direct naar inhoud van Artikel 4 Specifieke bouw- en gebruiksregels
Plan: Kraayenburg
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0603.bvkraayenburg-VA01

Artikel 4 Specifieke bouw- en gebruiksregels

4.1 Aanvullende bouw- en gebruiksregels

4.1.1 Vlakken op kaart
  • a. in aanvulling op het bepaalde in artikel 3 is ter plaatse van de vlakken het bepaalde in onderstaande tabel toegestaan:
    Vlak   functie   bouwen (maten en percentages zijn maximale maten)   Extra's via afwijking
     
    Bedrijf   bedrijven t/m categorie 2, 3.1, 3.2 dan wel 4.1 zoals bedoeld in de Staat van bedrijfsactiviteiten, zoals weergegeven in de betreffende vlakken

    niet toegestaan:
    bedrijfswoningen
    bevi-inrichtingen
    wgh-inrichtingen
    per bedrijf meer dan 25% kantoorvloeroppervlak van het totale bvo
     
    gebouwen en overkappingen toegestaan binnen bouwvlak met inachtneming van maten en percentages zoals weergegeven in de betreffende vlakken

    overige bouwwerken toegestaan buiten bouwvlak, zie 4.1.3
     
    voor hogere categorieën zie: 4.2.7

    voor kantoor zie: 4.2.8
     
    Groen   instandhouding van bufferfunctie tussen bedrijventerrein en aangrenzende functies   uitsluitend overige bouwwerken, zie 4.1.3 onder b   -  
    Recreatie   recreatieve doeleinden;
    maatschappelijke voorzieningen;
    horeca t/m horecacategorie 1b

    niet toegestaan:
    nieuwe geurgevoelige objecten ter plaatse van het vlak 'milieuzone - geurzone'
     
    gebouwen
    goothoogte: 6 m
    bouwhoogte: 10 m

    gebouwen en overkappingen
    bbo: 2% van het vlak

    overige bouwwerken: zie 4.1.3
     
    -  
    Recreatie-agrarisch   agrarische doeleinden;
    recreatieve doeleinden;
    wonen, ten hoogste het bestaande aantal, incl beroep aan huis (zie artikel 4.1.5);
    maatschappelijke voorzieningen;
    horeca t/m horecacategorie 1b

    niet toegestaan:
    nieuwe geurgevoelige objecten ter plaatse van het vlak 'milieuzone - geurzone'
     
    gebouwen
    goothoogte: 6 m
    bouwhoogte: 10 m

    oppervlak:
    bestaand

    overige bouwwerken: zie 4.1.3
     
    voor bedrijf aan huis zie: 4.2.5

    voor mantelzorg zie: 4.2.6
     
    Water   water;
    waterhuishoudkundige voorzieningen;

    ondergeschikt:
    oevers;
    bruggen;
    aanlegsteigers  
    uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde tot 3 m bouwhoogte   -  
    Wonen   bestaand aantal woningen
    beroep aan huis (zie artikel 4.1.5)

    niet toegestaan:
    nieuwe geurgevoelige objecten ter plaatse van het vlak 'milieuzone - geurzone'  
    toegestaan binnen bouwvlak:
    gebouwen
    goothoogte: 3,5 m
    bouwhoogte: 7 m, of 8 m indien bestaande maat 8 m bedraagt

    erfbebouwing toegestaan buiten bouwvlak, zie 4.1.2 
     
    overige bouwwerken: zie 4.1.3
     
    voor bedrijf aan huis zie :4.2.5

    voor mantelzorg zie: 4.2.6


    voor meer erfbebouwing zie: 4.2.2


    voor dakterras zie: 4.2.3
     
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a zijn nieuwe geluidsgevoelige objecten uitsluitend toegestaan voor zover wordt voldaan aan de voor het betreffende object geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;
  • c. in alle vlakken zijn ten behoeve van de toegestane functies bijbehorende functies toegestaan, zoals water, groen, wegen, wandel- en fietspaden, parkeervoorzieningen en nutsvoorzieningen.

4.1.2 Erfbebouwing
  • a. in aanvulling op het bepaalde in artikel 3 is het toegestaan op erven erfbebouwing te bouwen;
  • b. erfbebouwing mag uitsluitend op het achtererf worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van erfbebouwing per bouwperceel mag niet meer bedragen dan 40 m2, tot een maximum van 50% van het achtererf;
  • d. de diepte van aan- en uitbouwen en overkappingen gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • e. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan:
    • 1. van een aan-/uitbouw en overkapping: de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw tot maximaal 4 m;
    • 2. van een vrijstaand bijgebouw of vrijstaande overkapping: maximaal 3 m.

