direct naar inhoud van Regels
Plan: Godfried Bomansstraat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0603.bpgodfriedbomansst-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Godfried Bomansstraat' met identificatienummer NL.IMRO.0603.bpgodfriedbomansst-VA01' van de gemeente Rijswijk;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en daarbij behorende bijlagen);

Verdere begrippen in alfabetische volgorde:

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aangebouwd bijgebouw

een indirect met het hoofdgebouw verbonden gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw dan wel in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie en afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.6 archeologische waarde

de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8 bebouwingspercentage

een percentage dat aangeeft welk deel van het bestemmings- of aanduidingsvlak maximaal mag worden bebouwd;

1.9 begane grond

de bouwlaag van een gebouw waarvan de vloer zich op maaiveld, of nagenoeg op maaiveld, bevindt;

1.10 bestaand
  • a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op moment van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan; daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  • b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
    • 1. aanwezig zijn én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn gebouwd;
    • 2. nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen
  • c. bestaande aantal: het aantal zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
1.11 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bijgebouw

een zelfstandig gebouw behorende bij en ruimtelijk ondergeschikt aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw, met een aan dat hoofdgebouw ondergeschikte functie;

1.14 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.15 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met inbegrip van de begane grond; hieronder wordt niet begrepen:

  • een onderbouw: een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen;
  • een vide, waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50% van de onderliggende laag;
  • een zolder waarvan de oppervlakte, voor zover de hoogte groter is dan 1,50 m, niet meer bedraagt dan 50% van de oppervlakte van de onderliggende laag;
1.17 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 bouwperceelsgrens

een grens van een bouwperceel;

1.19 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.20 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.21 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.22 gestapelde woningen

boven elkaar of nagenoeg boven elkaar gebouwde woningen;

1.23 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.24 onderkomen

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer-, vlieg- of vaartuigen, kampeermiddelen, loodsen, keten en soortgelijke verblijfsmiddelen, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken;

1.25 overkapping

een kapconstructie over een ruimte of ander bouwwerk.

1.26 peil
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de bovenkant van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de hoogte van het terrein ter plaatse van de bouw;

tenzij elders in deze regels anders bepaald;

1.27 prostitutie

het zich in bedrijfsmatige zin beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.28 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan:

  • a. een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon;
  • b. een seksbioscoop of sekstheater;
  • c. een seksautomatenhal;
  • d. een seksclub of parenclub,

al dan niet in combinatie met elkaar, dan wel in combinatie met een sekswinkel;

1.29 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, zie ook de 'Algemene bouwregels';

2.3 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, casu quo de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 grondoppervlakte van een bouwwerk

van een gebouw of ander bouwwerk, buitenwerks en boven peil;

2.6 brutovloeroppervlakte

binnenwerks, met dien verstande, dat de totale vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels of bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten worden opgeteld;

2.7 verkoopvloeroppervlakte

binnenwerks, met dien verstande, dat de totale vloeroppervlakte van ruimten welke rechtstreeks ten dienste staan van de detailhandelsactiviteiten en voor publiek toegankelijk zijn worden opgeteld; kantoren, magazijnen en overige dienstruimten worden hieronder niet begrepen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen, oevers, water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. paden en bruggen voor langzaam verkeer;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. straatmeubilair;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 7 m voor kunstobjecten, licht-, zend en vlaggenmasten;
  • b. 6 m voor geluidwerende voorzieningen;
  • c. 4 m voor speel- en ontmoetingsvoorzieningen;
  • d. 2 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 ten behoeve van het bouwen van gebouwen en overkappingen met dien verstande dat:

  • a. gebouwen en overkappingen zijn toegestaan tot een oppervlakte van 20 m² per object;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen maximaal 3 m mag bedragen.

Artikel 4 Verkeer - 3

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. erftoegangswegen en verblijfsgebieden;
  • b. bruggen, viaducten en tunnels ten behoeve van kruisende infrastructuur;
  • c. bermen en beplanting;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. speelvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen, al dan niet (half) ondergronds;
  • f. paden;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. geluidwerende voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • i. gebouwen;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 4.1 bedoelde gronden gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen zijn toegestaan tot een oppervlakte van 10 m² per object;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen mag maximaal 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 7 m voor kunstobjecten, licht- en vlaggenmasten;
    • 2. 6 m voor geluidwerende voorzieningen;
    • 3. 4 m voor speel- en ontmoetingsvoorzieningen;
    • 4. 2 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in de vorm van gestapelde woningen;

met daarbij behorend(e):

  • b. bergingen;
  • c. tuinen en terrassen;
  • d. paden;
  • e. in- en uitritten;
  • f. groen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. parkeren;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. water en waterhuiskundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. als hoofdgebouwen uitsluitend gestapelde woningen mogen worden gebouwd;
  • b. hoofdgebouwen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum bouwhoogte";
  • d. het aantal woningen niet meer bedraagt dan is aangegeven bij de aanduiding "maximum aantal wooneenheden".

5.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn niet toegestaan.

