direct naar inhoud van 6.3 Bodem
Plan: Beerenplaat
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0612.BP00037-4001

6.3 Bodem

6.3.1 Normstelling en beleid

Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd. De provincie Zuid- Holland hanteert bij de beoordeling van bestemmingsplannen de richtlijn dat voorafgaand aan de vaststelling van een bestemmingsplan ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, wordt verricht op alle bestemmingen waar herinrichting wordt voorzien. Het onderhavige plan is sterk conserverend van aard en voorziet niet in toekomstige herinrichting.

6.3.2 Bodemkwaliteit in het plangebied

Op basis van de beschikbare informatie (www.bodemloket.nl) bevinden er zich binnen het plangebied een drietal ophogingen.

De exacte kwaliteit van de bodem ter plaats van de ophogingen is niet bekend en moeilijk te achterhalen. Omdat niet kan worden uitgesloten dat er ter plaatse van de ophogingen sprake is van bodemverontreiniging dient bij eventueel toekomstig grondverzet of ontwikkeling ter plaatse van deze locaties rekening te worden gehouden met het feit dat er sprake kan zijn van verontreinigd baggerspecie. Hiertoe is in dit bestemmingsplan voor deze locaties een speciale regeling opgenomen voor het uitvoeren van graafwerkzaamheden in die gronden (zie artikel 19 van de Regels). In beginsel is het verboden in die gronden dieper dan 0.50 meter te graven. Van dit verbod kan worden afgeweken door de werkzaamheden vooraf te melden bij het bevoegd gezag Wet bodembescherming i.c. de DCMR Milieudienst Rijnmond en alleen wanneer het bevoegd gezag met deze werkzaamheden heeft ingestemd via een omgevingsvergunning.

Voor de overige gebieden binnen het bestemmingsplan zijn er op basis van de bekende informatie inzake de bodemkwaliteit geen belemmeringen te verwachten.

6.3.3 Toetsing en conclusie

Met het opnemen van regels voor grondverzet ter plaatse van de slibophogingen wordt in voldoende mate geborgd dat er zich in de toekomst geen milieuhygiënische knelpunten voor kunnen doen als gevolg van de mogelijk in het plangebied aanwezige bodemverontreinigingen. De bodemkwaliteit in het plangebied levert geen belemmering op voor het vaststellen van het bestemmingsplan.