van eventueel gewenste maatregelen af te dwingen cq. te realiseren.

6.4.2 Externe veiligheid in het plangebied

Op basis van de inventarisatie van de DCMR Rijnmond blijkt dat er twee risicobronnen relevant zijn voor het plangebied, te weten:

  • de Oude Maas (route Botlekbrug - Drechtsteden)
  • de propeen (propyleen) transportleiding (DOW Benelux Holding).

Beide risicobronnen zijn transportroutes als bedoeld in cRNVGS, voor de (propyleen) buisleiding van DOW Benelux Holding is tevens het Bevb van toepassing.

In en rondom het plangebied bevinden zich geen bedrijven die vallen onder het Bevi. Het bedrijf Evides is overigens wel opgenomen op de risicokaart van de provincie Zuid-Holland. Dit omdat er binnen het bedrijf sprake is van de opslag van gevaarlijke stoffen.

De Wet Milieubeheer ziet toe op het voorkomen van risico's en/of nadelige effecten voor de omgeving (zie tevens paragraaf 6.5. Bedrijven).

Toetsing aan externe veiligheidsbeleid (plaatsgebonden risico)

Oude Maas

Voor de Oude Maas geldt dat de veiligheidsafstand, de afstand van de risicobron tot aan de plaats waar het plaatsgebonden risico gelijk is aan de wettelijke grens- en richtwaarde, ligt op de oever van de rivier. Binnen de oevers van de rivier worden middels dit bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Tevens is het betreffende gebied bestemd als water (waterstaat) er kunnen binnen deze bestemming geen (kwetsbare) objecten worden gerealiseerd. Het plaatsgebonden risico vormt derhalve geen belemmering om het bestemmingsplan vast te stellen.

Hoewel het (concept) Besluit transportroutes externe veiligheid nog niet in werking is getreden dient te worden opgemerkt dat de toekomstige veiligheidsafstanden uit dit besluit van invloed zijn op dit bestemmingsplan. Het voornemen is namelijk om binnen het besluit een zogenaamd plasbrandaandachtsgebied op te nemen dat reikt tot 40 m landinwaarts van de oever van de rivier. Binnen deze zone worden nieuwe ontwikkelingen niet meer toegelaten of ten minste aan zeer strenge voorwaarden verbonden. Binnen dit bestemmingsplan zijn er alleen bij de reeds aanwezige zorgboerderij bouwmogelijkheden binnen de betreffende zone opgenomen.

Het betreft hier feitelijk alleen het vastleggen van de bestaande situatie (conserverend). Binnen deze zone wordt het oprichten van een nieuwe bedrijfswoning of gebouwen waarin personen kunnen verblijven in de regels onmogelijk gemaakt. Het maximaal bebouwingspercentage binnen het bouwvlak betreft nl. de nu aanwezige gebouwen. Dergelijke nieuwe gebouwen kunnen alleen middels een ontheffing van het bevoegd gezag buiten de zone van 40 meter worden opgericht. Aan die ontheffing kunnen voorwaarden en bouweisen worden gesteld waaraan zo'n gebouw moet voldoen. In dat kader dient ook een milieudeskundige te worden gehoord.

Propeen (propyleen) transportleiding (DOW Benelux Holding)

Op basis van het Besluit externe veiligheid buisleidingen bedraagt de veiligheidsafstand voor deze transportleiding 85 m. Het opnemen van deze zogenaamde plaatsgebonden risico-contour in het bestemmingsplan (de verbeelding) is niet verplicht gesteld. Wel moeten de consequenties van deze contour worden vertaald naar het bestemmingsplan.

In het onderhavige bestemmingsplan zijn, met uitzondering van een klein deel van de bedrijfslocatie van Evides (zie tekening), binnen deze zone geen bouwmogelijkheden opgenomen. De tekening geeft de ligging van de brandstofleiding op de nieuwe locatie na boring weer. Omdat de te verleggen leiding heel diep geboord wordt, is hier alleen het deel van de leiding relevant waar die aansluit op de bestaande leiding. De bedrijfswoningen liggen aanmerkelijk verder dan 85 meter van deze leiding. Binnen deze zonen liggen en komen verder geen (beperkt) kwetsbare objecten.

Het realiseren van niet kwetsbare objecten binnen de veiligheidszone van 85 m wordt gezien het feit dat er sprake is van een bestaande situatie aanvaardbaar geacht (beleidsuitspraak 1, Visie externe veiligheid "Spijkenisse Veiliger").

