direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Godfried Bomansstraat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0603.bpgodfriedbomansst-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Godfried Bomansstraat was voorheen de basisschool 'Wethouder Brederodeschool' gevestigd. Na de verhuizing naar de nieuwe locatie aan de Goedendorplaan kwam het pand leeg te staan. Het schoolgebouw is inmiddels gesloopt en het terrein is gereed voor herontwikkeling. Rijswijk Wonen wil hier woningen ontwikkelen. Na een gewonnen aanbesteding gaat Weboma op deze locatie een appartementencomplex realiseren met maximaal 34 woningen verdeeld over 4 bouwlagen. De tuin om het gebouw heen wordt groen ingericht met aandacht voor sociale duurzaamheid door het realiseren van verschillende ontmoetingsplekken. Hiermee sluit de ontwikkeling aan bij de speerpunten en ambities uit de woonvisie.

Op basis van het bestemmingsplan 'Steenvoorde' is woningbouw ter plaatse niet toegestaan. Om de ontwikkeling mogelijk te maken is een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Voorliggend bestemmingsplan maakt de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt in een gebied omsloten door de Albert Schweitzerlaan, de Petronella Voutestraat, de Henri Dunantlaan en de Doctor H.J. van Mooklaan. De Godfried Bomansstraat steekt dit gebied in. Ten noorden van deze straat staat een appartementengebouw. De locatie wordt verder aan de west- en zuidzijde begrensd door perceelsgrenzen van woonkavels en aan de oostzijde door een basisschool. Rondom het plangebied liggen voetpaden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0603.bpgodfriedbomansst-VA01_0001.png"

Figuur 1.1: Luchtfoto met het plangebied rood omlijnd (bron: Luchtfoto)

Het gebied is onderdeel van de wijk Steenvoorde met als deelgebied Stervoorde. Dit deel is gebouwd tussen 1968-1972. In de wijk wisselen midden- en laagbouw elkaar af. De wijk is ruim opgezet met veel openbare ruimte, zoals groen, speelplaatsen en parkeervoorzieningen.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Steenvoorde' (onherroepelijk 15-01-2013). De gronden hebben de bestemmingen 'Maatschappelijk', 'Groen', 'Verkeer - 3', 'Wonen - 2' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0603.bpgodfriedbomansst-VA01_0002.png"

Figuur 1.2: Uitsnede bestemmingsplan 'Steenvoorde', plangebied rood omlijnd (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

De gronden met de bestemming 'Maatschappelijk' zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. erven, parkeren, groenvoorzieningen, natuurwaarden en water;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. straatmeubilair.

Daarnaast mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte', te weten 7 meter.

De gronden met de bestemming 'Groen' zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. oevers en tijdelijke waterberging;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer – tram' tevens een tramlijn;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. speelvoorzieningen;
  • f. paden en bruggen voor langzaam verkeer;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. vlonders en steigers;
  • i. geluidwerende voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

De gronden met de bestemming 'Verkeer - 3' zijn bestemd voor:

  • a. erftoegangswegen en verblijfsgebieden;
  • b. bruggen, viaducten en tunnels ten behoeve van kruisende infrastructuur;
  • c. bermen en beplanting;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. speelvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen, al dan niet (half) ondergronds;
  • f. paden;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. geluidwerende voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • i. gebouwen;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

De gronden met de bestemming 'Wonen-2' zijn bestemd voor:

  • a. wonen in de vorm van gestapelde woningen;
  • b. op de begane grondlaag of tweede bouwlaag voor een maatschappelijke functie met een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 150 m2 per bouwvlak;
  • c. beroepsuitoefening aan huis;
  • d. tuinen en erven;
  • e. parkeervoorzieningen (niet gebouwde), groenvoorzieningen en water.

Daarbij geldt voor het gehele plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3'. De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de aanwezige archeologische waarden.

Strijdigheid

De beoogde ontwikkeling gaat uit van maximaal 34 woningen met een bouwhoogte van 14 meter. Zowel het gebruik als de gewenste bouw zijn strijdig met het vigerende bestemmingsplan. Daarnaast is het niet toegestaan om te bouwen ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3'.

Tot slot wordt de bestemming 'Wonen - 2' naast/langs de Van Mookflat gewijzigd naar de bestemming 'Verkeer - 3'. Deze wijziging is nodig ten behoeve van het optimaliseren van het openbaar gebied en het parkeren en staat. De bestemming 'Verkeer - 3' wordt ten behoeve van een maatschappelijke ruimte (terras) gewijzigd naar de bestemming 'Wonen - 2'.

1.4 Leeswijzer

Aan de hand van de ruimtelijke en de functionele structuur wordt in hoofdstuk 2 de visie op het plangebied beschreven en wordt de gewenste ontwikkeling beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het voor dit bestemmingsplan relevante beleid kort samengevat. In hoofdstuk 4 wordt het bestemmingsplan getoetst aan de diverse milieu- en andere sectorale aspecten. Hoofdstuk 5 gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de procedure. In hoofdstuk 7 wordt een toelichting gegeven op de regels en worden de keuzes en gedachten die ten grondslag liggen aan de bestemmingsplanregeling toegelicht.

Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Het landschap langs de kust onderging omstreeks 3.500 v Chr. een aantal veranderingen. Door de vorming van nieuwe strandwallen werden in de loop der eeuwen de open getijdegeulen afgesloten van de zee. Langs de kust ontstond toen een vrijwel gesloten barrière van strandwallen, waarop duinen tot zo’n 10 meter hoog ontstonden. De meeste van deze duinen, de zogenaamde Oude Duinen, zijn in de Middeleeuwen en later afgegraven. Op één van de weinige overgebleven duinen ligt de oude dorpskern van Rijswijk, waarbij het hoogste deel op drie meter boven NAP ligt.

Het dorp Rijswijk ontstond rond de 12e eeuw, toen de klei- en veengronden vanaf de huidige Van Vredenburchweg (één van de oudste strandwallen van Nederland) werden ontgonnen. De laaggelegen gebiedsdelen tussen en achter de duinenrijen waren zeer geschikt voor weidegrond of akkerbouw. In deze gebieden ontstond met name vanaf de 16e eeuw een hoge concentratie aan kastelen en buitenplaatsen met bijbehorende landerijen en gebouwen. Ofschoon het merendeel van de buitenplaatsen inmiddels is verdwenen, drukt de landgoederenzone nog steeds een stempel op Rijswijk. Rondom de Oude Kerk groeide het dorp Rijswijk, als centrum van voorzieningen, verder uit. Aanvankelijk was sprake van een natuurlijke groei met vrijliggende panden op diepe kavels, waarbij een min of meer aaneengesloten bebouwing ontstond aan weerszijden van de Herenstraat en aan de westzijde van de Kerklaan.

Vanaf de 19e eeuw werd in verband met de opkomende industrialisatie de infrastructuur verbeterd. Voor het dekken van de kosten werden tollen ingericht, onder meer ter plaatse van de Van Vredenburchweg. De stedelijke uitbreiding van Rijswijk begint rond 1900 met onder andere de realisatie van Leeuwendaal, Cromvliet en de Bomenbuurt. Deze uitbreiding wordt slechts onderbroken door de Tweede Wereldoorlog en de eerste naoorlogse jaren.

Na de Tweede Wereldoorlog was er in Rijswijk een groot te kort aan woningen. Onder leiding van burgemeester Bogaardt werden diverse stukken land aangekocht. Hierop werden nieuwe woonwijken gerealiseerd, zoals Ministerbuurt, Muziekbuurt, Artiestenbuurt, Kleurenbuurt en Spoorzicht. Maar ook parken, sportfaciliteiten en winkelcentra werden onder zijn leiding gerealiseerd. Het inwoneraantal van Rijswijk steeg tijdens de ambtsperiode van burgemeester Bogaardt daardoor van 23.000 tot 50.000 inwoners.

Vanaf de tweede helft van de 20e eeuw werd er op meer plaatsen in Rijswijk hoogbouw toegepast. Hiermee nam de hoogte van de bebouwing toe. Hieraan lag de voortdurende vraag naar woningen en de hoge grondprijs ten grondslag. Rijswijk kreeg een stedelijke uitstraling. Vanaf de jaren '70 en '80 van de vorige eeuw werden er veel eengezinswoningen gebouwd en daarmee ontstond een grotere diversiteit aan woningtypen. Vanaf de jaren '90 van de vorige eeuw vormt Rijswijk een onderdeel van het aaneengesloten stedelijk gebied van de agglomeratie van Den Haag.

2.2 Huidige situatie

Het plangebied ligt in het westen van Rijswijk, ten westen van de A4, in de wijk Steenvoorde. De wijk Steenvoorde is een naoorlogse wijk. De naoorlogse architectuur was gebaseerd op de Congrès Internationaux d'Architecture Moderne (CIAM) gedachte, waarbij functies gescheiden werden. Dit betekent dat er aparte wijken werden aangelegd voor wonen, werken en recreëren met daartussen brede ruime wegen met groenstroken. In de jaren '50 werden voornamelijk flats gebouwd bestaande uit twee, drie of vier verdiepingen. Door de nog steeds hoge woningnood in de jaren '60 werden hier hogere flats aan toegevoegd van zes verdiepingen. Deze worden afgewisseld met wat lagere bebouwing en eengezinswoningen. In de jaren '70 en '80 werden hier nog meer eengezinswoningen aan toegevoegd en ontstond er meer diversiteit in de wijk.

De wijk Steenvoorde bestaat uit vier deelgebieden: Hoekpolder, Ministerbuurt, Stervoorde en Presidentenbuurt. Het plangebied ligt in het deelgebied Stervoorde, zie figuur 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0603.bpgodfriedbomansst-VA01_0003.jpg"

Figuur 2.1: Wijkindeling Steenvoorde met plangebied rood omcirkeld (bron: bestemmingsplan 'Steenvoorde', ruimtelijkeplannen.nl)

Stervoorde is gebouwd tussen 1968-1972. De ontwikkeling ligt ten zuiden van de Dr. H.J. van Mooklaan. Hier zijn middel- en laagbouw in stroken parallel aan of haaks op elkaar geplaatst afgewisseld door eengezinswoningen. Aan de Dr. H.J. van Mooklaan zijn in de plint verschillende voorzieningen met hierboven woningen. Deze voorzieningen sluiten aan op een wijkwinkelcentrum aan de Henri Dunantlaan. Aan deze laan ligt ook basisschool Het Kristal, met ongeveer 240 leerlingen. De achterzijde van de basisschool grenst aan het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0603.bpgodfriedbomansst-VA01_0004.png"

Figuur 2.2: Omgeving van het plangebied, plangebied rood omlijnd (bron: GoogleMaps, 2022)

Op de locatie van de beoogde ontwikkeling stond voorheen de Wethouder Brederodeschool. Deze school is verplaatst naar de Goedendorplaan. Het schoolgebouw is reeds gesloopt en het terrein is gereed voor herontwikkeling. In het gebied is samen met de buurt een pannaveld gemaakt waar kinderen kunnen spelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0603.bpgodfriedbomansst-VA01_0005.jpg"

Figuur 2.3: Voormalige bebouwing van het schoolgebouw in 2010 (bron: GoogleStreetview, 2010)

afbeelding "i_NL.IMRO.0603.bpgodfriedbomansst-VA01_0006.jpg"

Figuur 2.4: Huidige invulling van het plangebied (bron: Weboma)

2.3 De beoogde ontwikkeling

Op de locatie van de voormalige basisschool gaat Weboma in opdracht van Rijswijk Wonen een appartementencomplex ontwikkelen met maximaal 34 woningen. Het gebouw wordt op de langste zijde geplaatst, van oost naar west, zodat er aan de noord- en zuidzijde ruimte overblijft voor gemeenschappelijke en openbare ruimten. De gemeenschappelijke en openbare ruimten betreffen de groenvoorzieningen. Het parkeren vindt plaats in de openbare ruimte, hier zijn voldoende bestaande parkeervoorzieningen. Zie hiervoor ook paragraaf 4.10.

De entree van het gebouw is aan de noordzijde. Aansluitend aan de entreehal is de berging, waar ook ruimte is voor scootmobiels en fietsen. Op de begane grond komen 4 appartementen van circa 75 m², 80 m² en twee van 105 m². De twee appartementen van 105 m2 kunnen in de toekomst gesplitst worden zodat er meer woningen (meer dan 31, maximaal 34) van gemaakt kunnen worden. Op de eerste, tweede en derde komen elk 9 appartementen van circa 50 m². De appartementen op de begane grond krijgen een eigen buitenruimte en alle bovengelegen appartementen beschikken over een eigen balkon. Alle buitenruimten zijn gericht op het zuiden. De galerij is aan de noordzijde.

De appartementen zijn met name geschikt voor starters en alleenstaanden. Daarnaast is er extra aandacht voor ouderen of minder mobiele personen, omdat het gebouw beschikt over een lift en genoeg bergingsruimte voor scootmobiels. Twee van deze woningen worden aangeboden als Mindervaliden(MIVA) woningen voor grote gezinnen waarvan één of meer gezinsleden een lichamelijke beperking hebben. Deze woningen kunnen in de toekomst gesplitst worden zodat er meer woningen (meer dan 31, maximaal 34) van gemaakt kunnen worden. Er komt geen gemeenschappelijke ruimte aan de Godfried Bomansstraat 2 zelf, maar er zijn plannen om een gemeenschappelijke ruimte te maken in de plint van de flat van Rijswijk Wonen aan de dr. H.J. van Mooklaan, recht tegenover de toekomstige hoofdingang van de nieuwbouw aan de Godfried Bomanstraat 2.

In het plan is veel aandacht voor duurzaamheid (zie hiervoor paragraaf 4.11). De duurzaamheidsstrategie bestaat uit drie delen: flexibiliteit, sociale duurzaamheid en duurzame materialen en klimaataanpassingen.

1. Flexibel wonen

De woningen kunnen gemakkelijk aangepast worden op verschillende wensen en huishoudens. Zo kunnen de appartementen op de begane grond samengevoegd worden tot twee appartementen en kunnen in verticale richting het appartement op de begane grond samengevoegd worden met die daarboven. Zo ontstaan er meer mogelijkheden voor stellen en gezinnen met kinderen.

2. Sociale duurzaamheid

In het plan wordt een actief participatietraject ingezet waarin huidige en nieuwe bewoners worden betrokken bij het ontwerp proces van de tijdelijke en definitieve invulling van het terrein. Dit wordt gedaan zodat de ontwikkeling collectief gebruikt gaat worden en een plek kan zijn waar men elkaar ontmoet in een veilige en groene omgeving met sociale controle.

