direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a 'H2 Conversiepark 2'
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0599.TAM901H2Conversie-on01

Regels

Preambule

Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het faciliteren van gebiedsontwikkeling op de locatie van het H2 Conversiepark 2 en is als een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk 22a) opgenomen in het omgevingsplan van de gemeente Rotterdam. Dit hoofdstuk is bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening, bedoeld in artikel 1.2.1, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.

De in dit deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22a van het omgevingsplan van de gemeente Rotterdam. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '22a' gelezen worden.

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I van het omgevingsplan, bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit hoofdstuk;

Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden aanvullend de volgende begripsbepalingen:

Artikel 1 Begrippen

Voor de toepassing van dit hoofdstuk geldende de volgende begripsbepalingen:

1.1 TAM-omgevingsplan

Het TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a 'H2 Conversiepark 2' met identificatienummer NL.IMRO.0599.TAM901H2Conversie- van de gemeente Rotterdam.

1.2 Omgevingsplan

Het omgevingsplan van de gemeente Rotterdam.

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Andere havengerelateerde activiteiten

Het leveren van diensten en producten (met de bijbehorende productie en opslag) ten behoeve van andere bedrijven en activiteiten in het havengebied.

1.6 Archeologisch deskundige

Archeologie Rotterdam of een andere deskundige op het gebied van archeologie.

1.7 Bebouwing

Een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 Bebouwingspercentage

Een percentage dat aangeeft hoeveel van het oppervlak van een bestemmingsvlak door gebouwen mag worden ingenomen.

1.9 Bedrijfsgebonden kantoor

Kantoor voor dienstverlening aan en verbonden met de uitoefening van ter plaatse toegelaten bedrijfsactiviteiten.

1.10 Belwinkel

Een inrichting waarvan de bedrijfsvoering onder welke benaming dan ook is gericht op het ter plaatse tegen betaling bieden van gelegenheid tot elektronische berichtenuitwisseling in de vorm van telefonie of door middel van toegang tot het internet. Een op de openbare weg geplaatste telefooncel wordt hier niet onder begrepen.

1.11 Beschermingszone

Een zone behorende bij een hoogspanningsverbinding, waarin ter bescherming van die verbinding en in het kader van veiligheid voorschriften en beperkingen kunnen gelden.

1.12 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.13 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.14 Bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.15 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.16 Bruto vloeroppervlak (b.v.o.)

Het vloeroppervlak van een bouwwerk, inclusief de niet direct voor het hoofddoel bruikbare ruimten (bijvoorbeeld bij een productiebedrijf of winkel, de magazijn-, expeditie-, kantoorruimten). Gebouwde parkeervoorzieningen worden niet tot het b.v.o. gerekend.

1.17 Chemische industrie

Bedrijfsmatig toepassen van (bio)chemische processen op industriële schaal, inclusief de daarbij behorende op- en overslag van grondstoffen en producten.

1.18 Dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen. Een belwinkel en een seksinrichting worden hier niet onder begrepen.

1.19 Distributieactiviteiten

Activiteiten gericht op of gelieerd aan expeditie/distributie en bijbehorende be- en verwerking, opslag en assemblage van goederen.

1.20 Gevaarlijke stoffen

Gevaarlijke stoffen als bedoeld in artikel 3, tiende lid, van de Seveso-richtlijn.

1.21 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.22 GGD

Gemeentelijke Gezondheidsdienst Rotterdam-Rijnmond.

1.23 Havenfacilitaire diensten

Diensten en activiteiten van algemeen belang ten behoeve van het beheer en de exploitatie van de haven, zoals faciliteiten en diensten ten behoeve van de douane, de havenmeester en hulpdiensten.

1.24 Hoog-risico biologisch laboratorium

Een biologisch laboratorium met een biologische veiligheidsklasse 3 of hoger zoals bedoeld in het “Beleidskader hoog-risico biologische laboratoria Rotterdam-Rijnmond”.

1.25 Hoogspanningsverbinding

Een kabel met een spanningsniveau hoger dan 1.000 volt wisselspanning (effectief) of 1.500 volt gelijkspanning, inclusief bijbehorende mantelbuizen.