Conform het besluit externe veiligheid buisleidingen is de ligging van de buisleiding en de zogenaamde belemmeringstrook (5 meter aan weerszijde van de leiding) opgenomen op de plankaart en de bestemmingsplan regels. Binnen deze strook geldt een bouwverbod met ontheffing en een aanlegvergunningenstelsel.

Gelet op voorgaande is er bij deze actualisatie van het bestemmingsplan in voldoende mate aandacht besteedt aan het plaatsgebonden risico en bestaan er geen onoverkomelijke bezwaren om het bestemmingsplan vast te stellen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0612.BP00037-4001_0014.jpg"

Toetsing aan externe veiligheidsbeleid (groepsrisico)

Er is hier sprake van een conserverend bestemmingsplan. Naar verwachting zal de hoeveelheid van het aantal, binnen het plangebied aanwezige personen op termijn niet (sterk) toenemen. Een toename van het groepsrisico is dan ook niet te verwachten.

Op basis van de beschikbare gegevens van de DCMR is het tevens zo dat het groepsrisico van de Oude Maas en de propyleen buisleiding zich onder de oriënterende waarde bevindt. Tevens ontbreekt het aan gevalideerde rekenmodellen om het groepsrisico ten gevolge van de Oude Maas in specifieke situaties nader te bepalen. Het rijk verwacht op basis van de voor het basisnet water gehouden inventarisatie geen overschrijding van het groepsrisico in Spijkenisse. Gelet op het voorgaande heeft het uitvoeren van berekeningen om de exacte hoogte van het groepsrisico te bepalen weinig tot geen meerwaarde.

Het groepsrisico vormt mitsdien geen belemmering voor het vaststellen van het onderhavige bestemmingsplan.


Advies Veiligheidsregio Rijnmond (VRR)

In het kader van deze een ruimtelijke procedure is de VRR om advies gevraagd. Uit het vooroverleg met de VRR is duidelijk geworden dat de zorgboerderij zich in de effectzone bevindt van de Oude Maas. Omdat er sprake is van een bestaande situatie is het kwetsbaarheidszone model en de daaraan gerelateerde standaard (generieke) maatregelen niet van toepassing.

De VRR adviseert de gemeente om verschillende voorzieningen te (laten) realiseren, teneinde de risico's te beperken, de zelfredzaamheid en de mogelijkheden voor de hulpverlening te vergroten.

In hoofdlijnen omvat het advies de volgende voorzieningen cq. aanbevelingen:

  • 1. Binnen een afstand van 40 meter vanuit de Oude Maas en/of 100 meter van de propyleenleiding geen herontwikkeling en/of vervangende nieuwbouw van zeer kwetsbare functies realiseren;
  • 2. Bij nieuwbouw (niet kwetsbare functies) in deze zones bij de bouwconstructie bescherming toe passen om branddoorslag en brandoverslag tegen te gaan;
  • 3. Bij herontwikkeling en/of vervangende nieuwbouw binnen het effectgebied van de Oude Maas (200 m vanuit het midden van de vaarroute) deze zodanig inrichten dat aanwezigen voldoende mogelijkheden hebben om te vluchten;
  • 4. Bij herontwikkeling en/of vervangende nieuwbouw binnen het effectgebied van de Oude Maas (200 m vanuit het midden van de vaarroute) de gebouwen zodanig realiseren dat er enkele uren in kan worden gescholen ("safe haven" principe);
  • 5. In het kader van de regelgeving inzake buisleidingen onderzoeken/vaststellen of/dat afdoende constructieve en voldoende veiligheidsmaatregelen zijn getroffen;
  • 6. De bereikbaarheid en bluswatervoorziening binnen het plangebied op het niveau brengen van de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR).

Voor nader detaillering van de voorgestelde maatregelen en voorzieningen wordt hier verwezen naar het als bijlage aan de toelichting gevoegde advies van de VRR.

Voor een belangrijk deel van de adviezen van de VRR is het bestemmingsplan echter niet het geschikte juridische instrument om dergelijke maatregelen tot in detail af te dwingen en/of in voldoende mate te borgen.
Vooral bouwkundige en installatietechnische maatregelen vallen buiten de invloedsfeer van het bestemmingsplan door het ontbreken van ruimtelijke relevantie. De adviezen 2, 3 en 4 van de VRR kunnen, ten gevolge van het ontbreken van voldoende juridische grondslag, dan ook niet middels (bindende) regels in het bestemmingsplan worden geborgd. Dergelijke voorzieningen dienen tevens in het kader van de bouwvergunningverlening/omgevingsvergunning op basis van het bouwbesluit aan de orde te komen.

