|
12 Januari 2016
Het plangebied betreft de locatie Schiedamsedijk 2A te Schiedam. Deze locatie is visueel weergegeven op afbeelding 1. In het plangebied is momenteel het bestemmingsplan 'Harga' van kracht, welke met dit wijzigingsplan gedeeltelijk wordt herzien. Het bestemmingsplan 'Harga' is 13 juni 2013 vastgesteld en heeft de IMRO code NL.IMRO.0606.BP0020.0002.
Afbeelding 1: Ligging plangebied
In het plangebied staat de gerestaureerde Babbersmolen, een dienstwoning en een berging. Ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan 'Harga' was er reeds de wens om de dienstwoning bij de Babbersmolen te verplaatsen. Deze wens was echter nog onvoldoende concreet om direct meegenomen te kunnen worden in de bestemmingsplanprocedure. Daarom was in het bestemmingsplan 'Harga' een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de dienstwoning te kunnen verplaatsen.
Inmiddels is er door de Stichting Schiedamse Molens een aanvraag omgevingsvergunning ingediend waarbij een beroep wordt gedaan om toepassing van de opgenomen wijzigingsbevoegdheid. De doelstelling van dit wijzigingsplan is om een juridisch-planologisch kader te bieden zodat aan de aangevraagde omgevingsvergunning medewerking kan worden verleend.
Het wijzigingsplan bestaat uit een toelichting waarin de overwegingen beschreven worden die hebben geleid tot het geven van een bepaalde bestemming, evenals de relevante achtergrondinformatie. De inhoud van de toelichting is als volgt opgebouwd:
Naast de toelichting bestaat dit wijzigingsplan uit regels en een verbeelding/plankaart.
De Schiedamsedijk 2A is gelegen in het westen van de gemeente Schiedam op het volkstuincomplex Vijfsluizen niet ver van de Poldervaart. Op het perceel staan naast de gerestaureerde Babbersmolen een dienstwoning en een berging.
Afbeelding 2: Foto bestaande dienstwoning met Babbersmolen
De dienstwoning staat vrij dicht op de molen. Het is de wens van de Stichting Schiedamse Molens om deze afstand te vergroten en om een lager gebouw te realiseren. Daarnaast zal de berging worden gewijzigd in een informatiecentrum. Dit laatste valt echter buiten de reikwijdte van dit wijzigingsplan. Op onderstaande plattegronden van Restauro architecten is op overzichtelijke wijze de bestaande en toekomstige situering van de dienstwoning weergegeven.
Op onderstaande impressies is weergegeven hoe de nieuwe situatie visueel vertaald wordt. Voor de bekleding van de gevels is het uitgangspunt dat de slaapkamer- en woonkamervolume beide een afwijkende gevelbekleding krijgen aan de straatzijde van de woning. De schil van de slaapkamer wordt met leien bekleed, de schil van de woonkamer voorzien van een schanskorvengevel, gevuld met puin van de oude molenaarswoning. Het gevelmateriaal wordt doorgetrokken in de dakrand, zodat de gevel en het dak samen een schil om het volume vormen. De kopgevels en gevels aan de tuinzijde worden met horizontale houten delen bekleed.
Afbeelding 3: Impressie nieuwe situatie
Dit hoofdstuk geeft een beknopt overzicht van het relevante ruimtelijk beleid voor het bestemmingsplan op nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk schaalniveau. Per beleidsstuk is aangegeven in hoeverre deze haar doorwerking heeft in het bestemmingsplan.
Inleiding
De nationale belangen uit de structuurvisie die juridisch borging vragen zijn opgenomen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro is laatst gewijzigd op 1 juli 2014. Een aantal rijksbelangen wordt met dit besluit geborgd in bestemmingsplannen en andere ruimtelijke plannen van overheden. Onderwerpen die aan bod komen zijn: rijksvaarwegen, de mainportontwikkeling Rotterdam, kustfundament, grote rivieren, de Waddenzee en het waddengebied, defensie, hoofdwegen en landelijke spoorwegen, elektriciteitsvoorziening, buisleidingen, primaire waterkeringen, de ecologische hoofdstructuur, het IJsselmeergebied, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en de ruimtereservering voor de parallelle Kaagbaan. Het volgende rijksbelang is van toepassing op het plangebied.
Hoofdwegen en landelijke spoorwegen
De spoorverbindingen van station Schiedam Centrum in de richting van Hoek van Holland is een landelijke spoorwegen als bedoeld in de Tracéwet. Het Barro bevat, via de regeling, reserveringsgebieden ten behoeve van de mogelijke aanleg van nieuwe hoofdwegen of landelijke spoorwegen die daarmee een rijksbelang vormen.
