Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Schoonhoven-Noord
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0608.BP1140SchoonhovenN-VG01

4.2 Milieu

4.2.1 Bodem
In het kader van een bestemmingsplan dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet Bodembescherming. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Indien sprake is van een functiewijziging zal er in veel gevallen een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd op de planlocatie. Middels dit onderzoek kan in beeld worden gebracht of de bodemkwaliteit en de beoogde functie van het plangebied bij elkaar passen.
 
Planspecifiek
Het bestemmingsplan maakt geen functiewijzigingen of ontwikkelingen direct mogelijk waarvoor aangetoond moet worden dat de bodemkwaliteit in orde is. Behalve voor de functieverbreding van het bedrijventerrein Schoonhoven-Noord zullen alle toekomstige functiewijzigende ontwikkelingen middels aparte procedures, zoals een herziening van het bestemmingsplan of een omgevingsvergunning, geregeld worden. Tijdens deze procedures zal er, indien noodzakelijk, naar het aspect bodem gekeken worden.
 
De functieverbreding van het bedrijventerrein Schoonhoven-Noord kan alleen plaatsvinden mits de bodem geschikt is voor de beoogde verbrede functie. Gelet op de hoge bebouwingsdichtheid en daarnaast grote hoeveelheid verharding is het niet in de lijn der verwachting dat er contact met de bodem zal optreden. Dit is echter afhankelijk van de dan beoogde ontwikkeling en de specifieke locatie. In de regels van het voorliggende bestemmingsplan is hier rekening mee gehouden.
4.2.2 Luchtkwaliteit
In de Wet Milieubeheer gaat paragraaf 5.2 over luchtkwaliteit. Deze paragraaf vervangt het Besluit Luchtkwaliteit 2005 en staat ook wel bekend als de ‘Wet luchtkwaliteit’. De Wet luchtkwaliteit introduceert het onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Projecten die wel 'in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit behelzen over het algemeen de aanleg van grootschalige bedrijventerreinen, de aanleg van infrastructuur en de realisatie van woonwijken groter dan 1.500 woningen.
 
Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in een de algemene maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate bijdragen’ (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een woonwijk van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de Regeling 'niet in betekenende mate bijdragen'.
 
Een belangrijk onderdeel voor de verbetering van de luchtkwaliteit is het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Binnen dit NSL, dat sinds 1 augustus 2009 in werking is, werken het Rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren.
 
Besluit gevoelige bestemmingen
Op 16 januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen in werking getreden. Het Besluit gevoelige bestemmingen is gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer. Met het Besluit wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provinciale- en rijkswegen beperkt. Dit heeft consequenties voor de ruimtelijke ordening.
Het Besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), in het bijzonder kinderen, ouderen en zieken. Indien een project betrekking heeft op een gevoelige bestemming en geheel of gedeeltelijk is gelegen op een afstand van 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen (gemeten vanaf de rand van de weg) mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een gevoelige bestemming niet toenemen als overschrijding van de grenswaarden voor PM10 of NO2 dreigt/plaatsvindt.
 
De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming:
  • scholen;
  • kinderdagverblijven;
  • verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen.
Het gaat hierbij niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord, maar om alle vergelijkbare functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten.
 
In het kader van het opstellen van een bestemmingsplan moeten er twee aspecten in beeld gebracht worden. Ten eerste of de luchtkwaliteit de nieuwe functie toelaat. Ten tweede moet bekeken worden of het plan de luchtkwaliteit ‘niet in betekenende mate’ verslechtert. Indien het plan wel ‘in betekenende mate’ bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit, is het van belang om te toetsen of de grenswaarden niet overschreden worden. Indien geen overschrijding van de grenswaarden plaatsvindt, kan het plan alsnog gerealiseerd worden.
 
Planspecifiek
Het plan draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een toetsing aan de luchtkwaliteitsnormen is niet noodzakelijk. De Wlk staat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg. Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.
4.2.3 Geluid
De mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):
  • woningen;
  • geluidsgevoelige terreinen (terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan categorale en academische ziekenhuizen, verpleeghuizen, woonwagenstandplaatsen);
  • andere geluidsgevoelige gebouwen, waaronder onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en verpleeghuizen die zijn aangegeven in artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder (Bgh):
    • verzorgingstehuizen;
    • psychiatrische inrichtingen;
    • medisch centra;
    • poliklinieken;
    • medische kleuterdagverblijven.
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen en geluidbelastingkaarten en actieplannen.
 
Planspecifiek
Aangrenzend aan het plangebied is het stiltegebied 'Krimpenerwaard - Albasserwaard' gelegen. De hiernavolgende afbeelding toont de ligging en begrenzing van een deel van dit gebied.
 
Ligging en begrenzing stiltegebied
 
De Provinciale milieuverordening (PMV) bevat regelgeving omtrent de stiltegebieden. Het voorliggende bestemmingsplan is een conserverend bestemmingsplan. Er wordt daarbij niet in nieuwe ontwikkelingen voorzien die de waarden van het stiltegebied kunnen schaden.
 
Het plangebied is overwegend een 30 km per uur gebied. Voor deze wegen hoeft geen onderzoek gedaan te worden. Door de situering van het plangebied direct naast de provinciale weg is geluid wel een belangrijk aspect bij toekomstige ontwikkelingen in het zuidelijk deel van het plangebied. 
 
