direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf - 1
Plan: Molendijk-Industrieweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0610.bp07MolenIndustrie-3002

Artikel 3 Bedrijf - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2': bedrijfsactiviteiten uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1': bedrijfsactiviteiten uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2': bedrijfsactiviteiten uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein';
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1': bedrijfsactiviteiten uit ten hoogste categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein';
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2': bedrijfsactiviteiten uit ten hoogste categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein';
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 5.1': bedrijfsactiviteiten uit ten hoogste categorie 5.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein';
  • g. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - 1' tot en met 'specifieke vorm van bedrijf - 4' tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd, uit ten hoogste de voor deze bedrijfsactiviteit in de tabel aangegeven categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein';
aanduiding   SBI-code (2008)   uit ten hoogste milieucategorie  
specifieke vorm van bedrijf - 1   259, 331   3.2  
specifieke vorm van bedrijf - 2   2529, 3311, 255, 331   3.2  
specifieke vorm van bedrijf - 3   301, 3315   3.2  
specifieke vorm van bedrijf - 4   383202. A1 en C en
52242.3  
4.1  

  • h. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': bedrijfswoningen;
  • i. ter hoogte van Industrieweg 53: tevens de bestaande bedrijfswoning;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsgebied': verblijfsgebied met de functie voor ontsluiting, verblijf en gebruik ten dienste van de bestemming;
  • k. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • c. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak.

3.2.2 Bedrijfswoningen
  • a. het aantal bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven maximum aantal bedrijfswoningen;
  • b. bedrijfswoningen zijn toegestaan tot een inhoud van ten hoogste 500 m³;
  • c. de diepte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande diepte, met dien verstande dat de diepte van de woningen aan het dijklint mag worden vergroot tot een diepte van 10 m, indien de bestaande diepte minder dan 10 m bedraagt.

3.2.3 Aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen
  • a. aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning worden ten minste 1 m achter de lijn in het verlengde van de voorgevel gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt per bedrijfswoning ten hoogste 100 m², met dien verstande dat de gronden gelegen op het zij- en achtererf voor 50% onbebouwd dienen te blijven;
  • d. de bouwhoogte van aanbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan gebouwd wordt, vermeerderd met 0,3 m;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d bedraagt de bouwhoogte van aanbouwen op een zijerf ten hoogste 5 m;
  • f. de goothoogte van aanbouwen op een zijerf bedraagt ten hoogste 3 m;
  • g. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 3 m;
  • h. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 5 m;
  • i. de diepte van aanbouwen aan de achterzijde van een hoofdgebouw, gemeten vanaf de achtergevel van het hoofdgebouw, bedraagt ten hoogste 4 m;
  • j. de afstand tussen aanbouwen op het achtererf en bijgebouwen bedraagt ten minste 2 m.

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • b. de bouwhoogte van kranen bedraagt ten hoogste 30 m;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b bedraagt de bouwhoogte van kranen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' ten hoogste 50 m;
  • d. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 15 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.

 

3.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.2.1 onder b voor gebouwen en overkappingen die ten hoogste 5 m hoger zijn dan de toegelaten bouwhoogte, mits de hogere bouwhoogte noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.2.4 onder b en een bouwhoogte van 40 m voor kranen toestaan, mits de hogere bouwhoogte noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Algemeen

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • b. Wgh-inrichtingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'gezoneerd industrieterrein', met inachtneming van het bepaalde in 3.4.2;
  • c. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • d. op onbebouwde gronden is opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 12 m niet toegestaan;
  • e. per bedrijf is een vloeroppervlakte van kantoor, dat meer bedraagt dan 50% van de bruto vloeroppervlakte, niet toegestaan en een vloeroppervlakte van kantoor van meer dan 3.000 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan.

