3.1 Rijksbeleid
De doelstelling
van dit bestemmingsplan is om het gemeentelijke archeologisch beleid en
de cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en gebieden te vertalen in
één bestemmingsplan. Dit wordt gedaan door de gebieden
met archeologische verwachtingswaarden en de gebouwen en gebieden met
een cultuurhistorische waarde te koppelen aan een vergunningstelsel.
Het vergunningstelsel is opgezet ter bescherming van de waarden en is
niet bedoeld als een verbodsregeling. Het is toegestaan om
bodemingrepen te verrichten en (ver)bouwingen e.a. uit te voeren, maar
alleen als dat mede in het belang is van de betrokken waarden.
3.1.1 Verdrag van Malta
In 1992 is in
Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het
archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Verdrag van
Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed
onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken.
Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de
Monumentenwet en de Wet op Archeologie (Wamz) en Monumentenzorg.
Op basis van deze wetten zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het
verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een
meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat
melden dient terstond te gebeuren. In het kader van een goede
ruimtelijke ordening in relatie tot de Monumentenwet kan vooronderzoek
naar mogelijke waarden nodig zijn zodat waar nodig die waarden
veiliggesteld kunnen worden en/of het initiatief aangepast kan worden.
Planspecifiek
Met het
voorliggende bestemmingsplan zijn er regels opgesteld met betrekking
tot (mogelijk) archeologisch waardevolle zaken. Deze regels stellen
beperkingen voor gebieden met archeologische verwachtingswaarde. Tevens
worden er regels gegeven met betrekking tot nader onderzoek in het
geval van afwijken.
3.1.2 Wet op de archeologische Monumentenzorg
Sinds
1 september 2007 is de Wet op archeologische monumentenzorg (Wamz) van
kracht, waarin concreet invulling is gegeven aan het Verdrag van Malta.
Het betreft onder meer een herziening van de Monumentenwet 1988 en
sluit daarom zoveel mogelijk aan op bestaande wet- en regelgeving.
Doelstelling
van de Monumentenwet 1988 is archeologische resten waar nodig te
beschermen, zonder meer maatschappelijke lasten in het leven te roepen
dan strikt noodzakelijk is. Vergeleken met de doelstelling van het
Verdrag van Malta kent de Monumentenwet 1988 dus een nuancering. De
wetgever heeft namelijk aangegeven dat de bescherming van archeologie
proportioneel dient te zijn. Dit geeft ruimte voor een belangenafweging.
De
uitgangspunten van de Monumentenwet 1988 sluiten veelal aan bij het
verdrag van Malta. Zo wordt veel waarde gehecht aan behoud en beheer in
de bodem en verbetering van de informatievoorziening over het cultureel
erfgoed. Ook het ‘veroorzaker-betaalt-principe’ is
integraal overgenomen. Meest relevant voor de gemeente is de
verankering van de archeologie in de bestemmingsplannen en het feit dat
het bevoegde gezag ten aanzien van de omgang met het bodemarchief in de
meeste gevallen bij de gemeenten is komen te liggen.
In
de wet is vastgelegd dat gemeenten bij (op)nieuw vast te stellen
bestemmingsplannen rekening dienen te houden met niet alleen de bekende
maar ook met de te verwachten archeologische resten. De Archeologische
Monumentenkaart (AMK), de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden
(IKAW) en de Cultuurhistorische atlas, onderdeel van de
Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) van de provincie Zuid-Holland
kunnen daarbij als toetsingskader dienen.
Planspecifiek
De
gemeente Schoonhoven heet een gedetailleerde gemeentespecifieke
archeologische beleidskaart, gebaseerd op een archeologische waarden-
en verwachtingenkaart opgesteld. Omdat een dergelijke kaart
niet in het ruimtelijk ordeningsproces valt te gebruiken, heeft de
gemeente Schoonhoven er voor gekozen ook een archeologische
beleidskaart te laten opstellen. Op deze kaart is gemakkelijk te zien
waar de gemeente Schoonhoven een archeologische onderzoeksplicht oplegt
en waar niet. Deze kaart vormt het uitgangspunt voor het voorliggende
bestemmingsplan.
