Plan: | Landelijk gebied 2013 - 1e herziening - Schenkeldijk Klaaswaal |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0611.BpLg2013herz01-VS01 |
Het bestemmingsplan “Landelijk gebied 2013 - 1e herziening - Schenkeldijk Klaaswaal” bestaat uit bestemmingen en regels. De bestemming van de gronden is geometrisch bepaald1 door middel van lijnen, coderingen en arceringen. In de bestemmingen zijn regels ten aanzien van het bouwen en het gebruik opgenomen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting. In de toelichting worden de keuzes die zijn gemaakt bij het opstellen van de geometrische plaatsbepaling en de regels verantwoord en verduidelijkt. Vervolgens wordt hierin de uitvoerbaarheid van het plan aangetoond.
Voor het buitengebied van de gemeente Cromstrijen vigeert momenteel het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2013' dat op 2 juli 2013 is vastgesteld door de gemeenteraad. Binnen dit bestemmingsplan is het woonperceel aan de Schenkeldijk (kadastrale percelen D 667 en D 668) bestemd voor één woning.
Uit nader onderzoek is gebleken dat in het verleden sprake was van twee woningen en dat deze situatie in bouwkundig opzicht in feite in stand is gebleven. De voorliggende herziening heeft tot doel het bestemmingsplan in overeenstemming te brengen met deze feitelijke situatie en op woonperceel twee (aaneengebouwde) woningen toe te staan.
Het plangebied bestaat uit de kadastrale percelen D 667 en D 668 gelegen aan de Schenkeldijk in Klaaswaal, gemeente Cromstrijen, zie onderstaande afbeeldingen.
![]() |
1 Geografische coördinaten volgens het Rijksdriehoekstelsel bepalen de ligging van een bestemming. Met gebruikmaking van de coördinaten kan exact de plaats van een object in een gebied worden bepaald. |
Voor het plangebied vigeert het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013'. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad vastgesteld op 2 juli 2013. In het vigerende bestemmingsplan is voor het plangebied de bestemming Wonen opgenomen. Binnen deze bestemming mag maxiaal één woning worden gebouwd.
Deze toelichting bestaat uit zes hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat een aantal algemene planaspecten. Hierna volgt hoofdstuk 2. Daarin vindt de gebiedsbeschrijving plaats. Hoofdstuk 3 bevat de voor het bestemmingsplan relevante beleidskaders van rijk, provincie, regio en gemeente. In hoofdstuk 4 worden de randvoorwaarden beschreven vanuit, onder meer, milieuaspecten en archeologie, waarbinnen de planrealisatie tot stand kan komen. De planbeschrijving, oftewel, de wijze waarop de gemeente haar eigen beleid en dat van de hogere overheden, en de randvoorwaarden vertaald heeft naar een juridische regeling, komt in hoofdstuk 5 aan de orde. In hoofdstuk 6, tenslotte, wordt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan aangetoond.
Het plangebied is gelegen in het Zeeuws-Hollandse Deltalandschap, een relatief jong landschap. Vanaf 600 v. Chr. drong de zee ver dit gebied binnen. Wat nu Zuidwest-Nederland is, werd opgesplitst in een archipel van losse eilanden: een zout getijdengebied. Door de bewegingen van zee en rivieren werd sediment af- en aangevoerd. Op de hogere plaatsen ontstonden schorren. Vanaf de elfde eeuw na Chr. raakten de schorren langzaamaan bewoond. Deze op natuurlijke wijze ontstane hoge delen zijn bekend als het 'oudland'. Met de komst van de mens werd de weg richting het huidige man-made landschap ingezet, zoals dat vandaag de dag bestaat in de Hoeksche Waard en de gehele Delta: het dijkenlandschap ontstond. Allereerst werd het oudland bedijkt. Toen in 1421 de Sint Elisabethsvloed het gebied overstroomde en de waterlopen in het deltagebied drastisch veranderden, ontstond de Hoeksche Waard. Daarvoor hoorde het oostelijk deel bij de Grote Waard en het westelijk deel bij het voormalige eiland Putten. Na deze overstroming waren alleen de polders Munnikenland en Sint Anthoniepolder en enkele dijken nog over, als een eiland.
Buitendijks ging het opslibben door. Verder van de dijk was de stroming sterker en sloeg vooral grover materiaal (zand) neer. Na voldoende opslibbing werden de schorren ingepolderd. Dit proces herhaalde zich steeds waardoor telkens meer land werd teruggewonnen op de zee: het 'nieuwland'. Hierdoor groeide het eiland tot wat nu de Hoeksche Waard is. De ontginning heeft van noord naar zuid plaatsgehad. De jonge zeeklei in het gebied was bijzonder geschikt voor akkerbouw.