Het advies zoals geformuleerd onder punt 5 valt buiten de bevoegdheden van de gemeente. Ten aanzien van punt 6 geldt dat nieuwe bouwplannen standaard ter goedkeuring worden voorgelegd aan de afdeling OI&P van de Regionale Brandweer Rotterdam-Rijnmond District Zuid-Hollandse Eilanden. Ten aanzien van de onvolkomenheden in de bestaande situatie geldt dat de gewenste voorzieningen plaats zouden moeten vinden op particulier grondgebied. Het bestemmingsplan is niet het instrument om deze voorzieningen af te dwingen. Feitelijk betreft het hier een verantwoordelijkheid van de betreffende eigenaar en/of exploitant.

De gemeente Spijkenisse zal in overleg met de Regionale Brandweer Rotterdam-Rijnmond District Zuid-Hollandse Eilanden en de exploitant/eigenaar van de zorgboerderij in overleg treden om te bezien op welke wijze optimalisatie van de mogelijkheden tot het optreden van de hulpverleningsdiensten kan plaatsvinden.


Borging externe veiligheidsadvies VRR

Binnen het bestemmingsplan is op tweetal plaatsen sprake van bebouwing, ter plaatse van de zorgboerderij (binnen de bestemming 'Agrarisch') en van de huidige drinkwaterbedrijf Evides (binnen de bestemming 'Bedrijf'). In de bouwregels en op de verbeelding worden voorwaarden gesteld ten aanzien van toekomstige ontwikkelingen. Middels het opnemen van een maximaal bebouwingspercentage, dat gelijk is aan dat van de bestaande bebouwing, is er bij de zorgboerderij feitelijk sprake van een (nieuw-)bouwverbod. Met een afwijking is nieuwbouw mogelijk, zij het dat ter plaatse van de risicozone van 40 meter vanaf de oeverlijn geen nieuwbouw van zeer kwetsbare functie gerealiseerd mag worden. Het bevoegde gezag kan uit het oogpunt van milieu en externe veiligheid nadere eisen stellen aan het op te richten gebouw.

Door de verlegging van de Propeentransportleiding speelt het aspect Externe Veiligheid niet meer voor de bedrijfswoningen en kantoren van Evides.

Toekomstige afwijkingsverzoeken moeten in ieder geval getoetst worden aan de voorstellen/adviezen van de VRR en de dan geldende wettelijke eisen en normen op het gebied van de externe veiligheid.

Met de betreffende bestemmingsplanregels wordt beoogd een verdere optimalisatie te bereiken van de afstemming tussen het bestemmingsplan en de toekomstige omgevingsvergunning. Tevens is geborgd dat binnen de zone van 40 m uit de Oude Maas en 85 m vanuit de buisleiding geen nieuwbouw van zeer kwetsbare objecten plaats vindt.

Toetsing aan externe veiligheidsbeleid
Omdat er sprake is van een conserverend bestemmingsplan waardoor er geen toename van het groepsrisico is te verwachten en het feit dat risico inventarisaties aangeven dat er geen overschrijdingen van de oriënterende waarde voor het groepsrisico plaats vinden is het uitvoeren van een uitgebreide groepsrisicoverantwoording niet noodzakelijk.
Er bestaan geen zwaarwegende redenen om af te wijken van het beleid om reeds bestaande bestemmingen en functies in geval van een conserverend bestemmingsplan wederom als zodanig te bestemmen. Hoewel er sprake is van enig risico worden er geen wettelijke richtlijnen en/of normen op het gebied van de externe veiligheid (b.v. de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico) overschreden.

Binnen het bestemmingsplan is slechts op een tweetal plaatsen (de zorgboerderij en het drinkwaterbedrijf Evides) sprake van bebouwingsmogelijkheden binnen de risico- en effectzone van de aanwezige risicobronnen. Op basis van het advies van de VRR en de wettelijke risicozones zijn voor deze bestemmingen via een maatbestemming of planregels voorwaarden opgenomen.
Het onderhavige bestemmingsplan is, middels het opnemen van veiligheidsafstanden en het stellen van beperkingen ten aanzien van bebouwingsmogelijkheden, in voldoende mate geactualiseerd op grond van de huidige wet- en regelgeving op het gebied van de externe veiligheid.


Tot slot geldt dat via het bestemmingsplan geen bouwkundige en technische eisen kunnen worden afgedwongen. De gemeente Spijkenisse zal in overleg met de betrokkenen bezien in hoeverre de maatregelen op het gebied van zelfredzaamheid en beheersbaarheid bij de zorgboerderij kunnen worden gerealiseerd.

Op basis van voorgaande overwegingen is het verantwoord het bestemmingsplan vast te stellen.