Plan: | Nieuw-Mathenesse Noord-Oost |
---|---|
Status: | concept |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0606.BP00109-0001 |
Het bestemmingsplan is opgesteld als uitwerking van de Schiedamse gebiedsontwikkeling Nieuw-Mathenesse. De gebiedsontwikkeling ziet op de transformatie van het noordelijk deel van dit bedrijventerrein naar een gemengd woon-werkgebied. De gebiedsontwikkeling ziet verder op de doorontwikkeling en opwaardering van het bedrijventerrein, waarvan onder andere het versterken van het distilleercluster als onderdeel van het Dutch Distillers District een onderdeel is.
Het voorliggende bestemmingsplan is specifiek opgesteld met als doel om de transformatie van het noordoostelijk deel van het bedrijventerrein Nieuw-Mathenesse naar een gemengd woon-werkgebied mogelijk te maken. Het plangebied staat in Schiedam lokaal bekend als de Van Deventer-driehoek.
Het bestemmingsplan is een integrale herziening van de diverse geldende planologische regelingen in het plangebied. Het bestemmingsplan biedt waar mogelijk directe bouwtitels voor de beoogde ontwikkeling.
Het plangebied is globaal aangeduid op afbeelding 1. Het gaat om gronden gelegen tussen de gemeentegrens met Rotterdam (zuidzijde Van Deventerstraat), de Nieuw-Mathenesserstraat en de bebouwing aan de Rotterdamsedijk. Het plangebied is ruim drie hectare groot en nagenoeg geheel in gebruik als bedrijventerrein (waarvan circa twee hectare uitgeefbare bedrijfskavels).
Afbeelding 1 - Globale begrenzing plangebied Nieuw Mathenesse Noord-Oost met rode lijnen
Aan de noordzijde grenst het plangebied aan de bestaande bebouwing aan de Rotterdamsedijk (ook vallend onder de wijk Schiedam-Oost). Het plangebied grenst aan de westzijde aan het terrein van de voormalige glasfabriek, waar eveneens een herontwikkeling tot gemengd woon-werkgebied in voorbereiding is. Aan de zuidzijde van de Van Deventerstraat ligt de gemeentegrens, met de Rotterdamse Van Deventer-driehoek, eveneens in gebruik als bedrijventerrein. Iets verder naar het oosten bevindt zich de Rotterdamse gebiedsontwikkeling Merwe-/Vierhavens (M4H).
Verder naar het zuiden en zuidwesten ligt het Schiedamse bedrijventerrein Nieuw-Mathenesse, een industrieterrein met onder andere enkele grote distilleerderijen.
In het plangebied zijn momenteel vijf bestemmingsplannen van kracht, welke met dit plan (gedeeltelijk) worden herzien. Het betreft de volgende plannen:
Bestemmingsplan | IMRO-nummer | Vastgesteld door de gemeenteraad |
Oost | NL.IMRO.0606.BP0004- | 27 oktober 2011 |
Nieuw-Mathenesse | NL.IMRO.0606.BP0024- | 25 juni 2013 |
Nieuw-Mathenesse, eerste herziening | NL.IMRO.0606.BP0034- | 13 september 2016 |
Parapluplan Parkeren | NL.IMRO.0606.BP0044- | 5 juni 2018 |
Paraplu-bestemmingslan begrippen en wijzen van meten | NL.IMRO.0606.BP00100- | 20 april 2021 |
Geluidzone Havens NoordWest / Oost-Frankeland | NL.IMRO.0606.BP00105- | eind 2023 (gepland) |
Voor het merendeel van het plangebied geldt momenteel het bestemmingsplan Nieuw-Mathenesse. De bestemmingsplannen Oost en Nieuw-Mathenesse, eerste herziening, zien op enkele specifieke percelen binnen het plangebied. De beide parapluplannen zien op een gemeentebrede implementatie en standaardisatie van diverse specifieke regels.
Het bestemmingsplan Geluidzone ziet op de aanpassing van de begrenzing van het gezoneerd industrieterrein. Specifiek relevant is dat hiermee het gehele plangebied niet langer is aangewezen als gezoneerd industrieterrein.
Het bestemmingsplan geeft het planologisch kader voor de beoogde herontwikkeling en transformatie van een deel van Nieuw-Mathenesse. Deze gebiedsontwikkeling is een Schiedamse ontwikkeling, waarbij beleidsmatig samenhang aanwezig is met de herontwikkeling van het terrein van de voormalige glasfabriek aan de westzijde van het plangebied.
In het direct nabij het plangebied gelegen gebied Merwe-Vierhavens (M4H) is ook in de gemeente Rotterdam een gebiedsontwikkeling gaande. De insteek van deze ontwikkeling is enigszins vergelijkbaar. Ook hier wordt gewerkt aan transformatie van een deel van het bestaande bedrijventerrein naar een gemengd woon-werkgebied. De planologische wijzigingen hiervoor vinden in hoofdzaak plaats in het Rotterdamse bestemmingsplan Merwe-Vierhavens (NL.IMRO.0599.BP1122VierhMerwh-). Dat bestemmingsplan regelt onder andere de nieuwe bestemmingslegging voor het gebied waarmee woningbouw mogelijk wordt, geeft bedrijventerreinen een juiste bestemming en voert diverse aanpassingen in de begrenzing van het gezoneerde industrieterrein 'Havens Noord Oost - Frankenland' in Rotterdam door.
Om de regels voor de geluidzone buiten de plangrens van dit bestemmingsplan te regelen is door Rotterdam een zogenaamde parapluherziening opgesteld, waarmee de ligging van de geluidzone is afgestemd op de nieuwe situatie van het gezoneerd industrieterrein. Dit is het bestemmingsplan 'Parapluherziening geluidzone Havens Noordwest Oost-Frankenland' (IMRO-code NL.IMRO.0599.BP1235HavensNOF-).
Beide Rotterdamse bestemmingsplannen zijn procedureel gelijktijdig opgesteld. De ontwerpen van de bestemmingsplannen zijn in mei 2023 door Rotterdam in procedure gebracht.
Voor de gebiedsontwikkeling M4H en de aanpassing van de begrenzing van het gezoneerd industrieterrein is ook de procedure van opstelling van een milieueffectrapportage doorlopen. Voor een uitgebreidere toelichting hierop wordt verwezen naar paragraaf 5.1.3.
Het bestemmingsplan bestaat uit drie delen:
De inhoud van de toelichting is als volgt opgebouwd:
Het bedrijventerrein Nieuw-Mathenesse kent een interessante ontstaansgeschiedenis, waarbij de nabijheid van de Schiedamse binnenstad, de specifieke structuur van inpolderingen en de afwateringen in de rivierdelta van de Schie bepalend zijn geweest voor zijn vorming. De verschillende soorten industriele- en haven gerelateerde functies langs de Buitenhaven en de Nieuwe Waterweg maken het gebied rijk aan historie.
Het plangebied omvat (delen van) de historische polder Nieuw-Mathenesse. De historische scheiding tussen deze polder en de polder Oost-Frankeland werd gevormd door de Groenedijk, die vanaf de Rotterdamsedijk in zuidelijke richting door het plangebied liep ter hoogte van waar nu ongeveer de Nieuw-Mathenesserstraat loopt. De polder Nieuw-Mathenesse werd rond 1350 ingepolderd ten zuiden van de toenmalige zeedijk (nu Rotterdamsedijk). Tussen 1340 en 1390 werd westelijk hiervan de Schieloop gekanaliseerd. In 1390 werd de zandplaat De Noort gekocht van de heer van Mathenesse, en vervolgens doorgraven. Met deze aanpassingen ontstond de Buitenhaven. Sinds 1394 behoorde het stuk grond aan weerszijden van de Buitenhaven tot de stadsvrijheid van Schiedam.
Het plangebied bleef tot in de negentiende eeuw grotendeels onbebouwd. Op de stadsplattegrond van Rutger van Bol'es uit 1770 is alleen wat bebouwing aanwezig langs de Rotterdamsedijk en het deel van de Buitenhavenweg direct grenzend aan de binnenstad (buiten het plangebied). De historische landschappelijke structuren zouden tot aan de grootschalige ingrepen in het omliggende gebied in de twintigste eeuw, met name het graven van de Merwe-/Vierhavens, op hoofdlijnen in stand blijven.
Afbeelding 2 Historische foto van Nieuw-Mathenesse Noord, met de glasfabriek op de voorgrond en de Van Deventer-driehoek daarachter
Wel was sinds medio 19e eeuw langs de Buitenhaven een cluster van bedrijvigheid rondom de jenever-industrie ontstaan, bestaande uit branderijen, pakhuizen en ondersteunende bedrijvigheid zoals glasfabrieken en een sodafabriek. Tegen het eind van de 19e eeuw begint een proces van schaalvergroting en concentratie in de industrie. Voor Nieuw-Mathenesse Noord betekent dit onder andere dat het terrein van de glasfabriek geleidelijk aan uitgroeit van de Buitenhavenweg naar de Nieuw-Mathenesserstraat. Vanaf het midden van de 20e eeuw wordt ook het plangebied in gebruik genomen voor huisvesting van bedrijven. Onder andere wordt een fabriek gebouwd waar Coca-Cola wordt gebotteld.
Aan de noordzijde van de Couwenhovenstraat bevindt zich een langgerekt enkellaags bebouwingsblok, dat van oudsher in gebruik is voor garagebedrijven.
Afbeelding 3 Historische ontwikkeling plangebied en omgeving (bron: www.topotijdreis.nl)
De stedenbouwkundige opzet van het gebied is sinds de oorspronkelijke aanleg in het midden van de 20e eeuw nagenoeg onveranderd. Ook het functioneel gebruik is sinds die tijd grotendeels gelijk gebleven.
Het plangebied wordt voor het grootste deel in gebruik genomen door bedrijfspanden en buitenruimte ten behoeve van de bedrijvigheid. Aan de noordzijde van de Couwenhovenstraat is een langgerekte gebouwreeks aanwezig, vooral in gebruik als garages. Enkele percelen zijn vrij van bebouwing en worden (tijdelijk) benut voor onder andere parkeren.
Afbeelding 4 Luchtfoto situatie plangebied
Het plangebied wordt door twee wegen ontsloten. De Nieuw-Mathenesserstraat loopt vanaf de Rotterdamsedijk in zuidelijke richting het bedrijventerrein op. In de zuidwestpunt van het plangebied takt de Van Deventerstraat aan op de Nieuw-Mathenesserstraat. De Van Deventerstraat vormt de zuidgrens van het plangebied, en verbindt Nieuw-Mathenesse over de Rotterdamsedijk, via het Marconiplein en de Tjalklaan met de A20. Deze ontsluiting is van groot belang voor de afwikkeling van (vracht)verkeer vanaf Nieuw-Mathenesse.
Van de Van Deventerstraat loopt de Couwenhovenstraat langs de noordzijde van het plangebied naar de Nieuw-Mathenesserstraat. Tussen de Nieuw-Mathenesserstraat en de Couwenhovenstraat wordt het plangebied grofweg in tweeën gedeeld door de Van Cleeffstraat.
De openbare ruimte in het plangebied bestaat met name uit wegen en parkeervoorzieningen. Openbaar groen is zeer beperkt aanwezig en bestaat bijna letterlijk uit twee strookjes gras en een paar bomen en struiken. Het merendeel van het plangebied is bebouwd of verhard.
Langs de zuidkant van het plangebied is een primaire waterkering aanwezig (de Van Deventerstraat). Deze dijk is beperkt als zodanig herkenbaar, omdat aangrenzende bebouwing deels in (het verlengde van) het dijktalud is gebouwd. Het dijktalud valt met name op door de hoogteverschillen wanneer de weg wordt afgereden.
De gronden in het plangebied worden momenteel in hoofdzaak gebruikt voor gemengde vormen van bedrijvigheid. Het eigendom van de grond berust hoofdzakelijk bij de gemeente. Een deel van het gebied is nog in erfpacht uitgegeven ten behoeve van bedrijfsvestiging. Het proces om te komen tot beeindiging van alle erfpacht- en andersoortige gebruikscontracten is inmiddels in gang gezet. Naar verwachting is medio 2024 het gebied vrij van vaste gebruikers.
Langs de Couwenhovenstraat bevinden zich enkele garagebedrijven, de gronden zijn in particulier bezit. Beoogd wordt dat deze in eigendom worden verworven door de gemeente.
De bijzondere historie van Nieuw-Mathenesse heeft zijn sporen in het plangebied nagelaten. Het erfgoed toont de ontstaansgeschiedenis en de gelaagdheid van dit stadsdeel en de verbondenheid ervan met bijzondere aspecten van de industriële geschiedenis van Schiedam. De gebouwen en bouwwerken bepalen mede de karakteristiek en de identiteit van het gebied. Het zijn de parels van het gebied en geven de plek zijn eigen karakter. De diverse monumentale panden kunnen de schakels vormen van routes waarbij verleden, heden en toekomst verbonden worden.
Aan de Couwenhovenstraat ligt de voormalige Coca-Cola fabriek, een gemeentelijk monument. Daarnaast kent het gebied, en de directe omgeving, enkele karakteristieke panden. De bebouwing aan de noordzijde van de Couwenhovenstraat is daar een voorbeeld van, evenals de Grensflat met beheerderswoning direct ten oosten van het plangebied.
Het plangebied wordt op basis van het voorliggende bestemmingsplan nagenoeg geheel herontwikkeld.
Het primaire kader voor de ontwikkeling is vastgelegd in het Ruimtelijk Raamwerk Nieuw Mathenesse fase 1. De hoofdstukken 3 en 4 van het Ruimtelijk Raamwerk geven een beschrijving van de visie voor het gebied voor diverse deelaspecten, en de richtlijnen voor uitwerking.
Voor het plangebied is de visie uit het Ruimtelijk Raamwerk door de gemeente verder uitgewerkt tot een stedenbouwkundige opzet voor herontwikkeling. Dit als inzet ten behoeve van de tender waarmee het eigendom van het gebied, en daarmee ook de realisatie van het voorliggende bestemmingsplan, uiteindelijk aan een ontwikkelende partij (partijen) wordt overgedragen.
Afbeelding 5 Beeld van het beoogd stedelijk concept
Dit hoofdstuk geeft een samenvattende beschrijving van de relevante delen uit het Ruimtelijk Raamwerk en de doorvertaling daarvan in het stedenbouwkundig plan. Ook bevat dit hoofdstuk de onderbouwing op grond van de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Nieuw-Mathenesse heeft het in zich om te stad Schiedam te verrijken als stedelijk gebied. Dat gebeurt onder andere door in het noordelijk deel van Nieuw-Mathenesse nieuwe woonmilieus toe te voegen, en door bijzondere openbare plekken toe te voegen die een meerwaarde voor de stad als geheel opleveren. De herontwikkeling van het noordelijk deel van Nieuw-Mathenesse betekent de transformatie van een verouderd en deels in onbruik geraakt bedrijventerrein, naar een uniek onderscheidend stadsdeel. Het geeft daarmee Schiedam ruimte om een aantal ontwikkelingen voor de toekomst in gang te zetten en daarmee nog beter aan te sluiten op het stedelijk netwerk in de wijdere omgeving van de Metropoolregio.
Het voorliggende bestemmingsplan ziet op het noordoostelijke deel van Nieuw-Mathenesse. Na sloop van een groot deel van de bestaande bebouwing en het bouwrijp maken van het gebied, wordt dit in fasen ontwikkelt tot een gemengd woon-werkgebied.
Het plangebied wordt in de komende jaren getransformeerd van industrieel bedrijventerrein naar een levendig en inclusief stuk stad waar zal worden gewoond, gewerkt en verbleven. Het is een uniek gebied, dicht bij het historische centrum van Schiedam. Aan de westzijde fungeert de herontwikkeling van de voormalige glasfabriek als aanjager voor de gebiedsontwikkeling, ook omdat hiermee nieuwe routes ontstaan tussen de binnenstad en de Van Deventer-driehoek. Ook ligt het plangebied nabij de gebiedsontwikkeling M4H, het havengebied in Rotterdam wat in de nabije toekomst ook van karakter gaat veranderen. Samen met de gebiedsontwikkeling SchieDistrict, nabij station Schiedam Centrum, biedt de transformatie van Nieuw-Mathenesse Noord ruimte voor het realiseren van een groot deel van de woningbouw- en verdichtingsopgaves in Schiedam.
Afbeelding 6 Hoofddoelen van de stedenbouwkundige opzet
In deze paragraaf worden voor een aantal onderwerpen de uitgangspunten voor herontwikkeling kort toegelicht, op de wijze zoals die ook in de stedenbouwkundige opzet voor de transformatie zijn opgenomen.
Het plangebied is strategisch gelegen op een schakelpunt in de stad Schiedam. De binnenstad ligt direct westelijk van het plangebied, het bedrijventerrein Nieuw-Mathenesse direct ten zuiden er van. Oostelijk grenst het plangebied aan de Van Deventer-driehoek, eveneens onderdeel van de transformatie van Nieuw-Mathenesse Noord van bedrijventerrein naar gemengd woon-werkgebied. Iets verderop ligt de Rotterdamse gebiedsontwikkeling M4H. Aan de noordkant van het plangebied ligt Schiedam-Oost, met op korte loop- en fietsafstand het station Schiedam Centrum (metro, bus, tram en trein). Nieuw-Mathenesse Noord heeft het daarom in zich om, met als basis de voorzieningen die in de directe nabijheid aanwezig te zijn, uit te groeien tot een autoluwe wijk, ingericht op fiets- en wandelverkeer. De transformatie van het gebied is een goed moment om verder in te zetten op de zogenaamde 10 minuten stad. De functies en voorzieningen in het gemengd stedelijk milieu zoals dat met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, vormen een aanvulling op de omgeving. Insteek is dat deze niet met voorzieningen in de Schiedamse binnenstad of Schiedam-Oost gaan concurreren, maar dat ze wel voorzien in enkele specifieke dagelijkse levensbehoeften van nieuwe bewoners en gebruikers van het gebied.
Ambitie is om Nieuw-Mathenesse Noord, de Schiedamse binnenstad en Schiedam-Oost in de toekomst onlosmakelijk met elkaar te verbinden, zodat ze elkaar aanvullen en versterken. Ook de relatie met Rotterdam Nieuw-Mathenesse en M4H is daar onderdeel van. In de huidige situatie zijn hiervoor de routes naar, en verbindingen met, de omgeving nog niet optimaal. Binnen de bredere kaders van de gebiedsontwikkeling Nieuw-Mathenesse worden deze opgepakt. Daarbij wordt de ontwikkeling binnen het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan als katalysator en aanjager gebruikt om diverse maatregelen (versneld) uit te werken en door te (kunnen) voeren.
Binnen het plangebied zelf zijn uiteraard de routes binnen het gebied van belang, waarbij de oost-west route door het plangebied een goede verbinding maakt tussen de binnenstad, het westelijk gelegen terrein van de glasfabriek en de Rotterdamse M4H.
De bestemmingslegging wijzigt van bedrijventerrein naar gemengd woon-werkgebied. Binnen de nieuwe woongebieden blijft onder voorwaarden vestiging van bedrijven mogelijk, passend bij de beoogde kwaliteit van een gemengd woon-werkgebied. Daarnaast worden diverse wijkondersteunende voorzieningen mogelijk gemaakt, zoals maatschappelijke voorzieningen, horeca en kleinschalige detailhandel. Enkele kleine percelen aan de randen van het plangebied behouden hun bestemmingslegging, omdat hier geen nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien.
De ambitie om van Nieuw-Mathenesse Noord een gemengd woon-werkgebied te maken, sluit aan bij de grote behoefte aan woningen in Schiedam. Nieuw-Mathenesse Noord is onder andere door de ligging naast de historische binnenstad en de nabijheid van het station Schiedam-Centrum aantrekkelijk om te wonen. Hier ontstaat een hoogstedelijk woongebied: een wijk met veel functies op een klein oppervlak (hoogbouw woningen, werken aan huis, voorzieningen) en goed openbaar vervoer in de buurt. De kwaliteit van de openbare ruimte is daarbij extra belangrijk, het gebied wordt (beter) openbaar toegankelijk en meer mensen maken er gebruik van. Op Nieuw-Mathenesse Noord wordt een woonmilieu gecreëerd dat onderscheidend en nieuw is voor Schiedam, maar dat wel aansluit bij de Schiedamse stedelijkheid. De herontwikkeling van het plangebied versterkt de Schiedamse stedelijkheid: bestaande structuren worden doorgezet en aangevuld met bebouwing met een variatie in grootte. De transformatie van het gebied sluit daardoor naadloos aan bij de bestaande stad en voegt daaraan nieuwe kwaliteiten toe.
Afbeelding 7 Indicatie van de beoogde stedenbouwkundig opzet
Het programma binnen het plangebied bestaat uit twee componenten. De transformatie ziet vooral op het toevoegen van een groot aantal woningen, daarnaast blijft het gebied ook de mogelijkheid bieden voor huisvesting van bedrijven en ondernemingen. Deze laatste categorie valt uiteen in bedrijfsactiviteiten die gericht zijn op het verzorgen van bewoners en bezoekers van het gebied (voorzieningen), en bedrijfsmatige activiteiten die bijdragen aan een levendige en aantrekkelijke wijk. De nieuwe wijk draagt daarmee bij aan het versterken van het woonklimaat en economisch vestigingsklimaat van Schiedam.
Woningen
Het aantal woningen binnen het plangebied bedraagt maximaal 500, wat een dichtheid betekent van ongeveer 150 woningen per hectare. Insteek is woningen voor verschillende doelgroepen te bouwen. De gemeente Schiedam heeft een groot tekort aan woningen voor middeninkomens, en kent naar verhouding een groot aantal woningen in de lagere prijsklassen (zowel koop als (sociale) huur). Door toevoegen van koopwoningen voor middeninkomens, wordt de doorstroming bevordert en is er gelegenheid om sociale stijgers vast te houden in Schiedam. Binnen het plangebied worden zowel koop- als huurwoningen gerealiseerd. Het gebied is groot genoeg om diverse typen woningen te bouwen, en deze ook op een goede manier te plaatsen.
Minimaal 30% van de 500 woningen wordt als sociale huurwoning gerealiseerd (minimaal 150 sociale huurwoningen bij volledige planrealisatie). Afspraken over de instandhouding van de sociale huurwoningen worden gemaakt tussen de uiteindelijke ontwikkelaar(s) en een woningcorporatie (toegelaten instelling).
Voor de overige woningen wordt getalsmatig met name ingezet op het middensegment, en dan voornamelijk koopwoningen. Qua typologie zal dit voornamelijk bestaan uit appartementen en woningen gericht op midden- en hogere inkomens bestaande uit 2- tot 4-persoonshuishoudens. Aandachtspunt hierbij is dat de stad Schiedam voldoende (kleinere) woningen voor 1-2 persoonshuishoudens kent, met name door de substantiële toevoeging van dergelijke woningen in de gebiedsontwikkeling Schieveste (Schiedistrict) en het reeds aanwezige aanbod van deze woningen in de bestaande voorraad. Mede om die reden bedraagt de minimale oppervlakte van een woning 70m2, zowel voor de koop- als huurwoningen.
Mogelijk biedt het plangebied ook ruimte voor een woonzorgvoorziening. Deze specifieke combinatie van wonen en zorg is momenteel nog onderwerp van studie, en wordt mede in samenhang met de planuitwerking voor de voormalige glasfabriek bezien.
Sociaal-maatschappelijke voorzieningen en werklocaties
De transformatie naar woongebied betekent ook dat er in Nieuw-Mathenesse Noord-Oost voorzieningen komen, die bijdragen aan een levendige, gezonde en aantrekkelijke wijk. Passend bij de ambities en het karakter van een gezond Schiedam wordt er in Nieuw-Mathenesse ruimte geboden aan diverse sociaal-maatschappelijke voorzieningen.
In de nieuw te ontwikkelen wijk is ruimte voor ontmoeting. Er zal ruimte ontstaan voor een sociale structuur waar mensen de kans krijgen om een leven op te bouwen dat past bij een duurzame levensstijl, en waar mensen oog hebben voor elkaar. Er komen kleinschalige speelplaatsen in de openbare ruimte nabij de woonomgeving, en er wordt gekeken naar het faciliteren van sport en spel op daken van de nieuwe bebouwing, om zo een intensiever ruimtegebruik te realiseren. Bewoners en bezoekers kunnen gebruik maken van deelvoorzieningen zoals electrische deelauto’s, -scooters en -fietsen die beschikbaar zijn in de mobiteliteitshub. Voor jonge gezinnen wordt in de nabijheid van hun woning voorzien in de mogelijkheid van kinderopvang, en de autoluwe groene binnengebieden van de wijk zijn aantrekkelijk voor spelen en bewegen in de buitenlucht.