Uit de hierboven beschreven ontwikkelingsgeschiedenis van de Hoeksche Waard is de huidige ordening van het landschap van de gemeente Cromstrijen ontstaan, dat voornamelijk uit bedijkte aanwaspolders bestaat. Het resultaat is het huidige karakteristieke landschap, met langgerekte open polders begrenst door lange, hoofdzakelijk oost-west lopende dijken met bomenlanen. De geschiedenis van achtereenvolgende inpolderingsrondes (van noord naar zuid) is daardoor nog altijd goed leesbaar in het landschap.
Het plangebied bevind zich op het grondgebied van de gemeente Cromstrijen en behoort tot de kern Klaaswaal. De locatie is gelegen aan een van de kenmerkende bebouwingslinten van de gemeente Cromstrijen, ter hoogte van Oudesluis tussen de kernen Klaaswaal en Numandsdorp.
Directe aanleiding voor de herziening van het bestemmingsplan Landelijk gebied 2013 is een uitspraak van de Raad van State van 19 februari 2014.
De eigenaar van het woonperceel stelde beroep in tegen het bestemmingsplan Landelijk gebied 2013 voor wat betreft de bestemming van het perceel kadastraal bekend gemeente Klaaswaal, sectie D nr. 668, plaatselijk bekend Schenkeldijk 37 te Klaaswaal en volgens eignenaar Schenkeldijk 35 en 37 te Klaaswaal. De kadastrale percelen D 667 en 668 hebben in zijn geheel de bestemming Wonen; er is sprake van één woonvlak, waarop één woning is toegestaan. De eigenaar stelde dat het woongebouw op perceel D 668 twee huisnummers heeft en ook werkelijk bestaat uit twee aparte aaneen gebouwde woningen. Op basis hiervan claimt hij dat het bestemmingsplan op dit perceel twee woningen moet toelaten.
De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde volgens de uitspraak d.d. 19 februari 2014 dat aan het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan Landelijk gebied voor wat betreft het perceel D 668 een motiveringsgebrek kleeft, omdat in het kader van de zienswijze van de eigenaar alleen is ingegaan op de huisnummering en niet op het bezwaar dat op dat perceel sprake is van twee woningen. Gelet hierop verklaarde de Afdeling het beroep gegrond, vernietigde het bestemmingsplan voor zover dat betrekking heeft op het niet toestaan van twee woningen op het perceel D 668 en droeg de gemeente op om binnen 26 weken een nieuw besluit te nemen voor het vernietigde onderdeel van het plan met in achtneming van de uitspraak.
De eigenaar stelt dat op de kadastrale percelen D 667 en D 668 gelegen aan de Schenkeldijk in Klaaswaal drie huisnummers aanwezig zijn, namelijk op perceel D 667 één huisnummer (33) voor een schuur en op perceel D 668 twee nummers (35 en 37) voor een dubbel woonhuis.
De gemeente baseert zich voor de huisnummering op de Verordening naamgeving en nummering, vastgesteld door de gemeenteraad op 22 juni 2010. Volgens deze verordening zijn huisnummers mogelijk voor zowel woningen als niet-woningen. De huisnummers Schenkeldijk 33 en 35 zijn op grond van deze verordening niet uitgegeven en bestaan formeel niet. Na huisnummer 31 komt nummer 37. De schuur op het kadastrale perceel D 667 heeft geen huisnummer en het kadastrale perceel D 668 heeft maar één huisnummer namelijk 37. Ook in andere overheidsadministraties, zoals de GBA, de BAG, het CBS en de WOZ komen de nummers 33 en 35 niet voor.
Uit het oude woningregister is af te leiden dat de nummers 33 en 35 vroeger wel hebben bestaan; nummer 33 stond destijds te boek als schuur; daar heeft nooit bewoning plaatsgevonden. De nummers 35 en 37 stonden beide te boek als woonhuis; nummer 35 werd bewoond tot 24 april 1958. Daarna heeft daar geen bewoning meer plaatsgevonden. De woning op nummer 37 is sinds ca. 1955 bewoond geweest. De eigenaar heeft aangegeven dat sprake is van kleine woningen en dat de woning nr. 35 ook is verhuurd aan de bewoners van nr. 37, dit in verband met gezinsuitbreiding destijds, maar dat de beide woningen in tact gebleven zijn.