3. Duurzame materialen en klimaataanpassingen

Op verschillende manieren wordt in het plan gebruik gemaakt van duurzame materialen en klimaataanpassingen. Zo komen er zonnepanelen op het dak gericht op het zuidoosten. Voor de parkeervoorzieningen wordt gebruik gemaakt van waterdoorlatende tegels. Op de luifel ter plaatse van de entree wordt een groen dak toegepast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0603.bpgodfriedbomansst-VA01_0007.png"Figuur 2.5: Plattegrond van het plangebied (bron: Formhet, 2022)

afbeelding "i_NL.IMRO.0603.bpgodfriedbomansst-VA01_0008.png"

Figuur 2.6: Impressie noordgevel (bron: Weboma, 2022)

afbeelding "i_NL.IMRO.0603.bpgodfriedbomansst-VA01_0009.png"

Figuur 2.7: Impressie zuidgevel (bron: Weboma, 2022)

Inpasbaarheid

De beoogde ontwikkeling gaat uit van een appartementencomplex met 34 woningen. Dit sluit qua functie aan bij het woonmilieu in de omgeving. Qua architectuur is aansluiting gezocht met de omgeving, qua volume en uitstraling. Hierbij wordt het omliggende bestaande groen zoveel mogelijk behouden.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De omgevingsvisie is één van de instrumenten van de Omgevingswet, die naar verwachting 2023 in werking treedt. Het is een verplicht onderdeel voor elk bestuursorgaan, zowel het rijk, de provincie als de gemeente. Hierin beschrijven ze hun lange termijn visie voor de hele fysieke leefomgeving en hun grondgebied. De nationale omgevingsvisie (NOVI) 'Duurzaam perspectief voor onze samenleving' gaat ervan uit dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo worden in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes gemaakt. Vier prioriteiten staan hierin centraal:

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio's;
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Binnen deze prioriteiten worden drie afwegingsprincipes gehanteerd, die helpen om beleidskeuzes te maken. Dit zijn:

  • Combinaties van functies hebben voorrang op enkelvoudige functies;
  • Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
  • Afwentelen wordt voorkomen.

Tot het moment dat de Omgevingswet ingaat (verwacht 1 januari 2024) geldt de omgevingsvisie als structuurvisie en zijn ruimtelijke belangen geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het Rijksbelang opgenomen dat verstedelijking op duurzame wijze plaatsvindt. Wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt moet er getoetst worden aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) (2012)

Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt niet alleen regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, maar stelt ook regels die in bestemmingsplannen moeten worden opgenomen.

Toetsing

De beoogde ontwikkeling heeft geen raakvlakken met beleid en de regels op Rijksniveau.

afbeelding "i_NL.IMRO.0603.bpgodfriedbomansst-VA01_0010.jpg"

Figuur 3.1: Uitsnede Barro, plangebied bij punt (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking (Bro 2012, actualisering 2017)

Ieder ruimtelijk plan dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, moet een verantwoording bevatten van de ladder voor duurzame verstedelijking (art. 3.1.6. lid 2 Bro). De ladder voor duurzame verstedelijking is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik. Voor projecten binnen bestaand stedelijk gebied moet de behoefte worden beschreven. Voor projecten buiten bestaand stedelijk gebied moet ook worden gemotiveerd waarom niet binnenstedelijk in de behoefte kan worden voorzien. Dit is een locatie binnen bestaand stedelijk gebied.

Wel of geen stedelijke ontwikkeling

De ladder is van toepassing als een plan wordt aangemerkt als 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Of er sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. De geldende bestemming is hierbij vertrekpunt.

Uit jurisprudentie blijkt dat meer dan 11 woningen of een functiewijziging van meer dan 500 m2 kan worden gezien als stedelijke ontwikkeling. Met dit bestemmingplan worden maximaal 34 woningen mogelijk gemaakt.

Binnen het plangebied geldt de bestemming 'Maatschappelijk'. Binnen deze bestemming zijn maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Er worden niet meer maatschappelijke voorzieningen mogelijk gemaakt, dan nu op basis van het bestemmingsplan is toegestaan. Dit onderdeel is daarom geen stedelijke ontwikkeling. Wel worden er meer dan 11 woningen mogelijk gemaakt. Hiermee is er sprake van een stedelijke ontwikkeling.

Beschrijving Woningbehoefte

De woningbehoefte blijkt uit onderstaande rapporten en onderzoeken.

Woningbehoefteraming (WBR 2021)

De behoefte blijkt uit de provinciale woningbehoefteraming (WBR). Bij de bepaling van de behoefte (gewenste woningvoorraadgroei) wordt gewerkt met twee demografisch gestuurde ramingen: 'binnenlands migratiesaldo nul' (WBR) en 'binnenlands migratiesaldo trendmatig' (TR). De provincie stelt eens in de drie jaren het hoogste aantal woningen per regio vast als standaard voor de onderbouwing van de woningbehoefte.

De WBR 2019 ging nog uit van 57.420 woningen in de periode 2020 tot 2030. Uit de Woningbehoefteraming 2021 blijkt dat in de regio Haaglanden in de periode 2021 t/m 2030 nog 80.900 woningen nodig zijn. De regionale woningbehoefte komt circa 23.500 woningen (41%) hoger uit dan de prognose uit 2019.

afbeelding "i_NL.IMRO.0603.bpgodfriedbomansst-VA01_0011.png"

Figuur 3.2: Prognose gewenste toename woningvoorraad (bron: WBR 2021 Provincie Zuid-Holland)

Er moet ook rekening worden gehouden met planuitval. De provincie gaat ervan uit dat er 30% meer woningen moeten worden gepland om uiteindelijk in 100% van de behoefte te kunnen voorzien.

Behoefte naar sociale huurwoningen

In de gemeente Rijswijk duurt het gemiddeld 6 jaar en 10 maanden vanaf het moment van inschrijving tot het vinden van een sociale huurwoning. De actieve zoekperiode is korter, namelijk gemiddeld 4 jaar en 3 maanden (bron: NOS)

Woonvisie Rijswijk 2015-2025, actualisatie 2021

Op 26 november 2015 is de nieuwe gemeentelijke woonvisie 'Vertrouwd Stedelijk Wonen in Rijswijk' vastgesteld. Hierin zijn de uitgangspunten en ambities voor het wonen tot 2025 beschreven. De woonvisie is in 2021 geactualiseerd gelet op de huidige woningmarktsituatie. De vraag naar woningen is groot en het aanbod blijft achter. De doorstroming stagneert. Voor veel mensen is het vinden van een (andere) woning erg lastig. Veel mensen wonen nu in niet ideale woonomstandigheden. Als gevolg van de woningtekorten ziet de gemeente almaar oplopende huur- en koopprijzen. Vooral in het segment van de lagere middenhuur (tot ca. € 1000,-) zijn grote tekorten. Ook de vraag naar huurwoningen in het sociale segment (< €752) blijft onverminderd groot.

De nieuwe ambities zijn:

  • De komende jaren een fors aantal woningen toevoegen.
  • Zorgen voor een woningvoorraad waarin alle doelgroepen voldoende aan bod komen.
  • Prioriteit aan het toevoegen van middeldure huur- en koopwoningen.
  • De doelgroepenvoorraad beperkt uitbreiden. Het aandeel in de totale voorraad neemt af.
  • De leefbaarheid en sociale cohesie in wijken verbeteren en zorgen voor een meer gemêleerde woningvoorraad.

Het streven om de woningvoorraad veelzijdiger te maken is in onderstaande tabel vertaald naar streefpercentages per prijssegment voor 2030.

afbeelding "i_NL.IMRO.0603.bpgodfriedbomansst-VA01_0012.png"

Figuur 3.3: Streefpercentages woningvoorraad

Alle appartementen worden verhuurd in het sociale huur segment. Op de begane grond komen 4 appartementen van circa 75 m², 80 m² en twee van 105 m². Op de eerste, tweede en derde komen elk 9 appartementen van circa 50 m². De appartementen zijn met name geschikt voor starters en alleenstaanden. Daarnaast is er extra aandacht voor ouderen of minder mobiele personen, omdat het gebouw beschikt over een lift en genoeg berging voor scootmobiels. Twee van deze woningen worden aangeboden als Mindervaliden(MIVA) woningen voor grote gezinnen waarvan één of meer gezinsleden een lichamelijke beperking hebben.

Prestatie afspraken 2022-2025: Samenwerken aan wonen in Rijswijk

In februari 2022 hebben de gemeente Rijswijk, Vidomes, Rijswijk Wonen en de huurdersorganisaties afspraken gemaakt voor de komende vier jaar over het toegankelijk houden van de woningmarkt voor alle Rijswijkers. In deze prestatieafspraken staat de locatie Godfried Bomansstraat met 24 á 32 appartementen opgenomen als gepland nieuwbouwproject.

Woningmarktafspraken regio Haaglanden

De gemeenten in Haaglanden hebben met de in Haaglanden opererende woningcorporaties en de Provincie Zuid-Holland afgesproken Nieuwe (regionale) woningmarktafspraken op te stellen. Deze afspraken gaan over de woningbouwopgave van de afzonderlijke gemeenten in deze regio voor de periode 2019 t/m 2029 en specifiek over voldoende betaalbare woningvoorraad. De inzet van Rijswijk is om in de periode 2019 t/m 2029 ruim 5.700 woningen toe te voegen. Het regionale Tussenakkoord waarin de aantallen woningen voor alle gemeenten is vastgelegd is ondertekend in december 2021.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Zuid-Holland (geconsolideerd 13 april 2022)

Met het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Toekomstige beleidsvernieuwing biedt kansen voor verbeteringen in Zuid-Holland. De provincie heeft hiervoor 7 vernieuwingsambities geformuleerd. Deze ambities dienen als stip op de horizon:

  • 1. Samen werken aan Zuid-Holland: inwoners, organisaties en bedrijven in een vroeg stadium betrekken bij besluiten;
  • 2. Bereikbaar Zuid-Holland: efficiënt, veilig en duurzaam over weg, water en spoor;
  • 3. Schone energie voor iedereen: op zoek naar schone energie, haalbaar en betaalbaar voor iedereen;
  • 4. Een concurrerend Zuid-Holland: diversiteit, de economische kracht van Zuid-Holland;
  • 5. Versterken natuur in Zuid-Holland: een aantrekkelijk landelijk gebied draagt bij aan de kwaliteit van de leefomgeving;
  • 6. Sterke steden en dorpen in Zuid-Holland: versnellen van de woningbouw met behoud van ruimtelijke en sociale kwaliteit;
  • 7. Gezond en veilig Zuid-Holland: beschermen en bevorderen van een gezonde, veilige leefomgeving.


Deze ambities zijn vertaald in beleidskeuzes voor de fysieke leefomgeving. Voor de beoogde ontwikkeling zijn de volgende opgaven relevant:

Verstedelijking

De provincie streeft naar een compact, samenhangend en kwalitatief hoogwaardig bebouwd gebied en wil de bebouwde ruimte daarom beter benutten. De provincie zet in op verdichting, concentratie, diversiteit en specialisatie binnen het bestaand stads- en dorpsgebied, en ten tweede op een hiërarchie van complementaire knooppunten en centra met een goede onderlinge bereikbaarheid.

De provincie hanteert de volgende uitgangspunten voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen:

  • Bouw naar behoefte;
  • Bouw binnen bestaand stads- en dorpsgebied;
  • Bouw georiënteerd op hoogwaardig openbaar vervoer; versterk de langzaam vervoersrelaties; houdt rekening met de gevolgen van de ontwikkeling voor de bereikbaarheid;
  • Benut het netwerk van stedelijke centra en knooppunten;
  • Bouw toekomstbestendig; houd rekening met energietransitie, natuurinclusiviteit, klimaatadaptie en een gezonde leefomgeving;
  • Bouw voldoende betaalbare woningen.

Toetsing

Het plangebied ligt binnen het bestaand stedelijk gebied. De ontwikkeling betreft de ontwikkeling van maximaal 34 woningen. Sinds het verhuizen van de basisschool is de locatie niet in gebruik. De ontwikkeling maakt woningen mogelijk voor onder andere jongeren, ouderen en alleenstaanden. Dit zijn groepen die moeite hebben met het vinden van passende huisvesting. Daarbij wordt de omgeving rondom het gebouw aantrekkelijk, gebruiksvriendelijk en groen ingericht zodat niet alleen de nieuwe bewoners er gebruik van kunnen maken, maar ook de omwonenden.

3.2.2 Omgevingsverordening Zuid-Holland (geconsolideerd 20 april 2019)

De omgevingsvisie Zuid-Holland is vertaald in de Omgevingsverordening Zuid-Holland. Hierin staan regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving in de provincie. Artikel 6.9 betreffende de ruimtelijke kwaliteit is van toepassing.

Artikel 6.9 Ruimtelijke kwaliteit

1. Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende

voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:

  • a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
  • b. als de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar wijziging op structuurniveau voorziet (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:
    • 1. zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart; en
    • 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid;
  • c. als de ruimtelijke ontwikkeling niet past bij de bestaande gebiedsidentiteit (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door:
    • 1. een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht is besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart; en
    • 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid.

Artikel 6.10 Stedelijke ontwikkelingen

  • 1. Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:
    • a. de toelichting van het bestemmingsplan gaat in op de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking overeenkomstig artikel 3.1.6, tweede, derde en vierde lid van het Besluit ruimtelijke ordening;
    • b. Indien in de behoefte aan de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied kan worden voorzien en voor zover daarvoor een locatie groter dan 3 hectare nodig is, wordt gebruik gemaakt van grote buitenstedelijke bouwlocaties waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 19 in bijlage II en wordt rekening gehouden met de voor deze locaties opgenomen gegevens en criteria in bijlage X.
  • 2. Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling met de functie wonen mogelijk maakt voorziet in voldoende sociale huurwoningen. Onder voldoende wordt in ieder geval verstaan wat hierover is vastgelegd in de geldende door Gedeputeerde Staten aanvaarde regionale woonvisie.
  • 3. Gedeputeerde staten kunnen bij de vaststelling van een regionaal woningbouwprogramma, aangeven in hoeverre de ladder voor duurzame verstedelijking op regionaal niveau geheel of gedeeltelijk is doorlopen, mits het regionaal woningbouwprogramma past in de regionale woonvisie en de regionale woonvisie een uitwerking bevat van de in de provinciale omgevingsvisie genoemde doelstellingen. In de toelichting van het bestemmingsplan kan in dat geval worden verwezen naar de regionale woonvisie en het regionale woningbouwprogramma bij de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling, als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening.
  • 4. Gedeputeerde staten kunnen een regionale visie voor wonen of bedrijventerreinen vaststellen. Een bestemmingsplan bevat geen bestemmingen die in strijd zijn met de door gedeputeerde staten vastgestelde regionale visie.

Als een gemeente een ruimtelijke ontwikkeling wil realiseren, wordt op grond van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) de ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ doorlopen. Toepassing is ook van provinciaal belang.