1.26 Hyperscale datacentrum

Een rekencentrum of datacentrum, als bedoeld in artikel 3.235 van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het gaat om een bebouwd vloeroppervlakte van meer dan 10 ha en een elektrisch aansluitvermogen van 70 MW of meer.

Een hyperscale datacentrum omvat ook andere activiteiten die worden verricht op dezelfde locatie en die het hyperscale datacentrum functioneel ondersteunen.

1.27 In- en uittredepunt

het punt waar de gestuurde boring start dan wel eindigt.

1.28 Kantoren

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.29 Maaiveld

De bovenkant van het aansluitende, afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden.

1.30 NAP

Het Normaal Amsterdams Peil is de referentiehoogte waaraan hoogtemetingen in Nederland worden gerelateerd.

1.31 Nieuw hoog-risico biologisch laboratorium

Nieuwvestiging van een hoog-risico biologisch laboratorium of uitbreiding van een bestaand (hoog-risico biologisch) laboratorium met een hoog-risico biologisch laboratorium.

1.32 Nutsvoorzieningen

Voorzieningen van openbaar nut zoals nautische voorzieningen (o.a. radarposten en walstroomvoorzieningen), transformatorhuisjes, communicatiemiddelen (o.a. telecommunicatiemasten), gasreduceerstations, gebouwen ten behoeve van persleidingen, voorzieningen ten behoeve van de levering van drink- en/of industriewater, multidisciplinaire faciliteiten voor de (overheids)hulpdiensten en voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling- en opslag.

1.33 Peil (straat-)
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de kruin van de weg;
  • b. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein.

Indien een bouwwerk aan meer dan één weg wordt gebouwd, is het peil van de hoogstgelegen weg maatgevend.

1.34 Seksinrichting

De voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht.

1.35 VRR

Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond.

1.36 Water

Waterlopen (sloten, singels, vijvers e.d.) ten behoeve van de waterberging, alsmede de aan- en afvoer van oppervlaktewater.

Artikel 2 Inleidende regels

2.1 Toepassing omgevingsplan

Artikel 1.1 van het Omgevingsbesluit, artikel 1.1 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, artikel 1.1 van het Besluit activiteiten leefomgeving en artikel 1.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving zijn van overeenkomstige toepassing op dit omgevingsplan, tenzij hierna van deze artikelen wordt afgeweken.

2.2 Toepassingsbereik
  • a. De besluiten op grond van artikel 22.1, onder a, van de Omgevingswet zijn niet van toepassing voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie.
  • b. De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3 en afdeling 22.3 zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk.
  • c. De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie H2 conversiepark 2, waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0599.TAM901H2Conversie-on01.

Artikel 3 Meet- en rekenbepalingen

Bij toepassing van deze regels gelden, in aanvulling op artikel 22.24 van dit omgevingsplan, de volgende meet- en rekenbepalingen:

3.1 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

3.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

3.3 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een bouwwerk.

Artikel 4 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden zonder omgevingsvergunning gronden of bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken anders dan overeenkomstig de aan de locatie toegedeelde functies dan wel toegestane gebruiksactiviteiten.

Hoofdstuk 2 REGELS VOOR FUNCTIES EN ACTIVITEITEN

Artikel 5 Bedrijf - 9

5.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als [Bedrijf - 9].

5.2 Toegelaten activiteiten

Op de voor [Bedrijf - 9] aangewezen gronden zijn is uitsluitend het bouwen en gebruiken van de volgende voorzieningen toegestaan:

  • a. Chemische industrie met de bijbehorende bewerking en verwerking;
  • b. Voorzieningen, zoals afvalwaterzuivering, luchtbehandelingssystemen, damp- en geurverwerkingsinstallaties en elektriciteitsopwekking anders dan met behulp van windturbines, die ten dienste staan van de activiteiten, bedoeld onder a;
  • c. Bedrijfsgebonden kantoren;
  • d. (Spoor)wegen en paden;
  • e. Water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. Kaden, taluds en afmeervoorzieningen;
  • g. Laad- en losvoorzieningen;
  • h. Kabels en (buis)leidingen;
  • i. Nuts-, groen- en parkeervoorzieningen;
  • j. Erfafscheidingen en geluidswerende voorzieningen.