Het plangebied is niet aangewezen als een reserveringsgebied voor de verbreding van bestaande hoofdwegen of nieuwe infrastructuur. Het bestemmingsplan is daarmee in overeenstemming met het bepaalde in het Barro.
Een belangrijke conclusie uit het 'Waterbeleid 21e eeuw' is om meer ruimte te geven aan water en te voorkomen dat de waterproblematiek in tijd of ruimte wordt afgewenteld. Er worden twee drietrapsstrategieën als uitgangspunten aangegeven:
Deze strategieën vertalen zich voor het stedelijk gebied in concrete aandachtspunten als: meer ruimte voor water en een relatie tussen het stedelijk water en het water in het omliggende gebied, vergroting van het waterbergend vermogen, verbetering van de waterkwaliteit, vergroting van de belevingswaarde van water en kansen voor natuur en recreatie in en rondom stedelijk water. Voor dit bouwplan is reeds een watervergunning verstrekt.
Op basis van de Wet ruimtelijke ordening moeten gemeenten, provincies en Rijk hun beleid neerleggen in één of meer structuurvisies. De provincie Zuid-Holland heeft op 9 juli 2014 voor de gehele provincie de structuurvisie 'Ruimte en Mobiliteit' vastgesteld. De structuurvisie gaat uit van structurele, maar ook onzekere, veranderingen in de samenleving, economie en het milieu. Veranderingen die er toe leiden dat de voorspelbaarheid van ontwikkelingen vermindert. Binnen dit dynamische speelveld zet de provincie in op het beter benutten en verder opwaarderen van bovenlokale netwerken, landschapsstructuren en verstedelijkingspatronen. De behoefte van de gebruikers staat daarbij centraal; het aanbod moet zijn afgestemd op hun vraag.
Vier rode draden geven richting aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie: beter benutten en opwaarderen van wat er is, vergroten van de agglomeratiekracht, verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit en het bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving. Voor de bebouwde ruimte streeft de provincie naar een compact, samenhangend en kwalitatief hoogwaardig bebouwd gebied, met een inzet op verdichting, concentratie en specialisatie binnen het bestaand stads- en dorpsgebied.
Samen met de structuurvisie is de verordening Ruimte vastgesteld. In deze verordening vindt een juridische vertaling plaats van het beleid uit de structuurvisie. De verordening stelt regels met betrekking tot belangrijke ruimtelijke elementen die een doorwerking hebben in het bestemmingsplan. Hieronder wordt benoemd welke van deze provinciale belangen van toepassing zijn op het plangebied.
Rond traditionele windmolens dient in het bestemmingsplan een molenbeschermingszone te worden gelegd ter bescherming van de vrije windvang en het zicht op de molen. In de verordening Ruimte is op de kaart 'Cultureel erfgoed' ook de Babbersmolen als molenbiotoop aangegeven. Gezien de ligging van het plangebied is alleen de 100 meter zone uit het beleid relevant.
In de regels is, conform het provinciale beleid, de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen maatgevend gesteld. Op de verbeelding is een vrijwaringszone voor de molenbiotoop opgenomen. De nieuwe woning wordt in 1 bouwlaag uitgevoerd en voldoet aan de gestelde regels met betrekking tot de molenbiotoop.
Een bestemmingsplan voor gronden met een hoge of zeer hoge bekende archeologische waarde dient een regeling te bevatten die deze waarden beschermt. De mogelijk aanwezige archeologische waarden in het plangebied worden beschermd door middel van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Op grond van deze regeling is een vergunning vereist voor het bouwen en het uitvoeren van werken of werkzaamheden. De vergunning kan pas worden verleend nadat een archeologisch onderzoek is uitgevoerd. Hiermee zijn de archeologische waarden geborgd.
Gezien het voorgaande kan geconcludeerd worden dat dit wijzigingsplan past in de provinciale verordening. Het gaat hier immers om de sloop van een bestaande dienstwoning en herbouw van (alleen) deze woning binnen bestaand stedelijk gebied. Daarmee is sprake van een bouwplan die qua aard en schaal in het gebied past en daarmee ruimtelijk inpasbaar is. Zoals al eerder aangegeven bestaat noodzaak aan deze woning i.v.m. het beheer van de monumentale molen. Dit mede vanuit sociale controle en het voorkomen van inbraak e.d.