Voor wat betreft het primair onderwijs en het merendeel van de overige sociaal-maatschappelijke voorzieningen is de wijk gericht op het bestaande aanbod in (met name) de binnenstad en Schiedam Oost. De nieuwe wijk zorgt hiermee voor het versterken van het economisch-maatschappelijk draagvlak van deze voorzieningen, en kan bijdragen aan de duurzame instandhouding op een goed kwalitatief niveau van de bestaande voorzieningen.
Naast voorzieningen voor de wijkbewoners en bezoekers, blijven reguliere werklocaties een belangrijk onderdeel van het plangebied. Deze zullen wel een ander profiel hebben dan de vroegere bedrijvigheid binnen het plangebied.
Binnen de uitwerking van de stedenbouwkundige opzet voor het plangebied is gezocht naar vormen van bedrijvigheid die kunnen worden gecombineerd met woonfuncties. Het bestemmingsplan maakt circa 10.000m2 bedrijfsruimte mogelijk, waarbij voor diverse categorieën bedrijvigheid en voorzieningen nadere voorwaarden zijn gesteld.
Nieuw-Mathenesse vormt een verbindende schakel tussen de Schiedamse binnenstad, het station Schiedam-Centrum, de Rotterdamse gebiedsontwikkeling M4H en de wijken Schiedam-Oost en Rotterdam Oud-Mathenesse. Het is een gebied omringd door (in potentie) veel fysieke barrières, zoals de dijk, het omliggende water en drukke wegen. Een heldere structuur ten aanzien van autoverkeer, langzaam verkeer en openbaar vervoer helpt met het versterken van duurzame bereikbaarheid, waarbij het accent verschuift naar de fietser, voetganger en het OV.
Deze thema’s waren dan ook een belangrijk onderdeel in de visievorming voor Nieuw-Mathenesse. In de nieuwe wijk komen wonen en werken op een nieuwe en innovatieve manier samen, en zijn goede verbindingen met de omgeving essentieel. Dit betekent dat het gebied straks diverse vervoersmogelijkheden moet kunnen faciliteren met een juiste balans waarbij oog is voor aantrekkelijkheid, duurzaamheid, bedrijvigheid en een aantrekkelijke leefomgeving.
Afbeelding 8 Concept ontwikkelkader voor afwikkeling autoverkeer en parkeren
Belangrijk uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte wordt opgevangen in parkeergarages. Net ten westen van het plangebied, aan de Nieuw-Mathenesserstraat, komt een grote parkeervoorziening die mede bedoeld is om een deel van het parkeren van bezoekers aan de stad te faciliteren. Daarnaast wordt bij diverse woonblokken voorzien in (ondergrondse) parkeergarages. Het plangebied zelf wordt verder zo veel mogelijk ingericht op lopen, fietsen en andere vormen van langzaamverkeer, daarbij aansluitend op de te ontwikkelen structuur via het terrein van de glasfabriek naar de binnenstad. Naar het oosten toe wordt ook de gebiedsontwikkeling M4H goed bereikbaar gemaakt, evenals de wijk Schiedam Oost.
De inrichting van de openbare ruimte vervult, naast invloed op het karakter en uitstraling van een gebied, ook een aantal belangrijke functies. Hierin komen ‘harde’, kwantificeerbare functies zoals ruimte voor verkeer, samen met ‘zachte’ functies die zorg dragen voor de leefbaarheid en kwaliteit van het terrein zoals spelen en bewegen.
Over het gehele gebied geldt dat de sfeer van stedelijk industriegebied aan de haven voelbaar moet blijven. Historische elementen blijven bestaan en (nieuwe) bedrijvigheid mag worden gezien. Belangrijke ambities die een uitwerking moeten vinden in de inrichting van de openbare ruimte zijn:
Nieuw-Mathenesse heeft veel potentie om het thema duurzaamheid naar een hoger niveau te tillen. Dit is ook nodig, omdat er ingespeeld moet worden op klimaatveranderingen en omdat de klimaatverandering zoveel mogelijk beperkt moet worden in de toekomst. Grotere gebiedsontwikkelingen zijn de ideale gelegenheid om nieuwe duurzame standaarden effectief in te passen, en om te zorgen dat een ontwikkeling niet alleen in het plangebied zelf positief doorwerkt ten aanzien van klimaatbestendig en duurzaam functioneren, maar dit ook een bredere werking voor de stad kan krijgen.
Nieuw-Mathenesse is groen en waterrijk
Een belangrijke speerpunt is dat Nieuw-Mathenesse in de toekomst groen en waterrijk moet worden. Het gebied transformeert van een werklocatie naar een gemengd stedelijk gebied. Er worden nieuwe woningen en functies toegevoegd, waardoor de impact van bijvoorbeeld wateroverlast en hittestress groter wordt. Het toevoegen van groen en water(berging) kan de mogelijke waterproblematiek en hittestress verminderen, door parken en groenstructuren, toepassing van groene gevels en aanleg van groene daken of waterdaken.
Een ander aandachtspunt zijn windcorridors, vanaf het water van de nabijgelegen havens het gebied in. Wind, die over water een gebied in waait, kan een sterk koelend effect hebben. Bouwblokken moeten daarom zodanig worden georiënteerd ten opzichte van het water, dat zogenaamde tochtgaten niet dicht groeien met opgaand groen of worden dichtgezet met andere bebouwing.
Om Schiedam en het achterland blijvend te beschermen tegen het water uit de rivieren en de zee, is het noodzakelijk dat de primaire waterkering op (middel)lange termijn wordt versterkt en/of opgehoogd. De dijk loopt langs de zuidzijde van het plangebied. Het versterkingstraject valt buiten de scope van het voorliggende bestemmingsplan.
Het toevoegen van groen en water zorgt niet alleen voor minder waterproblematiek en hittestress, het is ook waardevol voor de biodiversiteit. Bij de inrichting van het openbaar gebied wordt daarom ook rekening gehouden met de meerwaarde van beplanting en andere inrichtingselementen voor dieren en planten.
Nieuw-Mathenesse is energie-neutraal en circulair
Verder is het belangrijk dat Nieuw-Mathenesse zich in de toekomst energieneutraal en deels ook circulair ontwikkelt. Voor energie (zowel produceren als gebruiken) liggen er grote kansen gelet op de voorgenomen transformatie van Nieuw-Mathenesse Noord. Zo is het belangrijk dat het gebied energie-efficiënt wordt opgeleverd. Zeer goed geïsoleerde, aardgasvrije en energie producerende woningen en bedrijfspanden zullen in de toekomst het straatbeeld van Nieuw-Mathenesse bepalen.
De bouwopgave in het gebied biedt perspectief om op een andere manier na te denken over materiaalgebruik en kan gebruikt worden om partijen uit te dagen om af te zien van het veelvuldig gebruiken van primaire grondstoffen bij de realisatie van projecten. Daarnaast is het voor de gemeente een kans om te kijken of voor de inrichting van de openbare ruimte het gebruik van circulair geproduceerde elementen een plek kan worden geven. Circulariteit biedt kansen voor het maken van nieuwe verbindingen op bedrijventerreinen, door deelgebruik te stimuleren en reststromen waardevol in te zetten.
De Nationale Omgevingsvisie gaat uit van het vraaggericht programmeren en realiseren van verstedelijking. Om dit te bereiken is de ladder voor duurzame verstedelijking als motiveringseis opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke besluiten, waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De ladder vereist dat indien een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt de behoefte aan deze ontwikkeling wordt beschreven. Indien de ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied plaatsvindt, moet gemotiveerd worden waarom dit niet kan binnen het bestaand stedelijk gebied.
De uitgangspunten van duurzame verstedelijking zijn tevens onderdeel van de provinciale Omgevingsverordening. De vereisten wijken echter af van de vereisten uit het Besluit ruimtelijke ordening. De provinciale ladder vereist dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet voorzien in een actuele regionale behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd, en welke plaatsvindt binnen het bestaand stads- en dorpsgebied. Ontwikkeling buiten het bestaand stads- en dorpsgezicht zijn enkel toegelaten in de in de verordening genoemde gevallen en op de genoemde locaties.
De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van maximaal 500 nieuwe woningen binnen het bestaand stedelijk gebied van Schiedam. Daarnaast voorziet het plan in het behoud en hernieuwde ontwikkeling van circa 10.000m2 aan bedrijfsfuncties en diverse ondersteunende voorzieningen behorend bij het beoogde woon-werkgebied, zoals horeca, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen. Voor de woningen en het toe te voegen commerciële- en bedrijfsprogramma dient de Ladder voor duurzame verstedelijking te worden doorlopen, omdat de ontwikkeling (mogelijk) te typeren is als stedelijke ontwikkeling in de zin van het Bro en de provinciale Omgevingsverordening.
Wonen
De projectlocatie is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied. Dit betekent dat enkel de behoefte aan de ontwikkeling hoeft te worden aangetoond, waarbij gelet op het provinciale beleid tevens de regionale afstemming bij de beoordeling dient te worden betrokken.
Voor het bepalen van de behoefte is gebruik gemaakt van beschikbaar provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid en op basis daarvan gemaakte afspraken (zie ook hoofdstuk 4).
Voor de woningbehoefte is allereerst de Woondeal Zuidelijke Randstad relevant. In hoofdzaak zijn de kwantitatieve afspraken in deze woondeal erop gericht om de productie van 100.000 woningen tot 2025 in de zuidelijke Randstad te versnellen en om te zorgen voor voldoende harde plancapaciteit voor de periode tot 2040 (bouwproductie van 230.000 woningen).
Daarnaast hebben 14 gemeenten samen met woningcorporaties uit de regio Rijnmond begin 2019 het 'Regioakkoord Nieuwe Woningmarktafspraken Regio Rotterdam 2018-2030' gesloten. Daarmee zetten zij in op een uitbreiding van het aantal woningen in de regio Rotterdam met 54.000. In het akkoord is vastgelegd wat de bijdrage van iedere gemeente is aan het behalen van de regionale doelen. In dat kader is afgesproken dat de totale woningvoorraad in Schiedam wordt uitgebreid tot een totaal van 40.609 woningen in 2030. Om dit doel te realiseren zullen tot 2030, rekening houdend met de sloop van circa 1.200 verouderde woningen, in Schiedam in totaal 6.000 nieuwe woningen gebouwd worden. Om ten aanzien van de kwalitatieve behoefte een goede balans in de woningvoorraad te creëren is daarbij tevens besloten dat binnen Schiedam het aantal sociale woningen gelijk blijft
De Woonvisie van de gemeente Schiedam is afgestemd op deze regionale woningmarktafspraken. In de Woonvisie van september 2020 is het aantal te realiseren woningen vergroot. Daarnaast wordt ingezet op het ontwikkelen van 6.000 woningen en realiseren van 2.000 woningen voor ouderen. Een van de speerpunten in het gemeentelijk woonbeleid is het realiseren van een kwalitatief goede, gedifferentieerde en evenwichtige woningvoorraad die de wooncarrière van Schiedammers faciliteert: een wooncarrière die aantrekkelijk is voor hogere en midden inkomensgroepen van binnen en buiten stad, en die daarmee de doorstroming op de woningmarkt mogelijk maakt. Zodoende bestaat behoefte aan een gevarieerd woningaanbod, zodat bewoners zich kunnen binden en verbonden kunnen blijven voelen aan de stad doordat er goede mogelijkheden bestaan in de wooncarrière, aansluitend op de verschillende behoeftes per levensfase.
Een ander speerpunt in het gemeentelijk woonbeleid is het borgen van de minimale grootte van 70 m² voor woningen.
Uit het bovenstaande blijkt dat er een aanzienlijke behoefte bestaat aan nieuwe woningen in de regio en de stad Schiedam in de komende jaren. Het bestemmingsplan maakt de bouw van maximaal 500 nieuwe woningen mogelijk. Bouw van deze woningen vormt een belangrijke stap in het realiseren van de woningbouwambities tot 2030, het gaat om bijna 10% van de Schiedamse bouwopgave voor deze periode. Van de nieuw te bouwen woningen wordt minimaal 30% gerealiseerd in de sociale sector. Hiermee draagt de ontwikkeling dus ook bij aan de ambitie om de sociale woningvoorraad in Schiedam (minimaal) gelijk te laten blijven, maar wel evenrediger over de stad te verspreiden. Door op Nieuw-Mathenesse Noord sociale huurwoningen toe te voegen, kan in andere Schiedamse wijken het aantal sociale huurwoningen wellicht worden verkleind. Binnen het plangebied wordt verder een gevarieerd aanbod aan typologie en prijsklasse van de woningen beoogd, zodat sprake is van een evenwichtige voorraad met voldoende ruimte voor de diverse doelgroepen. Alle woningen hebben een oppervlak van minimaal 70 m2. Met de beoogde ontwikkeling wordt dan ook gebouwd naar behoefte.
Het plan voldoet aan de vraag naar woningen en realisatie vindt plaats binnen bestaand stedelijk gebied. Daarmee voldoet het plan aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
Werklocaties en commerciële voorzieningen
Het voorheen geldende bestemmingsplan bood voor het plangebied de mogelijkheid voor vestiging van bedrijven in milieucategorie 1 en 2, met in grote delen van het gebied ook mogelijkheden voor bedrijven uit categorie 3.1. Enkele bedrijven kenden een specifieke maatbestemming.
In het nieuwe bestemmingsplan is de mogelijkheid voor bedrijfstypen in categorie 1 en 2 binnen een deel van het plangebied behouden. Wel is het oppervlak gemaximeerd. Bedrijven in milieucategorie 3.1 zijn niet meer bij recht toegestaan, ook de specifieke maatbestemmingen zijn vervallen. Hierdoor is per saldo sprake van een afname aan mogelijkheden voor bedrijfsruimten en bedrijfstypen.
Voor de gebiedsontwikkeling is in maart 2021 een WoonWerkAkkoord gesloten tussen de provincie Zuid-Holland en de gemeente Schiedam. In dit WoonWerkAkkoord zijn naast de afspraken over de beoogde woningbouw, ook afspraken gemaakt over de compensatie van het areaal bedrijventerrein dat door de transformatie van het gebied verdwijnt.
Van een substantiële toename van mogelijkheden voor bedrijfsvestiging is geen sprake. Een specifieke onderbouwing van de behoefte aan bedrijfsruimte is dan ook niet noodzakelijk.
De Ladder voor duurzame verstedelijking is doorlopen. Geconcludeerd kan worden dat het woningbouwprogramma dat met voorliggend bestemmingsplan wordt gerealiseerd aansluit op de behoefte in de regio en de stad Schiedam zelf, dan wel dat de realisatie van de functies niet leidt tot leegstand elders binnen de gemeente of de regio.
Voor wat betreft de bedrijfs- en andere commerciële functies is met name sprake van een herschikking van bestaande mogelijkheden met een afname aan programma als geheel, waarbij op beperkte schaal functies passend bij het stedelijk woonmilieu worden toegevoegd. Dit past binnen de behoefte van de gebiedsontwikkeling zelf, en breder bij die in Schiedam en de regio. Realisatie van deze functies leidt niet tot substantiële leegstand binnen de gemeente of regio.
Het bestemmingsplan voldoet daarmee aan het uitgangspunt van een duurzame verstedelijking en aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Dit hoofdstuk geeft een beknopt overzicht van het relevante ruimtelijk beleid voor het bestemmingsplan op nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk schaalniveau. Per beleidsstuk is aangegeven in hoeverre deze haar doorwerking heeft in het bestemmingsplan.
Ook in de toekomst moet Nederland een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving bieden en economisch kunnen floreren. Daaro is het van belang om inzicht te hebben in de opgaven waar Nederland voor staat. De druk op de ruimte, op onze leefomgeving, vraagt voortdurend om afweging van verschillende belangen. Internationale ontwikkelingen, de invloed van technologie en de groeiende verschillen tussen regio's vragen om snellere, creatieve en integrale afwegingen. Het klimaat verandert en er moet zorgvuldiger worden omgaan met energiebronnen en grondstoffen. Ook daaruit vloeien nieuwe opgaven. In aanloop naar de Omgevingswet is er één rijksvisie op de leefomgeving: de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang.
De NOVI schetst een duurzaam toekomstperspectief voor de leefomgeving in Nederland in 2050. Dit toekomstperspectief voor Nederland is:
Het realiseren van een fysieke leefomgeving die dit toekomstperspectief mogelijk maakt, is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle overheden. In de NOVI benoemt het Rijk 21 nationale belangen voor het omgevingsbeleid, inclusief de opgaven en de rol van het Rijk in het realiseren van deze opgaven. Deze opgaven komen samen in vier prioriteiten. Deze prioriteiten vormen complexe, omvangrijke en dringende opgaven die voortkomen uit of samenhangen met grote transities. Deze prioriteiten zijn:
1. Naar een duurzame en concurrerende economie;
2. Naar een klimaatbestendige en klimaatneutrale samenleving;
3. Naar een toekomstbestendige en bereikbare woon- en werkomgeving;
4. Naar een waardevolle leefomgeving.
Deze vier opgaven kunnen alleen in samenhang verder worden gebracht wanneer aandacht is voor thema's die hier dwars doorheen lopen, zoals omgevingskwaliteit, gezondheid, cultuurhistorie, klimaatadaptatie, water, bodem, (nationale) veiligheid en milieukwaliteit.
De NOVI is een beleidsdocument dat zich kenmerkt door een hoog abstractieniveau en beleid bevat voor een aantal thema's van nationale betekenis. In de NOVI zelf is geen specifiek beleid opgenomen voor het plangebied. Wel draagt de herontwikkeling zoals die wordt voorgestaan in algemene zin bij aan een aantal nationale belangen. Het bestemmingsplan is daarmee in lijn met de NOVI.
De nationale belangen uit de structuurvisie die juridisch borging vragen zijn opgenomen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Een aantal rijksbelangen wordt met dit besluit geborgd in bestemmingsplannen en andere ruimtelijke plannen van overheden. Onderwerpen die aan bod komen zijn: rijksvaarwegen, de mainportontwikkeling Rotterdam, kustfundament, grote rivieren, de Waddenzee en het waddengebied, defensie, hoofdwegen en landelijke spoorwegen, elektriciteitsvoorziening, buisleidingen, primaire waterkeringen, de ecologische hoofdstructuur, het IJsselmeergebied, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en de ruimtereservering voor de parallelle Kaagbaan. Van deze rijksbelangen is voor dit plangebied alleen de primaire waterkering buiten het kustfundament van belang.
De Delflandsedijk is een dergelijke primaire waterkering. Een deel van deze dijk ligt binnen het plangebied, langs de zuidelijke plangrens met de gemeente Rotterdam (Van Deventerstraat). Voor deze waterkering, met inbegrip van de bijbehorende beschermingszone, geldt conform het bepaalde in het Barro een beschermende dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Op grond van deze regeling is een vergunning vereist voor het bouwen en het uitvoeren van werken of werkzaamheden. De vergunning kan pas worden verleend na een positief advies van de beheerder van de waterkering.
Ladder van duurzame verstedelijking
Het Barro bevat daarnaast de zogenaamde Ladder van duurzame verstedelijking. Het doel van de ladder is zorg te dragen voor een zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. De ladder geeft invulling aan het nationaal ruimtelijk belang gericht op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke besluiten. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten worden gemotiveerd volgens de ladder. Dit betekent dat een bestemmingsplan een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling. Realisatie van bijvoorbeeld een woningbouwlocatie is aangeduid als een nieuwe stedelijke ontwikkeling (zie verder Provinciale Omgevingsverordening Zuid-Holland, in paragraaf 4.2.2).
Op 14 maart 2023 heeft de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening diverse regionale realisatieagenda's, ook wel woondeals genoemd, ondertekend voor Zuid-Holland. Met de woondeals spreken het Rijk, de provincie Zuid-Holland en de Zuid-Hollandse gemeenten de ambitie uit om tot en met 2030 circa 250.000 woningen te bouwen. Naast overheden hebben ook woningcorporaties de bouwplannen getekend, en wordt deze ondersteund door huurdersorganisaties, ontwikkelende partijen, netbeheerders en drinkwaterbedrijven.
De bouwopgave voor Schiedam is onderdeel van de Woondeal Rotterdamse regio. Binnen de regio wordt beoogd circa 94.000 nieuwe woningen toe te voegen. De Schiedamse opgave is integraal onderdeel van deze bouwopgave. De locaties van te bouwen woningen staan in de planning en zijn opgenomen in de regionale realisatieagenda.
In Zuid-Holland wordt zoveel mogelijk in bestaand stedelijk gebied gebouwd, met name langs de spoorwegverbinding tussen Leiden en Dordrecht (de Oude Lijn). Hiermee wordt optimaal gebruik gemaakt van bestaande infrastructuur en voorzieningen. Het plangebied van het voorliggend bestemmingsplan is een van de locaties binnen het bestaand stedelijk gebied langs de Oude Lijn. Het bestemmingsplan draagt dan ook bij aan realisatie van de rijksambities ten aanzien van wonen.
Het Omgevingsbeleid wordt gevormd door de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening die per 1 april 2019 in werking zijn getreden, en daarna op verschillende momenten zijn geactualiseerd. Met het samenbrengen van verschillende beleidsplannen voor de fysieke leefomgeving tot één integraal Omgevingsbeleid sorteert de provincie voor op de Omgevingswet. Met haar Omgevingsbeleid streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Hieraan geeft men richting door het maken van samenhangende beleidskeuzes, die volgen uit de provinciale opgaven.
In de provinciale omgevingsvisie zijn zeven ambities uitgewerkt. Relevant voor dit bestemmingsplan zijn met name de ambities Sterke steden en dorpen in Zuid-Holland en Een concurrerend Zuid-Holland.
De ambitie 'Sterke steden en dorpen in Zuid-Holland' kent drie beleidsdoelen:
De ambitie 'Een concurrend Zuid-Holland' kent ook drie beleidsdoelen:
Aan de beleidsdoelen worden vervolgens beleidskeuzes gekoppeld. Voor de voorgenomen ontwikkeling zijn diverse provinciale beleidskeuzes relevant. Gelet op de integrale gebiedsontwikkeling die wordt geïnitieerd in het plangebied, komen alle provinciale opgaven in meer of mindere mate aan bod in de voorgestane ontwikkeling.
De provincie hecht waarde aan de vestigingswens van haar inwoners en hanteert het uitgangspunt dat de woningen daar worden gerealiseerd waar de behoefte zich manifesteert. Daarbij moet de juiste woning op de juiste plek (op juiste moment) worden gerealiseerd. Dat gaat allereerst over dat gebouwd wordt naar behoefte. De bouw van nieuwe woningen moet bijdragen aan de bestaande woningvoorraad, de (sub)regionale schaal van woningmarkt en de lange termijn in ogenschouw nemend. Daarnaast gaat het over woningen zo te bouwen, in samenhang met investeringen in infrastructuur, werklocaties en een aantrekkelijke groenblauwe leefomgeving dat dit bijdraagt aan de maatschappelijke opgaven en transities waar Zuid-Holland voor staat. Daarbij wordt primair ingezet op bouwen binnen bestaand stads- en dorpsgebied, moet bouw bij voorkeur georiënteerd te zijn op hoogwaardig openbaar vervoer en moet de potentie van energietransitie en klimaatadaptie te worden benut.
Het bestemmingsplan ziet op de transformatie van een deel van het bestaande stedelijk gebied van Schiedam. Het monofunctionele industriegebied wordt omgevormd naar een gemengd woon-werkgebied, waarbij bouw van nieuwe woningen, het toevoegen van aantrekkelijke werklocaties en de opgaven voor onder andere de energietransitie en klimaatadaptatie integraal worden uitgevoerd.
Provinciaal kwaliteitsbeleid
De provincie geeft richting en ruimte aan een optimale wisselwerking tussen ruimtelijke ontwikkelingen en gebiedskwaliteit. In de gehele provincie beoogt het kwaliteitsbeleid een ‘ja, mits-beleid’: ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, met behoud of versterking van de ruimtelijke kwaliteit (waarborg ruimtelijke kwaliteit). De essentie van 'verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit' is dat initiatiefnemers van ruimtelijke ontwikkelingen enerzijds inspelen op de aanwezige kwaliteiten in de omgeving (zeker als de omgeving hoge cultuurhistorische of identiteitsbepalende waarden vertegenwoordigt), en er anderzijds specifieke kwaliteiten aan toevoegen die te maken hebben met de samenleving van vandaag.
