Artikel 20 	Wonen - 6
					
					
						20.1 	Bestemmingsomschrijving
						De voor 'Wonen - 6' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
						
							- 
								a. wonen in de vorm van patiowoningen;
 
							- 
								b. mantelzorg;
 
							- 
								c. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of aan huis verbonden (bedrijfs)activiteit behorende tot categorie 1 of 2 van de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten, mits de gezamenlijke oppervlakte welke ten behoeve van een beroep of bedrijf aan huis wordt gebruikt niet meer bedraagt dan 30% van de totale oppervlakte van de woning; 
 
						
						
						met daarbij behorende:
						
							- 
								d. tuinen en erven;
 
							- 
								e. parkeervoorzieningen.
 
						
					 
					
						20.2 	Bouwregels
						Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
						
							20.2.1 	regels ten aanzien van hoofdgebouwen
							
								- 
									a. de hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
 
								- 
									b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
 
								- 
									c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid.
 
							
						 
						
							20.2.2 	regels ten aanzien van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen
							
								- 
									a. aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegelaten ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw';
 
								- 
									b. de bouwhoogte van aanbouwen en aangebouwde overkappingen mag maximaal de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedragen, vermeerderd met 0,3 meter;
 
								- 
									c. de bouwhoogte van bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag niet meer dan 3,0 meter bedragen.
 
							
						 
						
							20.2.3 	regels ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
							
								- 
									a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2,0 meter bedragen, tenzij deze zijn gelegen vóór de voorgevel of het verlengde daarvan, in welk geval de hoogte niet meer mag bedragen dan 1,0 meter;
 
								- 
									b. de hoogte van palen en masten mag maximaal 7,0 meter bedragen;
 
								- 
									c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3,0 meter bedragen.
 
							
						 
					 
					
						20.3 	Nadere eisen
						Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de goot- en bouwhoogte van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen, ter waarborging van:
						
							- 
								a. de verkeersveiligheid;
 
							- 
								b. de brandveiligheid;
 
							- 
								c. een evenwichtig ruimtelijk beeld.
 
						
					 
					
						20.4 	Afwijken van de gebruiksregels
						Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 20.1, onder c voor andere milieubelastende activiteiten dan bedoeld in dit lid, met in achtneming van de volgende regels:
						
							- 
								a. afgeweken kan worden voor een milieubelastende activiteit die niet behoort tot, of niet genoemd is in, categorie 1 of 2 van de Staat van milieubelastende activiteiten (Bijlage 1), mits de betreffende bedrijfsactiviteit naar de feitelijke aard en (milieu-)invloed op de omgeving gelijk kan worden gesteld met activiteiten als genoemd in categorie 1 of 2;
 
							- 
								b. niet wordt afgeweken voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.