Op 28 september 2009 heeft de gemeenteraad de 'Stadsvisie Schiedam 2030' vastgesteld. Deze Stadsvisie geldt als een structuurvisie als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. De Stadsvisie is tot stand gekomen in samenspraak met veel partijen uit de stad. In dit kader is een interactief traject uitgevoerd met een grote betrokkenheid van burgers, partners, ondernemers en raadsleden. De uitkomsten van dit traject zijn opgenomen in de Stadsvisie die bestaat uit een aantal hoofdopgaven. Hoewel de woning bij de Babbersmolen niet direct te koppelen is aan 1 van de hoofdopgaven, zijn er in dit gebied wel degelijk connecties met het beleid uit de Stadsvisie. Onder andere het koesteren van het historisch erfgoed, het bevorderen van toerisme en de educatieve elementen van het informatiecentrum zijn daar slechts enkele voorbeelden van.
De gemeenteraad heeft op 15 september 2003 de nota 'Molenbeleid Schiedam' vastgesteld. De nota heeft tot doel de vijf Schiedam kenmerkende stellingmolens, de hoogste stellingmolens in de wereld, te beschermen tegen ontwikkelingen in de omgeving die de vrije windvang en het uitzicht op de molens kunnen beperken. Op grond van het Schiedamse molenbeleid geldt dat binnen een straal van 100 meter van de molen geen nieuwe bebouwing mag worden opgericht of beplanting mag worden aangebracht welke hoger is dan de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen. Hiermee is het molenbeleid gelijkluidend aan het provinciaal beleid. Hoewel het gemeentelijke beleid strikt genomen niet van toepassing is op de Babbersmolen, wordt dit beleid, nu de molenromp naar volwaardige molen is opgewaardeerd, wel als leiddraad genomen. Voor dit bestemmingsplan is alleen de 100 meter zone relevant. De ook in het beleid opgenomen 400 meter zone ligt buiten het plangebied van dit wijzigingsplan. De regels met betrekking tot de molenbiotoop zijn opgenomen middels de Vrijwaringszone - molenbiotoop.
De gemeenteraad van Schiedam heeft op 13 juni 2013 het bestemmingsplan 'Harga' vastgesteld. De locatie Schiedamsedijk 2A heeft hierin de bestemming 'Cultuur en ontspanning'. Binnen deze bestemming waren de dienstwoning, molen en het informatiecentrum met specifieke aanduidingen weergegeven. Ook zijn de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie', 'Waarde - cultuurhistorie' en Waterstaat- waterkering, al dan niet gedeeltelijk aan het perceel gegeven. Ook ligt het plangebied in de aanduidingen geluidzone en molenbiotoop. Een uitsnede van de verbeelding van bestemmingsplan 'Harga' is hieronder weergegeven.
Afbeelding 4: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Harga'
Tot slot is er aan de noordwestzijde van het perceel een wijzigingszone opgenomen die het mogelijk maakt een dienstwoning ten behoeve van de molen te realiseren indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
In hoofdstuk 5 wordt ingegaan hoe concreet invulling is gegeven aan de genoemde wijzigingsvoorwaarden. Doordat de raad reeds het bestemmingsplan, includief de hierin opgenomen wijzigingsbevoegdheid, heeft vastgesteld is het college bevoegd om te beslissen omtrent de wijzigingsbevoegdheid. Dit conform artikel 3:9a van de Wet ruimtelijke ordening.
Het al dan niet voldoen aan verschillende planologische en milieutechnische randvoorwaarden en uitgangspunten is bepalend voor de vraag of een nieuw bestemmingsplan ook daadwerkelijk uitvoerbaar is. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan getoetst op planologische en milieutechnische randvoorwaarden.
Ten behoeve van de uitvoering van het wijzigingsplan is op 1 april 2015 een watervergunning verstrekt door het Hoogheemraadschap van Delfland. Deze vergunning is als bijlage bij de toelichting gevoegd. Voor het overige wordt verwezen naar de recent opgestelde waterparagraaf van het moederplan 'Harga'. Hoewel het bebouwd oppervlak door de keuze van een éénlaagse dienstwoning toeneemt wordt dit oppervlak, gezien het feit dat het grotendeels een open onbebouwd gebied is niet onevenredig bezwaarlijk geacht. Omdat er een grasdak wordt toegepast wordt het afstromen van regenwater vertraagd. Dit wordt door het Hoogheemraadschap als positief beoordeeld. Ook is er een nadere eisen regeling opgenomen voor het creëren van extra waterberging.
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient een bodemanalyse te worden verricht met het oog op de beoordeling van de realiseerbaarheid van bepaalde bestemmingen of bestemmingswijziging. In het kader van dit wijzigingsplan is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage bij deze toelichting gevoegd. De conclusie van het onderzoek is dat de grond (lood, nikkel) en het grondwater (barium) plaatselijk licht verontreinigd zijn.. Omdat er sprake is van lichte verontreinigingen zijn er geen belemmeringen om de gewenste woning te realiseren.