De provincie Zuid-Holland beschikt over een kwaliteitskaart, die een belangrijk instrument vormt om ruimtelijke ontwikkelingen zodanig te sturen dat ze een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit. De kaart geeft een beschrijving van de gebiedskenmerken en kwaliteiten van Zuid-Holland, waar rekening mee gehouden dient te worden in de planvorming. De uitwerking hiervan op kaart is niet uitputtend, noch uitsluitend. De kaart biedt hiermee geen oplossingen, maar is een middel om vroeg in het planproces een integrale afweging te maken die de ruimtelijke kwaliteit ten goede komt. Het verbinden van nieuwe ontwikkelingen aan de bestaande gebiedskenmerken vormt hierbij uitgangspunt. De kaart biedt inzicht in de bestaande ruimtelijke kwaliteiten; het toevoegen van nieuwe kwaliteiten kan een verrijking zijn van de Zuid- Hollandse ruimte.
Voor het plangebied is de laag van de stedelijke occupatie (kaartlaag III) relevant. Ter plaatse van het plangebied is het onderdeel 'Steden en dorpen' van toepassing. Richtlijnen bij ontwikkelingen in de bestaande stad zien onder andere op de volgende punten:
Voor het water van de Schie moeten ontwikkelingen bijdragen aan het behouden en versterken van de stedelijke groen- en waterstructuur. Daarbij gaat het in deze vooral om de recreatieve kwaliteit en de bijdrage aan klimaatbestendigheid.
De overige lagen hebben ofwel een minimale, afgeleide relatie met het plangebied, ofwel zijn niet van toepassing.
In het Ruimtelijk Raamwerk Nieuw-Mathenesse fase 1 (zie ook 4.3.2) is het kader voor de voorgenomen gebiedsontwikkeling uitgewerkt. De bovengenoemde richtlijnen zijn in het Ruimtelijk Raamwerk verwerkt. Het Ruimtelijk Raamwerk vormt de basis voor de uitwerking van de stedenbouwkundige opzet voor het plangebied, dat vervolgens is vertaald in het voorliggende bestemmingsplan. Hierdoor is geen sprake van strijdigheid met het provinciaal beleid, het bestemmingsplan past binnen de provinciale Omgevingsvisie.
Samen met de Omgevingsvisie is de Omgevingsverordening Zuid-Holland vastgesteld. In deze verordening vindt een juridische vertaling plaats van het beleid uit de Omgevingsvisie. De verordening stelt regels met betrekking tot belangrijke ruimtelijke elementen die een doorwerking moeten hebben in een bestemmingsplan. Navolgend wordt kort aangegeven welke regels van toepassing zijn op het voorliggende bestemmingsplan, en op welke wijze de regels uit de verordening zijn verwerkt in het plan.
Ruimtelijke kwaliteit
Ruimtelijke kwaliteit is van belang bij ruimtelijke ontwikkelingen (artikel 6.9). Het bestemmingsplan voorziet in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling die niet past binnen de bestaande gebiedsidentiteit (transformatie). Een dergelijke ruimtelijke ontwikkeling wordt uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht is besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd. Ook moet rekening zijn gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart en moeten zo nodig aanvullende ruimtelijke maatregelen getroffen worden waardoor, kort samengevat, de ruimtelijke kwaliteit binnen het plangebied verbeterd.
In het Ruimtelijk Raamwerk Nieuw-Mathenesse fase 1 (zie ook 4.3.2) is het kader voor de voorgenomen gebiedsontwikkeling uitgewerkt. De in 4.2.1 genoemde provinciale richtlijnen ten aanzien van de ruimtelijke kwaliteit zijn in het Ruimtelijk Raamwerk verwerkt, uitgewerkt in de stedenbouwkundige opzet voor de locatie en vinden ook hun doorvertaling in dit bestemmingsplan. Per saldo is sprake van een substantiële verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Het monofunctionele bedrijventerrein, met in potentie een forse negatieve impact op de kwaliteit van de leefomgeving, wordt getransformeerd naar een hoogwaardig gemengd woon-werkgebied. Hiermee wordt niet alleen de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied zelf verbeterd, maar heeft dit ook doorwerking elders in Schiedam. Voorbeelden zijn het wegvallen van mogelijkheden voor in potentie milieubelastende bedrijfsfuncties, het verwijderen van oppervlakteverhardingen, het toevoegen van kwalitatief hoogwaardige woon- en andere stedelijke bebouwing en het saneren van kwalitatief relatief laagwaardige (vooral functionele) en ook verouderde bedrijfsbebouwing.
Het bestemmingsplan voldoet op dit punt dan ook aan de provinciale verordening.
Duurzame verstedelijking
De ladder voor duurzame ontwikkeling uit het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening is geïncorporeerd in artikel 6.10 van de provinciale omgevingsverordening. Dit houdt in dat een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, in de toelichting een verantwoording moet bevatten dat sprake is van een actuele, zo nodig regionaal afgestemde, behoefte die binnen het bestaand stedelijk gebied voorzien wordt. Het bestemmingsplan voorziet in een ontwikkeling gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied van Schiedam en passend in onder andere het regionale woningbouwprogramma.
De benodigde verantwoording is opgenomen in paragraaf Duurzame Verstedelijking van dit bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is op dit punt in overeenstemming met de omgevingsverordening.
Kantoren
Een bestemmingsplan kan op grond van artikel 6.11 van de omgevingsverordening voorzien in nieuwe kantoren op gronden binnen onder andere OV-knooppuntlocaties en centrum- en (intercity)stationslocaties. Op grond van de verordening zijn tevens uitzonderingen toegestaan voor bijvoorbeeld kleinschalige zelfstandige kantoren, tot een bruto vloeroppervlak van 1.000 m² per vestiging, en bedrijfsgebonden kantoren tot maximaal 50% van het bruto vloeroppervlak van het bedrijf.
Het voorliggende bestemmingsplan maakt geen nieuwvestiging van zelfstandige kantoren mogelijk. Bedrijfsgebonden kantoren zijn op grond van de voorheen geldende planologische regeling mogelijk, dit blijft ook met dit bestemmingsplan het geval. Er is dan ook geen sprake van een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat in de wijk, of van het ontstaan of bijdragen aan een onaanvaardbare leegstand elders in de regio. Het bestemmingsplan voldoet aan de verordening op dit punt.
Bedrijven
Voor bedrijventerreinen geldt dat bedrijven uit de hoogst mogelijke milieucategorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten passend bij de omgeving moeten worden toegelaten, waarbij rekening wordt gehouden met voorzienbare toekomstige ontwikkelingen (artikel 6.12). Voor watergebonden bedrijventerreinen geldt daarbij aanvullend dat daar hoofdzakelijk watergebonden bedrijven zijn toegelaten. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een bestaand bedrijventerrein en dat gehele of gedeeltelijke transformatie naar een andere bestemming dan bedrijven mogelijk maakt, verantwoordt in de toelichting op welke wijze binnen de regio compensatie van bedrijventerrein zal plaatsvinden.
Het bestemmingsplan ziet niet op watergebonden bedrijventerreinen.
Het plangebied maakt wel onderdeel uit van een als bedrijventerrein aangewezen gebied. Het bestemmingsplan maakt de transformatie van een deel van het industrieterrein Nieuw-Mathenesse naar een gemengd woon-werkgebied mogelijk. Bestemmingsplanmatig is binnen het plangebied op dit moment reeds sprake van een relatief lichte invulling van de mogelijkheden voor bedrijfsvestiging. Een deel van de gronden (direct) ten zuiden van de bebouwing aan de Rotterdamsedijk staat bedrijven toe tot hoogste milieucategorie 2. Het oppervlak is circa 0.7ha. Het resterende deel dat als Bedrijventerrein is bestemd is circa 1.7ha groot, en staat bedrijven tot ten hoogste milieucategorie 3.1 toe. (Onderdeel van dit bestemmingsvlak is overigens ook een areaal van circa 2.500m2 bestaand ingericht openbaar gebied (Van Cleeffstraat).) Het totaal te transformeren gebied dat is bestemd voor bedrijfsvestiging is dus 2.4ha groot.
Transformatie van bedrijventerreinen is alleen mogelijk indien wordt verantwoord op welke wijze binnen de regio compensatie van het bedrijventerrein plaats zal vinden. Een dergelijke compensatie is niet vereist indien sprake is van een bestaand niet-watergebonden bedrijventerrein met ten hoogste milieucategorie 3 en een oppervlakte van minder dan 1 hectare, of uit regionale afstemming is gebleken dat na transformatie voldoende bedrijventerrein in de regio beschikbaar zal blijven afgezet tegen de kwantitatieve en kwalitatieve behoefte.
Op 16 maart 2021 is een Bestuurlijk Woon-Werkakkoord (BWWA) gesloten tussen provincie en gemeente. Dit akkoord borgt de samenwerking tussen provincie en gemeente in het kader van de transitie van Nieuw-Mathenesse. Het BWWA sluit aan op het Verstedelijkingsakkoord van de Verstedelijkingsalliantie Zuidelijke Randstad (zie 4.2.3). De locatie Nieuw-Mathenesse is, naast het Schiedistrict, de tweede Schiedamse locatie die bijdraagt aan de uitvoering van de regionale verstedelijkingsstrategie. De Provinciale Bedrijventerreinenstrategie geeft binnen urgente verstedelijkingsopgaven ruimte om in woon- werkakkoorden, vooruitlopend op aanpassing van het provinciale Omgevingsbeleid, afspraken te maken over een bredere wijze van compenseren van bedrijventerreinen (in plaats van strikt ruimte voor ruimte zoals op basis van huidige regelgeving is verplicht, bijvoorbeeld ook door beter benutten van ruimte).
Gelet op de transformatie van een deel van het bedrijventerrein naar een gemengd woon-werkgebied is een compensatieplan opgesteld, waarin is aangegeven op welke wijze de afname van het areaal bedrijventerrein wordt gecompenseerd. Het compensatieplan geeft binnen Schiedam de verschillende mogelijkheden aan voor ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen met een milieucategorie van 3 en hoger (kwantitatieve compensatie), en gaat in hoe beter benutten van bestaande terreinen en functiemenging bijdragen aan compensatie (kwalitatieve compensatie). Het compensatieplan is opgesteld in nauwe samenspraak met de MRDH, op basis van de Regionale Strategie Werklocaties MRDH en de daarop gebaseerde Transformatiewijzer Werklocaties. Het compensatieplan is vervolgens ter advisering aan de MRDH voorgelegd en akkoord bevonden. Hiermee is sprake van een regionaal afgestemde aanpak.
Kort samengevat kan worden gesteld dat het verlies aan areaal bedrijventerrein in Nieuw-Mathenesse Noord ruimschoots kan worden gecompenseerd binnen de gemeentegrenzen van Schiedam. Dit onder andere door een uitbreiding van het areaal voor bedrijfsvestiging op de bedrijventerreinnen 's-Gravelandsepolder en Havens, en door het beter (intensiever) benutten van de mogelijkheden voor bedrijfsvestiging op het resterende bedrijventerrein Nieuw-Mathenesse. Een verdere toelichting op dit punt is te vinden in paragraaf 4.2.6 en 4.3.4.
Het bestemmingsplan voldoet hiermee op dit punt aan de provinciale verordening.
Detailhandel
Nieuwe detailhandel moet op grond van de verordening gevestigd worden binnen of direct aansluitend aan een bestaande winkelconcentratie in de centra van steden en wijken, of binnen een nieuwe wijkgebonden winkelconcentratie in nieuwe wijken. Dit beleid is niet van toepassing op detailhandel die vanwege haar aard niet goed inpasbaar is in dergelijke centra (zoals detailhandel in volumineuze goederen), kleinschalige detailhandel of ondergeschikte detailhandel (artikel 6.13 Omgevingsverordening).
Het bestemmingsplan staat ondergeschikte detailhandel, als nevenactiviteit bij een regulier toegestaan bedrijf, onder voorwaarden toe. Dit is in lijn met de provinciale verordening. Overigens was dit ook conform het voorheen vigerende bestemmingsplan toegestaan, en ziet dit dus niet op nieuwe detailhandelsmogelijkheden.
Primair is het gebied voor wat betreft reguliere detailhandel gericht op de Schiedamse binnenstad. De omvang van de nieuwe buurt is te klein voor de realisatie van een nieuw wijkgebonden winkelconcentratiegebied, mede vanwege de ligging nabij de binnenstad. De detailhandel die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt is te kwalificeren als kleinschalige of ondergeschikte detailhandel, gericht op het goed functioneren van de wijk en de te vestigen bedrijvigheid.
De eerdere planologische mogelijkheden voor detailhandel in volumineuze goederen en meubels worden in het voorliggende bestemmingsplan niet overgenomen. Deze vorm van detailhandel is niet passend bij de beoogde inrichting als gemengd woon-werkgebied.
Voor het aspect detailhandel voldoet het bestemmingsplan dus aan de verordening.
Klimaatverandering
De provinciale verordening vereist op grond van artikel 6.50 dat in een bestemmingsplan rekening wordt gehouden met de gevolgen van de risico’s van klimaatverandering. Dit tenminste voor zover het betreft de risico’s ten aanzien van:
Uit de toelichting in de navolgende hoofdstukken blijkt afdoende op welke wijze rekening wordt gehouden met klimaatverandering. Het bestemmingsplan voldoet daarmee aan de verordening.
Overige onderwerpen
De Omgevingsverordening gaat op een groot aantal andere onderwerpen in. Denk aan aspecten als externe veiligheid, waterkeringen, energie, nestgeluid en andere omgevingsfactoren.
Deze aspecten komen ofwel afdoende aan bod in de toelichting van het voorliggende plan, of de regels uit de Omgevingsverordening zijn niet van toepassing op dit bestemmingsplan. In algemene zin kan worden geconcludeerd dat het bestemmingsplan ook voor alle niet expliciet in deze paragraaf benoemde onderwerpen voldoet aan de Omgevingsverordening.
De gemeenten Rotterdam, Leiden, Zoetermeer, Den Haag, Rijswijk, Delft, Schiedam en Dordrecht hebben zich sinds eind 2017, met het oog op de woningbouwopgave, verenigd in de 'Verstedelijkingsalliantie'. Deze alliantie is een samenwerkingsverband met de provincie Zuid-Holland en de Metropoolregio Rotterdam-Den Haag. Begin 2018 heeft deze alliantie een pamflet opgesteld, waarin wordt geschetst op welke wijze deze gemeenten de verstedelijkingsopgave (versneld) op zich willen nemen. Gekozen wordt voor een geconcentreerde verstedelijking langs de bestaande infrastructuur; de spoorlijn Dordrecht-Leiden (de 'Oude Lijn'). De woningbouwopgave en de versterking van de economische toplocaties worden in samenhang met investeringen in hoogwaardig openbaar vervoer op een integrale wijze uitgevoerd. Deze aanpak moet er toe leiden dat in deze gemeenten tot 2040 in totaal 170.000 extra woningen worden gerealiseerd, waarvan 150.000 in een (centrum)stedelijk milieu en waarvan 75.000 in de directe nabijheid van treinstations.
De voorgenomen ontwikkeling op basis van dit bestemmingsplan draagt bij aan de realisatie van de woningbouwopgave zoals die is uitgewerkt in de Verstedelijkingsalliantie. De nieuwe woningen worden gerealiseerd in een centrumstedelijke locatie, op korte loop- en fietsafstand van onder andere het station Schiedam Centrum.
Begin 2019 hebben 14 gemeenten en 25 woningcorporaties uit de Regio Rijnmond het 'Regioakkoord Nieuwe Woningmarktafspraken Regio Rotterdam 2018-2030' vastgesteld. Op basis van dit akkoord maken de betrokken gemeenten zich samen sterk om het aantal woningen in de regio Rotterdam met 54.000 woningen uit te breiden. Daarnaast zetten de gemeenten en woningcorporaties zich in voor een betere balans van het sociale woningaanbod in de regio. In het Regioakkoord is vastgelegd welke bijdrage iedere gemeente levert aan het behalen van de regionale doelen.
In dat kader is afgesproken dat de totale woningvoorraad in Schiedam wordt uitgebreid tot een totaal 40.609 woningen in 2030. Om dit doel te realiseren zullen tot 2030, rekening houdend met de sloop van circa 1.200 verouderde woningen, in Schiedam in totaal 5.062 nieuwe woningen gebouwd worden. Aanvullend wordt, gezien de ambities van de Verstedelijkingsalliantie, bij een tweetal projecten de mogelijkheid gezien voor versnelling (van de laatste fasen), waarmee maximaal 2.200 woningen extra kunnen worden gerealiseerd en de woningvoorraad groeit tot 42.809 woningen. Met de uitbreiding van het aantal woningen wordt gestreefd een meer evenwichtige bevolkingssamenstelling te realiseren. Om dit doel te bereiken zal de sociale voorraad de komende jaren in absolute aantallen gelijk blijven, maar zal het relatieve aandeel afnemen van 64% naar 56% van de totale voorraad. Deze afname is mogelijk doordat in andere regiogemeenten sprake zal zijn van een relatieve toename, waardoor een betere verdeling van de sociale voorraad over de regio ontstaat.
De provincie Zuid-Holland heeft op 19 maart 2019 (gedeeltelijk) ingestemd met de regionale woningmarktafspraken, en geheel met het Schiedamse bod dat daar onderdeel van is.
Voor de gemeente Schiedam ligt er de komende jaren een stevige opgave om te voorzien in de woonbehoefte. De toevoeging van maximaal 500 woningen draagt bij aan dit kwantitatieve doel. Voor de kwalitatieve behoefte geldt dat vooral behoefte bestaat aan woningen in het betaalbare en middeldure segment. Het toevoegen van de beoogde woningen voor het betaalbare en middeldure segment draagt bij aan het creëren van meer balans in de samenstelling van de woningvoorraad. Om te zorgen dat de sociale huurvoorraad in Schiedam als geheel op peil blijft, wordt binnen het plangebied voorzien in de realisatie van minimaal 30% sociale huurwoningen.
Op 14 maart 2023 heeft de gedeputeerde Wonen van Zuid-Holland, samen met de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, diverse regionale realisatieagenda's, ook wel woondeals genoemd, ondertekend voor Zuid-Holland. Met de woondeals spreken het Rijk, de provincie Zuid-Holland en de Zuid-Hollandse gemeenten de ambitie uit om tot en met 2030 circa 250.000 woningen te bouwen. Naast overheden hebben ook woningcorporaties de bouwplannen getekend, en wordt deze ondersteund door huurdersorganisaties, ontwikkelende partijen, netbeheerders en drinkwaterbedrijven.
De bouwopgave voor Schiedam is onderdeel van de Woondeal Rotterdamse regio. Binnen de regio wordt beoogd circa 94.000 nieuwe woningen toe te voegen. De Schiedamse opgave is integraal onderdeel van deze bouwopgave. De locaties van te bouwen woningen staan in de planning en zijn opgenomen in de regionale realisatieagenda.
In Zuid-Holland wordt zoveel mogelijk in bestaand stedelijk gebied gebouwd, met name langs de spoorwegverbinding tussen Leiden en Dordrecht (de Oude Lijn). Hiermee wordt optimaal gebruik gemaakt van bestaande infrastructuur en voorzieningen. Het plangebied van het voorliggend bestemmingsplan is een van de locaties binnen het bestaand stedelijk gebied langs de Oude Lijn. Het bestemmingsplan draagt dan ook bij aan realisatie van de provinciale ambities ten aanzien van wonen.
De Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) is een vrijwillig samenwerkingsverband in de vorm van een gemeenschappelijke regeling van 23 gemeenten. De MRDH heeft taken op het gebied van bereikbaarheid en economisch vestigingsklimaat. Binnen de MRDH wordt regionale afstemming gezocht over diverse economische thema's. In dat kader is op 14 december 2018 de Strategie Werklocaties 2019-2030 vastgesteld. Deze strategie bevat de visie tot 2030 en regionale afspraken tot 2023 over werklocaties in de MRDH. De strategie is een samenhangende visie op de ontwikkeling van werklocaties vanuit de bestaande situatie, en richting de gewenste ramingen tot 2030. Hiermee versterken de regiogemeenten het regionaal economisch vestigingsklimaat door kwalitatief én kwantitatief te sturen op de voorraad. Het doel is werkgelegenheidsgroei en arbeidskansen voor de economie van morgen én duurzaam ruimtegebruik. De integraliteit draagt bij aan regionale samenhang en duidelijkheid bij stakeholders zoals vastgoedpartijen.
De Strategie Werklocaties heeft onder andere doorwerking gekregen in de gemeentelijke Economische visie 'Kansen voor Schiedam' (zie 4.3.4).
Met het bestemmingsplan wordt gedeeltelijk invulling gegeven aan het op 18 maart 2021 tussen de provincie en de gemeente gesloten WoonWerkAkkoord Nieuw-Mathenesse. In dit akkoord is onder andere een inspanningsverplichting opgenomen om het planologisch kader te creëren voor de transformatie van Nieuw-Mathenesse Noord naar een gemengd woon-werkgebied. Het voorliggende bestemmingsplan geeft invulling aan deze inspanningsverplichting voor wat betreft het noordwestelijk deel van het bedrijventerrein.
Bij het besluit tot aangaan van het WoonWerkAkkoord hebben Gedeputeerde Staten ook ingestemd met het compensatieplan Nieuw-Mathenesse, waarbij de onderbouwing is gegeven voor de noodzakelijke compensatie van de bedrijventerreinen die door herontwikkeling van Nieuw-Mathenesse Noord verloren gaat. Het compensatieplan gaat verder ook in op aspecten als functiemenging wonen-werken op binnen bijvoorbeeld het plangebied, en de mogelijkheden voor het beter benutten van het resterende bedrijventerrein Nieuw-Mathenesse voor economische functies.
Op 28 september 2009 heeft de gemeenteraad de 'Stadsvisie Schiedam 2030' vastgesteld. Deze Stadsvisie geldt als een structuurvisie als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. De Stadsvisie is tot stand gekomen in samenspraak met veel partijen uit de stad. In dit kader is van december 2008 tot en met april 2009 een interactief traject uitgevoerd met een grote betrokkenheid van burgers, partners, ondernemers en raadsleden. De uitkomsten van dit traject zijn opgenomen in de Stadsvisie. In de Stadsvisie wordt geconcludeerd dat het onmogelijk is om alle hoofdopgaven tegelijk uit te voeren. Daarom vormen de hoofdopgaven het kader waar, binnen de periode 2010-2030, ruimtelijke werkzaamheden uit voortvloeien. In de Stadsvisie worden acht ruimtelijke opgaven onderscheiden. Op deze opgaven wil de gemeente zich de komende jaren focussen. De volgende opgaven zijn relevant voor het plangebied.
Herstructurering bedrijventerreinen
De Stadsvisie zet in op een herstructurering van de diverse grote bedrijventerrein in Schiedam. Voor Nieuw-Mathenesse is specifiek sprake van de ontwikkeling van het distilleercluster als moderne en met Schiedam verbonden tak van industrie; hoogwaardig en op de toekomst toegesneden. Vernieuwing van de verouderde terreindelen, in de zone tussen de dijk (Nieuw-Mathenesserstraat) en het water van de Merwehaven vindt plaats in samenwerking met Rotterdam en in aansluiting op de ontwikkelingen in de Merwehaven (M4H).
Voor de te herontwikkelen delen van Nieuw-Mathenesse wordt ingezet op een combinatie van stedelijke functies. Uitgangspunt vormt een duurzame ontwikkeling met een nadrukkelijke samenhang tussen de te realiseren woon- en werkfuncties. Voor Schiedam Oost is deze ontwikkeling betekenisvol gezien de strategische ligging tussen Nieuw-Mathenesse en M4H, en het verder te ontwikkelen knooppunt rondom het station Schiedam Centrum en Schieveste.
Het bestemmingsplan ziet alleen op het noordoostelijk deel van Nieuw-Mathenesse, een deel van het bedrijventerrein dat daadwerkelijk een transformatie ondergaat naar gemengd woon-werkgebied. Als onderliggend kader voor de herstructurering dient het Ruimtelijk Raamwerk Nieuw-Mathenesse fase 1 (zie 4.3.2). Het Ruimtelijk Raamwerk geeft een nadere uitwerking van de ambities en uitgangspunten voor de gebiedsontwikkeling. De beoogde gebiedsontwikkeling sluit aan op de ontwikkelingen in de Rotterdamse Merwe-/Vierhavens (M4H). Op onderdelen vormt het Ruimtelijk Raamwerk een uitwerking van de Stadsvisie, onder andere ingegeven door recente ontwikkelingen in het gebied zoals de permanente sluiting van de voormalige glasfabriek in 2017. In 2009 was deze sluiting nog niet voorzien. Met de sluiting van de glasfabriek is de gebiedsontwikkeling in een ander daglicht komen te staan. Er is geen sprake meer van een ontwikkeling naar woon-werkgebied op geheel Nieuw-Mathenesse oostelijk van de Nieuw-Mathenesserstraat, maar de herontwikkeling focust op het deel van het bedrijventerrein direct grenzend aan de binnenstad en Schiedam Oost. Het distilleercluster en het overige te behouden deel van het bedrijventerrein Nieuw-Mathenesse vallen buiten het plangebied van dit bestemmingsplan.