Het bestemmingsplan laat verder geen nieuwe geluidsgevoelige functies toe. De verbreding van functies op het bedrijventerrein Schoonhoven Noord zal niet leiden tot een significante toename aan verkeersbewegingen of industrielawaai. Immers, de verbreding creëert geen nieuwe ruimte voor industrie. Naar verwachting leidt de verbreding wel tot extra verkeersbewegingen, deze bewegingen zullen echter niet significant zijn daar de bestaande gebouwen nu ook al verkeersaantrekkende functies bevatten. Doordat het bestemmingsplan verder geen ontwikkelingen rechtstreeks mogelijk maakt is het aspect geluid geen belemmering.
4.2.4 Bedrijven en milieuzonering
Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
 
Bij een ruimtelijke ontwikkeling kan sprake zijn van reeds aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functie krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functie op een verantwoorde afstand van bedrijven komen te staan. Doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van de bedrijven als ook een goed klimaat voor de gevoelige functie.
 
Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. De 'Vereniging van Nederlandse Gemeenten' (VNG) geeft sinds 1986 de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' uit. In deze publicatie is een lijst opgenomen, met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstanden afgeweken wordt dient een nadere motivatie gegeven te worden waarom dat wordt gedaan.
 
Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'. Het scheiden van milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen dient twee doelen:
  • het reeds in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij gevoelige bestemmingen;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan de milieubelastende activiteiten (bijvoorbeeld bedrijven) zodat zij de activiteiten duurzaam, en binnen aanvaardbare voorwaarden, kunnen uitoefenen.
Planspecifiek
Binnen het plangebied is een bedrijventerrein (Schoonhoven Noord) gelegen. Gelet op de functiemenging is het gebied aan te merken als gemengd gebied. Direct naast woningen komen andere functies voor, het betreft in hoofdzaak bedrijven. Op dit bedrijventerrein zijn bedrijven toegestaan tot en met categorie 2 in de staat van bedrijfsactiviteiten. Hiervoor geldt een richtafstand van 10 meter tussen het bedrijf en de gevoelige bestemmingen zoals burgerwoningen of bedrijfswoningen van derden. 
 
Met de vergunningverlening (milieuvergunning) wordt met de afstand tussen het bedrijf en de gevoelige objecten rekening gehouden. Hierdoor is de bedrijfsvoering of de situering van de woningen nu op elkaar aangepast zodat er geen overlastgevende situaties ontstaan. Bij nieuwvestiging van bedrijven zal middels vergunningverlening een goede afstemming ten opzichte van de gevoelige bestemming behaald worden. De verbreding van de functies op het bedrijventerrein Schoonhoven-Noord maakt nieuwe gevoelige functies mogelijk. Hierdoor dienen de beoogde functieverbredingen ten tijde van het doorlopen van de afwijkingsbevoegdheid nader gemotiveerd te worden voor wat betreft bedrijven en milieuzonering. Echter, algemeen kan gesteld worden dat bedrijvigheid categorie 1 en 2 inpasbaar is aangezien deze categorie thans aanwezig is. Een richtafstand van 10 meter tot gevoelige bestemmingen is daarbij maatgevend.
 
4.2.5 Externe veiligheid
Externe veiligheid gaat over de beheersing van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Die activiteiten kunnen bestaan uit het opslaan, verwerken of transporteren van gevaarlijke stoffen. Deze activiteiten kunnen een risico veroorzaken voor de leefomgeving. Daarnaast worden de risico's van het opstijgen en landen op vliegvelden ook onder het thema externe veiligheid gevangen. De risico's worden uitgedrukt in twee risicomaten; het plaatsgebonden risico (hierna: PR) en het groepsrisico (hierna: GR).
Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of dit plan is gelegen binnen het invloedsgebied van een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Daarnaast wordt gekeken of het plan ligt binnen het invloedsgebied van de transportroute (weg, spoor, water of buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen (o.a. LPG en benzine) worden vervoerd.
 
Planspecifiek
Onderstaande uitsnede van de landelijke risicokaart laat diverse externe risico's zien, te weten: vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, door buisleidingen en drie 'overige inrichtingen'.
 
Uitsnede Risicokaart (www.risicokaart.nl)
 
Binnen het plangebied spelen de volgende aspecten een rol.
Adres Soort risico  NaamActiviteit Plaatsgebonden risico (PR) 10-6 
Industrieweg 4Overige inrichting (nr. 1 op kaart) Opslag gevaarlijke stoffen0 meter
Industrieweg naast 7Overige inrichting (nr. 2 op kaart)GasdrukregelstationGasdrukregelstation15 meter
Opweg 90aOverige inrichting (nr. 3 op kaart) Transport gevaarlijke stoffen0 meter
N210Transport over weg Transport gevaarlijke stoffen 
t.o. Industrieweg nst 7Transport door buisleidingenGasunieTransport aardgas (ø 159mm) 
 
De ontwikkelingen zoals beschreven in hoofdstuk 2 van deze toelichting zullen allen mogelijk gemaakt worden met een ruimtelijke procedure. Dit kan een afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid zijn. Binnen deze bevoegdheden dient onderzoek gedaan te worden naar de externe veiligheid. De functieverbreding van het bedrijventerrein Schoonhoven-Noord kan alleen plaatsvinden mits de normen voor het groepsrisico niet overschreden worden.