Op grond van de Wet geluidhinder zijn normen gesteld met betrekking tot de maximale geluidsbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen, zoals de (dienst)woning. Op grond van de Wet geluidhinder moet aan deze normen worden voldaan indien een woning binnen een wettelijke geluidszone is gelegen. Daarnaast dient voldaan te worden aan het gemeentelijke geluidbeleid. Om dit inzichtelijk te maken is in opdracht van Stichting De Schiedamse Molens door Cauberg-Huygen een akoestisch rapport (inclusief een aanvulling hierop) opgesteld ten behoeve van de realisatie van de woning naast de Babbersmolen te Schiedam. Dit rapport met de aanvulling zijn als bijlage bij deze toelichting gevoegd.
Uit de berekeningen blijkt dat sprake is van een lichte overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB vanwege de Rijksweg A4, te weten 49 dB. Bij de overige geluidbronnen is geen sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde. Maatregelen aan de bron, in dit geval de rijksweg, ligt niet binnen de invloedssfeer van de gemeente. Daarbij wordt opgemerkt dat op de rijksweg A4 al geluidsarm asfalt is toegepast in de vorm van tweelaags ZOAB en dat er reeds een snelheidsbeperking van kracht is van 100 km/u.
Ook zijn langs de A4 zijn reeds hoge geluidschermen (tot 7 m) tussen Vijfsluizen en Knooppunt Kethelplein aanwezig. Om te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB dient het (7 meter) hoge scherm over een lengte van ca. 500 m met 1 m te worden opgehoogd. De hiermee gemoeide kosten staan niet in verhouding tot het akoestisch effect (reductie van 1 dB ter plaatse van slechts één woning). Derhalve kan worden gesteld dat verhoging van het scherm, uit akoestisch oogpunt alsmede uit financiële overwegingen niet haalbaar wordt geacht.
Het beleid van de gemeente Schiedam is erop gericht om bij het vaststellen van een hogere waarde voor woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen minimaal één geluidluwe zijde te creëren. Het is daarbij belangrijk dat de geluidsituatie bij de geluidluwe zijde niet verstoord wordt door ander geluid dan waar het beleid over gaat. De dienstwoning beschikt over een geluidsluwe gevel aan de noordoostzijde.
Concluderend kan gesteld worden dat de maatregelen gericht op het terugdringen van de geluidbelasting vanuit akoestisch opzicht niet doelmatig zijn. Daardoor is het noodzakelijk een hogere waarde vanwege wegverkeerslawaai voor de woning vast te stellen van 49 dB. Conform de Wet geluidhinder zal een ontwerp hogere grenswaarde gelijk met het ontwerp wijzigingsplan ter inzage worden gelegd.
Bij Externe Veiligheid (EV) gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Binnen de EV worden twee normstellingen gehanteerd:
Kwetsbare objecten, zoals woningen en functies met een groot aantal bezoekers, zijn niet toegestaan binnen de 10-6 contour van het PR:
In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), in geval van inrichtingen, het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), in geval van transportroutes voor gevaarlijke stoffen, en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), in geval van buisleidingen is opgenomen dat voor iedere toename van het GR een verantwoordingsplicht geldt, ook als de verandering geen overschrijding van de oriëntatiewaarde veroorzaakt.
Op 10 juli 2012 heeft het college van burgemeester en wethouders de 'Visie Externe Veiligheid 2012-2020' vastgesteld. In deze visie is invulling gegeven aan de beleidsvrijheid inzake de verantwoording van het GR. In de visie is aangegeven op welke wijze de gemeente plannen en/of projecten welke gevolgen hebben voor de externe veiligheidssituatie beoordeelt en verantwoordt. Onderdeel van de visie is het kwetsbaarheidszonemodel zoals deze door de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond is ontwikkeld. Met het model wordt de kwetsbaarheid van een object in relatie gebracht met de risicobron, om zo vroegtijdig te kunnen bepalen welke objecten en functies aanvaardbaar zijn op een bepaalde locatie.
De visie bevat een tweetal signaleringskaarten:
De Schiedamsedijk 2A ligt ver buiten de zones van één van deze twee kaarten.
Voor dit wijzigingsplan heeft de DCMR Milieudienst Rijnmond de externe veiligheidsaspecten voor het plangebied in kaart gebracht. Op 5 oktober 2015 is geconstateerd is dat de paragraaf externe veiligheid, die in het kader van het bestemmingsplan 'Harga' was opgesteld, nog steeds valide is. Dit volledige rapport "Externe veiligheid bestemmingsplan Harga" (nr. 21409276, d.d. 31 oktober 2012) is als bijlage bij de toelichting gevoegd.