Verbeteren woningvoorraad
In de Stadsvisie wordt ingezet op het verbeteren van de bestaande woningvoorraad. De woningvoorraad dient te worden verbreed naar doelgroepen die kapitaalkrachtiger zijn en een vergroting van de marktsector mogelijk maken. Hierdoor kan beter worden voldaan aan de vraag van midden- en hogere inkomensgroepen naar een wooncarrière in de stad, wordt ruimte geboden voor sociale stijging en wordt een impuls gegeven voor een breed en aantrekkelijk voorzieningenniveau. Gestreefd wordt naar het realiseren van een duurzame en kwalitatief hoogwaardige woon- en leefomgeving.
Met de ontwikkeling van Nieuw-Mathenesse Noord wordt een substantieel deel van de woningbouwopgave voor de periode tot 2030 gerealiseerd. Nieuw-Mathenesse Noord wordt een gemengd woon-werkgebied, gericht op hoogstedelijk wonen in de directe nabijheid van de historische binnenstad. In het gebied worden verschillende woonmilieus gerealiseerd, waardoor er woonruimte kan worden geboden aan verschillende doelgroepen, in lijn met de behoefte. Minimaal 30% van de nieuwe woningen wordt gebouwd in de sociale sector.
Goede voorzieningen
De aantrekkingskracht van Schiedam als woon- en leefstad, maar ook het vestigingsklimaat voor ondernemers, wordt voor een belangrijk deel gedragen door voorzieningen op het gebied van vrije tijd, zowel de stedelijke als de meer recreatieve voorzieningen in de groenblauwe omgeving. Goede voorzieningen zijn belangrijk voor de inwoners, de mensen die in de stad werken en voor bezoekers. De groene longen in de stad zijn vanuit dit perspectief belangrijke levensaders, die behouden en opgewaardeerd moeten worden, mede daar steeds weer blijkt dat natuur in de vrije tijd een belangrijker rol gaat spelen.
Het te ontwikkelen woon-werkgebied bevat met name woningen, maar biedt programmatisch ook ruimte voor andere functies. Onder voorwaarden is vestiging van bedrijven met een beperkte impact op de omgeving mogelijk, er wordt beperkt ruimte geboden aan horeca, detailhandel, dienstverlening en andere bedrijfsmatige en maatschappelijke functies die bijdragen aan een levendige wijk met goede voorzieningen.
Het Ruimtelijk Raamwerk Nieuw-Mathenesse fase 1 is op 28 september 2021 door de gemeenteraad vastgesteld. Het Ruimtelijk Raamwerk biedt een kader voor de ontwikkeling van Nieuw-Mathenesse, met gewenste flexibiliteit voor de uitwerking in de toekomst. Het Ruimtelijk Raamwerk beschrijft op welke wijze het gebied zich de komende periode zal doorontwikkelen, waarbij als tijdkader wordt uitgegaan van de periode tot 2035. Het volledige Ruimtelijk Raamwerk is als bijlage bij deze toelichting gevoegd. Voor het volledige beleidskader wordt hiernaar verwezen.
Het Ruimtelijk Raamwerk geeft een globale indeling van Nieuw-Mathenesse met een aanduiding van de programmatische hoofdstructuur (functies en stedenbouwkundig) en een ruimtelijke uitwerking (infrastructuur, landschap en openbare ruimte). Het geeft ook de uitgangspunten, die bij de verdere uitwerking van concrete initiatieven worden toegepast. Het Ruimtelijk Raamwerk is flexibel ingestoken en kan voor de diverse gebieden nog verder worden uitgewerkt, al naar gelang de wensen en behoeften die op dat moment aanwezig zijn. Een verdere uitwerking kan plaatsvinden op gebiedsniveau of op projectniveau (bijvoorbeeld voor een concreet bouwplan).
Afbeelding 9 De vier deelgebieden van Nieuw-Mathenesse
Voor twee deelgebieden op het bedrijventerrein is het Ruimtelijk Raamwerk al wel concreter uitgewerkt. Het gaat onder andere om Nieuw-Mathenesse Noord (bestaande uit het VROM-terrein, het terrein van de voormalige glasfabriek, en de Van Deventerdriehoek). Voor deze gebieden heeft het Ruimtelijk Raamwerk al wel het detailniveau van een Masterplan. Dit omdat voor deze gebieden de opgave voor herontwikkeling actueler en urgenter is. De uitwerking is opgenomen in het Ruimtelijk Raamwerk fase 1. Het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan valt binnen deelgebied Nieuw-Mathenesse Noord.
Ontwikkelrichting Nieuw-Mathenesse Noord
Het Ruimtelijk Raamwerk beschrijgt de beoogde ontwikkeling van Nieuw-Mathenesse Noord tot gemengd stedelijk gebied. De verschillende deelgebieden binnen Nieuw-Mathenesse Noord worden integraal herontwikkeld naar een gemengd stedelijk gebied met een dynamische mix van wonen, werken en voorzieningen. Binnen het meer op wonen gerichte gebied zal tot maximaal 40.000 m² werkruimte beschikbaar zijn, waarmee het gebied zich qua werkmilieu kan ontwikkelen tot een stedelijk interactiemilieu. Deze transformatie van monofunctioneel industriegebied naar gemengd woon-werkgebied betekent dat het gebied zowel een goede aansluiting en aanvulling vormt op de Schiedamse binnenstad, maar ook dat het een logische verbinding vormt met de ontwikkelingen in het naastgelegen Rotterdamse M4H.
Door naast de functie wonen ook ruimte te (blijven) bieden aan bedrijfsfuncties en andere voorzieningen, gaat het gebied ook zorgen voor een goede overgang van de Schiedamse binnenstad naar het distileercluster langs de Buitenhaven en het overige bedrijventerrein Nieuw-Mathenesse. Om de kwaliteit en aantrekkelijkheid van het gebied te versterken wordt bestaand erfgoed ingezet voor nieuwe werklocaties en zo mogelijk voor leisure en horecafuncties, bij voorkeur gerelateerd aan het Distillers District. Ruimte voor ondernemen is er in de plinten van de (woon-)bebouwing, ter versterking van de stedelijke dynamiek van dit nieuwe type woon-werkgebied. Het gaat om kleinschalige bedrijvigheid die zich goed laat mengen met (geluids)gevoelige functies zoals wonen.
Aan de randen van het gebied kan een hogere concentratie van bedrijvigheid landen, ook als functionele buffer tussen de woningen en de bedrijvigheid in o.a. het aangrenzende distilleercluster en langs de zuidoostzijde van de Van Deventerstraat. Diverse monumentale en erfgoedwaardige gebouwen kunnen worden behouden. Deze kunnen met een nieuwe functie dienen als ankerpunten in de gebiedsontwikkeling.
Afbeelding 10 Impressiekaart ambities Nieuw-Mathenesse Noord
Entree tot de binnenstad
Nieuw-Mathenesse Noord zal op verschillende manieren een nieuwe entree vormen voor bezoekers tot de binnenstad van Schiedam. De beoogde nieuwe parkeervoorziening en mobiliteitshub in het gebied ontlast de binnenstad van autoverkeer, en vormt een nieuwe uitvalsbasis voor bezoekers aan Schiedam. Ook vormt Nieuw-Mathenesse Noord een stadsentree vanuit het water. Langs de Buitenhavenweg kunnen passagiersvaart, sloepvaren en toervaren een vertrek- en eindpunt vinden.
Groene binnengebieden
De Nieuw-Mathenesserstraat snijdt Nieuw-Mathenesse Noord in tweeën. Elk van deze twee delen krijgt een groen binnengebied met een eigen belevingswereld.
Het binnengebied in de Van Deventerdriehoek wordt omringd door nieuwe en bestaande bijzondere gebouwen. Een nieuw hoogteaccent markeert de plek. Aan het hof ligt kleinschalige bedrijfsruimte in een bijzondere architectuur aan de noordzijde, langs de Couwenhovenstraat, en aan de zuidzijde met de voormalige Coca Cola-fabriek. Deze voormalige fabriek biedt kansen voor transformatie en optopping en heeft een alzijdige oriëntatie, zodat ze optimaal als blikvanger kan fungeren, ook vanaf de oostzijde vanuit het gebied M4H.
Voorzieningen
Nieuw-Mathenesse Noord biedt op beperkte schaal voorzieningen voor de toekomstige bewoners en aangrenzende wijken. Er komt ruimte voor voorzieningen op het gebied van sport, kinderopvang, buurtcentra en cultuur. In en rond de Van Deventerdriehoek kan ruimte zijn voor een zorgcluster of andere maatschappelijke voorzieningen. De primaire oriëntatie qua voorzieningen is op de bestaande voorzieningen in de binnenstad en Schiedam Oost.
Doelgroepen / kansrijke bedrijfsbranches
Een aantal bedrijfsbranches wordt bij voorbaat denkbaar geacht voor dit gebied: creatief ambachtelijk, food, reparatie, engineering, design, startups/startende maakbedrijven, horeca en leisure. Er worden daarnaast kansen gezien voor woonwerkcombinaties, dus woningen met werkruimtes of bedrijfsruimtes in plinten van woongebouwen: ateliers (ook aansluitend op de ruimtevraag binnen Schiedam voor doorgroeiende creatieve ondernemers / kunstenaars), praktijkruimtes, werkplaatsen en uiteraard kantoor aan huis.
Daarnaast kan ruimte worden geboden aan het klassiek kleinschalige bedrijfsmilieu, voor zover het type bedrijvigheid kan worden gemengd met woonfuncties.
Op 29 september 2020 is de woonvisie 'Groei als kans voor de stad' vastgesteld. De Woonvisie geeft een actuele kijk op het wonen in Schiedam en beschrijft de koers die de gemeente de komende 20 jaar wil volgen. De belangrijkste ambities van de Woonvisie zijn: groei als kans voor de stad, wooncarrière voor alle Schiedammers, passende en herkenbare woonmilieus, passende woningen, groei van de kwaliteit van de woningvoorraad en de leefomgeving, een veilige en leefbare woonomgeving en verduurzaming van de bestaande bouw en nieuwbouw. Om deze ambities te realiseren gaat de Woonvisie uit van:
Schiedam heeft de ambitie om de komende jaren belangrijke tekorten aan passende woningen aan te vullen en daarnaast de sociale voorraad in absolute aantallen gelijk te houden. Het doel is dat er voldoende passende woningen beschikbaar komen om een wooncarrière in Schiedam te kunnen maken. De behoefte bestaat met name uit meer verschillende typen woningen voor Schiedammers die willen doorstromen binnen Schiedam, maar ook het toevoegen van woningtypen die momenteel nog ontbreken in Schiedam. Om in deze behoefte te voorzien zullen binnen de stad aantrekkelijke nieuwe woongebieden worden ontwikkeld, waardoor het woningaanbod afwisselender wordt en de kwaliteit van de leefomgeving stijgt.
Nieuw-Mathenesse Noord is in de Woonvisie opgenomen. Het indicatieve aantal nieuwe woningen binnen deze gebiedsontwikkeling is benoemd op 1.000, te realiseren in de periode 2020-2030. De gebiedsontwikkeling moet daarbij bijdragen aan een levendige stad, waarbij de ligging nabij de historische binnenstad kan worden benut. Omdat sprake is van een gebiedsontwikkeling van behoorlijke omvang kan ook worden gekeken of Nieuw-Mathenesse Noord specifiek ruimte biedt voor seniorenhuisvesting met zorg (woonzorgvoorziening).
Afbeelding 11 Gebiedsontwikkelingen zoals benoemd in de Woonvisie
Het bestemmingsplan maakt bij recht een maximum van 500 nieuwe woningen binnen het plangebied mogelijk. Van de te bouwen woningen is minimaal 30% in de sociale sector. Hiermee levert het bestemmingsplan een grote bijdrage aan het realiseren van de ambities uit de Woonvisie. Omdat alle woningen binnen het plangebied nieuw worden gerealiseerd is tevens sprake van woningen welke voldoen aan de hedendaagse kwaliteitseisen en normen voor wat betreft duurzaam bouwen, energieprestatie en woonklimaat. Het bestemmingsplan maakt naast woningbouw ook diverse andere functies mogelijk die goed met wonen te combineren zijn. Hierdoor ontstaat een aantrekkelijk woon-werkgebied, dat versterkend werkt voor de levendige stad Schiedam. Het bestemmingsplan is dan ook passend binnen het beleid uit de Woonvisie.
De economische visie Kansen voor Schiedam is door de gemeenteraad vastgesteld op 2 november 2021. De visie beschrijft de gemeentelijke koers ten aanzien van de economische ontwikkeling en het werken en ondernemen in de stad voor de komende vijf jaar, met een doorkijk van tien jaar. De visie vernieuwt die van de Kadernota Economie ‘Ruimte voor ondernemen’, zoals die in 2016 is vastgesteld, en fungeert tevens als bouwsteen voor toepassing in de instrumenten uit de Omgevingswet.
De visie kent als uitgangspunt dat de komende jaren wordt gewerkt aan het ontwikkelen en versterken van het economisch vestigingsklimaat door in te zetten op de speerpunten Maken en Beleven. Gekozen is voor een focus op die punten waarmee Schiedam zich op het vlak van economische ontwikkeling regionaal, nationaal en wereldwijd op korte en langere termijn kan
onderscheiden.
De ambitie ten aanzien van een sterke en toekomstbestendige economische ontwikkeling kent voor ondernemers als doel een optimaal vestigingsklimaat te realiseren, om toekomstbestendig te kunnen ondernemen, investeren en groeien. Voor bewoners is het doel voldoende passende en toekomstgerichte werkgelegenheid voor stad en regio te realiseren, met een optimaal voorzieningenniveau. Het doel voor bezoekers is het bieden van een optimale beleving van Schiedam, met optimale voorzieningen. Als deelambities en kaders voor de uitvoering is een aantal focusonderwerpen benoemt:
Daarnaast zijn vier economische gebiedsontwikkelingen uitgewerkt. Voor de gebiedsontwikkeling Nieuw-Mathenesse als geheel is een ontwikkelrichting geschetst, waarbij voor Noord met name de volgende punten relevant zijn:
Qua bedrijvigheid in Nieuw-Mathenesse Noord worden de volgende doelgroepen benoemd: kleinschalige bedrijvigheid voor creatief ambachtelijk, food, reparatie, engineering, design, startups/startende maakbedrijven, horeca (DDD) en leisure, woonwerkcombinaties: ateliers, werk/praktijkruimte, aangevuld met klassiek kleinschalige bedrijvigheid.
Detailhandel
Het plangebied ligt nabij het stadscentrum. In eerste instantie is de orientatie van de nieuwe wijk voor wat betreft detailhandel dan ook naar de binnenstad (en Schiedam Oost). In beperkte mate is binnen het plangebied detailhandel toegestaan (ondergeschikt). Grootschalige detailhandel wordt niet mogelijk gemaakt.
Schiedam heeft geen grootschalige perifere detailhandelsconcentratie. Wel zijn enkele grote aanbieders aanwezig op bedrijventerreinen (elektronica, bouwmarkten). Vanwege het grote aanbod in de omgeving (o.a. Alexandrium III, Ikea Delft) is er geen aanleiding om dit aanbod in de periferie substantieel uit te breiden. Wel is concentratie van winkels in volumineuze branches (bouwmarkten, woninginrichting, tuincentra) gewenst. Binnen het plangebied is geen perifere detailhandel toegestaan. Enkele voorheen bestaande planologische mogelijkheden voor volumineuze detailhandel zijn met het voorliggende bestemmingsplan verwijderd.
De mobiliteitsvisie 'Op weg naar de toekomst' is op 3 november 2020 vastgesteld. De Mobiliteitsvisie heeft als ambitie om bij te dragen aan het realiseren van een leefbare en bereikbare stad, een gezonde en duurzame stad en een sociale en veilige stad.
Een aantrekkelijke stad is een stad waar ruimte is voor wonen, ontmoeten, werken en recreëren. Mobiliteit zorgt voor verbinding en kan ontwikkelingen aanjagen. Mobiliteit heeft ook een keerzijde; hoge parkeerdruk, toenemende overlast van binnenstadslogistiek en een groeiend aantal files in en rondom de stad, die de leefbaarheid en bereikbaarheid van de stad onder druk zetten. Tegelijkertijd heeft een goede bereikbaarheid van bedrijven voor werknemers, werkgevers en leveranciers een directe invloed op het vestigingsklimaat en de concurrentiepositie van Schiedam in de regio.
De Mobiliteitsvisie geeft een andere, vernieuwende kijk op mobiliteit, met een juiste balans als uitgangspunt. Keuzes die verblijfkwaliteit toevoegen en er tegelijkertijd voor zorgen dat mensen en plekken verbonden blijven. Daarbij wordt meer ingezet op duurzame en ruimte-efficiënte vervoersmiddelen, zoals lopen, fietsen en een kwalitatief hoogwaardig OV en worden auto's en vrachtverkeer zoveel als mogelijk geweerd uit de drukke binnenstad. Tegelijkertijd wordt het eenvoudiger en aantrekkelijker om te kiezen voor alternatieven.
Transportmiddelen zijn verantwoordelijk voor bijna een derde van alle CO2-uitstoot door verkeer en voor meer dan 60 procent van de uitstoot van stikstofdioxide (NO2). De bijdrage hiervan aan de verslechtering van de luchtkwaliteit en daarmee ook de gezondheid is aanzienlijk. De ambitie is om deze uitstoot terug te dringen, met een sterkere inzet op duurzame en groene alternatieven voor met name het auto- en vrachtverkeer. Bij de sociale component van mobiliteit wordt ingezet op 'inclusiviteit': iedereen moet van het mobiliteitsaanbod gebruik kunnen maken.
Het plangebied ligt nabij de binnenstad, op loop- en fietsafstand van het station Schiedam Centrum. Het gebied was voorheen in gebruik als monofunctioneel industrie- en bedrijfsterrein, met de daarbij behorende (zware) verkeersbewegingen. Deze situatie gaat door de herontwikkeling tot woon-werkgebied veranderen. De bestemmingslegging biedt in principe voldoende ruimte voor de uitwerking en facilitering van de diverse relevant mobiliteitsaspecten, zoals parkeren en een goede verkeersafwikkeling. In hoofdstuk 5.3 wordt uitgebreider ingegaan op de specifieke onderbouwing voor het aspect mobiltieit. Daarin wordt ook ingegaan op de mobiliteitsstrategie voor het plangebied, en de keuzes die voor de ontwikkeling gemaakt zijn.
Het klimaatbeleid heeft twee invalshoeken: klimaatmitigatie en klimaatadaptatie. Mitigatie richt zich op het aanpakken van de oorzaken van klimaatverandering. Adaptatie accepteert klimaatverandering en richt zich op aanpassen van de omgeving aan de gevolgen daarvan.
Op 3 november 2020 heeft de gemeenteraad het klimaatbeleid 'Een wereld te winnen' vastgesteld. Het Klimaatbeleid bouwt voort op de weg die is ingeslagen met het Programma Duurzaamheid en het Klimaatbeleidsplan 2016-2020. De ambitie is om de uitstoot van broeikasgassen verder te verminderen en de stad voor te bereiden om de energietransitie. Op 12 maart 2019 heeft de gemeenteraad het Klimaatadaptatieplan Schiedam vastgesteld, waarin de ambitie is vastgelegd dat de stad in 2050 klimaatbestendig en water robuust is ingericht. De belangrijkste doelstellingen uit beide nota's zijn:
Om deze doelstellingen te bereiken wordt voor wat betreft klimaatmitigatie verder ingezet op de toepassing van zonne-energie, met als ambitie om in 2030 op 40% van de daken zonnepanelen te hebben. Ook is er ruimte voor andere vormen van hernieuwbare energievoorziening, zoals windenergie, warmtepompen en warmte-koude opslag. De ambities zijn er op gericht om in 2050 voor wat betreft de woningen volledig aardgasvrij te zijn. Voor nieuwbouw en bij herstructurering geldt daarbij dat voldaan moet worden aan de wettelijke BENG-normen ten aanzien van de maximale energiebehoefte, het maximale primair fossiele energiegebruik en het minimale aandeel hernieuwbare energie. Daarnaast geldt dat zoveel als mogelijk gebruik gemaakt wordt van circulaire materialen, waarbij bijvoorbeeld aandacht is voor materiaalregistratie, losmaakbaarheid, biobased en non-virgin.
Klimaatadaptatie betreft vier thema's, die betrekking hebben op 'te veel' of 'te weinig' aan water: wateroverlast, droogte, hitte en overstromingen. Om wateroverlast te voorkomen, is uitgangspunt dat de stad een extreme bui (waarbij 60 mm neerslag valt in een uur tijd) kan verwerken. Om in tijden van droogte het uitdrogen van de bodem en het 'uitzakken' van de grondwaterstand tegen te gaan, wordt zoveel mogelijk water opgevangen, vastgehouden en geïnfiltreerd in de bodem. Om de opwarming van de stad in tijden van een hittegolf te beperken, is de doelstelling dat de stad hooguit 2 °C meer opwarmt dan het omliggende landelijke gebied. Doelstelling voor overstromingen is dat Schiedammers beschikken over een handelingsperspectief voor de overstromingsgevoelige gebieden.
Een ander gevolg van klimaatverandering is de wereldwijde afname van biodiversiteit. Om verschillende redenen wil Schiedam het groen in de stad versterken. Er is een samenhang met klimaatadaptatie, omdat vergroening ook een rol speelt in met name de aanpak van hittestress. Door een goede groeninrichting van de buitenruimte en door in en rond bebouwing natuur-inclusieve maatregelen te nemen, wordt (mede) een belangrijke bijdrage geleverd aan het versterken van de biodiversiteit in de stad.
Met het bestemmingsplan wordt een nu nog monofunctioneel industriegebied, grotendeels verhard en bebouwd, omgevormd tot een aantrekkelijk woon-werkgebied. Een groot deel van de bestaande bebouwing wordt op termijn gesloopt. Bij de uitwerking van concrete bouw- en inrichtingsplannen op basis van dit bestemmingsplan is er dus alle mogelijkheid om toepassing te geven aan de ambities uit het klimaatadaptatieplan. Het beeindigen van industriele activiteiten zal daarbij een bijdrage leveren aan het beperken van uitstoot van schadelijke stoffen en het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving.
GroenBlauwe Structuurvisie
Begin 2015 is de GroenBlauwe Structuurvisie vastgesteld. Daarin wordt een visie gegeven op het toewerken van het toekomstige groenblauwe netwerk naar sfeer, gebruik, status en toekomstwaarde en de relaties tussen de verschillende onderdelen van het groenblauwe netwerk. De visie beschrijft in hoofdlijnen een groenblauwe structuur die opgebouwd is uit drie grootheden. Twee sterke eigen identiteiten met hun eigen invloeden en sferen, namelijk de wereld rond de rivier en het landschap van Midden-Delfland. De verbindende factor tussen deze twee werelden is het landschap in de Poldervaartpolder welke gekenmerkt wordt door een sterk centraal element, de naamdrager van de polder: de Poldervaart. Dit geeft een ultieme afwisseling van groenblauwe gebieden en sferen die in zijn totaal een perfecte basis vormt voor een grootschalige, robuuste groenblauwe structuur voor de stad. Hier ligt een fijnmaziger netwerk van groen- en blauwstructuren overheen welke deze grootheden verbindt met aanpalende wijken en de binnenstad. De Schie wordt aangemerkt als een belangrijke ruimtelijke drager in Schiedam, waaraan Schiedam haar bestaansrecht heeft ontleend. De Schie is nog steeds op veel plaatsen in de stad sterk beleefbaar. De visie streeft naar behoud van het beeld van de Schie als binnenstedelijke rivier met harde kades begeleid door boombeplanting.
In de uitwerking van het beoogde stedenbouwkundige beeld voor de herontwikkeling is de verbinding tussen de Rotterdamse Merwehaven en de Buitenhaven, via het terrein van de voormalige glasfabriek, een belangrijk uitgangspunt. Met de herontwikkeling krijgt het plangebied een impuls voor wat betreft de 'groene en blauwe functies', en wordt kwalitatief hoogwaardig, functioneel en toegankelijk openbaar gebied toegevoegd.
Groenvisie 'Buitengewoon groen'
De groenvisie 'Buitengewoon groen' is op 2 februari 2021 vastgesteld. De Groenvisie sluit aan op de GroenBlauwe Structuurvisie uit 2015 en de daarin gegeven beschrijving van de aanwezige groenstructuren en bijbehorende doelstellingen. Aanvullend op de GroenBlauwe Structuurvisie gaat de Groenvisie dieper in op de waarde van het groen in de leefomgeving.
