direct naar inhoud van Regels
Plan: Woningen nabij Sir Winston Churchilllaan 1037
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0603.wpswchurchill1037-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Van toepassing verklaring

Op dit wijzigingsplan zijn de regels van het bestemmingsplan "Eikelenburg", vastgesteld op 30 juni 2011 door de gemeenteraad van Rijswijk, van toepassing, voor zover in de regels van dit wijzigingsplan niet anders is bepaald en met dien verstande dat in geval van discrepantie tussen de regels van het bestemmingsplan "Eikelenburg" en het wijzigingsplan, de regels van het wijzigingsplan van toepassing zijn.

Artikel 2 Aanvullende begrippen

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 plan

het bestemmingsplan "Eikelenburg" met identificatienummer NL.IMRO.0603.bpEikelenburg-OH01 van de gemeente Rijswijk.

2.2 wijzigingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen met identificatienummer NL.IMRO.0603.wpswchurchill1037-VA01 van de gemeente Rijswijk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebiedsontsluitingswegen;
  • b. erftoegangswegen;
  • c. verblijfsgebieden;
  • d. openbaar vervoersvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. geluidafwerende voorzieningen;

met daarbij behorende:

  • g. groenvoorzieningen;
  • h. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen,
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. straatmeubilair.
3.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming en met inachtneming van de volgende regels:

  • a. uitsluitend toegestaan zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 10 m bedragen.

 

Artikel 4 Wonen - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in de vorm van:
    • 1. vrijstaande woningen;
    • 2. half-vrijstaande / 2-onder-1-kapwoningen;
    • 3. rijwoningen;
      met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' uitsluitend vrijstaande en halfvrijstaande/ 2-onder-1-kapwoningen zijn toegestaan;
  • b. erven en tuinen;
  • c. ontsluitingspaden;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. parkeren op eigen terrein;
  • f. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de voor de beroepsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 40% per woning bedragen tot een maximum van 40 m2;
    • 2. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
    • 3. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;
    • 4. er mag geen onevenredige milieu- of verkeershinder ontstaan;
    • 5. het beroep moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;

en daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Ter plaatse van de binnen de bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming en met inachtneming van de volgende regels:

4.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd met dien verstande dat erkers van vrijstaande woningen het bouwvlak met ten hoogste 1 m mogen overschrijden mits de afstand tot een erfgrens tenminste 2 m bedraagt;
  • b. de voorgevel van het hoofdgebouw mag uitsluitend in of ten hoogste 4 m achter de naar de weg gekeerde grens van het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. per bouwvlak is ten hoogste het aangeduide maximum aantal wooneenheden toegestaan;
  • d. de maximale horizontale bouwdiepte bedraagt voor vrijstaande woningen 15 m;
  • e. het hoofdgebouw van vrijstaande woningen dient op een afstand van minimaal 6 m tot het hoofdgebouw van een andere vrijstaande woning dan wel 2-onder-1 kapwoning gebouwd te worden en op een afstand van minimaal 4 m tot het hoofdgebouw van rijwoningen. Erkers mogen met maximaal 1 m het bouwvlak doorkruisen, dan wel minimaal 2 m uit de erfgrens worden gebouwd;
  • f. de goothoogte en bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 6 m respectievelijk 12 m;
  • g. woningen mogen uitsluitend door een kap worden afgedekt, met uitzondering van patiowoningen;