3.1.3 Monumenten
De rijksoverheid
heeft de bevoegdheid (gebouwde) objecten aan te wijzen als
rijksmonument en gebieden aan te wijzen als beschermd dorps- en
stadsgezicht. De toetsing van ontwikkelingen aan deze (gebouwde)
objecten met een nationaal belang op het gebied van stedenbouwkundige,
architectuur- of cultuurhistorische waarden, ligt bij de gemeente.
Schoonhoven heeft
149 rijksmonumenten binnen de gemeentegrenzen. Tevens is de binnenstad
aangewezen als beschermd stadsgezicht. Deze aanduidingen zijn opgenomen
in het voorliggend bestemmingsplan.
3.1.4 Nota Belvedere
Deze in 1999 door
de vier ministeries van OCE, VROM, LNV en V&E ontwikkelde nota is
de eerste aanzet geweest om te stimuleren dat in een zo vroeg mogelijk
stadium van planontwikkeling rekening wordt gehouden met de aanwezige
cultuurhistorische waarde en deze te benutten voor ruimtelijke
ontwikkelingen. Het heeft geleid tot vele inspirerende projecten. Een
daarvan is de in 2003-2005 door het Pact van Duivenvoorde gerealiseerde
Cultuurhistorische Impuls, Duin, Horst en Weide, dat mede dankzij een
Belvedere-subsidie tot stand is gebracht. Het uitgangspunt dat de
cultuurhistorie in de leefomgeving kwaliteit en betekenis kan toevoegen
heeft sinds 2009 zijn vervolg gekregen in de Momo-beleidsbrief.
Planspecifiek
Schoonhoven maakt
deel uit van het Belvedèregebied Lopikerwaard en Krimpenerwaard.
Tevens staat Schoonhoven aangemerkt als ‘cultuurhistorisch
belangrijke stad’. De Krimpenerwaard is een topgebied in de
Cultuurhistorische Hoofdstructuur van de provincie Zuid-Holland. Het is
een uitgestrekt, open agrarisch veenweidegebied, met een gaaf patroon
van middeleeuwse ontginningen, met typische, opstrekkende percelen en
sloten, dijkdorpen en bebouwingslinten. De Krimpenerwaard – een
waard is een stuk land dat door rivieren wordt omgeven – ligt
ingeklemd tussen de Hollandse IJssel, de Lek en de Vlist, een kleinere
veenstroom. Samen met de Lopikerwaard vormt de Krimpenerwaard het
grootste aaneengesloten veenweidegebied van Nederland. Aan de rand van
de Krimpenerwaard bevinden zich de beschermde dorpsgezichten van Vlist
en Schoonhoven.
Deze waarden worden beschermt met het voorliggende bestemmingsplan. De
binnenstad van Schoonhoven krijgt de aanduiding ‘beschermd
stadsgezicht’.
3.2 Provinciaal beleid
3.2.1 Structuurvisie Zuid-Holland
In
juli 2010 zijn de Structuurvisie, de Verordening Ruimte en de
Uitvoeringsagenda Structuurvisie 2010-2020 door de Provinciale Staten
van Provincie Zuid-Holland vastgesteld. Samen vormen deze drie
documenten 'De Visie op Zuid-Holland' en vervangen onder meer de vier
streekplannen. De structuurvisie is een integrale ruimtelijke visie tot
2020, met een doorkijk naar 2040. In de verordening geeft de provincie
regels voor de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen. De
uitvoeringsagenda werkt de uitvoeringsstrategie uit de structuurvisie
verder uit in ruimtelijke programma’s en projecten en geeft een
beeld van de financiering.
In februari 2012
hebben Provinciale Staten de 'Actualisering 2011 Structuurvisie en
Verordening Ruimte' vastgesteld. De hoofdlijnen, hoofdopgaven en
provinciale belangen van het ruimtelijk beleid blijven ongewijzigd.