Schiedam beschikt over een groot aantal mooie, groene voorzieningen, zoals parken, groene- en blauwe verbindingszones, boomstructuren en groene gebieden in de wijken. Tegen de achtergrond van alle stedelijke ontwikkelingen wordt dit bestaande groen gekoesterd. Verspreid over de stad liggen tal van kansen om het groen als belangrijke pijler voor een aantrekkelijke woon- en leefomgeving niet alleen te handhaven, maar vooral te versterken, zowel in kwantitatieve als kwalitatieve zin.
Het 'groen' vormt een belangrijk onderdeel van de ruimtelijke kwaliteit van de stad. Schiedam wil haar kwaliteiten als aantrekkelijke, groene stad beter presenteren en verder uitbouwen. De komende jaren wil de stad werken aan het versterken van de kwaliteit en toekomstbestendigheid van de openbare ruimte. Groen is van groot belang voor de kwaliteit van de openbare ruimte en het tegengaan van wateroverlast en hittestress. Daarnaast draagt groen bij aan het versterken van de ecologische waarde en de biodiversiteit. De kwaliteit en belevingswaarde van het groen wordt uitgebreid door het toevoegen en versterken van groene, ecologische verbindingen tussen de grotere groengebieden.
Met het bestemmingsplan wordt een nu nog monofunctioneel industriegebied, grotendeels verhard en bebouwd, omgevormd tot een aantrekkelijk woon-werkgebied. Een groot deel van de bestaande bebouwing wordt op termijn gesloopt. Bij de uitwerking van concrete bouw- en inrichtingsplannen op basis van dit bestemmingsplan is er dus alle mogelijkheid om toepassing te geven aan de ambities voor wat betreft een hoogwaardige kwaliteit van groen in de stad. De belevingswaarde van het gebied wordt groter, onder andere door de aanleg van nieuwe groenstructuren, die ook openbaar toegankelijk zijn.
Op 28 mei 2019 heeft de gemeenteraad de welstandsnota herzien vastgesteld. In de nota zijn beoordelingskaders opgenomen voor gebieden en objecten, die hun grondslag vinden in de samenhang van het bebouwingsbeeld, stedenbouwkundige kenmerken en landschappelijke structuren. De herziening had mede als doel het actualiseren en waar mogelijk vereenvoudigen van het eerdere welstandsbeleid zoals dat in 2004 was vastgesteld.
Het plangebied kent in de welstandsniveau's 'Vrij (behoudens uitzonderingen)' en 'Zichtlocaties'. Het laatste niveau is van toepassing op de strook langs de Van Deventerstraat. Het plangebied is als welstandsgebied 'Bedrijventerreinen' aangewezen.
In de gebieden met niveau 'Vrij (behoudens uitzonderingen)' 'is de wens van de raad om zoveel mogelijk vrij te geven vertaald in een minimale toets. De zichtlocaties zijn de hoofdroutes in Schiedam, die gezamenlijk een structuur vormen waar de stad als geheel wordt beleefd. Plannen op en binnen de invloedssfeer van zichtlocaties worden met meer aandacht bekeken dan in de directe omgeving gebruikelijk is. Van deze plannen wordt verwacht, dat ze zijn afgestemd op de belevingswaarde en ruimtelijke kwaliteit van deze structuur.
Nieuwbouwplannen en herontwikkelingsprojecten vereisen een bijzondere inzet. De welstandsnota bevat echter geen welstandscriteria voor grotere (her)ontwikkelingsprojecten die de bestaande ruimtelijke structuur en karakteristiek (kunnen) doorbreken. Dit is het geval indien sprake is van een functiewijziging ten opzichte van de gebiedenkaart waarbij de gebiedsgerichte welstandscriteria voor het betreffende gebied niet toereikend zijn voor een goede beoordeling. Dergelijke welstandscriteria kunnen niet worden opgesteld zonder dat er een concreet stedenbouwkundig plan, bijvoorbeeld in de vorm van een beeldkwaliteitsplan, aan ten grondslag ligt.
Het opstellen van welstandscriteria voor (her)ontwikkelingsprojecten kan een onderdeel zijn van de stedenbouwkundige planvoorbereiding. De criteria worden in dat geval opgesteld door de gemeente of in overleg met de commissie. De gemeenteraad stelt de welstandscriteria vervolgens vast ter aanvulling op de welstandsnota, waarbij de inspraak gekoppeld kan worden aan de inspraakregeling bij de stedenbouwkundige planvoorbereiding.
In dit geval is sprake van een gebiedstransformatie. Het welstandsgebied Bedrijventerreinen is onvoldoende van toepassing op de situatie na vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan. Voor het plangebied wordt, mede als gebruik in de tender, gewerkt aan de uitwerking van (een) kavelpaspoort(en). Bekeken wordt nog of en hoe deze eventueel ook als welstandscriteria zijn uit te werken.
Om de goede vertaling van het kavelpaspoort in aanvragen omgevingsvergunning te borgen, is een stedenbouwkundig kwaliteitsteam ingesteld. Het kwaliteitsteam heeft de taak om aanvragen met betrekking tot de gebiedsontwikkeling te beoordelen op de stedenbouwkundige onderdelen van het kavelpaspoort, het bestemmingsplan en de welstandsnota en het monumentenbeleid (indien van toepassing). De kwaliteit die de stad zich als doel heeft gesteld op basis van deze beleidskaders geldt hierbij als uitgangspunt. Het gaat om de vraag of een bouwplan in de gebiedsontwikkeling voldoet aan de vastgestelde kwaliteitseisen, en zich goed voegt in de omgeving. Het kwaliteitsteam adviseert dus in het voortraject naar een concrete aanvraag omgevingsvergunning.
Het kwaliteitsteam is geen vervanging van de welstandscommissie, maar beoordeelt bouwplannen op de stedenbouwkundige haalbaarheid. De bouwplannen komen bij de definitieve aanvraag omgevingsvergunning nog ter advisering voor aan welstand voor wat betreft de architectonische aspecten (materiaalgebruik, detaillering, kleurgebruik e.d.). Om de consistente lijn in beoordeling te waarborgen, maakt een afgevaardigde van de welstandscommissie deel uit van het kwaliteitsteam. Insteek is daarmee ook dat de advisering door de welstandscommissie sneller kan plaatsvinden.
Het Horecabeleid Schiedam 2021 geeft inzicht in hoe de gemeente Schiedam vormgeeft aan de balans tussen horeca in de stad, de openbare orde & veiligheid en het woon- en leefklimaat van onze inwoners. De visie van het beleid ziet op het creëren van een sfeervolle stad met een aantrekkelijk klimaat voor horeca-exploitanten, toeristen en bewoners. Hierbij ziet het centrumgebied op een dynamische en levendige omgeving en hebben de overige gebieden de nadruk op wonen en bedrijven. Dit betekent dat in het centrumgebied meer activiteiten en bedrijvigheid wordt toegestaan en bezoekers en bewoners zich daarvan bewust moeten zijn dan wel dienen te dulden. Voor het woonwijkgebied is meer aandacht voor het waarborgen van het woon- en leefklimaat en dient overlast van horecabedrijven tot een minimum beperkt te blijven.
Gebiedsgericht beleid
Het gebiedsgericht beleid (in werking per 1 januari 2022) verdeelt de stad in drie gebieden (centrum, woonwijken, bedrijventerreinen). Nieuw-Mathenesse valt binnen de categorie bedrijventerreinen. Daarbij is het noordelijk deel van Nieuw-Mathennesse aangeduid als transformatiegebied.
Onder transformatiegebieden worden gebieden verstaan die van functie veranderen (transformeren). Als voorbeeld kan gedacht worden aan bedrijventerrein dat (gedeeltelijk) transformeert tot woongebied. Veelal liggen deze transformaties in de toekomst en zijn daardoor nog niet in detail uitgewerkt. Wel is het denkbaar dat horeca een plaats kan vervullen bij deze transformaties, bijvoorbeeld ten behoeve van een nieuw wijkwinkelcentrum- of straat. Van het gebiedsgerichte beleid kan dan ook worden afgeweken, als dit ten behoeve is van een transformatiegebied.
Het bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van bedrijventerrein naar gemengd woon-werkgebied mogelijk. Gelet op de omvang van de gebiedsontwikkeling zijn er als onderdeel van de nieuw te realiseren wijk beperkt mogelijkheden voor vestiging van horeca. De mogelijkheden voor horeca in het plangebied zijn afgestemd op de beoogde functie van het gebied na transformatie. Als onderdeel van de totaalafweging over de gebiedsontwikkeling is bepaald welk type horeca is toegestaan, en is een maximum gesteld aan het oppervlak dat voor deze functie kan worden benut.
De beoogde ontwikkeling in Nieuw-Mathenesse Noord en de beperkte mogelijkheid voor horeca op deze locatie is dan ook in lijn met het gebiedsgerichte deel van het Schiedams Horecabeleid.
In het coffeeshopbeleid is een maximum aantal coffeeshops gesteld op vier binnen de gehele gemeente en regels die zien op het houden van voldoende afstand tot gevoelige functies. De aanwezigheid van coffeeshops brengt op de huidige locaties een druk met zich mee op de woon- en leefsituatie in de vorm van parkeeroverlast en het aankomen en vertrekken van bezoekers. Op grond van het beleid is verhuizing van coffeeshops naar een andere locatie daarom mogelijk, mits deze locatie niet te dicht bevolkt is.
In het plangebied zijn geen coffeeshops gevestigd of toegestaan.
De directe aanleiding van het Schiedamse Prostitutiebeleid 2016 is de opheffing van het bordeelverbod in 2000. Hiermee kan de exploitatie van prostitutie aan gemeentelijke regelgeving worden onderworpen. Het prostitutiebeleid is er op gericht de openbare orde en het woon- en leefklimaat te beschermen, de positie van de prostituee te verbeteren en het tegengaan van misstanden en mensenhandel in de seksbranche. In het prostitutiebeleid wordt het maximum aantal seksinrichting binnen de gemeente op vijf gesteld. Hiermee biedt het beleid ruimte voor uitbreiding van het aantal seksinrichtingen.
In het plangebied zijn geen prostitutiebedrijven gevestigd of toegestaan.
Het al dan niet voldoen aan verschillende planologische en milieutechnische randvoorwaarden en uitgangspunten is bepalend voor de vraag of een nieuw bestemmingsplan ook daadwerkelijk uitvoerbaar is. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan getoetst op planologische en milieutechnische randvoorwaarden.
Voor de Van Deventer-driehoek is sprake van een concrete gebiedsontwikkeling, waarvoor zo spoedig mogelijk na inwerkingtreding van het voorliggende bestemmingsplan omgevingsvergunningen gewenst zijn voor de bouw en realisatie van de voorgenomen ontwikkeling. Ter onderbouwing van de uitvoerbaarheid zijn diverse onderzoeken uitgevoerd. Deze zijn verwerkt in het voorliggende hoofdstuk. Hiermee is sprake van een onderbouwing van de uitvoerbaarheid van het voorgenomen ontwikkelinitiatief, en is sprake van een uitvoerbaar bestemmingsplan.
Op grond van de Wet milieubeheer worden activiteiten aangewezen welke belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu, of waarvoor beoordeeld moet worden of deze activiteiten nadelige invloed hebben. In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage is aangegeven welke activiteiten in het kader van een bestemmingsplan planMER-plichtig, projectMER-plichtig of MER-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit milieueffectrapportage drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de genoemde activiteiten welke niet aan de drempelwaarden voldoen, te beoordelen of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben (gelet op kenmerken, locatie en potentiële effecten).
Voor de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject, met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterrein (onderdeel D 11.2 Besluit milieueffectrapportage) geldt dat beoordeeld moet worden of deze activiteiten nadelige effecten voor het milieu kunnen hebben. Deze beoordelingsvereiste geldt in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m².
Het totale projectgebied heeft een oppervlakte van circa 3 hectare, waar ruimte is voor maximaal 500 woningen en circa 10.000m2 bedrijfsfuncties, maatschappelijke voorzieningen en andere functies die een goede werking van het woon-werkgebied ondersteunen.
De ontwikkeling betreft geen stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit milieueffectrapportage. Hierbij is in aanmerking genomen dat de ontwikkeling een binnenstedelijke inbreidingslocatie betreft, gelegen in een sterk verstedelijkt gebied. Daarbij wordt een locatie welke momenteel volledig bedrijfsmatig wordt gebruikt voor bedrijvigheid en industrie, en die nagenoeg volledig bebouwd cq. verhard is, getransformeerd naar een binnenstedelijk gemengd woon-werkgebied aansluitend op de omliggende stadsbebouwing. Onderdeel van de ontwikkeling is een beperkte voortzetting van het reeds toegestane bedrijfsmatig gebruik als onderdeel van het gemengd woon-werkgebied. Het project heeft daarbij een relatief beperkte oppervlakte, binnen de context van dit sterk verstedelijkte gebied.
Op grond van het arrest van het Europese Hof van Justitie van 15 oktober 2009 geldt dat de vraag of een MER-beoordelingsplicht geldt, niet alleen afhankelijk is van de omvang van het project, maar dat ook beoordeeld moet worden of het project gelet op de andere selectiecriteria van bijlage III van de Europese m.e.r.-richtlijn door de aard en ligging aanzienlijke milieugevolgen tot gevolg zou kunnen hebben.
Hoewel gelet op voornoemde geen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject, wordt ten overvloede beoordeeld of sprake is van dusdanige milieugevolgen dat een MER-(beoordelings)procedure vereist is. Gelet op de schaal van het project, de situering binnen bebouwd stedelijk gebied, het gebied reeds werd gebruikt voor stedelijke functies en de kenmerken van de potentiële effecten van een dergelijk project zullen geen belangrijke negatieve milieueffecten optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten, zoals deze in dit hoofdstuk zijn opgenomen. Geconcludeerd wordt dat voor het bestemmingsplan geen MER-(beoordelings)procedure conform het Besluit milieueffectrapportage vereist is. Een MER-aanmeldnotitie is voldoende, op basis waarvan het bevoegd gezag een besluit kan nemen.
De MER-aanmeldnotitie wordt als bijlage PM bij de toelichting van dit bestemmingsplan gevoegd. Conclusie van de aanmeldnotitie is dat geen nadelige milieueffecten zijn te verwachten. Door het uitblijven van nadelige gevolgen kan worden geconcludeerd, dat geen volledige m.e.r. procedure hoeft te worden doorlopen, en dat geen milieueffectrapportage (MER) nodig is.
Voor het bestemmingsplan Merwe-Vierhavens (gemeente Rotterdam) is een milieueffectrapport (MER) opgesteld en is een procedure doorlopen waarbij de milieueffectrapportage beoordeeld is door de Commissie voor de milieueffectrapportage. Dit MER dient ook als onderbouwing van het bestemmingsplan Merwe-Vierhavens.
Burgemeester en wethouders van Schiedam hebben op 4 april 2023 ingestemd met de MER, dat vervolgens door het college van Rotterdam op 23 mei 2023 in samenhang met het ontwerpbestemmingsplan Merwe-Vierhavens is vrijgegeven voor het vervolg van de procedure.
In het milieueffectrapport, dat bestaat uit een hoofdrapport met diverse themadeelrapporten, zijn de milieueffecten onderzocht voor de huidige situatie binnen het plangebied van dat bestemmingsplan, de effecten wanneer er geen nieuw bestemmingsplan wordt vastgesteld (de autonome ontwikkeling) en het voorkeursalternatief. Het voorkeursalternatief is de planologische invulling van het gebied zoals dat in het bestemmingsplan Merwe-Vierhavens is opgenomen.
In het kader van het MER Merwe-Vierhavens is ook onderzoek gedaan naar de gevolgen van de beoogde aanpassing van het gezoneerd industrieterrein Havens Noord-West / Oost-Frankeland. Dit onderzoek is zowel voor Rotterdam als Schiedam gedaan. Uit dit onderzoek is gebleken dat aanpassing conform het voorkeursalternatief mogelijk is, en dat dit niet leidt tot onevenredige gevolgen voor het milieu en de leefomgeving. Aanvullend op de MER is door Schiedam onderzoek gedaan naar de gevolgen van het geheel dezoneren van Nieuw-Mathenesse. De wijzigingen ten aanzien van de begrenzing van het gezoneerd industrieterrein zijn voor Schiedam, vooruitlopend op het voorliggende bestemmingsplan, via een afzonderlijk bestemmingsplan doorgevoerd.
Op het aspect geluid in relatie tot het voorliggend bestemmingsplan wordt uitgebeider ingegaan in paragraaf 5.4.
Geconcludeerd wordt dat voor het bestemmingsplan geen MER-(beoordelings)procedure conform het Besluit milieueffectrapportage vereist is. Een MER-aanmeldnotitie is voldoende, deze is ook als zodanig aangeleverd en beoordeeld. De conclusie dat geen MER noodzakelijk is blijft overeind.
In het navolgende paragrafen is voor de diverse relevante milieu- en omgevingsaspecten een beschrijving van de gevolgen van de voorgenomen ontwikkeling gegeven, met een nadere onderbouwing en motivering ten aanzien van de uitvoerbaarheid.
Ten behoeve van de uitvoering van de wettelijk verplichte watertoets is voor dit bestemmingsplan een rapportage opgesteld. De conceptwatertoets is als Bijlage 1 bij de toelichting gevoegd.
De watertoets wordt ten behoeve van het ontwerpbestemmingsplan nog definitief gemaakt, en de toelichting wordt zo nodig naar aanleiding hiervan nog aangepast. Dit in samenhang met de verdere uitwerking van de stedenbouwkundige opzet voor het gebied en dan met name de kaders en richtlijnen voor de inrichting van het openbaar gebied. In het kader van het wettelijk vooroverleg wordt tevens het Hoogheemraadschap van Delfland om een reactie gevraagd, welke ook input zal zijn voor de verdere uitwerking.
Het te ontwikkelen gebied gaat om het bedrijfsterrein in de Van Deventer-driehoek. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 3 ha. In de huidige situatie is het plangebied nagenoeg geheel verhard, op twee kleine grasveldjes en enkele tientallen boomspiegels na.
De maaiveldhoogte is bepaald op basis van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN 3, DTM) en varieert ter plaatse van het plangebied tussen NAP +2,8 m en NAP +5,2 m (dijktalud Van Deventerstraat). Het plangebied ligt daarmee substantieel hoger dan het westelijker gelegen deel van Nieuw-Mathenesse.
Grondwater
Ter plaatse van het plangebied zijn geen grondwaterstandsmetingen beschikbaar van actuele of historische peilbuizen. Vanuit de klimaateffectatlas zijn overzichtskaarten beschikbaar van de Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand (GHG) en de Gemiddelde Laagste Grondwaterstand (GLG). De GHG en GLG is gebaseerd op het Nationaal Water Model uit 2016 (GHG) en 2019 (GLG) en betreft de huidige situatie. Op basis van de kaarten blijkt de GHG tussen 1,5 en 2,0 m-mv is te liggen en de GLG ligt dieper dan 2,0 m-mv.
Oppervlaktewater
Het plangebied ligt in het beheergebied van het Hoogheemraadschap van Delfland. Het plangebied kent geen open water, evenmin is het gelegen aangrenzend aan oppervlaktewater. Het dichtstbijzijnde open water is de Buitenhaven (binnendijks boezemwater) aan de westzijde, diverse watersingels in Schiedam Oost aan de noordzijde en het in open verbinding met de Nieuwe Maas staande havenbekken van de Merwe-/Vierhavens aan de oostzijde.
Door het hoogheemraadschap zijn peilbesluiten opgesteld waarin het peil is vastgelegd. Het plangebied valt onder peilgebied GPG2007BZM 1-b, het gaat om een vast peil van NAP -0,43 m.
Het plangebied beslaat in totaal circa 3 ha. In de nieuwe situatie bestaat het plangebied uit een verhard oppervlak van circa 2,25 ha (70% van het totale plangebied). Het onverhard oppervlak in de toekomstige situatie bedraagt 0,8 ha (30% van het totale plangebied). Met de ontwikkeling neemt het verharde oppervlak met ongeveer 7.500 m2 af, ten opzichte van de huidige situatie.
Wateropgave
Bij de ontwikkeling moet worden voldaan aan de eisen van het hoogheemraadschap, het convenant klimaatadaptief bouwen en de gemeente voor voldoende waterberging in relatie tot de hoeveelheid verhard oppervlak die aanwezig is. Om te bepalen of er een wateropgave speelt vanuit het hoogheemraadschap is de watersleutel ingevuld. Deze is ook in bijlage XXX opgenomen. Door de afname aan verhard oppervlak is er vanuit dit oogpunt geen opgave.
Vanuit de gemeente is de wens om bij nieuwe ontwikkelingen een berging van 60mm gedurende een uur binnen het plangebied te kunnen borgen, waarvan 25mm op eigen terrein (i.c. niet openbaar gebied). Dit betekent dat voor het plangebied een totaal van circa 1.830m3 aan waterbergingsopgave geldt, waarvan 762,5m3 op het niet-openbaar gebied.
Hemelwaterbeheer
Het plan gaat vooralsnog niet uit van de aanleg van oppervlaktewater. Op dit moment wordt nog verkend op welke wijze de (tijdelijk) berging van water wordt vormgegeven. De wijze waarop in de opvang van hemelwater moet worden voorzien kan bij het ontwerpbestemmingsplan concreter worden uitgewerkt.
Waterkwaliteit
Het plan gaat vooralsnog niet uit van de aanleg van oppervlaktewater. Op dit moment wordt nog verkend op welke wijze de (tijdelijk) berging van water wordt vormgegeven. Het aspect waterkwaliteit kan bij het ontwerpbestemmingsplan concreter worden uitgewerkt.
Voor het gebied zal sprake zijn van een vervanging en aanleg van het rioolsysteem, afgestemd op de nieuw beoogde situatie. Momenteel wordt gewerkt aan de uitwerking van het afvoersysteem voor vuil water.
Waterkering
Een deel van de voornomen ontwikkeling ligt binnen de kern- en/of beschermingszone van een primaire waterkering (Delflandse dijk). Voor het aanleggen of verwijderen van verharding in de beschermingszone van de waterkering geldt een zorg-, meld- of vergunningplicht. Bij de uitwerking van de plannen moet bepaald worden welke regeling van toepassing is. Dit is in de regels bij de bestemming Waterstaat - Waterkering verwerkt.
Realisatie van de voorgenomen ontwikkeling heeft geen onevenredig negatieve gevolgen voor het watersysteem. Het verhard oppervlak binnen het plangebied neemt substantieel af, en het planvoornemen maakt goed gebruik van de kansen die dit biedt. De borging van enkele specifieke waterstaatsbelangen is via de regels vastgelegd. Gelet op de beoogde ontwikkeling is daarnaast ook een aantal kaders die voortvloeien uit gemeentelijk beleid of het beleid van het hoogheemraadschap doorvertaald in de bestemmingslegging. Hiermee is geborgd dat de ontwikkeling een positieve bijdrage levert aan de waterkwaliteit. Het deelaspect water staat de uitvoering van het bestemmingsplan dus niet in de weg.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dienen verkeer- en parkeeraspecten in kaart te worden gebracht. Daarbij is de parkeerbehoefte, verkeersgeneratie en de ontsluiting van belang. Hierdoor kan de realisatie van voldoende parkeerplaatsen worden gewaarborgd en worden ongewenste of onveilige verkeerssituaties tegengegaan. De genoemde verkeersaspecten worden hierna achtereenvolgens behandeld.
Voor het bepalen van de parkeerbehoefte heeft de gemeente in 2018 het facetbestemmingsplan “Parkeren” vastgesteld. Door vaststelling van dit bestemmingsplan ontstaat voor de gemeente de mogelijkheid een initiatief of bouwaanvraag te toetsen aan de geldende parkeernormen. Het bestemmingsplan “Parkeren” legt de koppeling met (momenteel) de gemeentelijke Nota Mobiliteitsnormen 2022.
Voor geheel Nieuw-Mathenesse Noord is een mobiliteitsplan uitgewerkt door Goudappel (d.d. 10 maart 2023, kenmerk 011905.20230310.R1.06). Dit rapport is als Bijlage 2 aan de toelichting van dit bestemmingsplan toegevoegd.
Globale conclusie van het onderzoek is dat realisatie van circa 1.200 nieuwe woningen op Nieuw-Mathenesse Noord in een gemengd woon-werkgebied met circa 30.000m2 BVO aan voorzieningen en bedrijvigheid, geen onevenredig zware negatieve impact heeft op het verkeersyssteem. Hoewel maatregelen ter verbetering van de werking van het verkeersyssteem denkbaar zijn, is er geen sprake van het vastlopen van het verkeerssysteem in de stad of op bovenlokale schaal.