5.3 Verboden activiteiten

De volgende activiteiten zijn verboden:

  • a. Het bouwen en gebruiken van een hyperscale datacentrum;
  • b. Het bouwen en gebruiken van een hoog-risico biologisch laboratorium;
  • c. Het bouwen van een zeer kwetsbaar gebouw.

5.4 Specifieke bouwregels
  • a. Het bouwen van kwetsbare gebouwen of kwetsbare locaties, is uitsluitend toegestaan voor zover deze behoren bij en ondergeschikt zijn aan de activiteiten in artikel 5.2;
  • b. In aanvulling op het bepaalde in artikel 5.4 sub a is het bouwen van bijbehorende en ondergeschikte, kwetsbare gebouwen of kwetsbare locaties, voor zover dit kantoren betreft, slechts toegestaan tot een brutovloeroppervlakte van maximaal 3.000 m2;
  • c. Het bouwen van kwetsbare gebouwen en locaties en beperkt kwetsbare gebouwen en locaties of het aanbrengen van veranderingen van niet ondergeschikte aard deze gebouwen of locaties in het gebied waarvoor een veiligheidscontour geldt, is slechts toegestaan, voor zover de gebouwen zijn voorzien van of zijn uitgerust met:
    • 1. scherfwerende beglazing in kitsponningen en
    • 2. een adequaat functionerend centraal afsluitbaar ventilatiesysteem en
    • 3. lekwerende voorzieningen bij raam- en deuropeningen of
    • 4. indien niet aan de vereisten onder 2 en 3 wordt voldaan, een tijdelijke vluchtruimte, waaronder wordt begrepen een in of direct naast het object gelegen afsluitbare ruimte van voldoende omvang om het aantal personen dat in het object werkzaam is gedurende een calamiteit voor enkele uren een adequate verblijfplaats te bieden, welke ruimte gas- en luchtdicht is of op korte termijn op overdruk kan worden gebracht en gehouden.
  • d. Voor zover de in dit artikel opgenomen maatregelen of daarmee gelijk te stellen maatregelen tevens vereist zijn op grond van het Besluit bouwwerken leefomgeving, prevaleert in geval van strijdigheid het bepaalde in het Besluit bouwwerken leefomgeving.

5.5 Vergunningplicht omgevingsplanactiviteit bouwen

Het is verboden zonder omgevingsvergunning een bouwactiviteit te verrichten en het te bouwen bouwwerk in stand te houden en te gebruiken.

5.6 Beoordelingsregels omgevingsplanactiviteit bouwen

In aanvulling op de beoordelingsregels uit artikel 22.29 van het omgevingsplan, wordt de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.5, alleen verleend indien in de aanvraag wordt aangetoond dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de 'Beleidsregeling Parkeernormen auto en fiets gemeente Rotterdam 2022' of de rechtsopvolgers daarvan.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als [Verkeer].

6.2 Toegelaten activiteiten

Op de voor [Verkeer] aangewezen gronden zijn uitsluitend de volgende activiteiten toegestaan: het aanleggen en gebruiken van:

  • a. (rail)verkeerswegen, emplacementen, fiets- en voetpaden;
  • b. nuts-, groen- en parkeervoorzieningen;
  • c. water en waterhuishoudkundige functies;
  • d. voorzieningen ten behoeve van de verbetering van de leefomgeving, zoals geluidschermen;
  • e. kabels en (buis)leidingen;
  • f. voorzieningen ten behoeve van windturbines;
  • g. reclame-uitingen;
  • h. bovengrondse en ondergrondse verbindingen, zoals transportbanden ten behoeve van het verplaatsen van grondstoffen en producten.

6.3 Specifieke bouwregels

De doorrijhoogte ter plaatse van bovengrondse verbindingen als bedoeld in artikel 6.2 onder h is minimaal 5 meter.

Artikel 7 Leiding - Leidingstrook

7.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als [Leiding - Leidingstrook].