Toetsing

Binnen de beoogde ontwikkeling is sprake van een vorm van aanpassen (sub b), omdat de ontwikkeling de ontwikkeling van een appartementencomplex met 34 woningen betreft. De huidige bestemming staat alleen maatschappelijke functies toe. Hiermee is er sprake van een wijziging op structuurniveau. De ontwikkeling vindt plaats in een woonwijk en de ontwikkeling past daarmee binnen de bestaande gebiedsidentiteit. Derhalve voldoet de ontwikkeling aan de eisen voor ruimtelijke kwaliteit.

De ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ is doorlopen in paragraaf 3.1.3.

3.2.3 Kwaliteitskaart

De provincie stuurt op behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit, als onderdeel van de kwaliteit van de leefomgeving. Ruimtelijke kwaliteit is het evenwicht en samenspel van toekomstwaarde, gebruikswaarde en belevingswaarde. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten niet alleen functioneel zijn, maar ook duurzaam houdbaar (of bewust tijdelijk) en in hun uiterlijke verschijning op een positieve manier bijdragen aan de kwaliteit van de omgeving. Ruimtelijke kwaliteit begint met het kiezen van de juiste plek voor nieuwe ontwikkelingen.

Toetsing

Op het plangebied is de laag 'steden en dorpen' van toepassing (zie figuur 3.4). Bij steden en dorpen moeten ontwikkelingen bijdragen aan de karakteristieke kenmerken en identiteit van stad, kern of dorp.

afbeelding "i_NL.IMRO.0603.bpgodfriedbomansst-VA01_0013.png"

Figuur 3.4: Uitsnede van de Kwaliteitskaart met plangebied rood omlijnd (bron: https://www.zuid-holland.nl/onderwerpen/ruimte/ruimtelijke/kwaliteitskaart/)

Het bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van maximaal 34 woningen mogelijk. Dit sluit aan bij de woonfunctie van de wijk.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Stadsvisie Rijswijk 2030 (vastgesteld 27 september 2016)

In de Stadsvisie staan de keuzes en ambities voor de gemeente Rijswijk voor de periode tot 2030. In deze Stadsvisie worden de veranderingen en ambities per pijler omschreven:

  • Betrokken bewoners pakken kansen
  • Groene buitenplaats voor stedelijk wonen
  • Innovatieve katalysator van de regionale economie.

De pijler 'Groene buitenplaats voor stedelijk wonen' gaat met name in op de ruimtelijke ordening. In Rijswijk is het stedelijk en ontspannen wonen. De inrichting is groen en er is diversiteit aan verschillende soorten woningen voor verschillende doelgroepen. Er is veel aandacht voor duurzaamheid en de openbare ruimte is aantrekkelijk en gericht op verblijven en ontmoeten. Met herontwikkeling van oude panden en nieuwbouw in het bebouwde gebied worden meer woningen gerealiseerd. Door in te zetten op verschillende woonmilieus kan zo een evenwichtige bevolking opgebouwd worden met verschillende leeftijden, achtergronden en inkomensniveaus.

Toetsing

Het pand aan de Godfried Bomansstraat verloor haar functie na het verhuizen van de basisschool die daar gevestigd was. Het gebouw is reeds gesloopt en klaar voor herontwikkeling. Op deze locatie wil Weboma samen met Rijswijk Wonen een appartementencomplex realiseren met maximaal 34 woningen. De ruimte om het gebouw heen wordt groen inricht met veel aandacht voor sociale duurzaamheid. Zo komen er meerdere ontmoetingsplekken voor de bewoners en de omwonenden. Het gebouw kan flexibel worden ingericht, waardoor het aantrekkelijk is voor verschillende groepen, zoals alleenstaanden, ouderen en jonge gezinnen. Hiermee sluit de ontwikkeling aan bij de ambitie om binnenstedelijk te ontwikkelen en verschillende woonmilieus toe te passen.

3.3.2 Woonvisie Rijswijk 2015-2025 , actualisatie 2021

Op 26 november 2015 is de gemeentelijke woonvisie 'Vertrouwd Stedelijk Wonen in Rijswijk' vastgesteld. Hierin zijn de uitgangspunten en ambities voor het wonen tot 2025 beschreven. De woonvisie is in 2021 geactualiseerd gelet op de huidige woningmarktsituatie. Het is crisis op de woningmarkt. De vraag naar woningen is groot en het aanbod blijft achter. De doorstroming stagneert. Voor veel mensen is het vinden van een (andere) woning erg lastig. Veel mensen wonen nu in niet ideale woonomstandigheden. Als gevolg van de woningtekorten ziet de gemeente almaar oplopende huur- en koopprijzen. Vooral in het segment van de lagere middenhuur (tot ca. € 1000,-) zijn er grote tekorten.

De nieuwe ambities zijn:

  • De komende jaren een fors aantal woningen toevoegen.
  • Zorgen voor een woningvoorraad waarin alle doelgroepen voldoende aan bod komen.
  • Prioriteit aan het toevoegen van middeldure huur- en koopwoningen.
  • De doelgroepenvoorraad beperkt uitbreiden. Het aandeel in de totale voorraad neemt af.
  • De leefbaarheid en sociale cohesie in wijken verbeteren en zorgen voor een meer gemêleerde woningvoorraad.

Het streven om de woningvoorraad veelzijdiger te maken is figuur 3.5 vertaald naar streefpercentages per prijssegment voor 2030.

afbeelding "i_NL.IMRO.0603.bpgodfriedbomansst-VA01_0014.png"

Figuur 3.5: Streefpercentages woningvoorraad

Toetsing

Rijswijk wil de komende jaren haar woningvoorraad vergroten. Het plan voorziet in de ontwikkeling van maximaal 34 woningen in een woonwijk waar voorheen een basisschool stond. Sinds het verhuizen van de basisschool heeft de locatie geen nieuwe functie gekregen. Het gebouw wordt flexibel ingericht zodat er woningen ontstaan voor verschillende doelgroepen. De omgeving rondom het gebouw wordt ingericht met privé-, gedeelde- en gemeenschappelijke (openbare) ruimte. Hierbij wordt veel aandacht besteed aan sociale duurzaamheid door verschillende ontmoetingsplekken te realiseren. Hiermee sluit de ontwikkeling aan bij de speerpunten en ambities uit de woonvisie.

3.3.3 Meerjarenactieplan 2016-2018 bestuurlijke opgave duurzaamheid (augustus 2016)

Rijswijk wil haar gemeente de komende jaren gaan verduurzamen. Hiervoor zijn vijf ambities opgesteld:

  • 1. Energieverbruik verminderen
  • 2. Biodiversiteit vergroten
  • 3. Milieukwaliteit (lucht en geluid) verbeteren
  • 4. Klimaatbestendig maken van de stad
  • 5. Afvalstromen verminderen

De gemeente wil inzetten op het gebruik van duurzame energiebronnen, het verbeteren van de kwaliteit van het openbaar groen en deze ook gebruiken om de stadsnatuur te ontwikkelen en te zoeken naar ruimte voor water volgens het principe vasthouden-bergen-afvoeren, zodat wateroverlast, watertekort en hittestress kunnen worden verminderd en het leefklimaat in de stad kan worden verbeterd.

Toetsing

De ontwikkeling houdt op verschillende manieren rekening met duurzaamheid. Er wordt gebruik gemaakt van duurzame materialen en klimaataanpassingen. Op het dak komen zonnepanelen en de rest van het dak krijgt een groene invulling. In en rondom het plangebied staan veel bomen. Deze worden zoveel mogelijk behouden om hittestress tegen te gaan en biodiversiteit te behouden. Daarnaast heeft in paragraaf 4.11 een uitgebreide toetsing plaatsgevonden.

3.3.4 Groenbeleidsplan (vastgesteld 16 februari 2010)

Rijswijk heeft een groen imago en is een groene woon- en werkstad midden in Haaglanden. Rijswijk is een stad met twee belangrijke parkgebieden: de landgoederenzone in het noorden en de stadsparkzone in het zuiden. Dit zijn gebieden met een eigen groene identiteit die door hun omvang ook belangrijk zijn in de regionale groenstructuur. Door de bebouwde kom van Rijswijk lopen meerdere groene aders die in vorm, omvang en uiterlijk sterk van elkaar verschillen. Deze groene aders verbinden de landgoederenzone en de stadsparkzone met elkaar. Dat groen is in Rijswijk belangrijk, want door groen krijgt de stad een prettig woon-, leef en werkgebied en zorgt groen voor een gezond klimaat in de stad.

Toetsing

Het plangebied is onderdeel van deelgebied N: Stervoorde, Hoekpolder. In het groenbeleid wordt niet ingegaan op de locatie en deze is niet aangemerkt als groenstructuur (zie figuur 3.5).

Momenteel is er veel groen aanwezig op de locatie. Om de rand is een bomenstructuur en rondom het gesloopte gebouw ligt gras. Uit de stedenbouwkundige verkenning blijkt dat er veel open groengebieden zijn in de wijk en het gebied rondom de Godfried Bomansstraat. Echter bestaat het merendeel van de groenvoorzieningen uit kijkgroen en hebben omwonenden weinig mogelijkheden om actief gebruik te maken van het groen.

Er zal in het project worden ingezet op het behouden van de bestaande bomen om de biodiversiteit en milieukwaliteit te behouden. Daarbij wordt er gelet op het belang om de voordelen van het groene landschap uit te breiden door de groene open plekken in de buurt van de bomen een functioneel en recreatief karakter te geven.1 

afbeelding "i_NL.IMRO.0603.bpgodfriedbomansst-VA01_0015.png"

Figuur 3.6: Deelgebied N: Stervoorde en Hoekpolder, plangebied rood omcirkelt (bron: Groenbeleidsplan 2010-2020)

3.3.5 Mobiliteitsprogramma 2040

Economische groei leidt tot mobiliteit en mobiliteit leidt tot economische groei, tot een bepaald punt. In de Randstad en dus ook in Rijswijk is het punt bereikt dat dit geen vanzelfsprekendheid meer is. Het Mobiliteitsprogramma Rijswijk 2040 zet de lijnen uit waarlangs de mobiliteit in Rijswijk zich zou moeten ontwikkelen om in de toekomst als stad bereikbaar, leefbaar en verkeersveilig te zijn.

De opgave binnen de gemeente is het volgende:

  • Toenemende drukte en verstedelijking
  • Negatieve effecten van mobiliteit: toenemende verkeersonveiligheid, slechte luchtkwaliteit en geluidshinder.

Binnen de gemeente wordt er geprioriteerd volgens het STOMP-principe. (STOMP: S=stappen, lopen, T=trappen, fietsen, O=openbaar vervoer, M= Mobility as a service, deelmobiliteit en P=privéauto). Daarbij gaat de voetganger voor de fiets, de fiets voor het openbaar vervoer en het openbaar vervoer voor de auto. Bijvoorbeeld: als een hoofdnet fiets een hoofdnet auto kruist, heeft het hoofdnet fiets voorrang. Deelmobiliteit heeft bovendien de voorkeur boven eigen autobezit.

Toetsing

In paragraaf 4.10 wordt ingegaan op het aspect mobiliteit. Voor de beoogde ontwikkeling hoeven geen parkeerplaatsen aangelegd te worden op eigen terrein. Aangezien er in de omgeving binnen een straal van 100 meter vanaf het plangebied voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn in de openbare ruimte. Hierdoor wordt aangesloten bij het gemeentelijk mobiliteitsprogramma.

3.3.6 Nota Parkeernormen gemeente Rijswijk 2011 (vastgesteld 8 februari 2011)

Op 8 februari 2011 heeft de gemeenteraad de gemeentelijke Nota Parkeernormen vastgesteld. De nota is opgesteld om in de toekomst voldoende parkeergelegenheid te kunnen houden en duidelijkheid te krijgen over de implementatie van de parkeernormen. De nota is het toetsingskader voor de komende jaren. Het parkeerbeleid is tevens vastgelegd in het bestemmingsplan ‘Parapluherziening parkeernormering Rijswijk’ (vastgesteld op 12 juni 2018). Door herziening van de bijlagen bij de nota kan de komende jaren flexibel worden ingespeeld op bijvoorbeeld maatschappelijke trends of een gewijzigde beleidsvisie. Momenteel wordt gewerkt aan een nieuwe versie van de Nota Parkeernormen op basis van voortschrijdende inzichten. Het gebruik van parkeernormen heeft tot doel een zodanig aantal parkeerplaatsen voor nieuwe ontwikkelingen (of bij uitbreidingen) voor te schrijven, dat de plaatsen voorzien in de vooraf in te schatten parkeervraag. Daarmee moet worden voorkomen dat door aanleg van te weinig parkeerplaatsen een tekort en daarmee parkeeroverlast ontstaat. Tevens voorkomen de normen dat te veel parkeerplaatsen worden aangelegd, waardoor de automobiliteit gestimuleerd wordt en de leefbaarheid nadelig wordt beïnvloed.

Toetsing

In paragraaf 4.10 wordt verder ingegaan op het parkeerbeleid. Voor de beoogde ontwikkeling wordt in afstemming met de gemeente afgeweken van de parkeernormen. De parkeerbehoefte van de beoogde ontwikkeling is 31 parkeerplaatsen.

3.3.7 Structuurvisie mobiliteit (inwerkingtreding 14 juni 2011)

In de Structuurvisie mobiliteit 2020 worden tien kernpunten benoemd die verdeeld zijn onder drie thema’s: ‘Bereikbaarheid’, ‘Verkeersveiligheid’, en ‘Leefbaarheid’. Deze zijn opgesteld aan de hand van de nieuwste inzichten over mobiliteit, interne beleidsplannen, het beleid van omliggende gemeenten en uitkomsten van de enquêtes die onder belanghebbenden, burgers en raadsleden zijn verspreid. Voor onderhavig initiatief zijn de thema’s bereikbaarheid en leefbaarheid van belang.

Bereikbaarheid

Bij programmatische ontwikkelingen, zoals nieuwe woningen, kantoren of winkelvoorzieningen, ontstaat nieuwe vraag naar mobiliteit en infrastructuur. De structuurvisie mobiliteit legt de koppeling tussen deze ontwikkelingen en de benodigde extra infrastructuur om de mobiliteitseffecten van deze ontwikkelingen op te vangen. Daarnaast geeft de structuurvisie de gemeente ook bevoegdheden op grond van afdeling 6.4 van de Wro voor het verevenen van (bovenplanse) kosten c.q. het opleggen van een bijdrage.

Leefbaarheid

De parkeerdruk neemt de laatste decennia toe door groei van het autobezit en toename van het gebruik van de auto. Er worden meer locaties met de auto bezocht en er zijn meer parkeerplaatsen nodig om dit te faciliteren. Door de toenemende parkeerdruk komt het functioneren van gebieden en met name de economische centra, onder druk te staan. Het is daarom nodig om prioriteiten te stellen en maatregelen te nemen om de huidige situatie te verbeteren en in te springen op de toekomstige problemen. In dit licht is het parkeerbeleid aangepast. Uitgangspunt is dat de geldende parkeereis op eigen terrein wordt voorzien.

