7.1 Algemene afwijkingsregels
7.1.1 Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 15%;
-
b. overschrijding van bouwgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een technisch of esthetisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
-
c. de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en geen vergroting van bouwvlakken inhouden anders dan bedoeld onder a;
-
d. de bouw van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals wachthuisjes, telefooncellen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken - daaronder niet begrepen verkooppunten voor motorbrandstoffen - mits deze bouwwerken geen grotere (goot- of boeibord)hoogte dan 3 meter en geen grotere oppervlakte dan 20 m² hebben;
-
e. de bouw van transformatorhuisjes, mits deze bouwwerken geen grotere goot- of hoogte dan 4 meter en geen grotere inhoud dan 50 m³ hebben de bouw van straatmeubilair en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die om waterstaatkundige of verkeersredenen noodzakelijk zijn, zoals duikers of keermuren, mits de hoogte niet meer dan 2,5 meter bedraagt;
-
f. de bouw van lantarenpalen, vlaggenmasten en antennemasten, mits deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte niet meer dan 15 meter bedraagt.
7.1.2 Een omgevingsvergunning mag slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.