Provinciale
doelstellingen zijn haalbaar als instrumenten, programma’s en
projecten op elkaar worden afgestemd. De provincie wil daarbij in
toenemende mate sturen op hoofdlijnen, een aanpak die aansluit bij de
stijl van besturen: ‘Lokaal wat kan, provinciaal wat moet’.
Dit betekent dat de provincie alleen vraagstukken oppakt waar
provinciaal belang aan de orde is.
Hoofdopgaven
De
provincie noemt in de structuurvisie vijf integrale en ruimtelijk
relevante hoofdopgaven. Zij geeft voorrang aan programma’s of
projecten die een bijdrage leveren aan deze opgaven. Die opgaven zijn:
- Aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
- Duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
- Divers en samenhangend stedelijk netwerk;
- Vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
- Stad en land verbonden.
Planspecifiek
Cultuurhistorie
De structuurvisie
‘Visie op Zuid-Holland’ benoemt enkele waardevolle gebieden
binnen de provincie. Deze gebieden hebben een hoge cultuurhistorische
waarde en zorgen voor een hoge ruimtelijke kwaliteit van het gebied. De
provincie richt zich met haar beleid op het behoud van het cultureel
erfgoed binnen deze gebieden. De Oude Hollandse Waterlinie heeft binnen
deze visie de waardering van kroonjuweel gekregen. Er is daarbij echter
nadruk gelegd op de Wierickerschans en Weteringen. Schoonhoven wordt
niet betrokken in de beleidsuitgangspunten. De Krimpenerwaard is binnen
de structuurvisie aangewezen als topgebied. Dit zijn gebieden of
structuren met een gave cultuurhistorische samenhang met betrekking tot
archeologie, landschapshistorie en nederzettingen. Aandacht wordt
daarbij gevraagd voor de continuïteit van de gebiedsspecifieke
patronen, bebouwingslinten en afzonderlijke bouwwerken zoals molens en
boerderijen. Behoud en versterking zijn de uitgangspunten van het
provinciale beleid. Daarnaast heeft de classificering ten doel te
bevorderen dat de cultuurhistorie kan worden beleefd en bijdraagt aan
de recreatief-toeristische kwaliteit van het landelijk gebied.
De
gebiedsomschrijving en de beleidslijnen zoals geformuleerd door de
provincie Zuid-Holland zijn doorgevoerd in de gebiedswaarderingen bij
en in de algemene omgangsregels in gemeentelijke 'Adviesnota
Cultuurhistorie'. Deze gebiedswaarderingen worden opgenomen in het
paraplubestemmingsplan.
De provinciale
structuurvisie schrijft voor dat de bekende en potentiële
archeologische vindplaatsen benoemd zijn in de 'Cultuurhistorische
Hoofdstructuur' en dienen beschermt te worden. Uitgangspunt van het
provinciaal beleid is behoud in situ van archeologische waarde: dat wil
zeggen dat het archeologisch erfgoed in principe niet verstoord dient
te worden.
De
potentiële archeologische vindplaatsen uit het archeologisch
beleid zijn meegenomen in de gemeentelijke 'Nota Archeologie'. De
archeologische waarde uit het voorliggende paraplubestemmingsplan zijn
hier vanaf geleid.
3.2.2 Verordening Ruimte
Op 23 februari
2011 heeft de provincie Zuid-Holland de Verordening Ruimte (1e
herziening) vastgesteld. Deze wordt evenals de structuurvisie jaarlijks
geactualiseerd. De laatste actualisering is vastgesteld op 30 januari
2013 door de Provinciale Staten. De verordening draagt bij aan het
realiseren van de provinciaal ruimtelijke belangen en doelen zoals die
benoemd zijn in de provinciale structuurvisie 'ontwikkelen met schaarse
ruimte'. De verordening bevat hiertoe instructieregels die van belang
zijn voor gemeenten bij het opstellen van hun ruimtelijke plannen. De
verordening omvat in aanvulling op de structuurvisie toetsbare
criteria, van provinciaal belang, waaraan planvorming moet voldoen. De
verordening heeft slechts betrekking op een beperkt aantal onderwerpen.