Toetsing

Het plangebied is goed bereikbaar met de auto, fiets, te voet en met het openbaar vervoer. De inrichting van de openbare ruimte bevordert het gebruik van de locatie als door looproute door de wijk. De parkeerbehoefte wordt in de openbare ruimte opgelost.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 M.e.r.-(beoordelings)plicht

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op; een oppervlakte van 100 hectare of meer, of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat. De beoogde ontwikkeling bestaat uit de ontwikkeling van maximaal 34 woningen. De ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde.

Alhoewel de beoogde ontwikkeling onder de drempelwaarde blijft is middels een aanmeldingsnotitie onderzocht of sprake is van belangrijke nadelige milieueffecten. Het bevoegd gezag dient op basis hiervan een m.e.r-beoordelingsbeslissing te nemen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is. Deze beslissing wordt als bijlage in dit bestemmingsplan opgenomen (bijlage 1).

4.2 Cultuurhistorie en archeologie

Toetsingskader

De Nederlandse bodem zit vol met archeologische waarden. Met de ondertekening van het Europese verdrag van Valletta in 1992, een verdrag over behoud en beheer van het archeologische erfgoed, hebben de lidstaten zich tot doel gesteld het bodemarchief te beschermen. Met ingang van 1 september 2007 is het Verdrag van Valletta geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving door middel van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz), waardoor het verdrag een juridisch fundament kreeg. Deze wijzigingswet heeft onder meer wijzigingen aangebracht in de Monumentenwet 1988. De Monumentenwet is op 1 juli 2016 deels (met een overgangstermijn tot de Omgevingswet) vervangen door de Erfgoedwet. Deze wet handelt over het aanwijzen van te beschermen cultureel erfgoed. Naast de Monumentenwet vervangt de Erfgoedwet ook andere wetten zoals de Wet tot behoud van cultuurbezit. De Erfgoedwet kent een aantal nieuwe bepalingen. Het gaat om het vaststellen van een gemeentelijke erfgoedverordening en het bijhouden van een erfgoedregister. Ook dienen burgemeester en wethouders het voornemen om hun cultuurgoederen en verzamelingen te vervreemden bekend te maken. De Erfgoedwet bevat bovendien diverse veranderingen met lokale gevolgen, zoals de vervanging van de landelijke aanwijzing van beschermde stads- en dorpsgezichten door een rijksinstructie aan gemeenten. Onderdelen van de Monumentenwet 1988 die in 2024 naar de Omgevingswet overgaan, blijven van kracht tot die wet in werking treedt. De vuistregel voor de verdeling tussen de Erfgoedwet en de nieuwe Omgevingswet is:

Roerend cultureel erfgoed en de aanwijzing van rijksmonumenten staan in de Erfgoedwet;

De aanwijzing van ruimtelijk cultureel erfgoed (stads- en dorpsgezichten en cultuurlandschappen) en de omgang met het cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving komen in de Omgevingswet.

Onderzoek

Cultuurhistorie

Het plangebied is niet aangemerkt als een cultuurlandschap, historische infrastructuur of monument op basis van de Cultuurhistorische Waardenkaart (Tussen oud en nieuw, Actualisering nota cultureel erfgoed gemeente Rijswijk), zie figuur 4.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0603.bpgodfriedbomansst-VA01_0016.png"

Figuur 4.1: Uitsnede van de cultuurhistorische waardenkaart met plangebied rood omlijnd (bron:

https://www.rijswijk.nl/sites/default/files/cultuurhistorische_waardenkaart_met_coordinaten.pdf)

Archeologie

Volgens het vigerende bestemmingsplan heeft het gehele plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3'. Op deze gronden mag alleen worden gebouwd als de werkzaamheden geen onevenredige gevolgen hebben voor aanwezige archeologische waarden, of als er voldoende maatregelen worden getroffen om aanwezige archeologische waarden te beschermen.

De beoogde nieuwbouw en (grond)werkzaamheden vormen mogelijk een bedreiging voor de aanwezige archeologische waarden. Door middel van een bureauonderzoek (Econsultancy, 18 februari 2021, nummer 13588.001) zijn de bekende en te verwachten archeologische waarden binnen het plangebied geïnventariseerd. Het rapport is toegevoegd als bijlage 2. Uit dit onderzoek blijkt dat het plangebied een hoge archeologische verwachting heeft voor bewoningssporen en sporen van landgebruik uit de Romeinse tijd en late Middeleeuwen en een hoge verwachtingswaarde voor sporen van landgebruik uit de Nieuwe tijd. Het archeologisch niveau betreft de top van de Gantel-geulafzettingen, op een diepte van 1,4 tot 1,6 m -mv. Bij de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied wordt niet dieper dan circa 1 m gegraven. Het archeologisch niveau wordt alleen geroerd door het aanbrengen van heipalen.

Aanvullend is een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd om de gespecificeerde archeologische verwachting zoals vermeld in het bureau- en booronderzoek aan te vullen en te toetsen. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 3.

Uit het onderzoek blijkt dat de bodemopbouw vergelijkbaar is met de verwachting op basis van het vooronderzoek. Er is een pakket recent opgebracht zand met klei- en veenbrokjes aangetroffen van 1,20 – 1,90 m dik met lokaal diepere insnijdingen in de natuurlijke lagen. Daaronder is een redelijk intacte bodemopbouw aangetroffen bestaande uit Gantelafzettingen waarbij in de bovenste ca. 20 -30 cm bodemvorming te zien is. Tussen deze lagen in nog een 20 cm dikke laag te zien met sporen van doorworteling.

Er zijn tijdens het onderzoek geen archeologisch relevante sporen aangetroffen. Wel is een aantal sporen aangetroffen die direct als recent antropogeen konden worden aangemerkt (betonpalen, opgespoten zand).

Conclusies

Cultuurhistorie

Het aspect cultuurhistorie staat de ontwikkeling niet in de weg.

Archeologie

Volgens de waardering op KNA voorgeschreven wijze krijgt het plangebied een lage waardering en is niet behoudenswaardig. Het selectieadvies is daarom dan ook om het plangebied vrij te geven voor verdere ontwikkeling en is vervolgonderzoek niet noodzakelijk. Het definitieve selectiebesluit zal worden genomen door de bevoegde overheid, de gemeente Rijswijk.

4.3 Bodem

Toetsingskader

Wettelijk kader

Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (hierna: Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen. Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige)

verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging én de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld welke gevolgen dit heeft.

Wet bodembescherming

De Wbb regelt zaken rond bodembescherming en bodemsanering. Vertrekpunt van de Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie. De wettelijke doelstelling is functiegericht saneren. De wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de

(im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:

  • a. het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;
  • b. het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging;
  • c. het wegnemen van actuele risico's.

Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem. Het is niet altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.

Onderzoek

Bodemkwaliteit

Het plangebied ligt in een gebied omsloten door de Albert Schweitzerlaan, de Petronella Voutestraat, de Henri Dunantlaan en de Doctor H.J. van Mooklaan. Het plangebied ligt in wijk Steenvoorde en is niet gelegen in een milieubeschermingsgebied voor grondwater. Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Rijswijk blijkt dat het plangebied is gelegen in zone Woon west. De algemene bodemkwaliteit van de boven- en ondergrond zijn respectievelijk geclassificeerd als klasse Wonen en Achtergrondwaarde.

Ten behoeve van de ontwikkeling is een verkennend bodemonderzoek conform de NEN 5740 uitgevoerd (Inventerra, 7 september 2016, projectnummer 16-2200-R01AvH). Het onderzoek is opgenomen als bijlage 4. Voor herontwikkeling of functiewijziging zal aanvullend/actualiserend (historisch) bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd om alsnog voldoende inzicht in de bodemkwaliteit te verschaffen. Binnen het plangebied zijn geen ondergrondse tanks of gevallen van ernstige bodemverontreiniging bekend.

Ten behoeve van de ontwikkeling is een aanvullend/actualiserend milieuhygiënisch vooronderzoek NEN 5725 uitgevoerd (Inventerra, 28 oktober 2022, projectnummer 22-2271-R01AvH). Het onderzoek is opgenomen als bijlage 5.

De onderzoekslocatie is formeel verdacht op het voorkomen van lichte verontreinigingen in de ondergrond en het grondwater. De aangetoonde verhoogde gehalten zijn echter zodanig licht verhoogd dat aanvullend onderzoek (eventueel op basis van een aangepaste onderzoeksstrategie) of nadere maatregelen niet noodzakelijk worden geacht. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt is het terrein geschikt voor de huidige- en de toekomstige bestemming.

Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.4 Natuur en ecologie

Toetsingskader

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

Bescherming van natuurgebieden wordt gewaarborgd door de Wet natuurbescherming en de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Natura 2000-gebieden worden beschermd door de Wnb en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt beschermd door de Wro.

Natura-2000 gebieden

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling of voortoets de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland

In de provincie Zuid-Holland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 6 bij de verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ree, rosse woelmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.

Onderzoek

Natura 2000/Natuurbeschermingswet

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt buiten beschermde natuurgebieden. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden zijn de Solleveld & Kapittelduinen en de Westduinpark & Wapendal. Deze gebieden bevinden zich op circa 6,5 kilometer afstand, zie figuur 4.2. Gezien de ontwikkeling en afstand tot natuurgebieden kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten. Om de toename van de depositie op de Natura 2000-gebieden te bepalen is met het programma AERIUS Calculator een berekening uitgevoerd om de gevolgen voor de stikstofdepositie binnen Natura 2000 in beeld te brengen en te toetsen of de eventuele toename past binnen de eisen die gelden op grond van de Wet natuurbescherming. De memo stikstofberekening is opgenomen in bijlage 6. Uit de berekeningen met AERIUS Calculator blijkt dat voor de aanleg- en gebruiksfase er geen toename is van stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol/ha/jr. Op basis van de berekeningen zijn significante negatieve effecten op Natura 2000-gebieden in de aanleg- en gebruiksfase uitgesloten. De beoogde herontwikkeling is derhalve uitvoerbaar in het kader van de Wet natuurbescherming.

afbeelding "i_NL.IMRO.0603.bpgodfriedbomansst-VA01_0017.png"

Figuur 4.2: Locatie beoogde ontwikkeling (rood omcirkeld) ten opzichte van Natura 2000-gebieden (bron: AERIUS calculator)

Natuurnetwerk Zuid-Holland

Het plangebied ligt niet in een gebied dat begrensd is in het kader van het Natuurnetwerk Zuid-Holland. Het dichtstbijzijnde gebied wat deel uitmaakt van het Natuurnetwerk Zuid-Holland ligt op ongeveer 1.800 meter. Dit is het gebied 'Landgoed te Werve', op de kaart is dit gebied aangeduid als 'Natuurnetwerk Nederland: 97C4005A-237F-4B76-BDA9-477B3BFC8E4F'. De beoogde ontwikkeling heeft vanwege de afstand en de ligging geen negatief effect op de natuurwaarden van het gebied die begrensd is in het kader van het Natuurnetwerk Zuid-Holland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0603.bpgodfriedbomansst-VA01_0018.png"

Figuur 4.3: Ligging plangebied (rode cirkel) ten opzichte van Natuurnetwerk Zuid-Holland (bron: Provincie Zuid-Holland, bewerking Rho adviseurs)

Soortenbescherming

Op 8 november 2019 is een ontheffing als bedoeld in artikel 3.8 eerste lid, van de Wet natuurbescherming aangevraagd bij de Omgevingsdienst Haaglanden (bijlage 7). De aanvraag heeft betrekking op het slopen van het schoolgebouw en het realiseren van de appartementen. Het betreft het opzettelijk verstoren van de gewone dwergvleermuis alsmede het beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van de gewone dwergvleermuis. Onder leiding van een ecoloog met kennis van de gewone dwergvleermuis zijn er maatregelen genomen om de bebouwing ongeschikt te maken en zijn er compenserende en mitigerende maatregelen getroffen. Alle werkzaamheden zijn opgenomen en geborgd in een ecologisch werkprotocol. De gevraagde ontheffing op grond van artikel 3.8, eerste lid, van de Wnb is verleend.

Het schoolgebouw is inmiddels gesloopt. Met de gemeente is afgestemd dat geen nader onderzoek nodig is. Wel dient rekening te worden gehouden met de essentiële groenstructuur die aanwezig is. Deze geniet wettelijke bescherming en mag dus niet gekapt worden, ook geen delen daarvan, tenzij blijkt dat de functionaliteit niet wordt aangetast. De initiatiefnemer houdt hier rekening mee bij de uitvoering.

Door de mogelijke aanwezigheid van algemene broedvogels dient tijdens werkzaamheden rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. Verder zijn in het gebied voor zover bekend geen beschermde soorten aanwezig. Wel geldt voor alle soorten (beschermd en onbeschermd) de zorgplicht op basis van de Wet natuurbescherming. Op grond hiervan dient, zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, schade aan soorten te worden voorkomen. Hiermee kan een significant negatief effect op beschermde soorten uitgesloten worden.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.5 Externe veiligheid

Normstelling en beleid

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er geldt een oriënterende waarde voor het groepsrisico en onder voorwaarden een verantwoordingsplicht tot 200 m binnen de transportroute.

Onderzoek

Overeenkomstig de risicokaart waarin relevante risicobronnen getoond worden, liggen in de omgeving geen relevante risicovolle inrichtingen aanwezig. Op een afstand van 550 meter ligt de A4 waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het plangebied ligt buiten de PR 10-6 contour van deze weg. Het invloedsgebied van de A4 is 880 meter (stofcategorie LT2; toxische vloeistof) waar het plangebied binnen ligt. Het invloedsgebied voor GF3 (LPG) is 355 meter waar het plangebied buiten valt. Omdat het plangebied op grotere afstand dan 200 meter van de weg ligt is een berekening van het groepsrisico niet noodzakelijk. Wel dient een beknopte verantwoording gegeven te worden.

Ten oosten van het plangebied ligt op circa 2,7 kilometer de A13 waarover gevaarlijke stoffen vervoerd worden. Het invloedsgebied is > 4 kilometer op basis van de stofcategoriën GT4 (toxisch gas) en LT3 (toxische vloeistof). Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied. Omdat het plangebied op grotere afstand dan 200 meter van de weg ligt is een berekening van het groepsrisico niet noodzakelijk. Wel dient een beknopte verantwoording gegeven te worden.

In de omgeving van het projectgebied wordt verder geen gevaarlijke stoffen vervoerd over het spoor, water of door buisleidingen.

Beknopte verantwoording van het groepsrisico

In het kader van het wettelijk vooroverleg zal voor de verantwoording aanvullend advies gevraagd worden aan de veiligheidsregio. Dit loopt samen met de ter inzage legging van het bestemmingsplan (is afgestemd met de gemeente).

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

Zowel voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn.

De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om zijn taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Tevens speelt een snelle alarmering ten allen tijde een belangrijke rol.