7.2 Toegelaten activiteiten

Ter plaatse van de gronden aangewezen als [Leiding - Leidingstrook] zijn, behalve voor de daar toegelaten activiteiten, ook de volgende activiteiten toegestaan: de aanleg, het gebruik en de bescherming van een leidingstrook, met daarin buisleidingen, leidingen en kabels, alsmede de hierbij behorende voorzieningen zoals overkluizingen en mofputten.

7.3 Omgevingsvergunning voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding [Leiding- Leidingstrook]
7.3.1 Aanwijzing omgevingsvergunningplichtige bouwactiviteiten
  • a. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning bouwactiviteiten te verrichten ter plaatse van de aanduiding [Leiding - Leidingstrook].
  • b. Dit verbod geldt ook als het bouwen op grond van de bouwregels in andere voorkomende functie(s) wel is toegestaan.

7.3.2 Beoordelingsregels omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 7.3.1, wordt verleend als:

  • a. De veiligheid met betrekking tot aanwezige (buis)leidingen/kabels niet wordt geschaad;
  • b. Geen (zeer) kwetsbaar gebouw wordt toegelaten; en
  • c. De bouwactiviteiten geen gevaar opleveren voor het functioneren van de (buis)leidingen/kabels.

7.3.3 Advies

Voordat de omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 7.3.1 verleend kan worden, wint het bevoegd gezag advies in van de beheerder van de (buis)leidingen/kabels omtrent de beoordeling van de beperkingen en voorschriften ten aanzien van de belangen als bedoeld in artikel 7.3.2 onder a t/m c.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden ter plaatse van de aanduiding [Leiding-Leidingstrook]
7.4.1 Aanwijzing omgevingsvergunningplichtige activiteiten voor werken en werkzaamheden

Het is verboden om ter plaatse van de aanduiding [Leiding - Leidingstrook] zonder omgevingsvergunning de volgende activiteiten uit te voeren:

  • a. Het aanbrengen dan wel rooien van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • b. Het indrijven van voorwerpen in de bodem (incl. heiwerkzaamheden);
  • c. Het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven alsmede door ophogen;
  • d. Het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • e. Het verrichten van grondroer werkzaamheden, anders dan ten behoeve van (buis)leidingen/kabels;
  • f. Het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • g. Het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • h. Andere werken en/of werkzaamheden die van invloed kunnen zijn op de integriteit en werking van de aanwezige (buis)leidingen/kabels.

7.4.2 Uitzondering op de vergunningplicht

Het verbod, bedoeld in artikel 7.4.1, geldt niet voor:

  • a. Werken en werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de leidingstrook, als bedoeld in artikel 7.2;
  • b. Werken en werkzaamheden ten behoeve van de aanleg, het normaal onderhoud en beheer en het verwijderen en vervangen van buisleidingen, leidingen en kabels alsmede de hierbij behorende voorzieningen, als bedoeld in artikel 7.2;
  • c. Graafwerkzaamheden als bedoeld in de 'wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken';
  • d. Activiteiten ter uitvoering van het inpassingsplan “Net op zee - Hollandse kust (zuid)”.

7.4.3 Beoordelingsregels omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 7.4.1, wordt verleend als:

  • a. De veiligheid met betrekking tot aanwezige (buis)leidingen/kabels niet wordt geschaad;
  • b. Geen (zeer) kwetsbaar gebouw wordt toegelaten; en
  • c. Dit geen gevaar oplevert voor het functioneren van de (buis)leidingen/kabels.

7.4.4 Advies

Voordat de omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 7.4.1 verleend kan worden, wint het bevoegd gezag advies in van de beheerder van de (buis)leidingen/kabels omtrent de beoordeling van de beperkingen en voorschriften ten aanzien van de belangen als bedoeld in artikel 7.4.3 onder a t/m c.

Artikel 8 Leiding - Hoogspanning

8.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als [Leiding - Hoogspanning].

8.2 Toegelaten activiteiten

Ter plaatse van de voor [Leiding - Hoogspanning] aangewezen gronden zijn uitsluitende de volgende activiteiten toegestaan:

  • a. Het aanleggen en gebruiken van ondergrondse hoogspanningsleidingen tot maximaal 450 KV
  • b. Het aanleggen en gebruiken van bij de hoogspanningsleidingen, als bedoeld onder a, behorende voorzieningen.