4.1.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
  • a. in aanvulling op het bepaalde in artikel 3 is het toegestaan op erven bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde te bouwen;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen en geen overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste:
    • 1. 7 m voor kunstobjecten en lichtmasten;
    • 2. 4 m voor reclame- en informatiezuilen;
    • 3. 3 m voor speel- en ontmoetingsvoorzieningen;
    • 4. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen gelegen tussen 1 m achter de voorgevel (of het verlengde daarvan) en de openbare weg aan de voorzijde;
    • 5. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen op de overige delen van het erf;
    • 6. 2 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.1.4 Gebruik en bouwwerken in openbare ruimte

Gebruik

  • a. In aanvulling op het bepaalde in artikel 3 is toegestaan om de openbare ruimte te gebruiken voor wegen, fiets- en wandelpaden, groen, parkeervoorzieningen, fietsenstallingen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, water(berging), geluidswerende voorzieningen, kruisingen met water en railverkeer, reclame-uitingen en kunstwerken;
  • b. de openbare ruimte mag niet zodanig worden gewijzigd dat er sprake is van een reconstructie van wegen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

Bouwwerken

  • c. gebouwen en overkappingen zijn toegestaan tot een oppervlakte van 20 m2 per bouwwerk;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste:
    • 1. 7 m voor kunstobjecten en lichtmasten;
    • 2. 6 m voor geluidwerende voorzieningen;
    • 3. 4 m voor reclame- en informatiezuilen;
    • 4. 3 m voor speel- en ontmoetingsvoorzieningen;
    • 5. 2 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  • f. het bepaalde onder c geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter geleiding, begeleiding en regeling van het verkeer.

4.1.5 Beroep aan huis

In aanvulling op het bepaalde in artikel 3 is het toegestaan om woningen en/of bijgebouwen te gebruiken voor beroep aan huis onder de voorwaarden dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij geldt dat de brutovloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 40% van de woning met een maximum van 40 m²;
  • b. het beroep aan huis wordt uitgevoerd door degene die woonachtig is op het perceel;
  • c. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • d. in de omgeving geen onevenredige toename van de verkeersbelasting en parkeerdruk optreedt;
  • e. detailhandel via internet alleen is toegestaan, indien er geen sprake is van winkel- of uitstallingsruimte van goederen ten behoeve van de beroepsactiviteit;

4.1.6 Afhankelijke woonruimte en dakterrassen
  • a. vrijstaande bijgebouwen mogen niet als (on)afhankelijke woonruimte worden gebruikt;
  • b. dakterrassen op hoofdgebouwen zijn toegestaan onder de voorwaarden dat:
    • 1. deze vanaf het openbaar toegankelijk gebied op straatniveau niet zichtbaar zijn;
    • 2. dakterrassen op aan- en uitbouwen gemeten vanuit de achtergevel ten hoogste 4 m diep zijn.

4.2 Bouw- en gebruiksregels via afwijking
4.2.1 Afwegingskader afwijking

De in dit lid 4.2 opgenomen afwijkingsmogelijkheden kunnen slechts worden toegepast indien (voor zover van toepassing):

  • a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het aantal parkeervoorzieningen;
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu;
  • c. de verkeersaantrekkende werking hiervan in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
  • d. op een goede wijze in de (extra) parkeerbehoefte wordt voorzien.

4.2.2 Erfbebouwing

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3 en van het bepaalde in lid:

