direct naar inhoud van 2.3 Provinciaal en regionaal beleid
Plan: De Proeftuin
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0611.deproeftuin-oh01

2.3 Provinciaal en regionaal beleid

Provinciale Structuurvisie (2010)

De provincie heeft op 2 juli 2010 de Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda voor de ruimtelijke ordening in Zuid-Holland vastgesteld. In de structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland' beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De structuurvisie geeft de visie weer voor 2020 met bijbehorende uitvoeringstrategieeën en een doorkijk naar 2040. De nieuwe Structuurvisie komt in de plaats van de vier streekplannen en de Nota Regels voor Ruimte.

De kern van de 'Visie op Zuid-Holland' is het versterken van de samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.

Visie op Zuid-Holland is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk:

  • aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
  • duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
  • divers en samenhangend stedelijk netwerk;
  • vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
  • stad en land verbonden.

Verordening Ruimte

Gelijktijdig met de provinciale structuurvisie is ook de Verordening Ruimte vastgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Voor dit bestemmingsplan zijn de volgende artikelen relevant:

Artikel 2 Contouren

Om het stedelijk netwerk te versterken kiest de provincie het uitgangspunt om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Om dit te bereiken zijn het stedelijk netwerk en alle daarbuiten gelegen kernen in Zuid-Holland voorzien van bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. De bebouwingscontouren zijn strak getrokken om het bestaand stedelijk gebied en kernen, rekening houdend met de reeds vastgelegde streekplangrenzen en plannen waar de provincie reeds mee heeft ingestemd.

Verstedelijking buiten deze bebouwingscontouren is in principe niet toegestaan. Bedrijventerrein De Proeftuin valt binnen de aangegeven contour.

Artikel 8 Bedrijventerreinen

Voor een aantrekkelijk en concurrerend vestigingsmilieu is de beschikbaarheid van een op de vraag afgestemd areaal bedrijventerreinen een belangrijke randvoorwaarde. Behoud van bedrijvigheid staat voorop, al dan niet gelegen op bedrijventerreinen. De afstemming tussen vraag en aanbod vindt plaats door intensiveren, innoveren en herstructureren van bestaande en geplande bedrijventerreinen.

SER-ladder

De Proeftuin wordt ontwikkeld binnen het regionaal afgestemde programma van lokale bedrijventerreinen (Samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard, per brief 23-09-10). In de notitie 'toepassen SER-ladder bij behoefte Bedrijventerrein De Proeftuin (2010)' is nagegaan of er – uitgaande van de aanbevelingen uit de SER-ladder – sprake is van zorgvuldig ruimtegebruik bij ontwikkeling van Bedrijventerrein De Proeftuin.

Structuurvisie Hoeksche Waard

In de Structuurvisie Hoeksche Waard wordt aangegeven hoe de regio om wil gaan met onderwerpen als het regionale bedrijventerrein, nieuwe infrastructuur, landbouw, woningbouw en toerisme. Een van de uitgangspunten is het behoud van de unieke aspecten van het Nationaal Landschap Hoeksche Waard: de lange zichtlijnen, de polders en de dijken.

De Commissie Hoeksche Waard heeft in de zomer van 2008 het Ontwerp Ruimtelijk Plan van de Structuurvisie Hoeksche Waard vastgesteld. Eind september hebben de vijf gemeenteraden in de Hoeksche Waard het Ontwerp Ruimtelijk Plan vastgesteld.

Vitale economie

Voor wat betreft de bedrijvigheid kiest de regio voor een 'vitale economie'. In het verleden is de groei van de werkgelegenheid in de Hoeksche Waard sterk achtergebleven bij de groei in de rest van de provincie, die trend dient te worden gekeerd. Om de kwaliteit in ruimtelijke zin te waarborgen, kiest de regio voor concentratie van grotere regionale bedrijven op een nieuw regionaal bedrijventerrein in de noordrand en op stimulering van kleinschalige en gemengde bedrijvigheid op lokale bedrijventerreinen bij de kernen. Aangesloten wordt bij de maat en de schaal van de verschillende kernen en van het landschap.

Er is ruimte voor groei en voor de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen, afgestemd op de lokale vraag. Die vraag is aanzienlijk, op dit moment is er feitelijk te weinig ruimte en moeten sommige bedrijven uitwijken naar locaties buiten de regio.

Milieucategorie

Het provinciaal beleid geeft aan dat bij de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen gestreefd moet worden naar het toelaten van een zo hoog mogelijk milieucategorie. In het geval van de Proeftuin is dat, in binnen de regionaal vastgestelde beleid, milieucategorie 3. Met de Proeftuin wordt een uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein Middelsluis-Noord beoogd. Voor het deel wat hier tegen aansluit wordt de toegestane milieucategorie van het bestaande bedrijventerrein overgenomen (categorie 4.1). In overleg met Samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard1 is bepaald dat een hogere categorie is toegestaan, aangezien de gekozen zonering geen extra hinder voor het Nationaal Landschap oplevert.