4.2.2 Bijbehorende bouwwerken
  • a. de voorgevel van een bijbehorend bouwwerk, geen garage zijnde en overkappingen, dient ten minste 4 m achter de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden geplaatst. Garages dienen op een afstand van tenminste 11 m achter de voorste perceelsgrens te worden geplaatst. Op hoeksituaties van wegen moeten de bijgebouwen bovendien zijn gelegen achter de denkbeeldige lijn door de voorgevel van het om de hoek gelegen hoofdgebouw. Een en ander geldt niet voor bijgebouwen welke zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een vrijstaande woning mag maximaal 60 m2 bedragen, mits niet meer dan 40 % van het zij- en achtererf van het hoofdgebouw wordt bebouwd;
  • c. de horizontale diepte van aan- en uitbouwen aan de achtergevel van een hoofdgebouw mag niet meer dan 4 m bedragen;
  • d. per woning mogen niet meer dan 2 vrijstaande bijgebouwen worden gebouwd;
  • e. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 3 m respectievelijk 6,5 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van vrijstaande overkappingen mag niet meer dan 3,25 m bedragen;
  • g. de goothoogte van aanbouwen, uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mag maximaal de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedragen, vermeerderd met 0,4 m;
  • h. ondergronds bouwen is slechts toegestaan onder het hoofdgebouw;
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van palen en masten bedraagt ten hoogste 7 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen gelegen achter de (verlengden van de) voorgevel bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.

4.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag mag nadere eisen stellen aan de situering, de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen, ter waarborging van:

  • 1. de verkeersveiligheid;
  • 2. een evenwichtig ruimtelijk beleid;
  • 3. de bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.

4.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde onder 3.2.1 i voor het plat afdekken van woningen, anders dan patiowoningen en gestapelde woningen, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte van deze platafgedekte woningen niet meer mag bedragen dan 9 m;
  • b. het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in 3.2.2 a voor het toestaan van een kleinere afstand voor garages tot de voorste perceelsgrens met dien verstande dat de afstand minimaal 5 m is.

Artikel 5 Waarde - Archeologie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, primair bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

5.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 4.1 bedoelde gronden mag worden gebouwd volgens de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits de aanvrager van een reguliere omgevingsvergunning voor een of meerdere bouwwerken, die grondbewerkingen van meer dan 0,30 m onder maaiveld tot gevolg hebben, een rapport overlegt, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

5.3 Nadere eisen

Bevoegd gezag kan nadere eisen te stellen met betrekking tot:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoen aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de in lid 4.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning aanleg werken), de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
    • 2. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
    • 3. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld;
    • 4. het ophogen van gronden hoger dan 0,5 m boven het maaiveld;
  • b. Het in lid 4.4 onder a genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    • 1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
    • 2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • c. De in lid 4.4 onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien uit een door de aanvrager van de omgevingsvergunning aanleg werken te overleggen rapport of andere beschikbare informatiebron de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag mogelijk kunnen worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld en hieruit blijkt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Bevoegd gezag kan het bestemmingsplan wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 6 Waterstaat - Waterkering

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, primair bestemd voor het behoud en de bescherming van de waterkering.

6.2 Bouwregels

Op de gronden binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 10 m.

6.3 Afwijking

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 20.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:

  • a. de belangen van de waterkering dienen dit toe te laten;
  • b. alvorens ontheffing te verlenen, dient schriftelijk advies te worden ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
  • b. de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage;
  • c. het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven.

6.4.2 Uitzonderingen

Het verbod van lid 5.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

6.4.3 Toelaatbaarheid

De in lid 5.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de afvoer van het boezemwater, mits het Hoogheemraadschap van Delfland is gehoord.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Voorwaardelijke verplichting

  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden of het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden, wordt slechts verleend indien wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de 'Nota Parkeernormen 2011', of de rechtsopvolger(s) daarvan, tenzij de aard en omvang van de omgevingsvergunning voor het bouwwerk en/of de uitbreiding en/of de wijziging van het gebruik van bouwwerken en/of gronden niet leidt tot extra parkeerbehoefte;
  • b. het bepaalde onder a is niet van toepassing indien op basis van het advies van een verkeerskundige blijkt dat er op andere wijze is/wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, of het voldoen aan het geldende gemeentelijke parkeerbeleid door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  • c. parkeergelegenheid die is gerealiseerd om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het wijzigingsplan Woningen nabij Sir Winston Churchilllaan 1037'.