Het plangebied wordt ontsloten via de Albert Schweitzerlaan op verschillende wegen waaronder de Doctor H.J. van Mooklaan. De Doctor H.J. van Mooklaan is een doorgaande weg waarmee het plangebied aangesloten is op het regionale wegennet. Het gedegen wegennetwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede. Zo kan bijvoorbeeld via meerdere aanvalswegen een mogelijke brand geblust worden. Daarnaast kan via de Albert Schweitzerlaan van de bron af worden gevlucht.

Zelfredzaamheid

Ter plaatse van het plangebied wordt woningbouw mogelijk gemaakt. De aanwezige personen zullen over het algemeen dan ook zelfredzaam zijn. Aanwezige kinderen, ouderen en gehandicapten worden wel beschouwd als verminderd zelfredzame personen. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de ouders/verzorgers de verminderd zelfredzame personen kunnen begeleiden.

Als gevolg van een incident met toxische stoffen geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in dit scenario is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen, denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Instructie met betrekking tot de juiste handelswijze in geval van een incident is noodzakelijk voor een effectieve zelfredzaamheid. De alarmering van de aanwezigen wordt momenteel nog gerealiseerd middels het waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS). Dit systeem wordt de komende jaren uitgefaseerd. Het waarschuwingssysteem wordt vervangen door een totaal pakket aan alarmeringsmiddelen, waaronder de calamiteitenzenders, de sirenes, crisis.nl, NL-Alert en het gebruik van sociale media.

Conclusie

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de A4. Vanwege de afstand tot de A4 vormt het groepsrisico geen beperkingen voor het bestemmingsplan. Uit de beknopte verantwoording blijkt daarnaast dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende worden beschouwd. Verder zijn in de omgeving geen relevante risicobronnen aanwezig voor het plangebied. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering.

4.6 Lucht

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2, van de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordenings- praktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.

Tabel 4.1: Grenswaarden maatgevende stoffen Wet milieubeheer

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
Stikstofdioxide (NO2)   Jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  Uurgemiddelde concentratie   Max. 18 keer p.j. meer dan 200 µg/m³  
Fijn stof (PM10)   Jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   Max. 35 keer p.j. Meer dan 50 µg / m³  
Fijn stof (PM2,5)   Jaargemiddelde concentratie   25 µg/m³  

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% toename van concentratie NO2 (stikstof dioxide) en PM10 (fijn stof) in de buitenlucht;
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m² bvo bij één ontsluitingsweg.

Onderzoek

De ontwikkeling betreft de bouw van maximaal 34 woningen. Het plan is daardoor vrijgesteld van verdere toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Er wordt voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan met behulp van de NSL-monitoringstool die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Monseigneur Bekkerslaan. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2021 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruim onder de grenswaarden liggen. De concentraties langs deze weg bedragen; 24.1 µg/m3 voor NO2, 18.9 µg/m3 voor PM10 en 11.1 µg/m3 voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedraagt 6.8 dagen. Aangezien direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de maatgevende weg ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0603.bpgodfriedbomansst-VA01_0019.jpg"

Figuur 4.4: Luchtkwaliteit ter plaatse (bron: NSL-monitoring)

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.7 Geluid

Toetsingskader

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) gelden geluidszones langs spoorlijnen, wegen en rondom industrieterreinen. Binnen een geluidszone zijn de geluidsnormen van de Wgh van toepassing. Deze normen gelden alleen voor geluidgevoelige bestemmingen (zoals woningen) gelegen binnen de geluidszone.

Onderzoek

Het plangebied ligt binnen de wettelijke geluidzones (Wet geluidhinder) van de A4, de Doctor H.J. van Mooklaan, de Florence Nightingalestraat (inclusief tram) en de vrijliggende trambaan. Om die reden is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting vanwege wegverkeerslawaai. Het doel van het onderzoek is om na te gaan in hoeverre de nieuwe woningen kunnen worden gerealiseerd binnen de randvoorwaarden van de Wet geluidhinder. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 8.

Resultaten

Ten gevolge van het wegverkeer wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB door geen enkele weg overschreden. Ook ten gevolge van de vrijliggende trambaan wordt de voorkeursgrenswaarde niet overschreden. De geluidbelasting van de A4 bedraagt ten hoogste Lden = 44 dB, van de Doctor H.J. Mooklaan Lden = 39 dB en van de Florence Nightingalestraat (incl tram) en de vrijliggende trambaan ten hoogste Lden = 29 dB na aftrek art. 110g Wgh. Het is niet noodzakelijk om voor deze wegen en de trambaan een hogere waarde aan te vragen. Er wordt voldaan aan de Wet geluidhinder. Ook ten gevolge van de niet gezoneerde Albert Schweitzerlaan wordt voldaan aan de richtwaarde van 48 dB. De hoogst berekende geluidbelasting vanwege deze weg bedraagt 38 dB.

Gecumuleerde geluidbelasting

Het is op basis van de Wet geluidhinder niet nodig om de gecumuleerde geluidbelasting in beeld te brengen. Wel is in het kader van een goede ruimtelijke ordening de gecumuleerde geluidbelasting berekend en beoordeeld. Dit betreft de geluidbelasting van alle wegen (inclusief tram) samen, zonder aftrek voor het stiller worden van het verkeer. De gecumuleerde geluidbelasting op de appartementen bedraagt ten hoogste Lcum = 48 dB. De geluidkwaliteit wordt derhalve als goed tot zeer goed beoordeeld.

Conclusie

Uit het onderzoek blijkt dat de geluidbelasting ten gevolge van de onderzochte geluidbronnen lager is dan de voorkeursgrenswaarde van Lden = 48 dB. Het laten vaststellen van hogere waarden is niet nodig. Er wordt voldaan aan de Wet geluidhinder. Verder is gebleken dat de geluidkwaliteit op de appartementen als goed tot zeer goed wordt beoordeeld. Geconcludeerd wordt dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor de ontwikkeling.

4.8 Milieuhinder bedrijven

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om een belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

Onderzoek

Het plangebied ligt in een woonwijk met naast woningen verschillende maatschappelijke en gemengde functies. De omgevingstype van het plangebied kan het best beschreven worden als gemengd gebied. Rond het plangebied liggen voornamelijk woningen. Alleen ten oosten van het plangebied ligt de basisschool 'Het Kristal'. Planologisch mogen hier maatschappelijke voorzieningen komen (maximaal milieucategorie 2). Een basisschool heeft milieucategorie 2 met een richtafstand van 30 meter in een 'rustige woonwijk' en 10 meter in gemengd gebied. Tussen het plangebied en de maatschappelijke bestemming ligt een groen strook van 12 meter. Er wordt voldaan aan de richtafstand van 10 meter. Tevens bevinden zich aangrenzend en op korte afstand (6 meter) van de basisschool reeds woningen.

Het nieuwe woongebouw wordt globaal oost-west gericht, parallel aan de bestaande hoogbouw en ter hoogte van het bestaande schoolgebouw. Enige mate van geluid vanwege een basisschool kan optreden als gevolg van stemgeluid op de schoolpleinen. De beide schoolpleinen zijn gelegen aan de noord- en zuidzijde van de schoolgebouwen. Dat betekent dat het nieuwe woongebouw het meest gunstig is gesitueerd ten opzichte van de schoolpleinen, zie ook onderstaande situatietekening. De afstand tot beide schoolpleinen bedraagt 20-25 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0603.bpgodfriedbomansst-VA01_0020.png"

Figuur 4.5: Situatietekening plangebied (Bron: Formhet)

Verder geldt dat door de oost-west oriëntatie de kopgevel als doof kan worden beschouwd. De slaapkamer heeft in de kopgevel wel een te openen raam, maar het gebruik van een slaapkamer is in het algemeen niet tijdens de basisschooltijden. De gevel van de woonkamer aan die zijde is geheel gesloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0603.bpgodfriedbomansst-VA01_0021.png"

Figuur 4.6: Doorsnede plangebied (Bron: Formhet)

Binnen het plangebied is de situering van het nieuwe woongebouw en de indeling optimaal, wanneer wordt gekeken naar de mogelijke geluidemissie. De bestaande woonbebouwing ligt minder gunstig. Klachten met betrekking tot geluid zijn niet aan orde in de bestaande situatie en om die reden kan worden aangenomen worden dat ter plaatse van de beoogde woningbouw een aanvaardbaar woon- en leefmilieu zal heersen.

Conclusie

Doordat de beoordeling van stemgeluid afkomstig van schoolpleinen in het Activiteitenbesluit buiten beoordeling word gelaten, wordt de basisschool niet in haar bedrijfsvoering beperkt.

4.9 Water

Inleiding

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie dient de uitvoerbaarheid van een ruimtelijk plan te worden aangetoond en dient in het plan te worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk zijn de sectorale aspecten beschreven die voor dit plan relevant zijn. De resultaten en conclusies van eventuele onderzoeken zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf.

Waterbeheer en watertoets

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Delfland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over de voorgestane ontwikkeling.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan

Hoogheemraadschapsbeleid

Het waterbeheerprogramma 2022-2027 (WBP6) van het Hoogheemraadschap van Delfland is op 10 maart 2022 vastgesteld en beschrijft op hoofdlijnen welke maatregelen Delfland neemt om met uitdagingen als klimaatverandering, verstedelijking, energietransitie, arbeidsmarkt en digitalisering om te gaan en zo het gebied veilig en leefbaar te houden. Deze uitdagingen zorgen ervoor dat ze flexibel moeten blijven, moeten innoveren, samenwerken en anticiperen op de veranderende omgeving. Delfland wil bijvoorbeeld wateroverlast als gevolg van extreem weer zoveel mogelijk voorkomen en de invloed van droogte op de hoeveelheid zoetwater verminderen. In het waterbeheerprogramma staat de missie van het Hoogheemraadschap van Delfland centraal, deze is: ‘droge voeten, voldoende water, schoon water en gezuiverd afvalwater’. Hierbij zijn de aspecten duurzaam circulair, waterkwaliteit, samenwerken en financiën leidend. In het waterbeheerprogramma zijn 32 thema’s opgesteld met de doelen, ambities en maatregelen. Het programma is te vinden op https://wbp6.dpipreview.nl/.

Gemeentelijk beleid

Het Hoogheemraadschap van Delfland en de gemeente Rijswijk hebben een gedeelde verantwoordelijkheid in het waterbeheer. Gezamenlijk hebben zij de "Gemeentelijk Riolerings- en Waterplan Rijswijk 2021-2025" opgesteld. Het hoogheemraadschap is verantwoordelijk voor het goed functioneren van het watersysteem en draagt zorg voor een goede waterkwaliteit en de veiligheid van dijken en kades en bergen van overtollig water. De gemeente Rijswijk is verantwoordelijk voor een goed functionerend rioolsysteem om afvalwater te kunnen inzamelen en transporteren, het goed onderhouden van constructies in en langs het water en van de openbare ruimte en stedelijke inrichting daaromheen.

Onderzoek

Huidige situatie

Het plangebied ligt langs de Godfried Bomansstraat in Rijswijk. Het plangebied bestond uit een schoolgebouw met een schoolplein en is nagenoeg volledig verhard. Ter voorbereiding van de beoogde woningbouw is de school reeds gesloopt. Rond het plangebied ligt een groenstrook.

Bodem en grondwater

Omdat het plangebied in de bebouwde kom van Rijswijk ligt is het plangebied niet gekarteerd. Het plangebied ligt in peilgebied GPG2006PSH I noord (maatgevend peil -1,19 NAP m). De gemiddelde maaiveldhoogte in het plangebied is 0,4 NAP m.

Waterkwantiteit

Binnen het plangebied en in de omgeving zijn geen watergangen aanwezig. Wel ligt rond het plangebied een groenstrook.

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied ligt niet in de kern- of beschermingszone van een waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is aangesloten op het gemeentelijke rioolstelsel.

Toekomstige situatie

De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van woningen op de plek van een voormalig basis school.

Bodem en grondwater

De beoogde ontwikkeling heeft geen negatief effect op de bodem of grondwater. Zie hiervoor ook paragraaf 4.3. Daarnaast worden er geen ondergrondse constructies gerealiseerd.

Waterkwantiteit

Conform de Handreiking watertoets van het Hoogheemraadschap Delfland (2020) geldt als richtlijn voor het watersysteem het 'standstill beginsel'. Dit betekent dat de ontwikkeling niet tot een verslechtering van de waterhuishoudkundige situatie mag leiden en bij voorkeur ook zo wordt ingericht dat schade en overlast bij hevigere buien en droogte wordt voorkomen.

Daarnaast is het van belang dat de drooglegging voldoende is. De drooglegging is het verschil tussen maaiveld en het waterpeil onder normale omstandigheden (streefpeil). Bij nieuwbouw adviseert Delfland een drooglegging van 120 cm (met een minimum van 100 cm) te hanteren om grondwaterproblemen en wateroverlast nu maar ook voor de toekomst te voorkomen. De gemeente Rijswijk heeft een eigen eis van 130 cm. Ten behoeve van de nieuwbouw zal rekening worden gehouden in het bepalen van de peilhoogtes.

Het plangebied heeft een oppervlakte van 3.000 m2. In de huidige situatie bestaat het plangebied uit 2.115 m² bebouwd en verhard oppervlak. In de toekomstige situatie is dat 1.800 m². Hierdoor is er een afname aan verhard oppervlak (zie figuur 4.7).

Op basis van het huidige ontwerp is de watersleutel ingevuld (bijlage 9). Op basis van de watersleutel is watercompensatie niet noodzakelijk. De beoogde ontwikkeling heeft dan ook geen negatief effect op het watersysteem.

afbeelding "i_NL.IMRO.0603.bpgodfriedbomansst-VA01_0022.png"

Figuur 4.7: Tabel oppervlaktes oude- en nieuwe situatie

Veiligheid en waterkeringen

De beoogde ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid. Ook ligt het plangebied niet in de kern- of beschermingszone van een waterkering.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem wordt gebruik gemaakt van duurzame, niet-uitloogbare materialen, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Afvalwaterketen en riolering

De beoogde woningen worden aangesloten op het gemeentelijk rioolstelsel. Conform de Leidraad Riolering en het Gemeentelijk Rioleringsplan wordt voor nieuwbouw een gescheiden rioleringsstelsel aangelegd zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Overig afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Verordening afvoer hemelwater Rijswijk 2022

De Verordening afvoer hemelwater Rijswijk 2022 is opgesteld met het oog op het beperken van wateroverlast, het beperken van verdroging en het doelmatig beheer van afvalwater regels te stellen over een verplichte waterbergingscapaciteit bij nieuwbouw. Op basis van de verordening geldt een verplichting tot waterberging bij nieuwbouw en afkoppelen bij functiewijziging. Hemelwater wordt alleen in een openbaar riool of in de openbare ruimte geloosd, als een hemelwaterberging is aangebracht en in stand gehouden op het betreffende perceel of ander particulier terrein. Hierbij geldt dat de minimale capaciteit van de hemelwaterberging op het perceel 50 liter per m2 bebouwd oppervlak is plus 50% va het onbebouwde oppervlak van het perceel. De hemelwaterberging wordt zo ontworpen en in stand gehouden dat deze weer voor 100% beschikbaar is:

  • a. binnen een ledigingstijd van 1 tot 2 dagen als het opgevangen hemelwater niet is bedoeld voor hergebruik;
  • b. binnen een ledigingstijd van 3 tot 4 dagen als het opgevangen hemelwater is bedoeld voor hergebruik en de hemelwaterberging niet is voorzien van een geautomatiseerd systeem; of
  • c. tijdig voor de eerstvolgende bui, als het opgevangen hemelwater is bedoeld voor hergebruik en de hemelwaterberging is voorzien van een geautomatiseerd systeem.