Nabij het plangebied bevinden zich meerdere risicobronnen. Geen van de risicobronnen heeft een PR 10-6 contour waarbinnen zich op dit moment (beperkt) kwetsbare objecten bevinden. Ook na realisatie van de ontwikkelingen die door dit plan mogelijk worden gemaakt zal dat niet het geval zijn.
Ten behoeve van de risico-inventarisatie voor de EV-visie is voor de relevante risicobronnen het groepsrisico berekend. In de huidige situatie geeft geen van de risicobronnen een overschrijding van de oriëntatiewaarde. Ook na realisatie van het wijzigingsplan zal dit niet het geval zijn. Omdat er geen toename is van het groepsrisico als gevolg van dit bestemmingsplan, is geen verantwoording noodzakelijk en kan, onder verwijzing naar de EV-visie, geconcludeerd worden dat het aspect externe veiligheid geen beletsel is voor de verwezenlijking van het plan.
Het plangebied waar het bouwwerk wordt gerealiseerd, is gelegen in het gebied waarvoor het bestemmingsplan 'Harga' van kracht is. In dit bestemmingsplan is een archeologieparagraaf opgenomen. Het doel van de archeologieparagraaf is regels te stellen om het archeologisch erfgoed te behouden en niet te vernietigen door ongecontroleerde graaf- en heiwerkzaamheden. De archeologieparagraaf van het moederplan vormt het toetsingskader voor de aanvraag. De aanvraag is voorgelegd aan de archeoloog. Het volledige advies is als bijlage bij de toelichting gevoegd en hieronder samengevat weergegeven.
Volgens het bestemmingsplan 'Harga' is het plangebied waar het bouwwerk wordt gerealiseerd, gelegen in een gebied met 'Waarde – archeologie 2'. Op grond van het bestemmingsplan is het niet toegestaan bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) te bouwen waarvan het gezamenlijk oppervlak groter is dan 200 m2 en die dieper reiken dan 0,5 meter minus maaiveld. Van dit verbod kan alleen worden afgeweken indien op basis van een archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat ter plaatse van de locatie geen archeologische waarden als zodanig aanwezig zijn, dan wel passende maatregelen zijn genomen om de archeologische waarden veilig te stellen. Als uit het archeologisch onderzoek blijkt dat archeologische waarden aanwezig zijn, kunnen aan de afwijking voorwaarden worden verbonden ter bescherming van de archeologische waarden.
Het plan is getoetst aan het genoemde toetsingskader. Met betrekking tot het graven, heien en eventuele toevalsvondsten kan het volgende opgemerkt worden.
Graven:
Uit de beoordeelde informatie blijkt dat voor de aanleg de fundering graafwerkzaamheden worden uitgevoerd over een oppervlak van circa 70m2. Uit de aanvraag is niet duidelijk wat de maximale ontgravingsdiepte is, waardoor is aangenomen wordt dat de maximale ontgravingsdiepte dieper is dan 0,5 m-mv. Op grond hiervan wordt het dieptecriterium uit het bestemmingsplan overschreden, maar het oppervlaktecriterium niet waardoor het de verwachting is dat als gevolg van de werkzaamheden geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het archeologisch erfgoed. De graafwerkzaamheden kunnen worden uitgevoerd zonder verdere archeologische bemoeienis.
Heien:
In het kader van de nieuwbouw worden heiwerkzaamheden uitgevoerd over een oppervlak van 70 m2. Bij de aanvraag is geen informatie aangeleverd met betrekking tot het aantal heipalen en het palenplan. Deze informatie is in beginsel nodig om te kunnen beoordelen of als gevolg van de heiwerkzaamheden schade wordt toegebracht aan het archeologisch erfgoed, waardoor de aanvraag formeel gesproken onvolledig is. Uit de aanvraag blijkt eveneens dat de omvang van de graafwerkzaamheden het oppervlaktecriterium niet overschrijdt waardoor het de verwachting is dat als gevolg van de graafwerkzaamheden geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het archeologisch erfgoed. Daarnaast blijkt dat de aanvraag gaat over een grondgebonden woning. Voor dergelijke bouwwerken wordt aangenomen dat het gaat om een extensief palenplan waardoor eventuele schade aan het archeologisch erfgoed beperkt blijft en eventuele toekomstige opgravingen mogelijk blijven. Het aanleveren van aanvullende informatie is voor deze specifieke aanvraag dan ook niet noodzakelijk.