Twee woningen verantwoord
Hoewel de bewoning van het vroegere perceel met huisnummer 35 al in 1958 is gestopt, vormt het aantoonbare feit dat vroeger op het perceel D 668 twee woningen aanwezig waren die ook als zodanig waren geregistreerd en deze woningen, volgens verklaring van de eigenaar , fysiek nog in tact zijn, reden om ter plaatse van dit perceel een tweede woning mogelijk te maken. Gelet hierop is het verantwoord om een dergelijk besluit te nemen en is geen sprake van het scheppen van een precedent.
Overeenkomstig de wens van de eigenaar voorziet het voorliggende bestemmingsplan in een bestemmingsvlak waarin de desbetreffende woningen zijn opgenomen, door de aanduiding [tae] (= twee aaneen) op de verbeelding te plaatsen.
Het beleidskader zoals genoemd is in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013' van de gemeente Cromstrijen is binnen dit bestemmingsplan van toepassing. Sinds het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied 2013' is vastgesteld zijn er geen beleidsmatige wijzigingen op rijks-, provinciaal-, regionaal- of gemeentelijk niveau doorgevoerd die relevant zijn voor de 1e herziening van het bestemmingsplan Landelijk gebied 2013.
Het toevoegen van een woning aan de voorraad is wel van invloed op de beschikbare ruimte voor woningbouw. In het woningbouwprogramma is deze woning niet opgenomen, maar binnen de in het programma opgenomen reserve (7 woningen) is nog ruimte om een extra woning toe te voegen. Omdat het planologisch toevoegen van een woning op deze locatie niet eerder in beeld is geweest, staat deze woning niet op het totaaloverzicht van de beschikbare capaciteit. De gemeenteraad heeft - in het kader van deze herziening - besloten om voor het planologisch toevoegen van één woning op de onderhavige locatie de reserve in het woningbouwprogramma aan te wenden.
Conclusie
Aangezien in het op 17 december 2013 vastgestelde woningbouwprogramma een reserve opgenomen is van 7 woningen, kan er geconcludeerd worden dat binnen het woningbouwprogramma genoeg ruimte is om de gewenste woning toe te staan.
De 1e herziening van het bestemmingsplan voorziet uitsluitend in een bestemming van een reeds feitelijk aanwezige situatie. Uitvoering van het bestemmingsplan leidt niet tot effecten op omgeving die ruimtelijk relevant zijn. Volledigheidshalve zijn relevante omgevingsaspecten hieronder getoetst.
Duurzaamheidsladder | Niet van toepasing omdat geen sprake is van een nieuwe stedelijke functie. Het betreft hier een bestaande woning. |
Verkeer | Het toestaan van een extra woning leidt tot een extra parkeerbehoefte van 2 parkeerplaatsen. Op het perceel is voldoende ruimte om in deze behoefte te voorzien. |
Geluid | Het betreft een bestaande woning waar de Wet geluidhinder niet van toepassing. |
Luchtkwaliteit | Er is sprake van een plan dat niet in betekende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Daarmee wordt voldaan aan de Wet luchtkwaliteit. |
Bodem | Voor bestaande woningen is geen bodemonderzoek nodig. |
Milieuzonering | Uitvoering van het plan is niet van invloed op de bedrijfsuitoefening van omliggende bedrijven. |
Water | Door uitvoering van het plan treden geen wijzigingen op in de waterhuishouding. |
Archeologie | Uitvoering van het bestemmingsplan leidt er niet toe dat binnen het plangebied verstoring van de ondergrond plaatsvindt. |
Ecologie | Uitvoering van het plan heeft geen gevolgen op de natuurwaarden in de omgeving. |
Overige belemmeringen | In het plangebied is geen sprake van overige belemmeringen die van invloed zijn op het plan. |
De 1e herziening van het bestemmingsplan landelijk gebied 2013 is zoveel mogelijk opgesteld volgens de methodiek en inhoud van het onderliggende plan Landelijk gebied 2013. De regels uit het bestemmingsplan Landelijk gebied zijn intergraal overgenomen in deze herziening. Voor de verbeelding is gebruik gemaakt van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Voor de inhoud van het plan heeft dit geen gevolgen ten opzichte van het bestemmingsplan Landelijk gebied 2013.