Op basis van de rekenregels uit de Verordening Afvoer Hemelwater van Rijswijk dient er een waterberging van 55m³ gerealiseerd te worden. Dit zal gedaan worden middels een ondergrondse waterberging met kratjes, conform optie 5a uit de verordening.

Klimaatadaptatie

De ontwikkeling voorziet in minder verharding om regenwater vertraagd af te voeren. Hierdoor draagt de ontwikkeling bij aan de klimaatadaptatie tegen verdroging, wateroverlast. Verder nemen de risico's op rampen door klimaatverandering niet toe door het plan. Verder liggen in het gebied kansen door energie neutraal te bouwen het toepassen van groene daken of het toepassen van hernieuwbare energie (zoals zonnepanelen) en het gebruik van duurzame bouwmaterialen. De luifel van de entree wordt voorzien van een groen dak van circa 20 m². Verder wordt het terrein grotendeels vergroend.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.10 Verkeer en parkeren

Inleiding en uitgangspunten

Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.

Voor de beoogde ontwikkeling wordt de parkeerbehoefte berekend op basis van de Nota Parkeernormen Gemeente Rijswijk d.d. 8-2-2011, hierna parkeernormenbeleid te noemen. Voor het te hanteren kencijfer wordt uitgegaan van een stedelijkheidsgraad van ''zeer sterk stedelijk gebied''. Het projectgebied valt volgens het parkeernormenbeleid in het ''Bestaand stedelijk gebied''. Voor de beoordeling van de verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid wordt getoetst aan de wegencategorisering en de daarin bepaalde grenswaarde voor de verkeersintensiteit per wegcategorie en expert judgement.

Verkeersstructuur

Gemotoriseerd verkeer

De planontwikkeling ligt aan de Godfried Bomansstraat. Een doodlopende erftoegangsweg doet dienst doet als parkeerplaats voor het aanliggende appartementencomplex. De Godfried Bomansstraat ontsluit op de Albert Schweitzerlaan. Dit is een erftoegangsweg binnen een 30 km/uur zone. In noordelijk richting sluit deze aan op de gebiedsontsluitingsweg Doctor H.J. van Mooklaan waar een maximum snelheid van 50 km/uur geldt. Deze weg verbindt in noordelijke richting via de gebiedsontsluitingsweg Sir Winston Churchillaan de wijk met het centrum van Rijswijk en het hooggelegen netwerk de Pr. Beatrixlaan (S106) en Rijksweg A4. In figuur 4.8 wordt de ontsluiting van het plangebied weergegeven.

Openbaar vervoer

Het projectgebied is te bereiken met het openbaar vervoer. De dichtstbijzijnde bushalte ligt binnen 100 meter loopafstand aan de Doctor H.J. van Mooklaan. Hier halteert lijn 22 voor de richting Rijswijk de Schilp en Den Haag Duindorp. Deze buslijn halteert 2x in het uur. Op 700 meter afstand ligt de bushalte van Doctor H.J. van Mooklaan van lijn 30. Lijn 30 halteert daar in de spits 4x per uur en anders 2x per uur. Daarnaast ligt binnen 400 meter tramhalte Rijswijk Weidedreef. Hier halteert tramlijn 17 voor de richting station Den Haag centraal en Wateringen. Deze halteert ongeveer 5x in het uur in beide richtingen.

Langzaam verkeer

De beoogde ontwikkeling ligt in een 30 km/uur zone. Hier deelt de fietser de rijbaan met het gemotoriseerd verkeer. Langs de gebiedsontsluitingswegen (o.a. Doctor H.J. van Mooklaan en Sir Winston Churchillaan) liggen aan weerszijde fietsstroken en vrijliggende fietspaden. Voor voetgangers zijn voetpaden aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0603.bpgodfriedbomansst-VA01_0023.png"

Figuur 4.8: Ontsluiting plangebied met plangebied rood omlijnd

Verkeersgeneratie

Verkeersintensiteit huidig en toekomstig

In de bestaande situatie is er geen functie aanwezig, voorheen stond hier een schoolgebouw maar deze is in 2020 gesloopt en het terrein is gereed voor herontwikkeling. In de huidige situatie genereert de locatie dus geen verkeer. De toekomstige beoogde ontwikkeling betreft de bouw van maximaal 34 huurappartementen. Alhoewel de groottes van de appartementen variëren, bestaat de volledige ontwikkeling uit sociale huur appartementen. Voor het berekenen van de verkeersgeneratie wordt aangesloten bij de kencijfers van CROW 381. In de beleidsregel van het parkeernormenbeleid wordt aangegeven dat de stedelijkheidsgraad van de gemeente Rijswijk behoort tot ''zeer sterk stedelijk gebied''. In de gemeente Rijswijk hebben huishoudens een gemiddeld autobezit (CBS). De beoogde ontwikkeling valt in het deelgebied bestaand stedelijk welke in de kencijfers van het CROW vertaald wordt naar ''rest bebouwde kom''. Voor het te hanteren kencijfer wordt daarom uitgegaan van de gemiddelde kencijfer binnen de bandbreedte “zeer sterk stedelijk gebied" en “rest bebouwde kom”. De omrekeningsfactor van weekdag naar werkdag voor de functie wonen is 1,11 (publicatie 381, CROW 2018). Tabel 4.2 toon de totale verkeersgeneratie van de planontwikkeling voor week en werkdag.

Tabel 4.2: totale verkeersgeneratie planontwikkeling per mvt/etmaal

Functie   Aantal   Kencijfer   Gemiddelde weekdag mvt/etmaal   Gemiddelde werkdag mvt/etmaal  
Huur, appartement, midden/goedkoop (incl. sociale huur)   34   3,2 per woning   100 mvt/etmaal   111 mvt/etmaal  

De planontwikkeling zorgt voor een verkeersgeneratie van 100 mvt/etmaal op een gemiddelde weekdag. Omrekening naar een gemiddelde werkdag voor de functie wonen vindt plaats met de standaard factor 1,11. Op een gemiddelde werkdag genereert de ontwikkeling circa 111 mvt/etmaal. Dit is een verkeerstoename van ongeveer 111 mvt/etmaal ten opzichte van de huidige situatie op een gemiddelde werkdag. Om de verkeersafwikkeling te beoordelen is de afwikkeling in een spitsuur maatgevend, waarin doorgaans maximaal 10% van de etmaalintensiteit wordt afgewikkeld. In een gemiddeld spitsuur betekent dit een extra verkeersgeneratie van 11 mvt/uur.

Verkeersafwikkeling 

Door de beoogde ontwikkeling zal de hoeveelheid verkeersbewegingen gering toenemen en voornamelijk afwikkelen op de Albert Schweitzerlaan en de Doctor H.J. van Mooklaan. De Albert Schweitzerlaan is ingericht als een erftoegangsweg-type I binnen de bebouwde kom, terwijl de Doctor H.J. van Mooklaan is ingericht als een gebiedsontsluitingsweg-type II binnen de bebouwde kom. Binnen het verkeerskundig vakgebied wordt op basis van Duurzaam Veilig voor ETW-type I aangehouden dat een verkeersomvang van 5.000 à 6.000 mvt/etmaal zonder problemen vlot en veilig kan worden afgewikkeld. Insgelijks wordt op basis van Duurzaam Veilig voor GOW-type II gehanteerd dat een verkeersomvang van 6.000 à 15.000 mvt/etmaal probleemloos kan worden afgewikkeld.

Uitgaande dat het plangebied volledig over de desbetreffende wegen zal worden ontsloten, zorgt de beoogde ontwikkeling voor een verkeerstoename van 111 mvt/etmaal. Voor beide wegen geldt dat de beoogde verkeerstoename ten opzichte van de capaciteit dermate laag is, dat de gevolgen voor de verkeersdoorstroming verwaarloosbaar zijn. Hieruit wordt geconcludeerd dat de beoogde ontwikkeling niet zal leiden tot knelpunten op het omliggende wegennet.

Verkeersveiligheid

Omdat de verkeerstoename na het realiseren van het plan gering is en opgevangen kan worden op het omliggend wegennet, is het de verwachting dat de verkeersveiligheid, ook voor langzaam verkeer, op de omliggende wegen eveneens niet leidt tot knelpunten. Bij het beoordelen van de verkeersveiligheid zijn verkeersintensiteiten echter niet het enige criterium waarnaar gekeken moet worden. Ook spelen de breedte van de rijbaan en het gebruik van de weg een rol in de verkeersveiligheid.

De Albert Schweitzerlaan behoort tot een 30 km/uur zone. Om deze maximum snelheid te kunnen waarborgen zijn verkeersremmende maatregelen zoals kruispuntplateaus en drempels aangelegd. In en rondom de beoogde ontwikkeling liggen langzaam verkeerroutes door middel van voetpaden, fietsstroken en fietspaden. Aan de Doctor H..J. van Mooklaan met de kruising Albert Schweitzerlaan kan de voetganger veilig oversteken in twee fases. Deze oversteekplaats ligt op een plateau om het verkeer af te remmen en de verkeersveiligheid te kunnen waarborgen. Met deze maatregelen is de verkeersveiligheid gewaarborgd.

Parkeren

Parkeerbehoefte

De gemeente heeft via een reactie van de gemeentelijke verkeerskundige op het ingediende principeverzoek voor deze ontwikkeling aangegeven dat voor de bepaling van de parkeerbehoefte uitgegaan mag worden van een aangepaste parkeernorm van 0,6 parkeerplaatsen voor bewoners en 0,3 parkeerplaatsen voor bezoekers, opgeteld 0,9 parkeerplaatsen. Deze norm is gebaseerd op vastgestelde kentallen omtrent autobeschikbaarheid die in 2019 zijn waargenomen door de gemeente Rijswijk. Deze parkeerkentallen per huishouden zijn gerelateerd aan de specifieke locatie in de gemeente, de omvang van wooneenheden en eigenaarschap van de betreffende woningen. Op grond van de aangepaste parkeernorm voor het maximale aantal appartementen dat planologisch gezien mogelijk is op deze locatie (34x), is de parkeerbehoefte 30,6 en afgerond 31 parkeerplaatsen.

Met deze berekening van de parkeerbehoefte wordt afgeweken van de bepalingen zoals opgenomen in de Nota parkeernormen gemeente Rijswijk 2011. Deze afwijking voldoet echter aan het criterium zoals opgenomen in de 'Parapluherziening parkeernormering Rijswijk', waarin wordt gesteld dat afwijken mogelijk is op basis van het advies van een verkeerskundige waaruit blijkt dat op een andere wijze is/wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

Parkeeraanbod

Uit de reguliere parkeertellingen die jaarlijks worden uitgevoerd in opdracht van de gemeente Rijswijk, is gebleken dat in de directe omgeving van deze ontwikkeling op alle momenten ruim voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn langs de openbare weg. Hierbij is gekeken naar parkeerplaatsen die zich bevinden op een hemelsbrede afstand van maximaal 100 meter vanaf deze ontwikkeling. Het gaat dan om parkeerplaatsen langs straatsecties in (delen van) de Henri Dunantlaan, Petronella Voûtestraat, Albert Schweitzerlaan, Doctor H.J. van Mooklaan en de Godfried Bomansstraat. Langs deze straatsecties bevinden zich in totaal 158 parkeerplaatsen.

De bezettingsgraad op verschillende momenten van de week varieert tussen de 65% en de 68%. Het hoogste percentage correspondeert met een bezetting van 107 parkeerplaatsen op het drukste moment van de week, dit is hier de zaterdagmiddag. Als hierbij wordt opgeteld de totale, normatieve parkeerbehoefte die wordt verwacht vanwege de realisatie van deze ontwikkeling (31 parkeerplaatsen) dan resulteert dit in een parkeerbehoefte van 138 parkeerplaatsen. Een bezetting van 138 parkeerplaatsen staat gelijk aan een bezettingsgraad van 87%. Dit percentage is lager dan de maximale 90% die in de Kadernota Parkeren 2015-2025 wordt aangehouden als maximaal gewenste bezettingsgraad van parkeerplaatsen in de openbare ruimte. Overigens wordt verwacht dat de maximale bezettingsgraad van parkeerplaatsen in de praktijk lager zal zijn dan de hier berekende 87%, aangezien de extra parkeerbehoefte van bewoners en bezoekers van de voorgenomen ontwikkeling op zaterdagmiddag lager is dan de normatieve parkeerbehoefte van 31 parkeerplaatsen. De reden is dat op zaterdagmiddag minder bewoners parkeren dan in de nachtelijke uren, wanneer de parkeerbehoefte het grootst is. De conclusie van deze berekening is dus dat in de directe omgeving voldoende parkeerplaatsen aanwezig en beschikbaar zijn in de openbare ruimte om de totale parkeerbehoefte van de voorgenomen ontwikkeling te faciliteren.

De aanwezigheid van voldoende parkeerplaatsen in de openbare ruimte is tot op heden voor de gemeente geen argument geweest om bij vergelijkbare locatieontwikkelingen - dat wil zeggen bij nieuwbouwprojecten met voldoende ruimte op eigen perceel - een initiatiefnemer te gunnen dat geen parkeerplaatsen aangelegd hoeven te worden op eigen terrein. Bij deze locatie kiest de gemeente er echter expliciet voor om hiervan af te wijken. De argumenten daarbij zijn de volgende:

  • De ruimte op eigen perceel die vrijkomt door geen parkeerplaatsen aan te leggen wordt ingericht als openbaar groen, hetgeen ten goede komt aan de gehele buurt.
  • De aanleg van extra parkeerplaatsen waarmee de huidige overmaat aan parkeerplaatsen in stand wordt gehouden, is om redenen van waterberging en hittestress onwenselijk.
  • De voorgenomen ontwikkeling betreft de realisatie van maatschappelijk vastgoed, in dit geval sociale huurwoningen die worden beheerd door een woningbouwcorporatie. De uitgespaarde kosten door geen parkeerplaatsen aan te leggen, een hogere kwaliteit van het onroerend goed en/of de realisatie van andere woningbouwprojecten met een onrendabele top.
  • Bewoners in het aanpalende appartementencomplex van de Doctor H.J. van Mooklaan hebben in de participatiefase geageerd tegen de aanleg van extra parkeerplaatsen. Belangrijkste reden hiervoor is de gevreesde overlast door haal- en brengverkeer van kinderen van de basisschool aan de Petronella Voûtestraat. Door geen extra parkeerplaatsen aan te leggen wordt aan de wens van omwonenden tegemoet gekomen. Hiermee wordt tevens de kans op een spoedige vergunningverlening vergroot.
  • In de buurt van de voorgenomen ontwikkeling zijn geen andere ruimtelijke ontwikkelingen voorzien met een significante parkeerbehoefte, zodat de huidige overmaat van parkeerplaatsen in de openbare ruimte duurzaam beschikbaar is.