Toevalsvondsten
Ook als is het de verwachting dat geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het archeologisch erfgoed, worden er graafwerkzaamheden uitgevoerd in de bodemlaag waarin archeologische waarden aangetroffen kunnen worden (dieper dan 0,5 m-mv). De kans is dan ook aanwezig dat tijdens de graafwerkzaamheden toevalsvondsten worden gedaan. Als deze situatie zich voordoet is het noodzakelijk dat deze op grond van artikel 53 Monumentenwet direct worden gemeld bij het bevoegd gezag, zijnde het team Vergunning en Handhaving.
Gezien het voorgaande is er vanuit het thema archeologie geen bezwaar tegen de realisering van het bouwplan.
De gemeente Schiedam heeft op 13 juni 2013 het bestemmingsplan 'Harga' vastgesteld. Zoals in paragraaf 3.3.3. gemeld bevat het plan voor het mogelijk maken van de dienstwoning een wijzigingsmogelijkheid. De wijzigingsbevoegdheid kan toegepast worden als de volgende voorwaarden wordt voldaan:
In het navolgende wordt aangegeven hoe aan de wijzigingsregels concreet is voldaan
1. De bestaande woning wordt een jaar na het gereedkomen van de nieuwe dienstwoning gesloopt.
Dit wordt als voorwaarde bij de te verstrekken omgevingsvergunning opgenomen. Op deze wijze kan niet nakoming van deze voorwaarde bestuursrechterlijk gehandhaafd worden. Het niet nakomen van de voorwaarde zou immers tot gevolg hebben dat er ter plekke twee dienstwoningen aanwezig zijn wat het bestemmingsplan niet toelaat
2. Uit akoestisch onderzoek blijkt dat voldaan kan worden aan de Wet Geluidhinder
Zoals in paragraaf 4.3 is gemeld is de nieuwe woning gelegen in een wettelijke onderzoekszone van de wet geluidhinder. om die reden is bij de aanvraag omgevingsvergunning een akoestisch onderzoek gevoegd die inhoudelijk getoetst is. Ook is er daarna nog een toevoeging verschenen. Geoordeeld wordt dat er op het vlak van akoestiek geen belemmeringen zijn.
3. De bouwhoogte van de dienstwoning is maximaal 5 meter
Uit de tekening behorende bij de aanvraag omgevingsvergunning blijkt dat de bouwhoogte van de dienstwoning bijna 4 meter is. Daarmee wordt voldaan aan de genoemde voorwaarde. De tekening zal als gewaarmerkt stuk onderdeel uitmaken van de omgevingsvergunning.
4. De inhoud van de nieuwe dienstwoning is maximaal 600 m3
Uit de ingediende aanvraag omgevingsvergunning (meer specifiek het aanvraagformulier) blijkt dat de bruto inhoud 226 m3 is. Daarmee wordt voldaan aan de genoemde voorwaarde.
5. Er is een positief advies van de monumentencommissie
De aanvraag omgevingsvergunning is, met bijbehorende tekeningen, voorgelegd aan de monumentencommissie. Op 11 november 2015 heeft de commissie positief geadviseerd ten aanzien van dit plan.
6. Het Hoogheemraadschap heeft geen bezwaar tegen de situering van de nieuwe woning.
Er is contact geweest met het Hoogheemraadschap over de aanvraag omgevingsvergunning. De aanvraag is o.a. door het verderaf situeren van de woning ten opzichte van het hart van de waterkering, het toepassen van een grasdak en de opname van een nadere eisenregeling in de planregels akkoord bevonden. Op 1 april 2015 was reeds door het Hoogheemraadschap een watervergunning verleend voor dit bouwplan.
In het wijzigingsplan wordt de planologisch-juridische basis gelegd voor de Schiedamsedijk 2A. Het bestemmingsplan heeft een belangrijke functie als toetsingskader voor aanvragen om een omgevingsvergunning en het toekomstige gebruik van de gronden en gebouwen. Het plan is opgesteld op basis van de SVBP2012 en het IMRO 2012.
Wanneer dit wijzigingsplan rechtskracht heeft verkregen, zal het als zelfstandig plan vigeren naast het bestemmingsplan 'Harga'. Het wijzigingsplan 'Dienstwoning Babbersmolen' van de gemeente Schiedam bestaat uit regels, een verbeelding en gaat vergezeld van voorliggende toelichting. In verband met de leesbaarheid van het wijzigingsplan is er voor gekozen om alle van toepassing zijnde regels over te nemen uit het bestemmingsplan 'Harga' en niet met een korte verwijzing naar het moederplan te volstaan.