5.2.3 Overige bouwwerken

Ten aanzien van de in lid 5.1 bedoelde gronden geldt voor overige bouwwerken dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 7 m voor kunstobjecten en licht-, zend- en vlaggenmasten;
  • b. 3 m voor speel- en ontmoetingsvoorzieningen;
  • c. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen op gronden, gelegen tussen 1 m achter de voorgevel (of het verlengde daarvan) en de openbare weg aan de voorzijde van het hoofdgebouw;
  • d. 2 m voor de overige delen van het erf.
  • e. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen;
  • f. 2 m voor andere overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 6 Wonen - 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in de vorm van gestapelde woningen;
  • b. op de begane grondlaag of tweede bouwlaag voor een maatschappelijke functie met een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 150 m2 per bouwvlak;
  • c. beroepsuitoefening aan huis (zie lid 6.4);
  • d. tuinen en erven;
  • e. parkeervoorzieningen (niet gebouwde), groenvoorzieningen en water.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  • a. als hoofdgebouwen uitsluitend gestapelde woningen mogen worden gebouwd;
  • b. hoofdgebouwen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • c. het hoofdgebouw in de voorgevelbouwgrens dient te worden gebouwd;
  • d. aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen niet zijn toegestaan;
  • e. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan:
    • 1. 1 m op gronden, gelegen tussen 1 m achter de voorgevel (of het verlengde daarvan) en de openbare weg aan de voorzijde;
    • 2. 2 m op de overige delen van het erf;
  • f. de bouwhoogte van kunstobjecten, licht-, zend- en vlaggenmasten niet meer mag bedragen dan 7 m;
  • g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, niet meer mag bedragen dan 2 m.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 voor de bouw van een extra garage en/of bijgebouw, met dien verstande, dat:

  • a. de totale oppervlakte maximaal 25 m2 per bestemmingsvlak bedraagt;
  • b. de bouwhoogte maximaal 4 m bedraagt
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Beroepsmatige activiteiten

Het bepaalde in lid 6.1 ten aanzien van ten aanzien van het gebruik van woningen als praktijkruimte voor beroep aan huis is toegestaan mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij geldt dat de brutovloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 40% van de woning met een maximum van 40 m²;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat in de omgeving;
  • c. in de omgeving geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreedt;
  • d. er wordt voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein;
  • e. de beroepsmatige activiteiten geschieden door degene die op het perceel woonachtig is;
  • f. detailhandel (al dan niet via internet) uitsluitend is toegestaan;
    • 1. in goederen, die ter plaatse worden vervaardigd, verwerkt of bewerkt, en mits dit een onderschikt deel van de bedrijfsvoering is;
    • 2. mits er geen sprake is van winkel- of uitstallingsruimte van goederen ten behoeve van de beroepsactiviteit.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.4 voor het medegebruik van woningen en/of aangebouwde bijgebouwen ten behoeve van bedrijf aan huis tot en met ten hoogste categorie 2 zoals opgenomen in 'Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten' al dan niet in combinatie met handel in en verkoop van goederen en diensten via internet, met dien verstande, dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij geldt dat de grondoppervlakte niet meer mag bedragen dan 40% van de woning met een maximum van 40 m²;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat in de omgeving;
  • c. in de omgeving geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreedt;
  • d. de bedrijfsuitoefening geschiedt door degene die op het perceel woonachtig is;
  • e. er, behoudens een beperkte kleinschalige verkoop in direct verband met de bedrijfsmatige activiteiten, geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden;
  • f. er geen vergunningplichtige inrichtingen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht mogen worden opgericht;
  • g. geen detailhandel mag plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van de kleinschalige bedrijfsactiviteiten en/of handel in en verkoop van goederen en diensten via internet.

Artikel 7 Waarde - Archeologie - 3

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de aanwezige archeologische waarden.

7.2 Bouwregels

Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd die dieper reiken dan 0,80 m onder maaiveld.

7.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2, voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij de in lid 7.1 bedoelde bestemming, mits de archeologische waarden niet worden geschaad.
  • b. Alvorens de omgevingsvergunning (voor het bouwen) te kunnen verlenen, dient de aanvrager van omgevingsvergunning aan burgemeester en wethouders hieromtrent een schriftelijk advies te overleggen die door de gemeentelijke archeoloog wordt beoordeeld.

Aan een omgevingsvergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:

  • c. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • d. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een door de gemeente aan te wijzen deskundige op archeologisch gebied.
7.4 Omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden
7.4.1 Verbod

Het is verboden op de tot 'Waarde - Archeologie - 3' bestemde grond, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • b. het bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  • d. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeer- gelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;
  • g. verhogen of verlagen van de grondwaterstand.

7.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 7.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. tussen maaiveld en 0,80 m onder maaiveld worden uitgevoerd;
  • b. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen en gericht zijn op en noodzakelijk zijn voor de instandhouding van het onderhavige plangebied;
  • c. in uitvoering waren ten tijde van de inwerkingtreding van het plan, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. werkzaamheden in het kader van uitvoeren van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige.