3.4.2 specifieke vorm van bedrijf - akoestische gebiedseenheid

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - akoestische gebiedseenheid 1 t/m 3 en 6 t/m 44 en 47 t/m 51' gelden de volgende regels:

  • a. de geluidemissie mag niet meer bedragen dan:
    • 1. in de dagperiode niet meer dan ter plaatse van de aanduiding 'dag: maximum geluidemissie in dB(A)/m2' de aangegeven geluidemissie in dB(A)/m2;
    • 2. in de avondperiode niet meer dan ter plaatse van de aanduiding 'avond: maximum geluidemissie in dB(A)/m2' de aangegeven geluidemissie in dB(A)/m2;
    • 3. in de nachtperiode niet meer dan ter plaatse van de aanduiding 'nacht: maximum geluidemissie in dB(A)/m2' de aangegeven geluidemissie in dB(A)/m2;
  • b. de geluidimmissie mag niet meer bedragen dan de immissievoorwaarden op de (zone)toetspunten die zijn aangegeven in Bijlage 2, met dien verstande dat geen toetsing van de geluidimmissie plaatsvindt indien immissievoorwaarde in bijlage 1 lager bedraagt dan 24 dB(A) ;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder sub a is een hogere geluidemissie toegestaan indien dit geen effect heeft op de toepasselijke immissievoorwaarde zoals bedoeld in sub b;
  • d. De akoestische gebiedseenheid met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf akoestische gebiedseenheid 36' wordt gevormd door de gezamenlijke percelen met deze aanduiding in dit bestemmingsplan en in bestemmingsplan Het Plaatje (d.d. 27-10-2015, NL.IMRO.0610.bp13hetplaatjeh1-3001).  
  • e. De akoestische gebiedseenheid met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf akoestische gebiedseenheid 51' wordt gevormd door de gezamenlijke percelen met deze aanduiding in dit bestemmingsplan en in bestemmingsplan Het Plaatje (d.d. 27-10-2015, NL.IMRO.0610.bp13hetplaatjeh1-3001)
  • f. binnen de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - akoestische gebiedseenheid 1 t/m 3 en 6 t/m 44 en 47 t/m 51' is het navolgende gebruik niet toegestaan: het gebruik van de gronden door inrichtingen voor zover dit gebruik een grotere geluidemissie en/of geluidimmissie tot gevolg heeft dan is aangegeven in de voorgaande subleden
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten gezoneerd industrieterrein

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.1:

  • a. om bedrijfsactiviteiten toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in lid 3.1 genoemd, voor zover de betrokken activiteiten naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kunnen worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd;
  • b. om bedrijfsactiviteiten toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein' zijn genoemd, voor zover de betrokken activiteiten naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid geluidruimte
  • a. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de immissievoorwaarden voor de (zone)toetspunten als bedoeld in artikel 3.4.2 sub b te veranderen onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de bedrijfseconomische noodzaak voor verruiming van de geluidruimte is aangetoond;
    • 2. er geen overschrijding van de geluidzone plaatsvindt;
    • 3. de belangen van andere inrichtingen op het industrieterrein niet onevenredig worden aangetast;
    • 4. uit akoestisch onderzoek is gebleken dat:
      • de geluidbelasting op de toepasselijke (zone)toetspunten verruiming toelaat;
      • ondanks toepassing van de best beschikbare technieken en een qua beperking van milieuhinder optimale terreinindeling, een grotere geluidimmissie noodzakelijk is ter optimalisering en/of uitbreiding van de bedrijfsvoering. In het akoestisch onderzoek dient de gewenste geluidimmissie te worden aangegeven alsmede een overzicht van de geluidbronnen, de toegepaste technieken en de bedrijfstijden;
    • 5. geen overige milieutechnische belemmeringen zijn.
  • b. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de akoestische gebiedseenheden te wijzigen die zijn aangegeven met de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - akoestische gebiedseenheid 1 t/m 3 en 6 t/m 44 en 47 t/m 51', alsmede de aanduidingen 'dag: maximum geluidemissie in dB(A)/m2', 'avond: maximum geluidemissie in dB(A)/m2' en 'nacht: maximum geluidemissie in dB(A)/m2', rekening houdende met de toepasselijke (zone)toetspunten en onder de volgende voorwaarden:
    • 1. er geen overschrijding van de geluidzone plaatsvindt;
    • 2. geen overige milieutechnische belemmeringen zijn.