Planspecifiek
De
beleidsregels uit de verordening ruimte van de provincie dienen
door de gemeente te worden meegenomen bij de actualisering van haar
bestemmingsplannen. Om dit te bereiken is het
voorliggende paraplubestemmingsplan mede opgesteld.
Cultuurhistorie
In de Nota
Cultuurhistorie van de provincie Zuid Holland is het begrip
molenbiotoop geïntroduceerd, herleidt vanuit de Verordening
Ruimte. De molenbiotoop is bedoeld om molens te laten functioneren met
een goede windvang. De molen Bonrepas aan de gelijknamige weg ten
noorden van de kern van Schoonhoven valt binnen deze beleidsregeling.
De biotoop is op de cultuurhistorische kaart opgenomen. De gegevens uit
de inventarisatie voor de nota cultuurhistorie zijn leidend geweest
voor de cultuurhistorische waardes in het voorliggende bestemmingsplan.
Kaart 17 uit de
Verordening ruimte geven de terrein weer met hoge of zeer hoge
archeologische waarde. De verordening ruimte stelt dat deze waarde
opgenomen moeten worden in het bestemmingsplan. Het
paraplubestemmingsplan maakt dit mogelijk.
3.2.3 Beleidsvisie Cultureel Erfgoed 2013-2016: Erfenis, erfgoed en erfgoud
In
het nieuwe provinciale erfgoedbeleid voor de periode 2013 – 2016
zet de provincie zich in om met andere partijen de handen ineen te
slaan teneinde het erfgoed te beschermen, te ontwikkelen en te
benutten. Centraal in haar beleid staan de zogenaamde zeven
Erfgoedlijnen. Dit is een geografische structuur (kust, trekvaart, oude
duinenrij, eiland, etc.), die meerdere monumentale stippen met
één gemeenschappelijk historisch verhaal verbindt tot
één streep of lijn op de kaart. Het zijn ensembles van
erfgoed, landschap en water, die kwaliteit verschaffen aan de ruimte en
beschikken over groot recreatief en toeristisch potentieel.
Planspecifiek
Schoonhoven
ligt binnen de erfgoedlijn 'Oude Hollandse Waterlinie'. De waardevolle
elementen zijn opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan.
3.3 Gemeentelijk beleid
3.3.1.1 Structuurvisie
De structuurvisie
met de titel “Een vitale stad in het Groene Hart” geeft
onder andere een overzicht van de inbreidings- en uitbreidingslocaties
binnen Schoonhoven. Veel van deze locaties hebben een hoge
cultuurhistorische waarde. In de structuurvisie wordt hier in zekere
mate rekening mee gehouden in de vorm van het in stand houden van de
lobbenstructuur van de vestingstad en het laten binnendringen van het
landschap in de stad. Daarnaast wordt cultuurhistorie als een
belangrijk aspect gezien voor de ontwikkeling en versterking van het
toerisme in de stad.
Middels het
voorliggende bestemmingsplan worden de waardevolle cultuurhistorische
elementen beschermd. Dit sluit aan op de ambities uit de gemeentelijke
structuurvisie.
3.3.1.2 Welstandnota
De
welstandsnota van de gemeente Schoonhoven is in 2011 herzien. Deze nota
is gebiedsgericht ingedeeld en bevat beschrijvingen van de aanwezige
ruimtelijke karakteristieken binnen de gebieden. Hieraan zijn algemene
en specifieke criteria voor ontwikkelingen opgenomen.
De
gebiedsbeschrijvingen uit de welstandsnota zijn meegewogen voor
het bestemmingsplan. In de waarderingen uit de welstandnota
zijn verankerd in de cultuurhistorische waardes benoemd in dit
bestemmingsplan. In
toelichting paragraaf 3.3.1.4 worden de cultuurhistorische waardes toegelicht.