Langs de Rijksstraatweg worden woonwerkkavels mogelijk gemaakt met maximaal milieucategorie 2. Het Samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard vindt deze lagere milieucategorie goed passen bij hetgeen is opgenomen in de regionale structuurvisie. De combinatie van wonen en werken (en daaraan gekoppeld maximaal milieucategorie 2) langs de Rijksstraatweg past goed bij het regionale beleid. Deze regionale afstemming is voorwaarde om af te wijken van het provinciale beleid.

Natuur en water

Het waterschap Hollandse Delta is bezig met een actualisering van het Waterstructuurplan waarin nieuwe inzichten worden verwerkt. Met een integrale aanpak kan landschappelijke meerwaarde worden bereikt. Waterberging en kreekontwikkeling zijn een logische combinatie. Waar de kreken grenzen aan de dorpen, zou de compensatie van ontwikkelingen die het waterbergend vermogen beperken (met name bebouwing) gerealiseerd kunnen worden in het krekensysteem. De aanleg van 'waterbalkons' kan bijdragen aan de verfraaiing van de dorpsranden en de verzachting van de overgang naar het buitengebied.

Rode contouren

Voor de aanleg van de watercompensatie is na overleg met het Samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard2 afgeweken van het contourenbeleid als opgenomen in de Structuurvisie. Het gaat hierbij om compensatie (10% van het oppervlakte) dat niet binnen de contour is opgenomen, maar aansluitend op een perceel aan de overzijde van het Oude Diep. Gezien de mogelijkheden die hierdoor ontstaan voor een zeer goede landschappelijke inpassing en verstreking van de natuurwaarde in samenhang met het Vlietproject.

Infrastructuur

Een goede bereikbaarheid wordt gezien als voorwaarde voor de ontwikkeling van bedrijventerreinen. Nieuwe functies zullen worden afgestemd op de capaciteit van de infrastructuur, waar nodig wordt nieuwe infrastructuur aangelegd. De regio streeft naar een samenhangend regionaal wegennet. Dit wegennet moet de interne verkeersafwikkeling verbeteren en verkeersknelpunten op dorps- en dijkwegen oplossen.

Toepassen SER-ladder bij behoefte Bedrijventerrein De Proeftuin

SER-ladder

Voor de uitgifte van nieuwe bedrijventerreinen is een belangrijk aspect van beleid op (provinciaal en) rijksniveau de toepassing van de zogenoemde SER-ladder. De Sociaal Economische Raad (SER) heeft de SER-ladder ontwikkeld om zorgvuldig om te kunnen gaan met de uitgifte van nieuwe bedrijventerreinen, zodat negatieve gevolgen van een overaanbod aan bedrijventerrein worden voorkomen. Deze SER-ladder gaat uit van drie stappen waar een gemeente/regio zich aan moet houden bij het faciliteren van de behoefte aan bedrijventerreinen. In de afweging of en hoeveel nieuw bedrijventerrein uitgegeven moet worden gaat de SER uit van de volgende stappen:

  • 1. Is er ruimte beschikbaar op de bestaande terreinen voor de specifieke behoefte vanuit de markt?
  • 2. Is het mogelijk het ruimtegebruik op bestaande bedrijventerreinen te intensiveren (o.a. door herstructurering), zodat ruimte beschikbaar komt?
  • 3. Indien het voorgaande onvoldoende blijkt, dan het ruimtegebruik voor bedrijventerreinen uitbreiden. De invulling hiervan afwegen in een zorgvuldige, gebiedsgerichte aanpak:
    • a. zorgvuldige keuze van de locatie voor 'rode' functies;
    • b. investeren in kwaliteitsverbetering van de omliggende groene ruimte;
    • c. respect voor de kwaliteit van natuur en landschap en waar mogelijk versterking hiervan.

In hoofdstuk 3 wordt nader ingegaan op de toepassing van de SER-ladder voor bedrijventerrein De Proeftuin.

Convenant verdeling 90 ha(2000)

De zes gemeenten van de Hoeksche Waard hebben in 2000 een convenant gesloten, waarin de ontwikkelingsopgave voor de (lokale) bedrijventerreinen voor een periode van 10 jaar is vastgelegd. De gemeente Cromstrijen geeft hierin aan tot 2010, 7 ha bedrijventerrein te willen ontwikkelen; 2 ha in de kern Klaaswaal, 5 ha in de kern Numansdorp. Daarbij gaat het om vestiging van lokale of lokaal gebonden bedrijven. Een verdere concretisering van het convenant is uitgewerkt in het rapport 'Eindrapportage fase 1 regionaal bedrijventerrein' van de stuurgroep RIHW3.

Hierin staan voor de vestiging van bedrijven op lokale terreinen de volgende voorwaarden:

  • directe klantenbinding met de eigen gemeente (minimaal 50%);
  • voornamelijk werknemers uit de eigen gemeente (minimaal 50%);
  • een maximale kavelgrootte van 2.000 m², indien een bedrijf een kavel tussen de 2.000 m² en 5.000 m² wenst vindt overleg met de regio plaats, daarboven wordt het bedrijf doorverwezen naar het regionale terrein;
  • beeldkwaliteit passend binnen het nationaal landschap en lokaal beeldkwaliteitplan;
  • beperkte verkeersaantrekkende werking.