Met de voorgestelde parkeeroplossing wordt afgeweken van de bepalingen zoals opgenomen in de Nota parkeernormen gemeente Rijswijk 2011. Deze afwijking voldoet echter aan het criterium zoals opgenomen in de 'Parapluherziening parkeernormering Rijswijk', waarin wordt gesteld dat afwijken mogelijk is op basis van het advies van een verkeerskundige waaruit blijkt dat op een andere wijze is/wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0603.bpgodfriedbomansst-VA01_0024.png"

Figuur 4.9: Overzicht van de bestaande parkeerplaatsen (bron: Formhet, 2022)

Conclusie

Het plangebied is goed bereikbaar voor het gemotoriseerd verkeer en het langzaam verkeer. Ook per openbaar vervoer is de locatie te bereiken. De verkeersgeneratie en toename van de beoogde ontwikkeling is 111 mvt/etmaal op een gemiddelde werkdag. De piek zal voornamelijk in de spitsen aanwezig zijn. Dit zijn ongeveer 11 extra mvt. Dit is een geringe verkeerstoename en kan binnen de huidige infrastructuur opgevangen worden waardoor dit niet leidt tot knelpunten op het omliggend wegennet. De wegen rondom de planontwikkeling zijn veilig ingericht voor langzaam verkeer en met de aangelegde verkeersremmende maatregelen is de verkeersveiligheid gewaarborgd. De parkeerbehoefte van de beoogde ontwikkeling is 31 parkeerplaatsen voor bewoners en bezoekers aan bewoners. Voor bewoners en bezoekers is voldoende parkeergelegenheid beschikbaar in de openbare ruimte.

De aspecten verkeer en parkeren staan de ontwikkeling van de woningen dan ook niet in de weg.

4.11 Duurzaamheid

Toetsingskader

Nationaal klimaatbeleid

Nederland heeft zich verbonden aan verschillende internationale afspraken.

  • het Klimaatverdrag van de Verenigde Naties (VN) uit 1992 is het eerste klimaatverdrag.
  • het Kyoto-Protocol uit 1997. Hierin staat dat de emissiereducties van land tot land verschillen en onder elkaar verhandeld kunnen worden.
  • VN-klimaattop in Parijs: de Conference of Parties (COP21). Nederland heeft ingestemd met een nieuw VN-klimaatakkoord, dat in 2020 is ingegaan. Doel van het akkoord: de opwarming van de aarde beperken tot ruim onder 2 graden Celsius. Met een duidelijk zicht op 1,5 graden Celsius.

Nationale doelen voor terugdringen van broeikasgassen

De Klimaatwet stelt vast met hoeveel procent ons land de CO2-uitstoot moet terugdringen.

Klimaatwet moet burgers en bedrijven zekerheid geven over de klimaatdoelen:

  • 49% minder CO2-uitstoot in 2030 ten opzichte van 1990. Om dit doel te halen, hebben de overheid, bedrijven en maatschappelijke organisaties een Klimaatakkoord gesloten. Er staan ook afspraken in die partijen onderling hebben gemaakt.
  • 95% minder CO2 -uitstoot in 2050 ten opzichte van 1990.
  • De Nederlandse staat moet eind 2020 ten minste 25% minder broeikasgassen uitstoten ten opzichte van 1990 (redactioneel: eind 2020 is 25,4% minder uitstoot behaald).

Klimaatakkoord

In het Klimaatakkoord staan afspraken met 5 sectoren over de maatregelen die deze sectoren de

komende 10 jaar en in de jaren daarna gaan nemen om de klimaatdoelen te halen. Deze sectoren zijn gebouwde omgeving, landbouw en landgebruik, elektriciteit, industrie en mobiliteit. Relevant voor het plan zijn:

  • Gebouwde omgeving: In 2050 moeten 7 miljoen woningen en 1 miljoen andere gebouwen van het aardgas af zijn. Dat betekent isoleren en gebruikmaken van duurzame warmte en elektriciteit. Als eerste stap moeten in 2030 de eerste 1,5 miljoen bestaande woningen verduurzaamd zijn.
  • Mobiliteit: In 2050 stoot het Nederlands verkeer en alle transport geen schadelijke uitlaatgassen en CO2 meer uit. Verkeer en transport kunnen schoner, én ook slimmer. Zo wordt ook de bereikbaarheid en de toegankelijkheid voor iedereen beter. Dit kan door voertuigen en infrastructuur, zoals wegen, spoor en vaarwater, optimaal te gebruiken. Elektrisch vervoer en aandrijving met duurzame waterstof is daarbij belangrijk.
  • Elektriciteit: In 2030 wil Nederland 70% van alle elektriciteit opwekken met windturbines op zee en op land en zonnepanelen op daken en in zonneparken. In 2050 wil Nederland helemaal geen fossiele brandstoffen, zoals aardgas en steenkool, gebruiken. Er is nog veel te doen om dat te bereiken, want in 2018 kwam nog maar 7,2% van alle elektriciteit uit duurzame bronnen. Tegelijk groeit de vraag naar elektriciteit.

Gemeentelijk beleid

Duurzaamheidsagenda 2020: Op weg naar een duurzaam Rijswijk

Op 1 november 2011 is het duurzaamheidsplan: 'Duurzaamheidsagenda 2020: Op weg naar een duurzaam Rijswijk' vastgesteld door de raad. In 2020 wil de gemeente Rijswijk een groene, schone en milieuvriendelijke gemeente zijn. In het duurzaamheidsplan wordt per thema aangegeven wat de ambitie is en wat daarvoor nodig is om het te bereiken. Alle doelstellingen per thema moeten leiden tot een duurzame gemeente, die schoner, groener en milieuvriendelijker is.

Meerjarenactieplan Duurzaamheid 2016

In augustus 2016 stelde het college het Meerjarenactieplan 2016-2018 vast als aanvulling op de eerdere duurzaamheidagenda 2020. Motto: “Duurzaamheid is geen keuze meer”. Duurzaamheid gaat over een aangename leefomgeving en de manieren waarop wij daar samen met onze inwoners, instellingen en bedrijven aan bouwen. Dit meerjarenactieplan dient dan ook als basis voor de dialoog met de omgeving.

Om de duurzaamheidsprestaties te halen ligt de focus op vijf ambities:

  • 1. Energieverbruik verminderen:
  • Stimuleren energiebesparende maatregelen.
  • Stimuleren gebruik van duurzame energie.
  • Bevorderen duurzame mobiliteit.
  • 2. Biodiversiteit vergroten:
  • Zorgen voor meer variatie in het stedelijk groen (openbaar en privé) en rekening houden met de meerwaarde van groen voor vogels, insecten en andere dieren.
  • Verbeteren kwaliteit openbaar groen + ontwikkelen stadsnatuur.
  • Vergroten/behoud van de kwantiteit van het (openbaar) groen.
     
  • 3. Milieukwaliteit (lucht en geluid) verbeteren:
  • Verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving door geluidshinder terugdringen + bijdragen aan een schonere en gezondere lucht.
  • Terugdringen van geluidhinder in woningen door geluidreducerende maatregelen aan de bron.
  • Luchtkwaliteit verbeteren door vervuilende vrachtauto's uit de stad te weren en schone, zuinige en stille vervoerswijzen te bevorderen.
  • 4. Klimaatbestendig maken van de stad:
  • Aanpassingen doen in het watersysteem vanuit de gemeentelijke zorgtaken. voor: inzamelen & transport van afvalwater; inzamelen & verwerking van hemelwater en aanpak/voorkomen van problemen met grondwater.
  • Samen met het Hoogheemraadschap van Delfland de chemische en ecologische waterkwaliteit verbeteren.
  • Zoeken naar ruimte voor water volgens het principe vasthouden-bergen-afvoeren.
  • 5. Afvalstromen verminderen:
  • Verbeteren van de huishoudelijke afvalscheiding door burgers.
  • Te zorgen dat de inzamelvoorzieningen voor omgekeerd-afval-inzamelen op orde, voldoende aanwezig en laagdrempelig zijn.
  • Door zwerfafval te voorkomen en op te ruimen.

Duurzaamheid kan gegroepeerd worden onder drie pijlers:

  • 1. Energietransitie
  • 2. Klimaatadaptatie
  • 3. Circulaire economie

afbeelding "i_NL.IMRO.0603.bpgodfriedbomansst-VA01_0025.png"

  • 1. Energietransitie

De gemeente Rijswijk wil in 2050 energieneutraal zijn en volgt daarmee de landelijke afspraken. Het basisdocument Energietransitie Rijswijk bevat de kaders en uitgangspunten voor de gemeentelijke bijdrage aan de Regionale Energiestrategie. In december 2021 is de gemeentelijke Transitievisie Warmte vastgesteld. Dit is een belangrijke stap op weg naar het behalen van de doelstellingen uit het Nationaal Klimaatakkoord.

In het klimaatakkoord is bepaald dat in 2030 70 procent van alle elektriciteit uit hernieuwde bronnen moet worden gewonnen en in 2050 alle woningen en gebouwen klimaatneutraal moeten zijn. Het betekent onder meer dat de hele gemeente dan aardgasvrij moet zijn. De impact op de samenleving is enorm. Op veel concrete vragen kan op dit moment nog geen antwoord worden gegeven. Wel zijn in het Basisdocument diverse kaders in beeld gebracht, op wettelijk, financieel, juridisch en economisch vlak.

Daarnaast zijn de uitgangspunten bepaald, die de transitie de komende decennia in goede banen moeten leiden. Kern is dat bij de Rijswijkse energietransitie betaalbaarheid en comfort voor de inwoners voorop staat. Andere uitgangspunten zijn dat de gemeente inwoners intensief betrekt, open en transparant communiceert en nauw samenwerkt met alle relevante partijen. Het basisdocument plaatst de energietransitie in een tijdpad, waarbij vooral is geredeneerd vanuit realisme en haalbaarheid.

Energieprestatie - BENG

Voor alle nieuwbouw, zowel woningbouw als utiliteitsbouw, geldt dat de vergunningaanvragen vanaf 1 januari 2021 moeten voldoen aan de eisen voor Bijna Energieneutrale Gebouwen (BENG). Die eisen vloeien voort uit het Energieakkoord voor duurzame groei en uit de Europese Energy Performance of Buildings Directive (EPBD).

  • 2. Klimaatadaptatie

Het klimaat verandert. Niet alleen stijgt de zeespiegel, maar extremere weertypen komen steeds vaker voor zoals langdurige droogte of extreme regenval. We werken daarom hard om verdere verandering van het klimaat door de energietransitie te beperken. Tegelijkertijd is het nodig om ons aan te passen aan de versnelde klimaatverandering zodat we schade zoveel mogelijk beperken. Hittestress en droogte zijn onderwerpen die de komende jaren ook onze aandacht behoeven.

Convenant Klimaatadaptief Bouwen

Zuid-Holland wil voorop lopen op het gebied van klimaatadaptief bouwen. In 2018 is het Convenant Klimaatadaptief Bouwen opgesteld dat ondertekend is door diverse partijen, zoals bouwbedrijven, gemeenten (waaronder Rijswijk), de provincie, waterschappen, maatschappelijke organisaties, financiers en projectontwikkelaars. Vanuit het convenant wordt gezamenlijk opgetrokken om de Zuid-Hollandse delta zo adaptief mogelijk te maken. Het convenant stimuleert partijen om klimaatadaptief te bouwen en biedt daarvoor allerlei ondersteuning aan. Het doel van het convenant is het verminderen van wateroverlast, droogte, hittestress, bodemdaling en overstromingen en het vergroten van de biodiversiteit bij bouwopgaven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0603.bpgodfriedbomansst-VA01_0026.png"

  • 3. Circulaire economie

De Rijksoverheid werkt via het programma 'Nederland Circulair in 2050' aan een volledig circulaire Nederlandse economie. Op weg daar naar toe, wil Nederland in 2030 het gebruik van primaire grondstoffen met 50% reduceren. Het programma bouwt voort op een programma als VANG (Van Afval Naar Grondstof). VANG richt zich op preventie (het voorkomen van afval), afvalscheiding en het terugdringen van restafval bij huishoudens en bedrijven. In 2017 hebben maatschappelijke partners (bedrijven en kennisinstellingen) en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) het Grondstoffenakkoord ondertekend. Dit akkoord is gericht op het bereiken van een schaalsprong in de transitie van een lineaire naar een circulaire economie. Daarmee levert het een bijdrage aan het bereiken van de doelstelling van het klimaatakkoord.

Bij circulaire economie gaat het over het hergebruiken van producten en het delen van eigendom. Het efficiënter gebruik maken van wat we al hebben helpt om minder grondstoffen te verbruiken.

De deeleconomie, waar het delen van eigendommen centraal staat, heeft een vlucht genomen. Ook in Rijswijk groeit de deeleconomie (deelscooters, deelauto's). Het delen van eigendommen verbindt mensen en draagt bij aan sociale cohesie.

Beoordeling

Aan de hand van de drie pijlers wordt ingegaan op de maatregelen binnen het plangebied:

  • 1. Energietransitie (ambitie: energieverbruik verminderen) en
  • 2. Klimaatadaptatie (ambities: klimaatbestendig maken van de stad, biodiversiteit vergroten, milieukwaliteit (lucht en geluid) verbeteren)

Op verschillende manieren wordt in het plan gebruik gemaakt van duurzame materialen en

klimaataanpassingen. Zo komen er zonnepanelen op het dak gericht op het zuidoosten. Regenwater wordt opgevangen en groene gevels zorgen voor schone lucht. Voor de parkeervoorzieningen wordt gebruik gemaakt van waterdoorlatende tegels.

  • 3. Circulaire economie (ambitie: afvalstromen verminderen)

Het plan geeft invulling aan de ambitie om circulariteit te bevorderen door het huidige gebouw zo optimaal mogelijk te hergebruiken door in plaats van te slopen het gebouw te oogsten. Hiermee wordt een groot gedeelte hergebruikt in het nieuwe gebouw. indien dit niet mogelijk is wordt er gekeken naar ontwikkelingen die de vrijgekomen materialen wel kunnen gebruiken.

4.12 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • 1. gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • 2. aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18 inch;
  • 3. defensiebrandstoffen;
  • 4. warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch.