De dienstwoning, Babbersmolen en omgeving hebben de bestemming 'Cultuur en ontspanning' gekregen. De omgeving zal ingericht worden ten behoeve van ontspanning, cultuur en/of educatie. Gezien het feit dat de Babbersmolen een rijksmonument is en de Stichting Schiedamse Molens concrete plannen heeft om de locatie in te richten ten behoeve van een educatief centrum voor cultuurhistorie en waterhuishouding, is er voor gekozen om de bestemming af te stemmen op deze wensen.
Dit wijzigingsplan behelst de verplaatsing van de dienstwoning in noordwestelijke richting van het bestemmingsvlak. Daarmee verplaatst de aanduiding dienstwoning op de verbeelding eveneens. Ook is de aanduiding wijzigingsgebied op de verbeelding geschrapt.
Nu toepassing aan de wijzigingsbevoegdheid is gegeven kunnen de regels hieromtrent vervallen. De maximale bouwhoogte van 5 meter uit de wijzigingsvoorwaarden wordt in de bouwregels van dit wijzigingsplan geïntegreerd. ook is de 'Waarde - Cultuurhistorie' geschrapt nu op grond van de monumentenwetgeving voldoende waarborgen worden geboden. Voor het overige zijn er ten opzichte van het bestemmingsplan 'Harga' geen inhoudelijke wijzigingen doorgevoerd. Wel zijn in verband met de leesbaarheid de hoogte aanduidingen in de regels opgenomen.
Voor het gehele plangebied geldt één archeologische (verwachtings)waarde (zie Archeologie). Deze verwachtingswaarde wordt beschermd door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Deze regel is onverkort overgenomen uit het moederplan 'Harga' met dien verstande dat de overige verwachtingswaarden, die niet in het wijzigingsplan voorkomen, zijn geschrapt.
De waterkerende functie is in het bestemmingsplan bestemd als 'Waterstaat - Waterkering'. Deze dubbelbestemming dient ter bescherming en instandhouding van de waterkering en de waterbeheersing. Deze regel is onverkort overgenomen uit het moederplan 'Harga'.
Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, eerste lid, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het realiseren van een dienstwoning.
Het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan met een planologische wijziging kan in beginsel aanleiding geven tot planschade. De kans op planschade wordt gering geacht maar kan nooit helemaal worden uitgesloten. Gelet hierop is er een planschadeovereenkomst met de initiatiefnemer opgesteld. Dit betekent dat eventuele gegronde planschadeclaims niet door de gemeente Schiedam financieel afgehandeld worden maar door de initiatiefnemer.
Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, lid 1, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. Enkel aan het opstellen van het bestemmingsplan zijn kosten verbonden welke door de gemeente bekostigd worden. De economische uitvoerbaarheid van dit wijzigingsplan kan daarom als aangetoond worden beschouwd.
Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en artikel 6.2.1 van het besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient, indien sprake is van één van de in artikel 6.2.1 van het Bro genoemde bouwactiviteiten, een exploitatieplan te worden vastgesteld. Een exploitatieplan heeft onder meer tot doel om te komen tot een adequaat publiekrechtelijk kostenverhaal, het realiseren van een goede inrichting van de openbare ruimte door middel van het stellen van locatie-eisen en het bieden van een goede grondslag om de verdeling van woningbouwcategorieën te ondersteunen. Een gemeente behoeft geen exploitatieplan op te stellen indien het kostenverhaal al op een andere manier geregeld is ('anderszins verzekerd'). Een grondcontract is gesloten over de verdeling van de kosten en opbrengsten waardoor het kostenverhaal anderszins is geregeld. Geen aanleiding bestaat daarmee tot het vaststellen van een exploitatieplan.
Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht
De procedure voor vaststelling van een wijzigingsplan is door de wetgever geregeld in artikel 3:9a van de Wet ruimtelijke ordening. In dit artikel wordt op de voorbereiding van een wijzigingsplan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing verklaard.
Zienswijzen
Het college heeft op 3 november 2015, middels de vaststelling van het ontwerp wijzigingsplan, besloten om de procedure conform artikel 3:9a Wet ruimtelijke ordening te starten. Als gevolg daarvan heeft het ontwerp wijzigingsplan, samen met het ontwerpbesluit hogere waarde, vanaf 12 november 2015 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gehad om zienswijzen tegen het plan in te dienen. Van deze gelegenheid is echter geen gebruik gemaakt. Het wijzigingsplan is daardoor op 12 januari 2016 definitief vastgesteld door het college.
Beroep
De vaststelling van het wijzigingsplan is op de voorgeschreven wijze bekend gemaakt. Belanghebbenden kunnen binnen de wettelijke beroepstermijn tegen het besluit tot vaststellen van het bestemmingsplan beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Een besluit tot vaststelling van een wijzigingsplan treedt in werking met ingang van de dag na die waarop de beroepstermijn afloopt.