3.3.1.3 Erfgoednota 2012-2017
De Erfgoednota
bevat de doelstellingen voor de periode van 2012 tot en met 2017, om
snelle veroudering tegen te gaan. Deze doelen zijn de volgende:
1. Het aanwijzen van 100 nieuwe gemeentelijke monumenten
2. Het aanpassen van de subsidieverordening voor gemeentelijke monumenten
3. Het aanwijzen van een gemeentelijk beschermd stadsgezicht
4. Het aanpassen van de monumentenverordening
5. Het opstellen van een Cultuurhistorische inventarisatie
6. Het opstellen van richtlijnen voor de openbare ruimte van het beschermd stadsgezicht
7. Het verbreden van het draagvlak voor monumenten en archeologie
Planspecifiek
Door het
archeologisch en cultuurhistorisch beleid vast te leggen in alle
bestemmingsplannen binnen de gemeente Schoonhoven wordt er bijgedragen
aan de bescherming van het cultureel erfgoed. Dit is de overkoepelende
doelstelling van de Erfgoednota 2012-2017. Tevens zorgt het
paraplubestemmingsplan voor een heldere regelgeving en wordt het beleid
inzichtelijk gemaakt.
3.3.1.4 Adviesnota Cultuurhistorie
In de adviesnota
Cultuurhistorie legt de gemeente Schoonhoven een visie neer over de
wijze waarop zij het belang van de aanwezige cultuurhistorische waarden
binnen ruimtelijke ontwikkelingen zal afwegen. Voor iedereen binnen de
gemeente, inwoner of ontwikkelaar, ontstaat vooraf de mogelijkheid
kennis te nemen van alle aspecten van de ruimtelijke afweging die
gemaakt gaan worden.
De
cultuurhistorische waarden worden in beginsel opgenomen in het
bestemmingsplan. Daarnaast is het noodzakelijk in beeld te brengen hoe
met de waarden wordt omgegaan op het moment dat er een concrete
aanvraag voor een ontwikkeling wordt ingediend. De algemene
beleidsregels voor de omgang met cultuurhistorische waarden zijn
richtinggevend.
In de adviesnota
cultuurhistorie wordt beschreven hoe het beleid verankerd dient te
worden in de bestemmingsplannen binnen de gemeente Schoonhoven. Gezien
de recente vaststelling van het beleid dient er middels het
voorliggende paraplubestemmingsplan de bestemming cultuurhistorie toe
gevoegd te worden aan de bestemmingsplannen in de gemeente Schoonhoven.
De adviesnota kent de volgende waarden die opgenomen worden in het voorliggend bestemmingsplan:
-
Hoog;
De hoge cultuurhistorische waarden zijn van grote betekenis
voor Schoonhoven in zowel ruimtelijke als verhalende zin. Zij vertellen
door hun typologie, stedenbouwkundige / landschappelijke en/of
architectonische uitwerking een deel van het verhaal (als onderdeel van
één of meerdere cultuurhistorische thema’s) van
Schoonhoven.
-
Middelhoog;
De middelhoge
cultuurhistorische waarden in de vorm van (gebouwde) objecten, zoals
woon- en pakhuizen, boerderijen en boerderijcomplexen, hebben een
beeldondersteunende rol richting rijksmonumenten, gemeentelijke
monumenten en de hoge cultuurhistorische waarden. Ze spelen daarmee een
belangrijke rol in de ruimtelijke kwaliteit van de kern van Schoonhoven
en de gebieden daar omheen. Dit vloeit enerzijds voort uit de
architectuurhistorische en/of stedenbouwkundig, landschappelijke
karakteristieken en anderzijds uit de cultuurhistorische
karakteristieken. Bij deze objecten is er sprake van een zekere mate
van zeldzaamheid in functie, betekenis of architectonische uitwerking.