  • a. 4.1.2 onder b voor het bouwen van erfbebouwing op het zijerf met dien verstande dat:
    • 1. de in dat lid bedoelde oppervlaktematen van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. erfbebouwing op het zijerf met een breedte tot 2,50 m dient te worden gebouwd op tenminste 1 m achter het verlengde van de voorgevellijn;
    • 3. erfbebouwing op het zijerf met een breedte van meer dan 2,50 m dient te worden gebouwd op tenminste 1 m plus daarbij opgeteld de grotere breedte dan de eerdergenoemde 2,50 m, achter het verlengde van de voorgevellijn;
    • 4. de goothoogte bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw tot een maximum van 3 m;
    • 5. op een aan-, uitbouw of bijgebouw een kap is toegestaan, mits de hellingshoek van die kap gelijk is aan de hellingshoek van de kap van het hoofdgebouw; indien het hoofdgebouw geen kap heeft, bedraagt de bouwhoogte van de kap op aan-, uitbouw of het bijgebouw maximaal 2 m meer dan de de goothoogte van de betreffende aan-, uitbouw of bijgebouw;
    • 6. de bouwhoogte van overkappingen ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedraagt tot een maximum van 3 m;
  • b. 4.1.2 onder b voor de bouw van een berging op het voorerf, uitsluitend indien deze noodzakelijk is voor de berging van een scootmobiel, of indien het bij de woning behorende achtererf niet rechtstreeks bereikbaar is via het achterpad, zijpad of vanaf de openbare weg, met dien verstande, dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer dan 1,25 m mag bedragen;
    • 2. de oppervlakte niet meer dan 4 m2 mag bedragen;
    • 3. de afstand tot het openbaar toegankelijk gebied tenminste 0,25 m moet bedragen;
    • 4. burgemeester en wethouders bevoegd zijn de omgevingsvergunning voor de berging in te trekken indien blijkt dat de noodzaak voor deze berging er niet meer is;
  • c. 4.1.2 onder b voor de bouw van een erker en/of toegangsportaal aan de voorgevel, met dien verstande dat:
    • 1. per hoofdgebouw één erker of één toegangsportaal is toegestaan;
    • 2. de breedte van een erker niet meer mag bedragen dan 50% en de breedte van toegangsportaal niet meer mag bedragen dan 30% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
    • 3. de afstand van een erker of toegangsportaal tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 0,5 m mag bedragen, tenzij sprake is van een gezamenlijke erker of toegangsportaal met het naastgelegen hoofdgebouw in welk geval de twee erkers of toegangsportalen tegen elkaar mogen worden gebouwd;
    • 4. de diepte van een erker of toegangsportaal niet meer mag bedragen dan 1,20 m;
    • 5. de bouwhoogte van de erker en/of toegangsportaal niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, tot een maximum van 3 m;
    • 6. in afwijking van het bepaalde onder 5., de bouwhoogte van een erker en/of toegangsportaal niet meer mag bedragen dan de hoogte van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, tot een maximum van 6 m, ingeval dit past binnen de massa en architectuur van het betreffende hoofdgebouw en de naastgelegen hoofdgebouwen;
    • 7. op een erker en/of toegangsportaal een borstwering met een maximale bouwhoogte van 1,20 m mag worden gerealiseerd, ingeval dit past binnen de massa en architectuur van het betreffende hoofdgebouw en de naastgelegen hoofdgebouwen;
  • d. 4.1.2 onder e voor de bouw van een kap op een aanbouw, uitbouw of bijgebouw, mits de hellingshoek van die kap gelijk is aan de hellingshoek van het hoofdgebouw; indien het hoofdgebouw geen kap heeft, bedraagt de totale bouwhoogte van de aan- of uitbouw of het bijgebouw ten hoogste 6 m.

4.2.3 Dakterras

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3 en van het bepaalde in lid 4.1.1 voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van dakterrassen onder de voorwaarden dat:

    • 1. een borstwering met een maximale bouwhoogte van 1,20 m mag worden gerealiseerd;
    • 2. een bouwwerk ten behoeve van de opgang vanaf de onderliggende verdieping van het hoofdgebouw en berging met een maximale bouwhoogte van 2 m en een maximale totale oppervlakte van 4 m2 is toegestaan;
    • 3. de bouwhoogte van tussen terrassen aan te brengen privacyschermen niet meer mag bedragen dan 2 m;
    • 4. het bepaalde in 4.1.6 onder b in acht wordt genomen;
    • 5. in verband met privacy van de aangrenzende percelen door burgemeester en wethouders voorschriften aan de vergunning kunnen worden gekoppeld ten aanzien van de situering van de terrashekwerken/omheining.

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3 en van het bepaalde in lid 4.1.3 en binnen het vlak Bedrijf toestaan dat bouwwerken geen gebouwen zijnde tot een hoogte van 30 m worden gebouwd.

4.2.5 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3 en van het bepaalde in lid 4.1.5 voor het gebruik van woningen en/of bijgebouwen voor bedrijf aan huis behorende tot en met ten hoogste categorie 2 zoals opgenomen in de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', al dan niet in combinatie met handel in en verkoop van de goederen en diensten via internet, met dien verstande, dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij geldt dat de grondoppervlakte niet meer mag bedragen dan 40% van de woning met een maximum van 40 m²;
  • b. het bedrijf aan huis wordt uitgevoerd door degene die woonachtig is op het perceel;
  • c. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • d. in de omgeving geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreedt;
  • e. er geen meldingplichtige en/of vergunningplichtige inrichtingen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht mogen worden opgericht;
  • f. geen detailhandel mag plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van de kleinschalige bedrijfsactiviteiten en/of handel in en verkoop van goederen en diensten via internet.

4.2.6 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan met omgevingsvergunning toestaan dat een vrijstaand bijgebouw bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning) wordt gebruikt, met dien verstande, dat:

  • a. een dergelijke bewoning aantoonbaar noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. op het perceel al een wooneenheid aanwezig is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • d. per wooneenheid maximaal één situatie van inwoning ten behoeve van mantelzorg is toegestaan;
  • e. maximaal 75 m2 van het hoofdgebouw en/of bijbehorend bouwwerk mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning;
  • f. na de beëindiging van de mantelzorgsituatie de wooneenheid weer in oorspronkelijke vorm wordt teruggebracht.

4.2.7 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

Het bevoegd gezag kan binnen het vlak Bedrijf bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 4.1.1:

  • a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in dat lid genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in dat lid genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in dat lid genoemd.

4.2.8 Kantoor

Het bevoegd gezag kan binnen het vlak Bedrijf bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 4.1.1 om een kantoorvloeroppervlak van ten hoogste 40% van het totale bvo per bedrijf toe te staan.