Daarnaast is gekeken naar de parkeerbehoefte binnen Nieuw-Mathenesse Noord, en naar de manieren om met de diverse mogelijkheden qua mobiliteit om te gaan. Belangrijke conclusies zijn dat het aantal benodigde parkeerplaatsen binnen het plangebied is te realiseren, waarbij voor auto's deels gebruik wordt gemaakt van een centrale parkeervoorziening (hub). Onder voorwaarden, onder andere dat gereguleerd parkeren voor Nieuw-Mathenesse ook in de nieuwe woon-werkgebieden wordt ingevoerd, is een parkeernorm van 0,5 parkeerplaats per woning verdedigbaar.
Voor de uitgebreidere onderbouwing van de diverse uitgangspunten wordt verwezen naar de bijlage bij de toelichting. Parallel met de voortgang in de besluitvorming over het voorliggend bestemmingsplan zijn verder diverse maatregelen genomen danwel voorbereid, met betrekking tot de goede werking van het verkeerssysteem in het gebied.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen geldt de vereiste dat, om parkeerproblemen te voorkomen, voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid. Deze vereiste vond voorheen zijn grondslag in de gemeentelijke bouwverordening. Om deze reden is in de planregels een regeling met betrekking tot parkeren opgenomen.
De hoofdregel is dat bij nieuwe ontwikkelingen voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd op eigen terrein. Onder een nieuwe ontwikkeling wordt daarbij zowel het oprichten van bebouwing verstaan, als het veranderen, wijzigen of uitbreiden van bestaand gebruik. De vraag of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid wordt beantwoord op basis van de bij de regels gevoegde parkeernormen. De wijze waarop de parkeerbehoefte moet worden bepaald volgt uit de door het college vastgestelde 'Mobiliteitsnormen 2022' en het nader onderzoek voor de beoogde ontwikkeling. Daarbij geldt aanvullend dat de parkeerplaatsen qua aard, plaats en inrichting bruikbaar en bereikbaar moeten zijn. De voorschriften uit het Handboek Openbare Ruimte vormen hierbij het uitgangspunt.
Het aspect mobiliteit wordt in de fase tot aan afronding van het ontwerpbestemmingsplan nog nader uitgewerkt. Ook worden diverse concrete maatregelen momenteel nog , zoals de insteek ten behoeve van een te realiseren centrale parkeervoorziening. Deze paragraaf wordt ten behoeve van het ontwerpbestemmingsplan dan ook nog herschreven.
Op grond van het uitgevoerde onderzoek voor Nieuw-Mathenesse Noord kan echter worden geconcludeerd dat, met doorvoering van diverse maatregelen en een verdere verbetering van de fysieke verkeersinfrastructuur in en rondom het plangebied, een verantwoorde ontwikkeling van het bestemmingsplan vanuit het aspect mobiliteit gezien mogelijk is. In de regels is voor diverse onderwerpen, zoals parkeren, voorzien in toetsbare kaders voor vergunningaanvragen.
In het kader van de Wet geluidhinder moeten geluidsgevoelige objecten voldoen aan de wettelijk bepaalde normering als het gaat om de maximale geluidsbelasting op de gevels. De limitatieve lijst geluidsgevoelige gebouwen bestaat uit woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, kinderdagverblijven. Relevant geluidbronnen in het kader van de Wet geluidhinder zijn wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai. Op het moment dat een van bovenstaande functies ontwikkeld wordt in de nabijheid van voornoemde geluidbronnen of binnen de zones daarvan, zal middels een geluidsonderzoek aangetoond moeten worden of er voldaan wordt aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde.
Het gemeentelijk geluidbeleid is vastgelegd in de “Beleidsnota Hogere waarden voor geluid”, d.d. november 2010. Het beleid is erop gericht om bij het vaststellen van een hogere waarde voor geluidgevoelige bestemmingen minimaal één geluidluwe zijde te creëren. Het is daarbij belangrijk dat de geluidsituatie bij de geluidluwe zijde niet verstoord wordt door ander geluid dan waar het beleid over gaat. Bij redenen van evident maatschappelijk belang kan van dit beleid worden afgeweken.
Het vaststellen van een hogere waarde door burgemeester en wethouders is mogelijk indien maatregelen om de geluidbelasting te reduceren aan bron (verkeer) of tussen bron en ontvanger (gebouw), zoals schermen of verkeersreducerende maatregelen, niet doelmatig zijn of bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerkundige, landschappelijke of financiële aard ondervinden. Indien ook de maximaal te verlenen ontheffingswaarde wordt overschreden zijn geluidgevoelige functie niet mogelijk tenzij deze wordt voorzien van maatregelen (dove gevels).
Met het actieplan 'Lucht & Geluid' heeft Schiedam gekozen voor het voorkomen en bestrijden van ernstige geluidhinder en slaapverstoring, in zowel bestaande als nieuwe situaties, met een plandrempel van 55dB.
Door Peutz is in het kader van de bestemmingsplanprocedure een akoestisch onderzoek omgevingslawaai uitgevoerd (d.d. 30 juni 2023, kenmerk HH/SvN/CJ/O 16935-2-RA). De rapportage is als Bijlage 3 toegevoegd. Onderzoek is uitgevoerd naar industrielawaai, nestgeluid en wegverkeerslawaai. Overige geluidbronnen zijn na eerste beoordeling voor het plan niet relevant.
Het plangebied is deels gelegen binnen de geluidzones van de gezoneerde industrieterreinen Havens NoordWest / Oost-Frankeland en Waal-/Eemhaven, en diverse binnenstedelijke wegen. De relevante niet-zoneplichtige wegen met een snelheidsregime van 30 km/uur zijn in het kader van een goede ruimtelijke ordening eveneens in het onderzoek betrokken.
Afbeelding 12 Situering toetspunten en indeling gebouwgroepen
Industrielawaai
Uit het onderzoek volgt dat de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) voor industrielawaai ter plaatse van de beoogde woningen ten gevolge van het industrieterrein Havens-Noordwest wordt overschreden. PM
De hoogst optredende geluidbelasting ter plaatse van woningen bedraagt 57 dB(A)e. De maximaal te verlenen hogere waarde voor woningen die in de geluidzone van een industrieterrein zijn gelegen van 55 dB(A) wordt daarmee overschreden. Dit betekent dat aanvullende maatregelen nodig zijn.
Afbeelding 13 Aanduiding van geluidbelasting industrielawaai vanuit Havens Noord-West
Ten gevolge van Waal-Eemhaven treden geen overschrijdingen van de voorkeursgrenswaarde op.
Daar waar de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden vanwege Havens-Noordwest, dienen hogere waarden aangevraagd te worden. Hogere waarden kunnen op grond van de Wgh slechts worden vastgesteld indien het redelijkerwijs niet mogelijk is aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen. Derhalve dient voorafgaand aan het nemen van een hogere waarden besluit onderzocht te worden of het mogelijk is geluidreducerende maatregelen te treffen. Daarbij geldt de voorkeursvolgorde bron-overdracht-ontvanger, hetgeen inhoudt dat het treffen van maatregelen aan de bron de voorkeur verdient boven het treffen van maatregelen in de overdracht, en dat het treffen van maatregelen in de overdracht de voorkeur verdient boven het treffen van maatregelen bij de ontvanger. Er dient aldus inspanning verricht te worden om de geluidbelasting te verlagen tot aan de voorkeursgrenswaarde, maar wordt een overschrijding alsnog toegelaten indien het niet redelijkerwijs mogelijk is om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen.
Omdat het niet de intentie is om bedrijven in hun milieugebruiksruimte te beperken, en omdat de geluidbelasting door zeer veel inrichtingen wordt bepaald, is het in redelijkheid niet mogelijk om brongerichte maatregelen te treffen. Maatregelen in de overdracht, zoals geluidschermen en/of aarden wallen zijn gezien de hoogte van de te realiseren woongebouwen niet effectief en zijn bovendien vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet wenselijk.
In het gemeentelijk hogere waardenbeleid zijn voorwaarden opgenomen om hogere waarden vergund te krijgen. Hierbij is het beleid erop gericht om bij het vaststellen van een hogere waarde voor woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen minimaal één geluidluwe zijde te creëren. Het is daarbij belangrijk dat de geluidsituatie bij de geluidluwe zijde niet verstoord wordt door ander geluid dan waar het beleid over gaat. Bij redenen van evident maatschappelijk belang kan van dit beleid worden afgeweken.
In de beoogde situatie zonder maatregelen beschikken de woningen, waar hogere waarden aangevraagd dienen te worden vanwege Havens-Noordwest, niet over een geluidluwe zijde. Geluidluwe zijden zijn met namen bedoeld om bij te openen ramen, het geluid dat in de woning komt te beperken. Daarvoor kunnen gebouwgebonden maatregelen worden overwogen. Indien dergelijke maatregelen niet haalbaar zijn binnen de stedenbouwkundige opzet, biedt het gemeentelijk geluidbeleid de mogelijk om van dit beleid af te wijken bij redenen van evident belang.
Opgemerkt wordt dat op termijn verder transformeren van de Rotterdamse Merwe-Vierhavens (M4H) tot een gemengd woon- en werkgebied, de geluidbelasting vanwege het industrieterrein Havens-Noordwest verder zal verlagen. De transformatie van M4H zal resulteren in een geluidbelasting op de beoogde woningen ten gevolge van Havens-Noordwest van ten hoogste 53 dB(A), waarmee de maximaal te verlenen hogere waarde van 55 dB(A) niet wordt overschreden. Echter, de hogere waarden kunnen niet gebaseerd worden op deze situatie omdat hierover nog geen definitieve besluitvorming heeft plaatsgevonden. Het ontwerp-bestemmingsplan Merwe-Vierhavens is door de gemeente Rotterdam in mei 2023 in procedure gebracht. De beoogde vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad van Rotterdam is op moment van besluitvorming over het voorliggende voorontwerp beoogd voor het eerste kwartaal van 2024. Ten behoeve van het ontwerpbestemmingsplan wordt deze paragraaf zo nodig aangepast.
Nestgeluid
In de havens van de industrieterreinen Havens-Noordwest/Oost Frankeland en Waal-Eemhaven meren binnenvaartschepen en zeeschepen aan. Door DCMR zijn de door het Havenbedrijf en DCMR opgestelde akoestische rekenmodellen aangeleverd. De in de modellen opgenomen gegevens (bronsterkten, bedrijfstijden) zijn gebaseerd op een maximale invulling van de havens, gemiddeld zal sprake zal zijn van lagere geluidemissies en een lagere bezetting. De factor nestgeluid is onderdeel van deze maximale invulling, en is dus afdoende meegewogen in de berekeningen die ten behoeve van het industrielawaai zijn uitgevoerd.
Wegverkeerslawaai
Uit het onderzoek volgt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeerslawaai ter plaatse van een aantal beoogde woningen ten gevolge van de Nieuw-Mathenesserstraat en de Van Deventerstraat wordt overschreden.
Vanwege het wegverkeer over de Nieuw-Mathenesserstraat Zuid treden overschrijdingen van de voorkeursgrenswaarde op woningen van bouwblok 2 op. Op de woningen gelegen aan de zuid- en westgevel van bouwblok 2 (alle woonlagen) nabij het kruispunt worden overschrijdingen van de voorkeursgrenswaarde berekend.
De hoogst optredende geluidbelasting ten gevolge van de Nieuw-Mathenesserstraat Zuid bedraagt 54 dB op de meest nabij het kruispunt gelegen woningen. Conform het hogere waardenbeleid van de gemeente Schiedam dienen bij een dergelijke geluidbelasting hogere waarden aangevraagd te worden en dienen woningen ten minste één geluidluwe zijde te hebben.
Vanwege het wegverkeer over de Van Deventerstraat treden overschrijdingen van de voorkeursgrenswaarde op woningen van bouwblok 2 en 3 op. Er treden overschrijdingen van de voorkeursgrenswaarde op aan alle langs de Van Deventerstraat gelegen woningen (alle woonlagen). De berekende geluidbelasting ten gevolge van de Van Deventerstraat bedraagt ten hoogste 61 dB. Bij een dergelijke geluidbelasting dienen hogere waarden aangevraagd te worden en dienen woningen conform het hogere waardenbeleid ten minste één geluidluwe zijde te hebben.
Hogere waarden kunnen op grond van de Wgh slechts worden vastgesteld indien het redelijkerwijs niet mogelijk is aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen. Derhalve dient voorafgaand aan het nemen van een hogere waarden besluit onderzocht te worden of het mogelijk is geluidreducerende maatregelen te treffen. Daarbij geldt de voorkeursvolgorde bron-overdracht-ontvanger. Er dient aldus inspanning verricht te worden om de geluidbelasting te verlagen tot aan de voorkeursgrenswaarde, maar wordt een overschrijding alsnog toegelaten indien het niet redelijkerwijs mogelijk is om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen.
Een mogelijke brongerichte maatregel is het realiseren van stiller wegdek. Stil wegdek kan echter niet overal worden toegepast. Op plaatsen met veel wringend verkeer slijt het stille wegdek snel waardoor de geluidreducerende werking afneemt. In voorliggende situatie zijn de maatgevende wegen nabij kruispunten gelegen waar veel sprake is van wringend verkeer. Ook kan onderzocht worden of maatregelen tussen bron en ontvanger in de vorm van een geluidscherm uitkomst bieden. Een mogelijke maatregel is het plaatsen van een geluidscherm tussen de maatgevende wegen en de woningen. Het realiseren van metershoge geluidschermen binnen het plangebied is niet gewenst en loopt op tegen stedenbouwkundige bezwaren. Om die reden wordt bij de verdere uitwerking van de stedenbouwkundige opzet voor het gebied gekeken naar de diverse gebouwgebonden maatregelen. Ten behoeve van het ontwerpbestemmingsplan wordt dit punt concreter uitgewerkt.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.10 van het Besluit geluidhinder en artikel 83 en 110a van de Wet geluidhinder worden, in samenhang met dit bestemmingsplan, hogere waarden (geluid) vastgesteld. Het ontwerpbesluit hogere waarden wordt gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan in procedure gebracht. De hogere waarden worden toegekend voordat de raad besluit over de vaststelling van het bestemmingsplan.
Gelet op de beleidsnota hogere waarden en het actieplein 'Lucht & Geluid' is bij het verlenen van hogere waarden (geluid) in aanmerking genomen dat, via de werking van het Bouwbesluit, alle woningen een binnenwaarde van 33 dB dienen te hebben. Ook is de opzet van het plan zodanig dat alle woningen beschikken over een geluidluwe zijde of in de directe nabijheid kunnen beschikken over geluidluwe buitenruimtes. Hierbij is ook de parkstructuur en verdere openbare ruimte binnen het plangebied in ogenschouw genomen. Hiermee is een goed woon- en leefklimaat in de woningen gewaarborgd.
Zoals beschreven is de uitwerking van de planvorming in de Rotterdamse Merwe-Vierhavens van belang voor het bepalen van de hoogte van de toe te kennen hogere waarden.
Uit de resultaten van het akoestisch onderzoek blijkt dat hogere waarden in het kader van de Wgh nodig zijn. De ten hoogste toelaatbare geluidbelastingen voor industrielawaai wordt daarbij voor een aantal nieuwe woningen overschreden, waardoor aanvullend maatregelen nodig zijn. Het besluit tot vaststelling van hogere waarden maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan.
Omdat voorkeursgrenswaarden uit de Wgh worden overschreden dient voor een groot aantal woningen een hogere waarde te worden vastgesteld. De ten hoogste toelaatbare geluidbelasting voor wegverkeerslawaai wordt niet overschreden. Ten gevolge van het industrieterrein Havens-Noordwest wordt de maximaal toelaatbare geluidbelasting voor industrielawaai van 55 dB(A) met ten hoogste 2 dB overschreden. Dit betreft een aantal woningen op de hoogste bouwlagen aan de zuidzijde van bouwblok 2 en 3. Voor deze woningen dienen geluidreducerende gebouwgebonden maatregelen te worden getroffen.
Daarbij wordt benadrukt dat de beoogde transformatie van de Rotterdamse Merwe-Vierhavens (M4H) zal resulteren in een beduidend lagere geluidbelasting vanwege Havens-Noordwest op de gevels van deze woningen, waardoor geen overschrijding van de maximale grenswaarde van 55 dB(A) zal optreden. Naar alle waarschijnlijkheid zal de dezonering van de Van Deventerdriehoek uit het industrieterrein Havens-Noordwest/Oost-Frankeland eerder plaatsvinden dan de dezonering zoals opgenomen in het voorkeursalternatief voor M4H. Vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan is vooralsnog voorzien (nagenoeg) gelijktijdig met het Rotterdamse bestemmingsplan Merwe-Vierhavens. In geval dit gelijktijdig plaatsvindt zijn gebouwgebonden maatregelen om te voldoen aan de maximaal toelaatbare geluidbelasting niet noodzakelijk. De voortgang van besluitvorming in Rotterdam in relatie tot de planning van vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan is dus relevant.
Voorts blijkt uit het onderzoek dat een groot deel van de woningen waarvoor een hogere waarde benodigd is, niet standaard beschikt over een geluidluwe gevel, die in het hogere waardenbeleid van de gemeente Schiedam is opgenomen. Voor die woningen wordt nader bezien of deze middels gebouwgebonden maatregelen kunnen worden gecreëerd, of dat deze woningen een dove gevel moeten krijgen. In de voorbereiding van het ontwerpbestemmingsplan en ontwerp-besluit hogere waarden Wet geluidhinder wordt mede bepaald of en in hoeverre gebouwgebonden maatregelen mogelijk zij, en op welke wijze deze in de regels moeten worden vastgelegd. In de regels van het bestemmingsplan is alvast een voorzet opgenomen in de vorm van voorwaardelijke verplichtingen. Hiermee kan dit aspect zo nodig worden geborgd. Indien de verdere planuitwerking en verfijning van de stedebouwkundige opzet daartoe aanleiding geeft, zal voor het ontwerpbestemmingsplan ook het akoestisch onderzoek nog worden geactualiseerd.
Met toekenning van hogere waarden en het borgen van diverse gebouwgebonden maatregelen in het bestemmingsplan, wordt het plan haalbaar geacht binnen de kaders van de Wet geluidhinder en het gemeentelijk geluidbeleid. Door combinatie van maatregelen wordt tevens een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd.
De Wet natuurbescherming vormt het voornaamste beleidsmatige toetsingskader op het gebied van de ecologische soortenbescherming en ecologische gebiedsbescherming. In de toelichting van een bestemmingsplan moeten de gevolgen van het bestemmingsplan voor ecologische waarden in beeld worden gebracht, zodat aannemelijk kan worden gemaakt of de ontwikkeling voldoet aan de op grond van de Wet natuurbescherming gestelde regels.
Via de Wet natuurbescherming wordt de soortenbescherming en gebiedsbescherming geregeld. De soortenbescherming heeft betrekking op alle, in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten en op een honderdtal vaatplanten. Welke soorten planten en dieren wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd in de bijlage van de Wet natuurbescherming. Dat houdt in dat, bij planvorming, uitdrukkelijk rekening gehouden moet worden met gevolgen, die ruimtelijke ingrepen hebben, voor instandhouding van de beschermde soort.
Gebiedsbescherming wordt geregeld middels de Natura 2000-gebieden. In het kader van de Wet natuurbescherming moet uitgesloten worden dat significante negatieve effecten optreden in Natura 2000- gebieden. Hier kan sprake van zijn wanneer een ontwikkeling binnen een Natura 2000-gebied plaatsvindt, maar ook stikstofdepositie kan verslechterende gevolgen hebben voor stikstofgevoelige habitattypen of leefgebieden die als Natura 2000-gebied zijn aangewezen. Deze gevolgen kunnen significant zijn wanneer een plan, project of handeling leidt tot een toename van stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitattypen of leefgebieden die overbelast zijn. Als gevolg hiervan dient in Nederland voor elk project een stikstofdepositieberekening uitgevoerd te worden. Wanneer uit de rekenresultaten een hogere depositie dan 0,00 mol/ha/jaar, kan al sprake zijn van een significant negatief effect.
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. Het NNN kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur. NNN is tevens opgenomen in het streekplan van de provincie. Indien het projectgebied in het NNN gelegen is, verlangt de provincie een 'nee-tenzij-toets'. Afhankelijk van de provincie kan dit ook gelden voor projectgebieden in de nabijheid van het NNN.
Soortenbescherming
Soortenbescherming is onder de Wet natuurbescherming geregeld op basis van een drietal verschillende beschermingsregimes, namelijk voor vogelrichtlijnsoorten, habitatrichtlijnsoorten en overige soorten. Voor al deze soorten geldt dat het verboden is ze opzettelijk te doden, te vangen of te verstoren, om eventuele eieren opzettelijk te vernielen, om de vaste voortplantings- of rustplaatsen te beschadigen en om beschermde plantensoorten opzettelijk te ontwortelen of te vernielen. Hiervan kan onder andere sprake zijn bij het kappen van bomen, het slopen van gebouwen of het storten en afgraven van gronden.
Voor de voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied zijn diverse onderzoeken uitgevoerd. In deze paragraaf wordt kort ingegaan op de belangrijkste bevindingen en conclusies uit de diverse onderzoeken. Voor de volledige onderzoeksresultaten wordt verwezen naar het rapport dat als bijlage PM bij deze toelichting is gevoegd.
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het meest nabij gelegen Natura 2000-gebied betreft de Oude Maas, ten zuiden van het plangebied op ruim 8 kilometer. Dit betreft geen stikstofgevoelig Natura 2000-gebied. Het meest nabij gelegen stikstofgevoelige Natura 2000-gebied betreft Solleveld & Kapittelduinen op circa 16,5 kilometer. Gelet op de onderlinge afstand zijn significante negatieve gevolgen op de natuurlijke waarden van de Natura 2000-gebieden voor storingfactoren als verstoring, verdroging en licht- en geluidverstoring vermoedelijk uitgesloten.
Voor stikstofgerelateerde storingsfactoren (verzuring en vermesting) geldt dat deze via de lucht verder kunnen reiken dan de directe omgeving van het plangebied. Gelet hierop wordt ten behoeve van het plan een stikstofonderzoek uitgevoerd (zie bijlage PM).
In de regels is geborgd dat niet meer dan 250 woningen per jaar mogen worden gebouwd. Conclusie, op basis van de berekeningen, is dat daarmee geen sprake is van een vergunningplicht voor realisatie en ingebruikname van het project op grond van de Wet natuurbescherming.
Het aspect natuur en ecologie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling ter plaatse van de projectlocatie. Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk welke significante gevolgen kunnen hebben voor enige in de ruime omgeving gelegen Natura 2000-gebieden. Een passende beoordeling van de gevolgen voor deze gebieden is derhalve niet vereist, er is geen sprake van een vergunningplicht op grond van de Wet natuurbescherming.
Binnen het plangebied liggen geen groenstructuren die onderdeel uitmaken van de stedelijke ecologische structuur. De ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt zijn niet negatief van invloed op het functioneren van de ecologische structuur. Door de transformatie van het plangebied wordt de mogelijkheid voor versterking van de ecologische structuur vergroot. De Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Bij Externe Veiligheid (EV) gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Binnen de EV worden twee normstellingen gehanteerd:
Kwetsbare objecten, zoals woningen en functies met veel bezoekers, zijn niet toegestaan binnen de 10-6-contour van het PR rond inrichtingen waarin opslag / verwerking van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en langs transportroutes (weg, spoor, water, buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), in geval van inrichtingen, het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), in geval van transportroutes voor gevaarlijke stoffen, en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), in geval van buisleidingen is opgenomen dat voor iedere toename van het GR een verantwoordingsplicht geldt, ook als de verandering geen overschrijding van de oriëntatiewaarde veroorzaakt. Deze verantwoordingsplicht geldt ook indien sprake is van een GR hoger dan de oriëntatiewaarde.
Op 10 juli 2012 heeft het college van burgemeester en wethouders de 'Visie Externe Veiligheid 2012-2020' vastgesteld. In deze visie is invulling gegeven aan de beleidsvrijheid inzake de verantwoording van het GR. In de visie is aangegeven op welke wijze de gemeente plannen en/of projecten welke gevolgen hebben voor de externe veiligheidssituatie beoordeelt en verantwoordt. Onderdeel van de visie is het kwetsbaarheidszonemodel zoals deze door de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond is ontwikkeld. Met het model wordt de kwetsbaarheid van een object in relatie gebracht met de risicobron, om zo vroegtijdig te kunnen bepalen welke objecten en functies aanvaardbaar zijn op een bepaalde locatie.