De objecten zijn qua maat en schaal medebepalend in het
ontwikkelingsbeeld van de stad. Dat betekent dat de opbouw van het
object qua hoogte, breedte en architectonische uitwerking aansluit op
de bestaande en overheersend voorkomende historische bebouwing.
-
Laag;
De lage
cultuurhistorische waarden in de vorm van (gebouwde objecten), zoals
woon- en pakhuizen, boerderijen en boerderijcomplexen hebben een
aansluitende waarde in het ontwikkelingsbeeld van Schoonhoven. De
objecten spelen een ondergeschikte rol in de ruimtelijke kwaliteit van
de opbouw van de stad en het landschap eromheen, maar vormen door hun
opzet en uitwerking een passende stedenbouwkundige of landschappelijke
omgeving voor de rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en hoge en
middelhoge cultuurhistorische waarden. Ze hebben een lage
zeldzaamheidswaarde.
-
Historisch groen;
Voor beheer, verandering en vernieuwing van bomen en andere
beplantingsvormen gelden aparte spelregels. Het lastige van dit type
erfgoed is dat het leeft en dus ook ziek wordt of doodgaat. Ook voor
deze groep geldt dat behoud voor vernieuwing gaat. Wanneer aantoonbaar
wordt gemaakt aan de hand van een deskundigenrapport dat behoud van een
groenelement niet mogelijk is, moet uitgegaan worden van herstel van
het groenelement na verwijdering.
-
Beschermd stadsgezicht:
In de gemeente Schoonhoven komt één beschermd
stadsgezicht voor dat in 1974 is aangewezen. Het beschermde gebied komt
grotendeels overeen met het centrumgebied tussen de bolwerken. Het
beschermd stadsgezicht wordt tevens opgenomen in het voorliggende
bestemmingsplan.
De Adviesnota
Cultuurhistorie schrijft voor hoe de waarden in het bestemmingsplan
opgenomen worden. Het voorliggend bestemmingplan is met behulp van deze
nota opgesteld.
3.3.2 Archeologie
3.3.2.1 Nota Archeologie
De
gemeente Schoonhoven dient te voldoen aan de archeologische
voorschriften uit de Monumentenwet 1988. Belangrijk (hulp)middel
hierbij is de door de gemeente opgestelde archeologische waarden-
en verwachtingenkaart. Waar het de gemeente Schoonhoven in eerste
instantie om gaat is om te voldoen aan hetgeen wettelijk is
voorgeschreven. In de Nota Archeologiebeleid staat beschreven
welke vraagstukken aan de orde komen bij het voldoen aan de
archeologische voorschriften uit de Monumentenwet 1988. Deze nota dient
niet gelezen te worden als een stappenplan dat de gemeente Schoonhoven
gaat implementeren, maar geeft de gemeente inzicht wat er
allemaal kan spelen als verantwoordelijke lokale overheid voor het
Schoonhovense bodemarchief.
Planspecifiek
Zoals
tevens in het rijksbeleid beschreven wordt dient het archeologisch
beleid verankerd te worden in het bestemmingsplan. In een groot deel
van de vigerende bestemmingsplannen in Schoonhoven is het beleid reeds
opgenomen. Voor een deel van de bestemmingsplannen echter nog niet. Met
het voorliggende bestemmingsplan worden de huidige archeologische
bestemmingen vervangen door de bestemmingen uit het voorliggende
bestemmingsplan ter bevordering van de eenduidigheid.
De
Nota Archeologiebeleid kent verschillende archeologische
verwachtingswaarde toe aan gebieden. Deze waardes worden overgenomen in
het bestemmingsplan. Hoe hoger de archeologische waarde is hoe strenger
de onderzoeksgrenzen zijn. In
toelichting paragraaf 4.1 wordt beschreven wat de eisen zijn per verwachtingswaarde.