7.4.3 Voorwaarden

Het in lid 7.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend:

  • a. indien uit een door de aanvrager van de vergunning te overleggen rapport of andere beschikbare informatiebron de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag mogelijk kunnen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld en hieruit blijkt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden;
  • b. voor zover de genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
7.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Alvorens toepassing te geven aan deze regel winnen burgemeester en wethouders advies in bij een archeologisch deskundige.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Overschrijding bouwgrenzen
9.1.1 Algemeen

De in deze regels opgenomen bepalingen ten aanzien van bouwgrenzen zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen met betrekking tot:

  • a. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen;
  • b. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de voorgevelbouwgrens niet meer dan 12 cm bedraagt;
  • c. gevel en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, galerijen en luifels, mits zij de bouwgrens met niet meer dan 0,50 m overschrijden;
  • d. erkers en balkons voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden;
  • e. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden;
  • f. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de voorgevelbouwgrens met meer dan 1 m overschrijden.

9.1.2 Afwijkingen
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde onder 9.1.1 voor het overschrijden van de aangegeven bouwgrenzen met ten hoogste 1,50 m, indien het betreft:
    • 1. toegangen van bouwwerken;
    • 2. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen;
    • 3. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 4. gevel en kroonlijsten en overstekende daken;
    • 5. balkons en galerijen;
    • 6. luifels, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame;
    • 7. hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen;
    • 8. kelderingangen en kelderkoekoeken;
  • b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde onder 9.1.1 voor het overschrijden van de aangegeven bouwgrenzen ten behoeve van het bouwen van verbindingen (loopbruggen) tussen gebouwen, mits die uit oogpunt van verkeersveiligheid aanvaardbaar wordt geacht.
9.2 Ondergronds bouwen

De planregels inzake de toelaatbaarheid, de aard, de omvang en de situering van gebouwen zijn in geval van ondergrondse bouw van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat deze uitsluitend is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. ondergrondse bouw is uitsluitend toegestaan onder de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, alsmede ter verbinding van gebouwen, met dien verstande, dat dit niet van toepassing is op situaties als bedoeld in 9.1.1, onder e;
  • b. gebouwd mag worden tussen peil en 3,50 m onder peil.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Gebruik onbebouwde gronden en bouwwerken

Onder verboden gebruik van onbebouwde gronden wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  • b. het opslaan van goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer- of vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  • c. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;
  • d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • e. het opslaan van vuurwerk en/of andere gevaarlijke stoffen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (artikel 1 onder g);
  • f. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
  • g. g. het gebruik van bouwwerken voor seksinrichtingen.
10.2 Uitzonderingen gebruiksverbod

Het bepaalde in lid 10.1 van dit artikel is niet van toepassing op:

  • a. het (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden;
  • b. de opslag van goederen in het kader van de in het plan toegestane bedrijfsvoering;
  • c. het opslaan of storten van afval- en meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van de gronden en de watergangen.
10.3 Gebruik bouwwerken

Onder verboden gebruik van bouwwerken wordt in ieder geval verstaan:

  • a. vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • b. prostitutie;
  • c. seksinrichtingen;
  • d. het opslaan van vuurwerk en/of andere gevaarlijke stoffen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (artikel 1 onder g).
10.4 Uitzondering gebruiksverbod

Het bepaalde in lid 10.3 van dit artikel is niet van toepassing op:

  • a. het (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de bouwwerken;
  • b. de opslag van goederen in het kader van de in het plan toegestane bedrijfsvoering.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in deze regels ten behoeve van:
    • 1. het in geringe mate afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, hoogtescheidingslijnen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt dat deze afwijking in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan redelijk, gewenst of noodzakelijk is en de afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer bedraagt dan 3 m;
    • 2. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering van bouwwerken (waaronder goothoogte, bouwhoogte, grondoppervlakte, onderlinge afstand, afstand tot perceelsgrenzen), eventueel met een overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten;
    • 3. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met maximaal 20%;
    • 4. de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals een vlaggenmast, een kunstobject, antennes en dergelijke tot een bouwhoogte van 15 m.
  • b. Afwijken is alleen mogelijk indien geen onevenredige afbreuk plaatsvindt van:
    • 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. een goede woonsituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:

  • a. een enigszins andere situering en/of begrenzing van bouwpercelen, dan wel bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en bouwvlakken en/of aanduidingen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, op voorwaarde, dat de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, bestemmingsvlak dan wel bouwvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd;
  • b. het wijzigen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3', indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat sprake is van een hogere dan wel lagere verwachtingswaarde;

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
13.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

13.1.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 13.1.1 omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 13.1.1 met maximaal 10%.

13.1.3 Uitzondering

Lid 13.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik
13.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

13.2.2 Afwijkingsmogelijkheid

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 13.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

13.2.3 Verlooptermijn

Indien het gebruik, bedoeld in het lid 13.2.1 na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

13.2.4 Uitzondering

Lid 13.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Godfried Bomansstraat.