Op bijgaande uitsnede uit de EV-signaleringskaart zijn de diverse risicobronnen in de (wijdere) omgeving van het plangebied aangeduid (zie afbeelding 14). Binnen het plangebied zijn geen risicobronnen aanwezig.
Afbeelding 14 Uitsnede risicokaart externe veiligheid
Door Peutz is een notitie uitgebracht met betrekking tot externe veiligheid (d.d. 30 juni 2023, projectnummer HH/SvN/DvdH/O 16935-4-NO), die als Bijlage 4 bij de toelichting is gevoegd. De te realiseren woningen binnen het plangebied zijn kwetsbare objecten, waardoor aandacht nodig is voor het aspect externe veiligheid. Externe veiligheidsrisico's vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water of vanwege risicobronnen binnen inrichtingen, zijn mogelijk relevant voor de ontwikkeling. De notitie beschrijft deze.
Geconcludeerd wordt dat in de omgeving van het plangebied geen sprake is van risicobronnen die om een nadere beschouwing vragen. Het aspect externe veiligheid levert geen belemmering op voor de beoogde ontwikkeling.
Vanwege een alcoholvulpunt bij een bedrijf ten zuidwesten van het plangebied ligt de 1% letaliteitscontour voor een klein deel over het plangebied (straal van 115m rondom het vulpunt). Binnen deze contour mogen geen zeer kwetsbare objecten worden opgericht. Op grond van de regels zijn geen zeer kwetsbare objecten toegestaan. Het gaat om een klein deel van het plangebied, in de uiterste zuidwesthoek.
Afbeelding 15 Ligging 1% letaliteitscontour
Op verzoek van de gemeente heeft de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond (VRR), gelet op de met externe veiligheid samenhangende risico's en risicoafweging, geadviseerd op de (concept)notitie en het bestemmingsplan. Het concept rapport van Peutz is op basis van het advies van de VRR definitief gemaakt. Vooralsnog wordt er van uitgegaan dat met het onderzoek van Peutz, en de doorgevoerde maatregelen in het bestemmingsplan, kan worden ingestemd.
Met inachtneming van de relevante wet- en regelgeving op het vlak van externe veiligheid is sprake van een bestemmingsplan waarvan de uitvoering op een verantwoorde wijze plaats kan vinden. In de concrete planuitwerking ten behoeve van de realisatie kunnen diverse adviezen van de VRR nog nader worden verwerkt en toegepast.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van woningen enerzijds een goede woon- en leefomgeving gegarandeerd kan worden en anderzijds rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven. Om de belangenafweging tussen bedrijvigheid en woningen te maken wordt aangesloten bij de publicatie Bedrijven en Milieuzonering 2009 van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). De zonering vindt plaats door het toepassen van minimale richtafstanden tussen bedrijven en woningen, afhankelijk van de milieucategorie van de bedrijfsactiviteiten. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt gelet op navolgende geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling ter plaatse van het plangebied.
Beschrijving relevante aspecten uit de omgeving
De omgeving van het plangebied kan getypeerd worden als gemengd gebied. In de directe omgeving van het gebied zijn diverse gemengde-, bedrijfs- en woonbestemmingen gesitueerd en planologisch toegestaan.
Ten noorden van het plangebied, aan de Rotterdamsedijk, bevindt zich een strook bebouwing die bestemd is als 'Wonen'.
Ten westen van het plangebied, ter plaatse van de voormalige glasfabriek, is momenteel bedrijvigheid toegestaan tot en met milieucategorie 2, 3.1 en 3.2. Het maatgevende aspect betreft geluid. Voor Nieuw-Mathenesse Noord-West wordt gewerkt aan planvorming voor transformatie tot gemengd nieuw woon-werkgebied. In dat kader wordt de toegestane milieucategorie qua bedrijvigheid dan teruggebracht naar categorie A en B (of vergelijkbaar). Bij de realisatie vormt dit dan ook geen belemmering meer voor het voorliggende bestemmingsplan.
Aan de zuidoostzijde van het plangebied raakt de plangrens de gemeentegrens met Rotterdam. In de Rotterdamse Van Deventer-driehoek is momenteel een verscheidenheid aan bedrijfsfuncties aanwezig. In het nieuwe bestemmingsplan Merwe-Vierhavens wordt de bedrijvigheid beperkt tot hoofdzakelijk milieucategorie 3.1, afgestemd op de bestaande functies en uitgangspunten voor de gebiedsontwikkeling M4H. Uitgaande van een richtafstand van 30m nadert de eventuele impact van de bedrijvigheid langs de rand van het plangebied van dit bestemmingsplan. In geen geval is echter sprake van een belemmering voor de realisatie van het voorliggend plan.
Ten zuidwesten van onderhavig bestemmingsplan zijn de bedrijven Koninklijke De Kuyper en Onder de Boompjes gevestigd. De gronden kennen de bestemming 'Bedrijventerrein – 1' met de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf -1'. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1', zijn distilleerderijen en likeurstokerijen toegestaan. Dergelijke bedrijvigheid (SBI-code 110101) wordt gekwalificeerd als milieucategorie 4.2 met een te hanteren richtafstand van 300 meter voor het aspect geur. Opgemerkt wordt dat in de bestaande situatie reeds woonbestemmingen van derden op kortere afstand tot de bedrijfspanden van Koninklijke De Kuyper aanwezig zijn (kleinste afstand circa 50 meter). Voor de aspecten stof en gevaar geldt een te hanteren richtafstand van 30 meter. Voor wat betreft geur zijn het distillatie- en blendproces potentiële geurbronnen. Beide processen vinden inpandig plaats in gesloten systemen. Op grond van de milieuvergunningen voor beide bedrijven is vastgelegd dat er geen geurhinder buiten de inrichting optreedt. Gelet hierop is enige invloed van de bedrijven op de omgeving voor wat betreft geur niet aannemelijk. In paragraaf 5.4 is het aspect geluid nader beschouwd.
Uit de notitie van Peutz (d.d. 30 juni 2023, projectnummer HH/SvN/DvdH/O 16935-4-NO, zie Bijlage 4) blijkt dat de inrichting van Koninlijke De Kuyper voor wat betreft gevaar ook geen belemmering vormt voor het plan dat met dit bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt. Voor de locatie van Onder de Boompjes op de locatie Nieuwsticht 17 (Ambrosia Beheer) is als onderdeel van de vergunningaanvraag wel een risicocontour bepaald in de kwantitatieve risicoanalyse (QRA). Vanwege een alcoholvulpunt bij dit bedrijf valt de 1% letaliteitscontour voor een klein deel over het plangebied (straal van 115m rondom het vulpunt). Binnen deze contour mogen geen zeer kwetsbare objecten worden opgericht. Het voorliggende bestemmingsplan ziet niet op dergelijke functies (zie ook het eerder beschrevene in paragraaf 5.6). Geconcludeerd kan worden dat de milieuaspecten geen belemmeringen vormt voor het plan dat in onderhavig bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt.
Beschrijving relevante aspecten binnen het plangebied
Binnen het bestemmingsplan worden naast woningen ook bedrijven en commerciële functies toegestaan. Beoogd wordt een gemengd woon-werkgebied te realiseren. Binnen het plangebied is dus sprake van functiemenging. De systematiek voor het bepalen van welke typologie aan bedrijvigheid is toegestaan wordt nader geduid in bijlage 2 bij de regels. In algemene zin gaat het qua bedrijvigheid om activiteiten die goed inpasbaar zijn in gemengde woon-werkgebieden, waar het mengen van functies bijdraagt aan het creëren van een levendig stedelijk interactiemilieu.
Gelet op het bovenstaande wordt geconcludeerd dat geen sprake is van beperkingen voor de planrealisatie als gevolg van bedrijvigheid in de omgeving. Evenmin is de beoogde ontwikkeling beperkend voor bestaande bedrijvigheid rondom het plangebied.
Indien nodig of wenselijk is de bestemmingslegging voor de bedrijven in het plangebied nader geduid in de regels, zodat duidelijk is welke situatie wordt beoogd en er geen sprake is van een onevenredige impact op de omgeving. Ook is hiermee het goede woon- en leefklimaat binnen het plangebied zelf geborgd. Daarbij wordt benadrukt dat sprake is van een gemengd woon-werkgebied, waar de functies wonen en werken naast en door elkaar worden beoogd. De regels zijn hierop afgestemd.
De Europese richtlijnen voor luchtkwaliteit zijn geïmplementeerd in de Wet luchtkwaliteit (hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer). De wet bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijnstof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijnstof (jaar- en daggemiddelde) van belang. Voor NO2 en PM10 geldt een grenswaarde van maximaal 40 µg/m² als jaargemiddelde concentratie. Voor PM2,5 geldt een maximale grenswaarde van 25,0 µg/m².
Centraal staat een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Deze programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen, zodat de luchtkwaliteit verbetert en gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening door kunnen gaan. In de NSL zijn de meeste projecten opgenomen die "in betekende mate" (ibm) bijdragen. Het NSL is er op gericht om overal de Europese grenswaarden te halen. Daartoe is een pakket aan maatregelen opgenomen in het NSL, zowel (generieke) rijksmaatregelen als locatiespecifieke maatregelen van gemeenten en provincies. Dit pakket aan maatregelen zorgt er voor dat alle negatieve effecten van de geplande ruimtelijke ontwikkelingen ruim worden gecompenseerd. De uitvoeringsregels behorende bij de wet zijn vastgelegd in AMvB's en ministeriële regelingen.
Op grond van artikel 5.16 van de Wet luchtkwaliteit kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit, zoals de vaststelling van een bestemmingsplan, uitoefenen indien:
In het Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Indien een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2, PM10 (= 1,2 µg/m³) en PM2,5 (= 0,75 µg/m³) of een project valt in een categorie welke is vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden, een project doorgang kan vinden zonder nadere toetsing aan de grenswaarden. De reden hiervoor is dat in het NSL voldoende maatregelen zijn genomen om de bijdrage van deze projecten aan verslechtering van de luchtkwaliteit te compenseren.
De definitie van 'niet in betekenende mate' is 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. De 3% komt overeen met 1,2 microgram/m³ (µg/m³). Als een project voor één stof de 3%-grens overschrijdt, dan verslechtert het project 'in betekenende mate' de luchtkwaliteit. De 3%-norm is in de Regeling NIBM uitgewerkt in concrete voorbeelden, waaronder:
Actieplan Lucht & Geluid
In 2019 heeft de gemeente het Actieplan Lucht & Geluid (2019-2022) vastgesteld. Met de maatregelen in dit actieplan wordt mede een bijdrage geleverd aan het realiseren van de ambities van het college: Schiedam als een gezonde, aantrekkelijke, leefbare, groene en bereikbare stad, waar het prettig wonen, werken, ondernemen en recreëren is. Duurzaamheid is daarin het fundament voor alle acties in de komende periode, en vormt samen met stedelijke ontwikkeling, mobiliteit en gezondheid de rode draad door dit actieplan.
Schiedam voldoet momenteel overal aan de Europese, en dus ook Nederlandse, normen voor fijnstof (PM10 en PM2,5) en stikstofdioxide (NO2). Daarentegen is er sprake van een overschrijding van de WHO-advieswaarde voor roet (EC, de belangrijkste gezondheids-indicator). Met het oog op de lagere grenswaarden die door vele instanties wordt aanbevolen voor een gezonde leefomgeving (WHO, GGD, Gezondheidsraad) kiest Schiedam voor de volgende doelstelling, aangevuld met een onderzoek naar hoe Schiedam in 2030 aan de WHO-normen kan gaan voldoen: "Schiedam kiest voor gezonde lucht voor iedere Schiedammer. Binnen vijf jaar (2022) is het doel daarom om de in het actieplan genoemde (jaargemiddelde) waardes te halen."
Het plan voorziet in de realisatie van maximaal 500 woningen en is daarmee dusdanig beperkt in omvang dat geconcludeerd kan worden dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient een goed woon- en leefklimaat te worden gewaarborgd. Op basis van de NSL Monitoringstool kan worden beoordeeld wat de huidige grootschalige achtergrondconcentratie voor een bepaald jaar is ter plaatse van een specifieke locatie. Aan de hand daarvan kan worden beoordeeld of sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de projectlocatie. De grenswaarden voor toetsing van deze jaargemiddelde concentraties zijn: 40 µg/m³ voor stikstofdioxide NO2, 40 µg/m³ voor fijnstof PM10 en 25 µg/m³ voor fijnstof PM2,5.
Wanneer de maximale bijdrage van het extra verkeer hierbij wordt opgeteld, zullen de concentraties van zowel fijnstof als stikstofdioxide ruim onder de grenswaarden blijven.
Door Peutz is een notitie opgesteld waarin de situatie ten aanzien van luchtkwaliteit nader wordt beschouwd (d.d. 30 juni 2023, kenmerk HH/SvN/DvdH/O 16935-3-NO). De notitie is als Bijlage 5 bij de toelichting gevoegd.
De heersende generieke achtergrondconcentraties van NO2 ,PM10 en PM2,5 zijn inzichtelijk gemaakt. Ter hoogte van het plangebied is in 2021 (conform de CIMLK1) maximaal sprake van een concentratie van 23,7 ìg/mg/m3 voor NO2, 18,2 ìg/mg/m3 voor PM10 en 10,3 ìg/mg/m3 voor PM2,5. In 2030 wordt conform de CIMLK een concentratie van 17,7 ìg/mg/m3 voor NO2, 16,1 ìg/mg/m3 voor PM10 en 8,3 ìg/mg/m3 voor PM2,5 geprognosticeerd. Ter plaatse van het plangebied wordt aldus ruimschoots aan de geldende grenswaarden conform de Wet milieubeheer voldaan.
De conclusie van het onderzoek is dan ook dat de voorgenomen ontwikkeling inderdaad niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.
Gelet op bovenstaande toelichting wordt geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het onderhavige plan.
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient een bodemanalyse te worden verricht met het oog op de beoordeling van de realiseerbaarheid van bepaalde bestemmingen of bestemmingswijziging. De ontwikkeling omvat de realisatie van woningen. Woningen betreffen gevoelige functies in het kader van de Wet bodembescherming, waarvan de gebruikers beschermd dienen te worden tegen onacceptabele verontreinigen in de bodem waarmee zij in aanraking kunnen komen. Ten behoeve van de planrealisatie zijn diverse (verkennende) bodemonderzoeken uitgevoerd. Deze zijn als bijlagen bij de toelichting van dit bestemmingsplan gevoegd. In deze paragraaf wordt kort samengevat ingegaan op de conclusies en aanbevelingen uit deze onderzoeken. Ook wordt ingegaan op de specifieke maatregelen die naar aanleiding van de onderzoeken zijn of worden genomen en hoe deze, in voorkomende gevallen, doorwerking hebben gekregen in de planregels van dit bestemmingsplan.
Op de gemeentelijke Bodemkwaliteitskaart (2019) valt het plangebied binnen Nieuw-Mathenesse (nr. 15). Op deze kaart is aangegeven dat de verwachting bestaat dat de algemene bodemkwaliteit van de bovengrond Industrie (zware metalen en minerale olie) en van de ondergrond Wonen (idem) zal zijn.
Voor lood is dit gezien de beoogde bestemmingswijziging naar onder andere de functie wonen een aandachtsgebied. Het gebied Nieuw Mathenesse heeft qua lood een niet toereikende bodemkwaliteit (560 tot 800 mg/kg), een overschrijding van de Wbb-risicogrenswaarden bij alle vormen van risicovol bodemgebruik zoals Wonen met tuin.
Historische onderzoeken
Om de situatie nader te duiden is recent een aantal bodemonderzoeken uitgevoerd.
Voor het noordelijk deel van het plangebied is een historisch bodemonderzoek uitgevoerd door Arnicon (d.d. 4 augustus 2022, kenmerk C22-218-H). Het onderzoek ziet op het gebied tussen de Nieuw-Mathenesserstraat, de Couwenhovenstraat en de Van Cleeffstraat.
Uit de rapporten van voorgaande onderzoeken en saneringsevaluaties blijkt dat er op drie plaatsen binnen het gebied een aanzienlijke verontreiniging met minerale olie en aromaten is aangetroffen. Twee hiervan zijn reeds (deels) gesaneerd. Onder de vloer van de bedrijfsloods van een van de saneringslocaties is een sterke restverontreiniging achtergebleven. Uit grondwatermonitoring is wel gebleken dat deze verontreiniging zich niet meer mobiel gedraagt.
Behalve deze genoemde verontreinigingen zijn er binnen het gebied nog enkele kleinschalige minerale olieverontreinigingen aangetoond. Op een aantal locaties is nog geen of onvoldoende onderzoek verricht bij potentiële bronnen van mobiele bodemverontreiniging, terwijl er wel een vermoeden bestaat dat deze vanwege (historische) bedrijfsactiviteiten aanwezig is.
Uit de voorgaande bodemonderzoeken blijkt dat zowel de boven- als de ondergrond in het onderzoeksgebied in algemeen niet- tot licht-verhoogde gehalten bevat aan zware metalen en PAK, en weinig tot geen puin bevat. Op een perceel bedrijfsterrein is veel puin aangetroffen, met incidentele uitschieters tot boven de interventiewaarde voor zware metalen. In de puinhoudende bovengrond is plaatselijk ook asbesthoudend plaatmateriaal aangetroffen (15% chrysotiel).
Het onderzochte gebied is vooralsnog onverdacht op PFAS en is nog niet op PFAS onderzocht.
Bekend is dat nog 9 tot 14 ondergrondse tanks aanwezig zijn, die bij een herinrichting verwijderd moeten worden.
Op een aantal locaties is sprake van verontreinigingen met minerale olie of aromaten.
Bij een bestemmingswijziging is er mogelijk een nadere sanering verplicht. Geadviseerd wordt een actualiserend onderzoek uit te voeren binnen het gehele plangebied. Hier is door Arnicon offerte voor uitgebracht in juni 2023, en opdracht verleend tot uitvoering van het onderzoek.
Voor het zuidelijk deel van het plangebied is eveneens een historisch onderzoek uitgevoerd door Arnicon (d.d. 12 mei 2023, kenmerk 23-0278-0). Dit onderzoek ziet op het deel van het plangebied tussen de Van Cleeffstraat en de Van Deventerstraat.
Het onderzoek concludeert dat uit de rapporten van voorgaande onderzoeken en saneringsevaluaties, blijkt dat er op vier plaatsen binnen het gebied een aanzienlijke verontreiniging met minerale olie en aromaten is aangetroffen. Mogelijk is hier nog een vijfde verontreiniging aanwezig, vanwege een tank-verwijdering.
Uit de uitgevoerde bodemonderzoeken blijkt verder dat zowel de boven- als de ondergrond in het algemeen niet- tot licht-verhoogde gehalten bevat aan zware metalen en PAK, en dat deze weinig tot geen puin bevat. Asbestonderzoek is nog niet uitgevoerd. In de diepere ondergrond (vanaf 2 à 3 m-mv) kan stortmateriaal dat sterk verontreinigd is met zware metalen, PAK en minerale olie aanwezig zijn. Dit materiaal wordt tevens als asbestverdacht aangemerkt.
De locatie is vooralsnog onverdacht op PFAS en is nog niet op PFAS onderzocht.
Er is nog een onbekend aantal ondergrondse tanks die bij herinrichting verwijderd moeten worden. Er zijn diverse verontreinigingen met minerale olie of aromaten in het gebied of in de directe nabijheid bekend, op een aantal locaties is in het verleden ook reeds gesaneerd.
Bij een bestemmingswijziging is er mogelijk een nadere sanering verplicht. Geadviseerd wordt een actualiserend onderzoek uit te voeren binnen het gehele plangebied. Hier is door Arnicon offerte voor uitgebracht in juni 2023, en opdracht verleend tot uitvoering van het onderzoek.
Voor de Couwenhovenstraat en de bebouwing aan de noordzijde hiervan, zijn diverse onderzoeken uitgevoerd. Ook heeft op verschillende locaties een sanering plaatsgevonden. Ten behoeve van de voorgenomen aankoop van de bedrijfspanden wordt een actualiserend onderzoek uitgevoerd door Adverbo. De beoogde functies na transformatie van dit deelgebied ziet niet op wonen.
Actualiserende onderzoeken
PM t.b.v. ontwerpbestemmingsplan. De actualiserende onderzoeken zijn momenteel in uitvoering. Op basis van deze onderzoeken wordt een saneringsplan uitgewerkt, hierop wordt beschikt voordat het ontwerpbestemmingsplan in procedure wordt gebracht.
Op grond van de uitgevoerde onderzoeken wordt geconcludeerd dat de bodemkwaliteit in voldoende mate is vastgesteld en dat, in de huidige situatie, de aanwezige bodemverontreiniging in principe een belemmering vormt voor de voorgenomen herontwikkeling. Deze belemmering kan worden weggenomen door saneringsmaatregelen te nemen die er voor zorgen dat toekomstige gebruikers niet worden blootgesteld aan de aanwezige verontreiniging. De maatregelen dienen zo te worden vormgegeven dat de risico's worden weggenomen en dat de nazorg wordt geminimaliseerd.
De saneringsmaatregelen worden uitgewerkt in samenhang met de geplande ontwikkeling en vastgelegd in een saneringsplan dat door de gemeente is goedgekeurd. De sanering wordt uitgevoerd in samenhang met het slopen en bouwrijp maken van de locatie. De kosten voor de sanering zijn meegenomen in de grondexploitatie voor het gebied.
Door Saricon is gemeentebreed een vooronderzoek naar niet-gesprongen explosieven uitgevoerd (kenmerk 16S134, d.d. 6 maart 2018). In dit vooronderzoek zijn onder meer de volgende gebeurtenissen en omstandigheden in kaart gebracht:
Bij de beoordeling van de gebeurtenissen zijn verspreid over het grondgebied van de gemeente diverse gebieden aangemerkt welke verdacht zijn voor de aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven. Deze verdachte gebieden zijn opgenomen op een CE-bodembelastingskaart.
Uit de CE-bodembelastingkaart van de gemeente blijkt dat het plangebied ter plaatse van de Van Deventer-driehoek geheel onverdacht zijn. Op grond hiervan kan geconcludeerd worden dat er geen aanleiding is om een verdacht gebied aan te merken binnen het plangebied. Het plangebied is onverdacht op de aanwezigheid van conventionele explosieven.
Op basis van de uitgevoerde onderzoeken is er geen aanleiding om op voorhand gebieden als verdacht te markeren voor de aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven. Indien bij werkzaamheden binnen het plangebied onverhoopt toch explosieven worden aangetroffen dan dienen de geldende procedures te worden opgevolgd. Risico's moeten worden vermeden, en na inschakeling van de relevante hulpdiensten zal de EOD van de vondst in kennis worden gesteld.
In paragraaf 5.6 zijn de relevante buisleidingen voor externe veiligheid reeds beschouwd. Hieruit is gebleken dat deze leidingen geen belemmeringen vormen voor het plan.
Naast de planologisch relevante kabels en leidingen zijn er ook andere kabels leidingen aanwezig in de ondergrond.
De aanwezige kabels en leidingen zijn geïnventariseerd en zullen waar nodig worden verlegd of aangepast aan de voorgenomen transformati van het gebiede. De aanwezige kabels en leidingen vormen daarmee geen belemmering voor uitvoering van het plan.
Belangrijk daarbij is dat sprake is van een nagenoeg totale herontwikkeling van het plangebied. Zowel op gebouwniveau als voor wat betreft het stratenpatroon en de openbare ruimte gaat het gebied grotendeels op de schop. De transformatie van industrieterrein naar gemengd woon-werkgebied betekent dat bestaande kabels en leidingen worden verlegd en aangepast aan de beoogde nieuwe situatie. In overleg met de betrokken nutsbedrijven zal de concrete uitvoering van deze aanpassingen nader worden vormgegeven.
Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
De gemeente Schiedam heeft archeologisch beleid, met bijbehorende beleidsinstrumenten ontwikkeld, waaronder de beleidsnota 'Archeologische Monumentenzorg gemeente Schiedam' en de 'Archeologische Waardenkaart Schiedam' (januari 2008). Hiermee is een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen gewaarborgd. Het beleid sluit aan op en komt mede voort uit het Rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het Europese 'Verdrag van Malta' is ontwikkeld.
Meer specifiek is het doel van het voorgenomen archeologisch beleid te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem, voor documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is en dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden. Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureauonderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.
Het bestemmingsplangebied maakt deel uit van een veengebied waarop klei is afgezet in verschillende periodes (Afzettingen van Duinkerke I-III). Op het veen werd in de IJzertijd (800 voor Christus - begin jaartelling) gewoond. Op de Afzettingen van Duinkerke I kunnen bewoningssporen uit de Romeinse tijd voorkomen. Direct ten westen van het bestemmingsplangebied ligt de monding van de Schiedamse Schie. Dit riviertje dateert vermoedelijk uit de laatste eeuwen voor Christus. De kleiafzettingen in het gebied zullen deels afkomstig zijn van dit riviertje en voor een deel van de Nieuwe Maas. Op dergelijke oever- en dekafzettingen werd in de Romeinse tijd en (Vroege) Middeleeuwen gewoond.