Het bestemmingsplan is opgesteld conform de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012 (Rsro 2012). Dit houdt in dat het bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012), de verbeelding is getekend conform Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2012 (IMRO 2012) en wordt uitgewisseld volgens de conventies van de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI2012).
Voor het overige is voor het opstellen van de verbeelding de methodiek toegepast uit het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2013'.
De regels bestaan uit vier hoofdstukken:
Hierna wordt een korte toelichting gegeven op de in het plan voorkomende bestemmingen.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In dit hoofdstuk is een aantal begrippen verklaard dat voorkomt in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is het artikel “wijze van meten” opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
In deze paragraaf zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. In ieder artikel is per bestemming bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bouwregels er gelden. Tevens zijn, waar mogelijk, flexibiliteitsbepalingen opgenomen.
Wonen
Voor de burgerwoningen, verspreid liggend in het buitengebied, is de bestemming ‘Wonen’ opgenomen. In de bestemming is geen bouwvlak opgenomen. Bij herbouw van de woning mag de woning op een andere plek op het perceel binnen het bestemmingsvlak Wonen worden gesitueerd. Op de verbeelding is de aanduiding [tae] (= twee aaneen) opgenomen. Op grond hiervan mogen binnen op het woonperceel twee aaneengebouwde woningen worden gebouwd.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
In deze paragraaf worden, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, aanvullende regels gesteld.
Anti-dubbeltelregel
In deze regel is vastgelegd dat grond die in aanmerking moest worden genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning, waarvan de uitvoering heeft plaatsgevonden of alsnog kan plaatsvinden, bij de beoordeling van een andere aanvraag om een omgevingsvergunning niet opnieuw in beschouwing mag worden genomen.
Algemene bouwregels
In dit artikel is een aantal aanvullende bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen kunnen gelden. Bijvoorbeeld extra bouwmogelijkheden voor ondergeschikte bouwdelen zoals balkons, galerijen en kelders, maar ook beperking van bouwmogelijkheden als gevolg van, bijvoorbeeld milieuwetgeving.
Algemene afwijkingsregels
Dit artikel is een aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen waarin nog een aantal algemene afwijkingen is opgenomen. Het betreft hier een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken. Bijvoorbeeld een geringe overschrijding van de toegestane bouwhoogte of het mogelijk maken van de bouw van schakelkastjes (nutsgebouwtje) in het openbare gebied.
Algemene gebruiksregels
Dit artikel regelt dat gebouwen en gronden niet gebruikt mogen worden in strijd met de bestemming Wonen.
Algemene procedureregels
Dit artikel regelt de procedure die burgemeester en wethouders dienen te volgen indien toepassing wordt gegeven aan de in dit plan opgenomen afwijkings- of wijzigingsregels.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In het overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.
In de slotregel is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht een gemeente om tot kostenverhaal over te gaan bij een bestemmingsplan dat nieuwe ontwikkelingen/initiatieven mogelijk maakt, waarbij kostenverhaal moet plaatsvinden. Op basis van de voorgestelde planherziening is toevoeging van één woning mogelijk en dat is in principe exploitatieplanplichtig. In dit geval is er feitelijk geen sprake van het toevoegen van een woning, omdat is gebleken dat het desbetreffende woongebouw in het verleden bestond uit twee woningen. Deze situatie bestaat in feite nog steeds, ondanks het feit dat beide woningen door één persoon wordt bewoond. Gelet daarop zal er geen sprake zijn van kostenverhaal in welke vorm dan ook en daarom is er geen noodzaak voor een exploitatieplan. De gemeenteraad moet wel expliciet besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen.
Conclusie
In het kader van dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Hierdoor geldt geen exploitatieverplichting.
Communicatie
Op basis van de uitspraak van de Afdeling Rechtspraak behoeft voor een te nemen nieuw besluit niet de procedure ex artikel 3.4 Awb - die standaard is voor bestemmingsplanprocedures - te worden gevolgd. De raad kan daarom direct een besluit nemen tot vaststelling van de voorgestelde partiële herziening.
Uitvoering
Na de vaststelling van deze partiële herziening maken wij dit besluit bekend en stellen wij de belanghebbenden in de gelegenheid beroep in te stellen. Wij plaatsen tevens de herziening op de website www.ruimtelijkeplannen.nl.
Als uitvloeisel van de aanpassing van het bestemmingsplan nemen wij een apart besluit tot aanpassing van de huisnummering aan de nieuwe planologische situatie.
Conclusie
Gezien het voorgaande wordt het plan maatschappelijk uitvoerbaar geacht.