Het wijzigingsplan Dienstwoning Babbersmolen met identificatienummer NL.IMRO.0606.BP00031-0002 van de gemeente Schiedam.
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
een gebouw dat is gebouwd aan een hoofdgebouw en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar daar functioneel wel onderdeel van kan uitmaken.
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische sporen en relicten.
een vrijstaand gebouw, dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.
het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat hoofdgebouw.
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
de ruimte of beschermingszone rond een molen die nodig is om de vrije windvang en het zicht op de molen te kunnen beschermen.
niet-zelfstandige horeca, uitsluitend zijnde horeca die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar zowel functioneel als naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is.
een overdekte constructie met maximaal drie wanden waarvan er maximaal twee tot de constructie behoren.
het zich ten behoeve van een ander tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten.
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
de naar de weg of naar het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op de uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de voorgevel, dan wel vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
tussen de (neerwaarts geprojecteerde) buitenzijde van de afdekking van de overkapping.
de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden:
De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daarbij behorende:
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, zijn toegelaten tot een hoogte van:
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
In het belang van de archeologische monumentenzorg mogen, in afwijking van het bepaalde bij de andere met de bestemming 'Waarde - Archeologie' samenvallende bestemming(en), geen bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) worden gebouwd waarvan het gezamenlijk oppervlak groter is dan 200 m² en die dieper reiken dan 0,5 meter beneden het maaiveld .
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Het in lid 4.4.1 bedoelde verbod geldt voor werken en werkzaamheden ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - archeologie', waarvan het gezamenlijk oppervlak groter is dan 200 m² en die dieper reiken dan 0,5 meter beneden het maaiveld
Het in lid 4.4.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke:
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie' wijzigen door de betreffende bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien ter plaatse, op basis van archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn.
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid Bouwregels voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover deze zijn toegelaten op grond van de regels van de andere bestemmingen waarmee de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' samenvalt, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij het waterschap, hoogheemraadschap of derde, welke verantwoordelijk is voor (het beheer van) de waterkering, waaruit blijkt dat de belangen van de leidingbeheerder niet worden geschaad.
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Het in lid 5.4.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke:
De in lid 5.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' wijzigen door de bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien ter plaatse de waterkerende functie is komen te vervallen, blijkens een schriftelijke verklaring van de beheerder van de waterkering.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de regels van het plan, voor:
mits de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen niet in onevenredige mate worden beperkt en de ter plaatse aanwezige waarden niet op onevenredige wijze worden of kunnen worden aangetast.
Een bestaand bouwwerk, waarvan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan de feitelijk aanwezige hoogte, oppervlakte of afstand tot een ander gebouw of grenslijn in strijd is met een in dit plan voorgeschreven maximum dan wel minimum hoogte, oppervlakte of afstand, mag worden gehandhaafd, veranderd en/of vernieuwd, maar niet worden vergroot of anders gesitueerd.
Het is verboden enig terrein of bouwperceel zodanig te bebouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, bouwvlak of bouwperceel een toestand zou ontstaan, die aldaar niet meer met de regels van dit plan zou overeenstemmen, of voor zover er reeds aldaar een afwijking van de regels bestaat, zodanig te bebouwen, dat deze afwijking zou worden vergroot.
Het is verboden de gronden te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, of tot een doel, strijdig met het bestemmingsplan. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik:
Het is verboden de gebouwen te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, of tot een doel, strijdig met het bestemmingsplan. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik:
Een kelder, onderbouw, op de begane grondlaag aansluitende tussenverdieping alsmede het bijbehorende onbebouwde erf mogen worden gebruikt ten dienste van alle vormen van gebruik welke blijkens de van toepassing zijnde regels toegelaten zijn op het perceel, mits dit geen zelfstandige functie betreft.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor het in geringe mate, doch met niet meer dan 10,0 meter, afwijken van een bestemmingsgrens of van het profiel van een weg, voor zover dit noodzakelijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door het toevoegen van de dubbelbestemming 'Waterstaat - waterkering', met een bijbehorende verbodsbepaling, ten gevolge van het aanleggen, verleggen en/of verplaatsen van een waterkering, mits:
Indien op grond van het bepaalde in het Besluit omgevingsrecht Gedeputeerde Staten of de Minister is aangewezen als het bevoegd gezag bij het verlenen van een omgevingsvergunning, wordt waar op grond van dit bestemmingsplan burgemeester en wethouders bevoegd zijn om:
in plaats van 'burgemeester en wethouders' gelezen 'Gedeputeerde Staten' dan wel 'de Minister'.
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.