4 Vertaling naar paraplubestemmingsplan
4.1 Archeologie
De
categorieën van de Archeologische beleidskaart zijn op de
verbeelding van het paraplubestemmingsplan opgenomen middels de
dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie 1 t/m 7’. In de
onderstaande tabel is aangegeven welke dubbelbestemming bij welke
categorie behoort evenals de daarbij behorende
vrijstellingsgrenzen voor het verrichten van archeologisch onderzoek.
|
Waarde archeologische beleidskaart
|
Vrijstelling oppervlakte
|
Vrijstelling diepte
|
Dubbelbestemming
|
| 1 |
50 m2 |
0,3 m |
Waarde - Archeologie 1 |
| 2 |
50 m2 |
0,3 m |
Waarde - Archeologie 2 |
| 3 |
100 m2 |
0,3 m |
Waarde - Archeologie 3 |
| 4 |
1.000 m2 |
0,3 m |
Waarde - Archeologie 4 |
| 5 |
5.000 m2 |
1,5 m |
Waarde - Archeologie 5 |
| 6 |
10.000 m2 |
0,3 m |
Waarde - Archeologie 6 |
| 7 |
5.000 m2 |
0,5 m |
Waarde - Archeologie 7 |
4.2 Cultuurhistorie
De
categorieën van de Cultuurhistorische beleidskaart zijn op de
verbeelding van het paraplubestemmingsplan opgenomen middels de
dubbelbestemming ‘Waarde - Cultuurhistorie’. In de
onderstaande tabel is aangegeven welke dubbelbestemming bij welke
categorie behoort evenals de daarbij behorende vrijstellingsgrenzen
voor het verrichten van toetsen aan de aanwezige cultuurhistorische
waarden.
|
Waarde cultuurhistorische beleidskaart
|
Toelichting
|
Dubbelbestemming
|
| Hoog (gebied) |
Geen aantasting waardevolle elementen |
Waarde - Cultuurhistorie 1 |
| Middelhoog |
Geen aantasting waardevolle elementen |
Waarde - Cultuurhistorie 2 |
| Laag |
Geen aantasting waardevolle elementen |
Waarde - Cultuurhistorie 3 |
| Hoog (object) |
Geen aantasting waardevol groen |
Waarde - Cultuurhistorie 4 |
| Beschermd stadsgezicht |
Geen aantasting waardevolle elementen, nadere bouwregels |
Beschermd stadsgezicht |
5 Juridische planbeschrijving
5.1 Algemeen
Voor
het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet
ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard
Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP
2012).
Dit
bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een
toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch
bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen
in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op
de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze
bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik
gekoppeld.
De
toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een
belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit
bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de
onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het
bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van
wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het
bestemmingsplan en of bij het verlenen van een ontheffing. Tot
slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het
bestemmingsplan.
5.2 Verbeelding
Op
de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere
bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken etc..
Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale
ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).
5.3 Planregels
De
planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk I bevat
de inleidende regels voor het hele plangebied. Hoofdstuk II geeft de
bestemmingsregels. Hoofdstuk III geeft vervolgens de algemene regels
waaronder (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van
wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. In dit derde hoofdstuk kunnen
belangrijke algemene bepalingen zijn opgenomen die van invloed zijn op
het bepaalde in hoofdstuk II. Ten slotte regelt Hoofdstuk IV de
overgangs- en slotbepalingen. In de volgende paragraaf worden de
afzonderlijke bestemmingen behandeld.
Voor
de planregels is de gestandaardiseerde opbouw uit de Standaard
Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 gebruikt. In de planregels is een
standaard hoofdstukindeling aangehouden die begint met 'Inleidende
regels' (begrippen en wijze van meten), vervolgens met de
'Bestemmingsregels', de 'Algemene regels' (de regels die voor alle
bestemmingen gelden) en de 'Overgangs- en slotregels'. In het tweede
hoofdstuk, de Bestemmingsregels, staan de verschillende bestemming op
alfabetische volgorde.