Onderzoek en conclusie

In en nabij de planlocatie zijn geen planologisch relevante leidingen en/of telecommunicatieverbindingen aanwezig die een belemmering vormen voor de ontwikkeling of waarvoor de ontwikkeling een belemmering is. Dit aspect staat de uitvoering van de beoogde ontwikkeling dan ook niet in de weg.

4.13 Bezonning

Toetsingskader

Als gevolg van de ontwikkeling ter plaatse van het voormalige schoolgebouw is d.d. 27 januari 2023 een bezonningsstudie uitgevoerd naar de beschaduwing c.q. bezonning ten gevolge van de ontwikkeling op de directe omgeving. Daarbij is gekeken naar hoeveel mogelijke bezonningsuren aanwezig zijn in de volgende situaties:

  • situatie conform het huidige bestemmingsplan;
  • situatie conform de voorgenomen aanpassing op het bestemmingsplan.

Hierbij is rekening gehouden met de TNO-norm en Haagse bezonningsnorm. De bezonningsstudie is als bijlage 15 bij het plan opgenomen.

Beoordeling

Uit de toetsing blijkt dat de nieuwe bebouwing invloed heeft op het mogelijk aantal bezonningsuren ter plaatse van de bestaande appartementen gelegen aan de Dr. H.J. van Mooklaan. Op de zuidgevel is op 21 maart, 21 september en 21 december in de ochtend (9.00 uur) slagschaduw aanwezig. Ook op 21 december is er om 12.00 uur slagschaduw aanwezig. Verder blijkt uit de resultaten dat er voor de woningen aan de Albert Schweitzerlaan en de woningen aan de Petronella Voûtestraat geen afname is van het aantal bezonningsuren. Er wordt hierdoor voldaan aan de minimale eis van minimaal 2 bezonningsuren per dag.

Conclusie

De nieuwbouw heeft geen dusdanig schaduwwerkend effect dat de gestelde eisen voor bezonning worden overschreden.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid en handhaving

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De maatschappelijke uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan wordt getoetst aan het vooroverleg met de reguliere overlegpartners en een zienswijzenperiode voor reacties van bewoners en andere belanghebbenden. Het voorontwerpbestemmingsplan wordt ex art. 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) voor advies voorgelegd aan Rijk, provincie, waterschap en andere overlegpartners. Binnengekomen reacties uit het wettelijk vooroverleg worden verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.

Tijdens de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan kan eenieder schriftelijk of mondeling een zienswijze kenbaar maken. De reacties uit zowel de zienswijzenperiode worden voorzien van een beantwoording en afgewogen in het bestemmingsplan.

Het vastgestelde bestemmingsplan wordt ter inzage gelegd. Tijdens deze terinzagelegging kan beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

5.1.1 Participatie

Goede participatie maakt een plan of initiatief beter. Deze samenwerking tussen belanghebbenden, gemeente en initiatiefnemer kan het plan inhoudelijk verbeteren en verrijken, bijvoorbeeld door lokale kennis te benutten. Daarbij draagt het bij aan de besluitvorming, door alle belangen in beeld te brengen en hierdoor beter rekening te houden met deze belangen. Dit kan bijdragen aan het draagvlak van het plan.

Samen met de buurt heeft de initiatiefnemer gewerkt aan een tijdelijke en definitieve invulling van het terrein. Op 12 juli 2021 was een ontwerpsessie over de tijdelijke invulling. De voorlopige plannen van de nieuwbouw zijn op 11 september 2021 aan de buurt gepresenteerd tijdens de Expeditie. De uitnodiging is te vinden in bijlage 10 en het verslag met de resultaten in bijlage 11.

Tijdens de Burendag op 25 september 2021 is het terrein geopend en is de initiatiefnemer samen met de omgeving aan de slag gegaan met de tijdelijke invulling.

In juli 2022 hebben buurtbewoners een nieuwsbrief ontvangen over de laatste stand van zaken (bijlage 12).

Verder zijn de omwonenden schriftelijk op de hoogte gesteld over de asbestsanering en sloop van het gebouw (zie bijlage 13 en 14).

Daarnaast is er een projectpagina aangemaakt op rijswijkwonen.nl waarop informatie over het project te lezen is.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening stelt verplicht dat de gemeenteraad tegelijk met de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan vaststelt voor kostenverhaal in het geval het bestemmingsplan nieuwe, bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) aangewezen bouwplannen mogelijk maakt. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de bouw van één of meer woningen, de bouw van één of meer andere hoofdgebouwen of de uitbreiding of verbouwing van gebouwen. In de wet is aangegeven welke kosten verhaald kunnen worden. Het vaststellen van een exploitatieplan is niet nodig indien het kostenverhaal anderszins verzekerd is, bijvoorbeeld door gronduitgifte of een anterieure overeenkomst.

De gronden zijn in eigendom van de gemeente en worden via een tender verkocht aan de woningcorporatie. Onderdeel van deze tender is het sluiten van een koop- en ontwikkelovereenkomst tussen de gemeente en de woningcorporatie, waarin afspraken worden gemaakt over het kostenverhaal en eventuele aanvullende regels en/of een fasering. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd en is het opstellen van een exploitatieplan niet nodig. Bovendien is er sprake van een economisch uitvoerbaar plan. Hiermee is de financiële uitvoerbaarheid van het plan aangetoond. Er is een anterieure overeenkomst opgesteld die door beide partijen is ondertekend op d.d. 14 februari 2023.

5.3 Handhaving

De gemeente Rijswijk heeft besloten om de handhaving te verbeteren en heeft daarom een integrale handhavingsnota opgesteld. De nota heeft betrekking op bouwen, ruimtelijke ordening, milieu, APV, openbare orde, de Drank- en Horecawet en de Brandweer. Het doel van de integrale handhavingsnota is enerzijds om meer eenheid en uniformiteit te bewerkstelligen. Anderzijds wil de gemeente transparanter beleid, waarbij programmatische handhaving middels een jaarprogramma voor de uitvoering een belangrijk onderdeel is.

De integrale handhavingsnota geeft het ambitieniveau weer van de gemeente en beschrijf hoe dit gerealiseerd kan worden. De ambitie van de gemeente is dat zij zo effectief en efficiënt mogelijk handhaaft op de wet- en regelgeving waarvoor zij bevoegd gezag is. Men richt zich op het voorkomen van overtredingen. Daarnaast worden burgers en bedrijven geïnformeerd over het gewenst naleefgedrag en over de consequenties van ongewenst naleefgedrag.

Voor het handhaven van regels heeft de gemeente de beschikking over een drietal instrumenten, de zogenoemde bestuurlijke, strafrechtelijke en privaatrechtelijke instrumenten. Het bestuursrechtelijke instrumentarium kan de gemeente zelfstandig toepassen. Het bestaat uit bestuursdwang en een bestuurlijke dwangsom. Bij strafrechtelijke handhaving heeft de gemeente de medewerking van politie en openbaar ministerie nodig. Strafrechtelijke sancties kunnen de bestuursrechtelijke aanpak van overtredingen zeer effectief ondersteunen. Als derde middel kan de gemeente privaatrechtelijk handhaven. De gemeente treedt dan op, op basis van haar eigendomsrecht.

Efficiënte handhaving is gebaat bij heldere en overzichtelijke regels. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is dan ook nadrukkelijk rekening gehouden met het voorkomen van ongewenste situaties in de toekomst. Door de eenduidige opzet van het bestemmingsplan kan er efficiënt worden gehandhaafd. Tevens kunnen ongewenste situaties worden voorkomen, omdat bouwinitiatieven makkelijker kunnen worden getoetst aan het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Procedure

6.1 Vooroverleg en inspraak

Het ontwerp bestemmingsplan wordt conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter visie gelegd. Hierbij is er de mogelijkheid van zienswijzen voor een ieder, ook voor overlegpartners. Na de vaststelling van het bestemmingsplan wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het plan ligt na deze bekendmaking dan 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid van beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State.

6.1.1 Vooroverleg

Bij de voorbereiding van een ontwerp bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6

lid 1 Wro sub c overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1. Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Vanuit het vooroverleg zijn er reacties binnen gekomen van het Hoogheemraadschap van Delfland, de GGD en de Veiligheidsregio Haaglanden. De reactie heeft geleid tot een tekstuele aanpassing in de waterparagraaf.

6.1.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 24 februari 2023 tot en met 6 april 2023 zes weken ter inzage gelegen. Tijdens de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan kon een ieder een zienswijze indienen. Tijdens deze termijn is een zienswijze ingediend. In bijlage 16 bij deze toelichting is de nota van zienswijzen en vooroverlegreacties opgenomen. In die nota is de inhoud van de zienswijze en vooroverlegreacties samengevat weergegeven, alsmede de beantwoording ervan. De zienswijze leidt niet tot een aanpassing van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 7 Juridische planbeschrijving

7.1 Welke bestemmingen komen voor in dit plan?

Dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende bestemmingen:

  • 1. Wonen: deze bestemming is opgenomen ter plaatse van de beoogde 34 woningen.
  • 2. Wonen - 2: deze bestemming is opgenomen ten behoeve van een gemeenschappelijke ruimte in de flat aan de Van Mooklaan.
  • 3. Groen: deze bestemming is opgenomen voor het overige deel van het plangebied.
  • 4. Verkeer - 3: deze bestemming is opgenomen ten behoeve van het optimaliseren van het openbaar gebied en het parkeren.
  • 5. Waarde - Archeologie - 3: deze bestemming is opgenomen ter bescherming van de archeologische waarden.

7.2 Hoe ziet een bestemmingsplan er uit?

Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (voorheen de 'plankaart' genoemd), planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels zijn het juridische deel van het bestemmingsplan. In dit deel van het bestemmingsplan staan de rechten en plichten die voortvloeien uit het plan. In de plantoelichting zijn de achtergronden en uitgangspunten voor het beleid opgenomen. Met de toelichting worden de aanwezige belangen in het gebied afgewogen en wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond.

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde standaarden Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar. Alle bestemmingsplannen in Nederland zijn te vinden op de website: www.ruimtelijkeplannen.nl. Via het tabblad 'bestemmingsplannen' kan worden doorgeklikt naar de provincie, de woonplaats of nog specifieker de straatnaam. De gebieden die zwart omlijnd op de kaart staan aangeduid, zijn de gebieden waarvoor een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar is.

Zodra het gewenste bestemmingsplan is gevonden en deze voldoende is ingezoomd, wordt de betreffende bestemmingslegging zichtbaar. Om een beter beeld van de omgeving te krijgen, kan voor verschillende ondergronden worden gekozen (luchtfoto, topografie). Zodra linksboven 'legenda' wordt aangeklikt, wordt inzichtelijk wat de verschillende kleuren betekenen. Door vervolgens op een locatie binnen het plangebied te klikken wordt aan de rechterzijde van de kaart de bijbehorende informatie

getoond.

Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijbehorende regels worden gegeven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader worden ingevuld:

  • Met een dubbelbestemming. Dit betreft een bestemming die óók aan de gronden wordt toegekend. Bijvoorbeeld voor archeologie of ondergrondse leidingen. Voor gronden kunnen dus meerdere bestemmingen gelden.
  • Met een aanduiding. Een aanduiding is een vlak op de verbeelding. Via een aanduiding wordt in de regels iets aanvullend geregeld. Dat kan betrekking hebben op maatvoering (bijvoorbeeld een specifieke goot- of bouwhoogte), bouwen (bijvoorbeeld voor specifieke bouwwerken als overkappingen) of functies (bijvoorbeeld zorgwoningen).

7.3 Wat regelt een bestemmingsplan?

Een bestemmingsplan geeft aan voor welke functies percelen en bouwwerken mogen worden gebruikt. Dat kan bijvoorbeeld zijn voor wonen, groen, verkeer, enzovoort. Daarnaast bevat het plan per functie regels waaraan het gebruik en/of het bouwen moet voldoen. Zo is vastgelegd waar gebouwd mag worden en waar niet, en zijn regels gesteld hoe mag worden gebouwd. Het plan geeft bijvoorbeeld de maximale bouw- en goothoogte van huizen, en de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals erfafscheidingen aan.

7.4 Opzet van de planregels

De hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, hebben de volgende vaste volgorde:

  • In de Inleidende regels worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd en wordt de wijze van meten bepaald;
  • In de Bestemmingsregels worden in alfabetische volgorde van de naam van de bestemmingen de regels gegeven waarmee die bestemmingen zoals die op de verbeelding voorkomen, nader worden omschreven;
  • De Algemene regels bevatten een aantal regels (voorheen bepalingen genoemd) die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelbepaling of de bepaling welke wettelijke regeling van toepassing is);
  • De Overgangs- en slotregels ten slotte geven overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing en de titel van het plan.

Ook bij de opstelling van een bestemmingsbepaling (hoofdstuk 2 van de regels) moet een vaste volgorde gebruikt worden: Een bestemmingsregel behoeft niet alle voorgeschreven elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.

Daarnaast is een aantal bepalingen opgenomen waaraan landelijk gezien de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling.

7.5 Toelichting op de inleidende regels

In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de inleidende regels.

Artikel 1 Begrippen

De begrippen die in het bestemmingsplan gebruikt worden zijn in dit artikel gedefinieerd. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.

 

Artikel 2 Wijze van meten

Dit artikel maakt duidelijk hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken worden gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.

7.6 Toelichting op de bestemmingsregels

Het hoofdstuk Bestemmingsregels bevat de regels die specifiek gelden voor de bestemmingen in dit plan.

Artikel 3 Groen

De voor 'Groen' bestemde gronden zijn bedoeld voor groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, bermen, oevers, water en huishoudkundige voorzieningen mogelijk. Ook zijn wandel- en fietspaden toegestaan. Bebouwingsmogelijkheden binnen deze bestemming zijn beperkt.

Artikel 4 Verkeer - 3

De voor 'Verkeer - 3' bestemde gronden zijn bedoeld voor erftoegangswegen en verblijfsgebieden, bruggen, viaducten en tunnels ten behoeve van kruisende infrastructuur en bermen en beplanting. Daaraan zijn speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, al dan niet (half) ondergronds paden, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en geluidwerende voorzieningen ondergeschikt

met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Bebouwingsmogelijkheden binnen deze bestemming zijn beperkt.

Artikel 5 Wonen

De voor 'Wonen - 2' bestemde gronden zijn bedoeld voor de 34 appartementen en de daarbij behorende bouwwerken, tuinen, erven en gebouwde parkeervoorzieningen. Met een bouwvlak is de positie van het beoogde bouwwerk bepaald. De maximale bouwhoogte en het maximaal aantal woningen geven respectievelijk aan hoe hoog er mag worden gebouwd en hoeveel woningen er gebouwd mogen worden.

Artikel 6 Wonen - 2

De voor 'Wonen' bestemde gronden zijn bedoeld voor een gemeenschappelijke ruimte en

de daarbij behorende bouwwerken, tuinen, erven en gebouwde parkeervoorzieningen.

Artikel 7 Waarde - Archeologie - 3

De gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3' zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.