In de 10e / 11e eeuw werd het (klei-op) veengebied ontgonnen. De maaivelddaling ten gevolge van de ontwatering van het veen maakte het gebied kwetsbaar voor overstromingen. De aanleg van rivier- en polderdijken was noodzakelijk. De dijken werden vanaf het begin vaak als woonplaats benut. In en nabij het bestemmingsplangebied ligt een deel van de zuidelijke dijk van de polder Oud Mathenesse (nu verdwenen) en de westelijke dijk van de polder Nieuw Mathenesse. De polder moet al vóór 1400 tegen de 13e-eeuwse 'Rotterdamse dijk' (die deel uitmaakt van Schielands Hoge Zeedijk) zijn ontstaan. Na circa 1950 is het gebied rondom het plangebied ontwikkeld tot bedrijventerrein en havengebied, waarbij grote stukken werden vergraven en andere delen sterk zijn opgehoogd.
In het bestemmingsplangebied zijn vindplaatsen uit de IJzertijd, Romeinse tijd en Middeleeuwen te verwachten. De tracés van de historische dijken met een strook ter weerszijden ervan zijn kansrijk voor het aantreffen van relicten uit de Late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd.
Het plangebied is sinds medio 20e eeuw deels sterk opgehoogd en dichtbebouwd, naar verwachting zijn de oudere bewoningssporen daardoor in een nog onbekende mate vergraven. De op grotere diepte aanwezige archeologische waarden worden alleen verstoord bij diepere bodemingrepen, die vaak ook een grote oppervlakte hebben.
In het bestemmingsplangebied zijn zowel grote landschappelijke fenomenen (slootstructuren, akkercomplexen, dijkrestanten) te verwachten als kleinere structuren die in een booronderzoek traceerbaar zijn, zoals huisplaatsen uit de prehistorie, Romeinse tijd en Middeleeuwen. Dergelijke structuren hebben een gemiddelde oppervlakte van 100-200 m2. Archeologische indicatoren aangetroffen in een klein plangebied (kleiner dan 200 m2) leveren doorgaans een beperkte wetenschappelijke waarde op en de archeologische informatie is sterk gefragmenteerd. Het verlies aan archeologische informatie indien geen onderzoek wordt uitgevoerd is in dat geval relatief gering.
Gelet op de voorgenomen transformatie van het plangebied, en de bouwvolumes die er al staan, zullen bodemingrepen in dit gebied op basis van het voorliggende bestemmingsplan meestal groter zijn dan 200 m2.
Een nadere archeologische planbeoordeling moet, zodra de plannen voor herontwikkeling definitief zijn, nog worden uitgevoerd. Pas dan wordt bepaald of een veldonderzoek nodig zal zijn en, zo ja, of dit voor het gehele plangebied geldt of voor delen ervan. Ook kan op dat moment worden bekeken welke vorm van onderzoek het meest geschikt is om de archeologische verwachting te toetsen.
Omdat in dit geval een projectbestemmingsplan voor het plan wordt opgesteld, voldoet het om de regels uit het voorheen geldende bestemmingsplan en de daarin opgenomen archeologische dubbelbestemming(en) over te nemen. Hiermee is afdoende geborgd dat bij de nadere uitvoer van bouwplannen de archeologische onderzoeksplicht moet worden nagekomen, en kan de opzet van het onderzoek worden afgestemd op de concreet voorliggende bouwplannen.
Hierbij wordt opgemerkt dat vooruitlopend op realisatie van het bestemmingsplan reeds diverse sloop- en saneringswerkzaamheden hebben plaatsgevonden.
Uit oogpunt van de bescherming van archeologische waarden geldt voor het gehele plangebied een archeologische dubbelbestemming. Belemmeringen voor de planrealisatie worden vooralsnog niet verwacht.
Het gemeentelijke beleid ten aanzien van duurzaamheid is neergelegd in het Klimaatbeleidsplan (gericht op klimaatmitigatie: aanpakken van de oorzaken van klimaatverandering) en het Klimaatadaptatieplan (gericht op adaptatie: aanpassen van de stad aan de gevolgen van klimaatverandering). Het nieuwe Klimaatbeleidsplan 'Een wereld te winnen' is op 3 november 2020 door de gemeenteraad vastgesteld. Dit klimaatbeleidsplan is aangepast, geactualiseerd en aangevuld en bouwt voort op de weg die is ingeslagens met het Programma Duurzaamheid (2016-2018) en het Klimaatbeleidsplan 2016-2020. Het Klimaatadaptatieplan Schiedam en het verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2019 tot en met 2023 zijn op 12 maart 2019 vastgesteld door de gemeenteraad. Het Klimaatadaptatieplan gaat in op vier thema's: wateroverlast, droogte, hitte en overstromingsrisico's.
Wateroverlast en droogte
Met het beleid wordt ingezet op een aanpassing van de stad aan de gevolgen van klimaatverandering. Ingezet wordt op het hebben van voldoende mogelijkheden voor waterberging in geval van wateroverlast door overvloedige regen, alsmede het beperken van her risico op instabiliteit van kaden en verzakkingen ten gevolge van droogte. Om wateroverlast te voorkomen, is uitgangspunt dat de stad een extreme bui (waarbij 60 mm neerslag valt in een uur tijd) kan verwerken. Om in tijden van droogte het uitdrogen van de bodem en het 'uitzakken' van de grondwaterstand tegen te gaan, wordt zoveel mogelijk water opgevangen, vastgehouden en geïnfiltreerd in de bodem.
Hitte en natuur inclusief bouwen
Met het beleid wordt ingezet op een aanpassing van de stad aan de gevolgen van klimaatverandering. Uitgangspunt is dat het stedelijk gebied bij hittegolven niet meer dan 2 graden Celsius opwarmt ten opzichte van het omliggende gebied. Om die reden is het wenselijk dat maatregelen worden getroffen die extreme opwarming tegengaan, zoals het toepassen van 'vergroenende' maatregelen. In het algemeen geldt dat indien 40% van de planlocatie wordt vergroend, een daling van 2 graden Celcius optreedt. Naast 'vergroenende' maatregelen is het ook belangrijk om bouwtechnische voorzieningen te treffen.
Natuurinclusief bouwen
De maatregelen die worden toegepast voor klimaatadaptatie, hebben ook een positief effect op de biodiversiteit in de stad.
Energie
Per 1 januari 2021 is de EPC-eis uit het Bouwbesluit vervallen en is deze vervangen door drie BENG-indicatoren, bepaald volgens NTA 8800 en ISSO 75.1.
Circulair bouwen
Kaders voor circulair bouwen worden opgenomen in de tenderuitvraag.
Realisatie van het bestemmingsplan draagt bij aan een duurzaam gebruik van de ruimte in Schiedam. Door herontwikkeling wordt het bestaand stedelijk gebied intensiever gebruikt. In de uitwerking van de bouwplannen wordt verder gekeken hoe invulling kan worden gegeven aan de uitgangspunten voor duurzaam bouwen. Ook in de tenderuitvraag komt dit onderwerp expliciet aan bod.
In het kader van een goede ruimtelijke ontwikkeling is het wenselijk om te kunnen vaststellen of er een aanvaardbaar windklimaat optreedt na voltooiing van het plan, zodat duidelijk is dat geen windgevaarlijke situaties kunnen ontstaan. Windhinder op een bepaalde plek is het aantal uur per jaar dat het op deze plek harder waait dan de gestelde grens van 20 km/h. In de NEN8100 zijn vijf kwaliteitsklassen opgenomen, A t/m E, waarbij A overeenkomt met het minst aantal uren en E met het grootste aantal. Hoe iemand het windklimaat ervaart hangt af van zijn activiteit. In een park of speeltuin is meer behoefte aan een rustiger windklimaat dan op een parkeerplaats. De norm beschrijft een drietal activiteitsklassen. De waardering van het lokale windklimaat wordt gekwalificeerd met goed, matig of slecht.
Tabel 1 Beoordeling windklimaat ten aanzien van windhinder (NEN 8100)
Het plangebied kent een omvang van circa drie hectare, en beoogd onder andere in beperkte mate vormen van hoogbouw te realiseren. Aan de westzijde grenst de ontwikkeling aan het te transformeren terrein van de voormalige glasfabriek. Daarbij ligt het plangebied nabij de Rotterdamse gebiedsontwikkeling Merwe-/Vierhavens, waar eveneens sprake is van ontwikkelingen met hoogbouw. Op enige afstand ten zuiden en oosten van het plangebied ligt voorts het open water van de Nieuwe Maas en het havenbekken van de Merwehaven. Hoewel op enige afstand wordt het plangebied vooralsnog niet door substantiële hoogbouw of opgaande beplanting van deze open gebieden gescheiden.
Ter onderbouwing van het ontwerpbestemmingsplan en de voorgestane ontwikkeling wordt daarom een windhinderonderzoek uitgevoerd. Het doel van het onderzoek is het vaststellen en beoordelen van het te verwachten windklimaat in het plangebied. Voor de opzet van het onderzoek en de beoordeling van te verwachten windklimaat is aangesloten bij de norm NEN 8100:2006 Windhinder en windgevaar in de gebouwde omgeving.
Indien nodig wordt het bestemmingsplan naar aanleiding van de standpuntbepaling door de gemeente nog aangevuld of aangepast.
Het aspect windhinder geeft op enkele plekken binnen het plangebied aandachtspunten voor de verdere uitwerking van bouw- en inrichtingsplannen. Er is geen sprake van onaanvaardbare windhinder, of van een zodanige impact van wind op de voorgenomen bouwplannen dat dit directe gevolgen heeft voor de bestemmingslegging. Binnen de kaders van het bestemmingsplan is een verdere uitwerking van de concrete plannen mogelijk, en zijn eventuele maatregelen uit te werken. Het thema wind(hinder) vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het wenselijk inzichtelijk te maken hoe de beoogde ontwikkeling invloed heeft op de schaduwval en bezonning in de omgeving.
Voor het beoordelen van bezonning geldt geen wettelijk vastgestelde norm. Voor wat betreft bezonning gebruikt de gemeente Schiedam de 'lichte TNO-norm' als referentie voor de minimaal acceptabele bezonning bij woningen. Deze lichte norm houdt in dat er tenminste twee mogelijke bezonningsuren per dag zijn in de periode van 19 februari tot 21 oktober (8 maanden). Vergroting van het aantal bezonningsuren, bijvoorbeeld tot de 'strenge TNO-norm' betekent een kwalitatieve verbetering van het plan. De strenge norm houdt in dat er tenminste twee mogelijke bezonningsuren per dag zijn in de periode van 21 januari tot 22 november (10 maanden). Bij beide normen wordt gemeten in het midden van de vensterbank aan de binnenkant van een raam.
Het plangebied is momenteel reeds bebouwd, maar gelet op de beoogde herontwikkeling is te verwachten dat in de toekomst hogere bebouwing wordt gerealiseerd dan nu feitelijk aanwezig is. Dit betekent dat de bezonningssituatie in de omgeving kan wijzigen.
Ter onderbouwing van het ontwerpbestemmingsplan en de voorgestane ontwikkeling wordt een bezonningsonderzoek uitgevoerd. Het doel van het onderzoek is het vaststellen van de mogelijke invloed van de nieuwbouw op de bezonning van de omliggende bestaande woonbebouwing. Daarbij wordt toepassing gegeven aan de lichte TNO-norm, en wordt de bezonning beoordeeld op de gevels van de bestaande woningen.
In de uitwerking van het stedenbouwkundig kader voor de herontwikkeling is het aspect bezonning meegewogen. Ten behoeve van het ontwerpbestemmingsplan wordt dit onderwerp verder onderbouwd, op basis van de stedenbouwkundige opzet voor het gebied.
Het aspect bezonning geeft binnen en rondom het plangebied geen specifieke aandachtspunten voor de verdere uitwerking van bouw- en inrichtingsplannen. Het thema bezonning vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
In dit bestemmingsplan wordt de planologisch-juridische basis gelegd voor de herontwikkeling van Nieuw-Mathenesse Noord-Oost. Het bestemmingsplan heeft een belangrijke functie als toetsingskader voor bouwaanvragen en het toekomstige gebruik van de gronden en gebouwen. Het plan is opgesteld op basis van de RO-standaarden SVBP2012 en IMRO 2012.
Op de verbeelding (plankaart) is te zien waar en welke bestemmingen van toepassing zijn. Eveneens is op de verbeelding de exacte omvang en ligging van het plangebied vastgelegd. De regels behorende bij het bestemmingsplan zijn gebaseerd op standaardregels van de gemeente Schiedam. De standaardregels vormen de basis voor keuzes met betrekking tot gebruik van bestemmingen en aanduidingen in het bestemmingsplan. Wijzigingen ten opzichte van deze standaardregels vloeien voort uit bepaalde situaties die zich in het plangebied voordoen.
Opbouw regels
De regels zijn als volgt gestructureerd:
Het merendeel van het plangebied is bestemd als Gemengd - 1 en Gemengd - 2. De bestemmingslegging is een uitwerking van het Ruimtelijk Raamwerk Nieuw-Mathenesse fase 1 en de nadere uitwerking in de stedenbouwkundige opzet voor de terreinen.
Voor de onderverdeling van de twee gebieden is aangesloten bij een logische functioneel-stedenbouwkundige opdeling van de beoogd te realiseren opzet. Hiermee wordt enerzijds flexibiliteit geboden ten aanzien van de concrete uitwerking, maar is wel op voorhand gekaderd binnen welke bandbreedte invulling mogelijk is. Zo is een maximum aan het aantal woningen gesteld en zijn ook voor diverse andere toegestane functies maxima aan het toegestane oppervlak gesteld.
De bestemmingsregels kennen diverse flexibiliteitsbepalingen, waarbij ook een belangrijke rol is weggelegd voor het Kavelpaspoort Van Deventer-driehoek als toetsingskader.
De bestaande wegen in het plangebied die blijven behouden, zijn bestemd als Verkeer (doorgaande wegen) of Verkeer - Verblijfsgebied. De planologische mogelijkheden zijn voor het merendeel overgenomen uit de voorheen geldende bestemmingsplannen.
De in het plangebied aanwezige ondergrondse hoogspanningsverbinding is met een dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangeduid op de verbeelding. Ter plaatse van deze leiding geldt binnen de op de verbeelding aangegeven belemmeringszone een bouwverbod. Voor het aanleggen van werken en werkzaamheden binnen deze dubbelbestemming is een omgevingsvergunning vereist. Afwijken van het bouwverbod of het verlenen van een omgevingsvergunning is mogelijk indien de belangen van de leidingbeheerder niet worden geschaad.
Voor het gehele plangebied geldt één archeologische (verwachtings)waarde (zie Archeologie). Deze verwachtingswaarde wordt beschermd door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Binnen deze dubbelbestemming is in de regels een bouwverbod en aanlegvergunning gegeven voor bouw- en graafwerkzaamheden welke de in de regels genoemde oppervlakte en dieptemaat overschrijden. Ontheffing of aanlegvergunning kan pas worden verleend nadat een archeologisch onderzoek is uitgevoerd. Aan het verlenen van een ontheffing of aanlegvergunning kunnen aanvullende voorwaarden worden verbonden. Hierdoor kunnen mogelijk aanwezige monumenten in de bodem worden behouden gekoppeld aan de reguliere bouwvergunning. Aanvullend is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waardoor deze bij het verkrijgen van nadere informatie geheel of gedeeltelijk kan worden verwijderd.
Deze dubbelbestemming is bedoeld om een goede afweging van de cultuurhistorische belangen zeker te stellen bij panden met monumentale waarden. Het bouwen is op deze gronden pas mogelijk nadat wordt afgeweken van het bestemmingsplan. De aanwezige cultuurhistorische belangen en waarden worden op het moment van verlenen van de afwijking betrokken in de afweging. Primair is de bescherming van de monumentale waarden overigens al geborgd door de aanduiding als gemeentelijk monument.
De primaire waterkering langs de Van Deventerstraat is in het bestemmingsplan bestemd als 'Waterstaat - Waterkering'. De dubbelbestemming dient ter bescherming en instandhouding van de waterkering en de goede waterbeheersing. In de regels is bepaald dat alleen gebouwd mag worden volgens de van kracht zijnde bestemming van deze gronden, mits de belangen van de waterkering zich daartegen niet verzetten. Bouwen ten behoeve van een van kracht zijnde bestemming is pas mogelijk na toestemming van burgemeester en wethouders, waarbij advies wordt ingewonnen bij het Hoogheemraadschap van Delfland. Een vergelijkbare regeling geldt voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor de aanleg van werken en werkzaamheden.
Het plan kent verder diverse algemene regels, welke standaard in bestemmingsplannen worden opgenomen indien dit wenselijk wordt geacht.
Het plangebied ligt binnen de geluidzones van het naastgelegen gezoneerd industrieterrein, en daarnaast binnen de geluidzones van wegen. Deze zones zijn op de verbeelding aangeduid, en gekoppeld aan regels met betrekking tot het toestaan van nieuwe (geluidgevoelige) functies.
In het bestemmingsplan is zoveel mogelijk met recht bestemd. In aanvulling op de afwijkingsmogelijkheden bij de individuele bestemmingen is een aantal 'Algemene afwijkingsregels opgenomen. Om te voorkomen dat kleine meetfouten tot grote gevolgen leiden en om enigszins flexibel met maatvoeringen om te kunnen gaan, zijn enkele afwijkingsmogelijkheden opgenomen om in geringe mate te kunnen afwijken van genoemde maten, oppervlaktes enzovoorts. Daarnaast zijn afwijkingen opgenomen ten behoeve van bijvoorbeeld het oprichten van bouwwerken voor nutsdoeleinden.
Het toegelaten gebruik van de gronden is geregeld in de individuele bestemmingen. Een aantal zaken geldt uniform voor het gehele plangebied en zijn daarom benoemd in de 'Algemene gebruiksregels. Voor het gehele plangebied is zo bepaald welke vormen van gebruik niet zijn toegestaan, zoals een verbod op het uitoefenen van een seksinrichting of het permanent bewonen van niet voor bewoning bedoelde gebouwen.
Een specifieke algemene gebruiksregel is opgenomen voor het aspect parkeren e.d.. In paragraaf 5.3 is omschreven op welke wijze deze regels tot stand zijn gekomen. Het gaat in basis om een standaard regeling voor Schiedam, die voor enkele specifieke punten is afgestemd op de voorgenomen planontwikkeling.
Het plan kent een algemene wijzigingsregels waarmee bestemmingsgrenzen in het plan beperkt kunnen worden gewijzigd wanneer dit bij het uitmeten van de werkelijke toestand van het terrein noodzakelijk is.
Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan moet op grond van artikel 3.1.6, eerste lid, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in de herontwikkeling van een voormalig bedrijventerrein, waarbij woningen worden gerealiseerd in combinatie met diverse andersoortige functies.
Privaat eigendom
Een klein deel van het plangebied betreft gronden in privaat eigendom (noordzijde Couwenhovenstraat). Deze percelen hebben in het voorliggende plan een bestemming gekregen welke feitelijk overgenomen is uit de voorheen vigerende regelingen. Op deze percelen worden geen nieuwe ontwikkelingen voorgestaan, anders dan ontwikkelingen welke ook reeds op basis van het voorheen geldende planologische regime mogelijk waren. Van substantiële wijzigingen is geen sprake, er is geen sprake van aangewezen bouwplannen conform de Wet ruimtelijke ordening. De economische uitvoerbaarheid van deze plandelen is daarmee gegarandeerd, en vormt geen belemmering voor vaststelling van het bestemmingsplan.
Voornemen is verder deze gronden in gemeentelijk eigendom te verwerven. De afspraken omtrent de aankoop worden voor de uitwerking van het ontwerpbestemmingsplan definitief gemaakt.
Gemeentelijk eigendom
Het plangebied is verder geheel gemeentelijk eigendom, zowel het openbaar gebied als de bedrijfspercelen. Een deel van de gronden is momenteel nog in erfpacht uitgegeven, een groot deel van de erfpachtcontracten is echter geëxpireerd. Insteek is dat alle gronden beschikbaar komen aan de gemeente, de noodzakelijke stappen om hier te komen wordt momenteel uitvoering aan gegeven. Bij de uitwerking van de stedenbouwkundige opzet voor het plangebied is de financiële haalbaarheid getoetst, waarbij de haalbaarheidsstudie een neutraal/positief resultaat laat zien.
Insteek is de realisatie van het bestemmingsplan via een tender aan particuliere ontwikkelaars te gunnen. De kosten die hiermee gemoeid zijn, zijn onderdeel van een voor het gebied geopende gemeentelijke grondexploitatie. In deze grondexploitatie zijn ook alle kosten voor opstelling van het voorliggende bestemmingsplan opgenomen, inclusief de kosten voor verwerving en bouwrijp maken.
Planschade
Het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan met een planologische wijziging kan in beginsel aanleiding geven tot planschade. De kans op planschade door de herontwikkeling wordt gering geacht, maar dat sprake zal zijn van voor vergoeding in aanmerking komende schade kan niet op voorhand worden uitgesloten.
Gelet hierop is voor de herontwikkeling, als onderdeel van de gemeentelijke grondexploitatie, rekening gehouden met eventuele voor vergoeding in aanmerking komende planschade. Het aspect planschade is hiermee voldoende afgedekt.
Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en artikel 6.2.1 van het besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient, indien sprake is van één van de in artikel 6.2.1 van het Bro genoemde bouwactiviteiten, een exploitatieplan te worden vastgesteld. Een exploitatieplan heeft onder meer tot doel om te komen tot een adequaat publiekrechtelijk kostenverhaal, het realiseren van een goede inrichting van de openbare ruimte door middel van het stellen van locatie-eisen en het bieden van een goede grondslag om de verdeling van woningbouwcategorieën te ondersteunen.
De bouwplannen waarbij een exploitatieplan verplicht is, staan in artikel 6.2.1 Bro benoemd. Indien een exploitatieplan vereist is moet de gemeenteraad het exploitatieplan tegelijk vaststellen met de planologische maatregel die het bouwen mogelijk maakt. Een gemeente behoeft geen exploitatieplan op te stellen indien het kostenverhaal al op een andere manier geregeld is ('anderszins verzekerd') en tevens locatie-eisen en regels voor woningbouwcategorieën niet nodig zijn.
Het toevoegen van (maximaal) 500 woningen is in principe een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. De gronden waarop deze bouwplannen zijn voorzien zijn echter volledig eigendom van de gemeente. Voor het gebied is een gemeentelijk grondexploitatie geopend, waarin onder andere alle kosten voor de planrealisatie zijn opgenomen. Eventuele locatie-eisen en regels voor de beoogde woningbouwcategorieën zijn verder onderdeel van de uit te voeren grondtender(s), die op basis van de grondexploitatie worden uitgevoerd. Hiermee is het kostenverhaal afdoende geregeld. Ook is er geen reden om aanvullend nog locatie-eisen te stellen in een exploitatieplan.
Gelet hierop bestaat er geen aanleiding tot het vaststellen van een exploitatieplan.
In het kader van het wettelijk verplicht vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerp bestemmingsplan voorgelegd aan de gebruikelijke overlegpartners, waaronder de provincie Zuid-Holland en het Hoogheemraadschap van Delfland. De resultaten van het vooroverleg zijn verwerkt in de 'Reactienota voorontwerp-bestemmingsplan Nieuw-Mathenesse Noord-Oost'. Deze nota vormt de basis voor de aanpassing van het voorontwerp bestemmingsplan naar een ontwerpbestemmingsplan, en wordt als bijlage aan de toelichting toegevoegd.
Het voorontwerp bestemmingsplan is uitgewerkt op basis van het Ruimtelijk Raamwerk Nieuw-Mathenesse fase 1, dat in september 2021 door de gemeenteraad is vastgesteld. In het kader van de opstelling van dit Ruimtelijk Raamwerk heeft een participatietraject plaatsgevonden, waarbij inbreng van een ieder mogelijk was.
Het bestemmingsplan vormt de planologisch-juridische uitwerking van het Ruimtelijk Raamwerk en de nadere uitwerking in een stedenbouwkundig plan. Er geldt geen wettelijke verplichting om inspraak te bieden op het voorontwerp. Om die reden is het voorontwerp bestemmingsplan niet in het kader van een inspraakprocedure ter inzage gelegd. Een ieder is de gelegenheid geboden om een zienswijze te geven op het ontwerpbestemmingsplan.