Ook de regels van een bestemming kennen een standaardopbouw en worden als volgt benoemd:
- Bestemmingsomschrijving (in elk bestemmingsplan);
- Bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
- Nadere eisen (bestemmingsplanafhankelijk);
- Afwijken van de bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
- Specifieke gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
- Afwijken van de gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
- Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (bestemmingsplanafhankelijk).
5.4 Beschrijving van de bestemmingsplanregels
Voorliggend
bestemmingsplan bevat enkel dubbelbestemmingen welke zien op de
bescherming, versterking en in standhouding van cultuurhistorisch
en archeologische waarden.
Gronden met een
archeologische verwachtingswaarde worden door middel van
deze regels beschermd. De bescherming vindt plaats via een
vergunningstelsel voor werken geen bouwwerken zijnde op grond waarvan
een onderzoeksplicht geldt. Eenvoudig gezegd bij
grondwerkzaamheden/grondverstoringen met een bepaalde omvang of
diepgang dient, alvorens deze werkzaamheden uitgevoerd mogen worden,
een omgevingsvergunning aangevraagd te worden. Onderdeel van deze
aanvraag kan door het bevoegd gezag en archeologisch onderzoek
verlangd worden.
Voor de
cultuurhistorisch waardevolle gebieden is eveneens een regeling
opgenomen. De regeling komt er in essentie op neer dat uitsluitend met
afwijking gebouwd kan worden overeenkomstig de onderliggende enkel
bestemming. In het kader van de afwijking wordt gewogen of de
aangevraagde omgevingsvergunning een onevenredige afbreuk doet aan de
cultuurhistorische waardering. Wat exact deze waardering is wordt in
het eerste lid van de betreffende artikelen nader uitgewerkt en
voorzien van inhoud. Daarnaast kan meer specifiek teruggevallen worden
op de onderliggende beleidsnota welke als bijlage bij dit
bestemmingsplan is opgenomen. Het regeling maakt het mogelijk dat een
cultuurhistorisch onderzoek onderdeel moet zijn van de aanvraag
omgevingsvergunning.
6 Economische uitvoerbaarheid
Bij de
voorbereiding van een ruimtelijk plan dient, op grond
van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden
naar de (economische) uitvoerbaarheid van het voornemen. Dit onderzoek
dient plaats te vinden indien er sprake is van een 'bouwplan'. Het
onderhavige bestemmingsplan maakt geen nieuwe bouwplannen mogelijk.
Nader onderzoek naar de economische uitvoerbaarheid kan dan ook
achterwege gelaten worden.
7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
7.1 Algemeen
Bij
de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient op grond
van artikel 3.1.6 lid 1 Wro sub c overleg te worden gevoerd als bedoeld
in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt
overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en
Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of
belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het
geding zijn. Het vooroverleg voor dit bestemmingsplan wordt
parallel aan de ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan
doorlopen.
Een
ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken
ter inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder
om zienswijzen in te dienen op het plan Na vaststelling door de Raad
wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt
na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de
mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak
Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop
van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is
er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking,
tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige
voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt
indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt
met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State.
7.2 Verslag zienswijzen
Het
bestemmingsplan Cultuurhistorie en archeologie heeft vanaf 10 juli 2014
voor een periode van 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode
zijn er een twee zienswijzen ingediend. Beide zienswijzen zijn tijdig
ingediend en ontvankelijk. In de Nota zienswijzen zijn de zienswijzen
samengevat en voorzien van een inhoudelijke beantwoording. Deze Nota is
als bijlage opgenomen bij dit bestemmingsplan.
Als
gevolg van de ingediende zienswijzen is het bestemmingsplan aangepast
voor het perceel Lopikerweg 7. Middels een specifieke aanduiding is de
vrijstelling van omgevingsvergunning voor werken welke in oppervlakte
minder dan 50 m2 beslaan niet van toepassing voor dit perceel. Daarmee
is er voor alle werken een omgevingsvergunning noodzakelijk
voor werken en werkzaamheden welke in diepte meer verstoren
dan opgenomen in de betreffende bepalingen.