8.3 Omgevingsvergunning voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding [Leiding- Hoogspanning]
8.3.1 Aanwijzing omgevingsvergunningplichtige bouwactiviteiten

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning bouwactiviteiten te verrichten ter plaatse van de aanduiding [Leiding - Hoogspanning].

8.3.2 Uitzondering op de vergunningplicht

Het verbod, bedoeld in artikel 8.3.1, geldt niet voor de volgende activiteiten:

  • a. Het bouwen ten behoeve van de toegelaten activiteiten ter plaatse van de aanduiding [Leiding - Hoogspanning] als bedoeld in artikel 8.2;
  • b. Vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en hoogte niet worden vergroot en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

8.3.3 Beoordelingsregels omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten

Een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 8.3.1, wordt alleen verleend als de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad.

8.3.4 Advies

Voordat de omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 8.3.1 verleend kan worden, wint het bevoegd gezag advies in van de beheerder van de hoogspanningsleiding, ter bescherming van het belang van de hoogspanningsleiding.

8.3.5 Mogelijkheid tot het opleggen van vergunningvoorschriften

Het bevoegd gezag kan naar aanleiding van het advies van de beheerder van de hoogspanningsleiding, ter bescherming van het belang van de hoogspanningsleiding, vergunningvoorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.3.1.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden ter plaatse van [Leiding-Hoogspanning]
8.4.1 Aanwijzing omgevingsvergunningplichtige gevallen voor werken en werkzaamheden

Ter plaatse van de in artikel 8.1 bedoelde gronden is het niet toegestaan om zonder omgevingsvergunning de volgende activiteiten uit te voeren:

  • a. het aanbrengen dan wel rooien van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • b. het indrijven van voorwerpen in de bodem (incl. heiwerkzaamheden);
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven alsmede door ophogen;
  • d. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • e. het verrichten van grondroer werkzaamheden, anders dan ten behoeve van leidingen;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • g. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.

8.4.2 Uitzondering op de vergunningplicht

Het verbod, als bedoeld in artikel 8.4.1, geldt niet voor werken en werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de gronden aangewezen als [Leiding - Hoogspanning]

8.4.3 Beoordelingsregels omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 8.4.1, wordt verleend als de uitvoering van de werken dan wel werkzaamheden geen gevaar oplevert voor de ondergrondse leidingen of het goed functioneren daarvan.

8.4.4 Advies

Voordat de omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 8.4.1 verleend kan worden, wint het bevoegd gezag advies in van de beheerder van de hoogspanningsleiding, ter bescherming van het belang van de hoogspanningsleiding.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 2

9.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als [Waarde - Archeologie 2].

9.2 Toegelaten activiteiten

Op de voor [Waarde - Archeologie 2] aangewezen gronden zijn, zijn behalve de op grond van andere aanwijzingen toegelaten activiteiten, de volgende activiteiten toegestaan: activiteiten gericht op de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden.

9.3 Omgevingsvergunning voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding [Waarde-Archeologie 2]
9.3.1 Aanwijzing omgevingsvergunningplichtige bouwactiviteiten

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 200 m2, dat in de ongeroerde bodem dieper reikt dan 7 meter beneden NAP te bouwen.

9.3.2 Uitzondering op de vergunningplicht

Het verbod, bedoeld in artikel 9.3.1, geldt niet voor de volgende activiteiten:

  • a. Onderhouds-, beheer, en herstelwerken en -werkzaamheden;
  • b. Werkzaamheden ten aanzien van bestaande weg- en leidingcunetten.

9.3.3 Beoordelingsregels omgevingsvergunning voor de bouwactiviteit

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van de activiteiten, als bedoeld in artikel 9.3.1, wordt verleend:

  • a. Indien een rapport beschikbaar is van een archeologisch deskundige waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag de verwachte archeologische waarde van de dieper dan 7 meter beneden NAP te verstoren ongeroerde bodem in voldoende mate is vastgesteld; of 
  • b. Indien een verklaring van Archeologie Rotterdam aanwezig is dat een rapport als bedoeld onder a niet noodzakelijk is.

9.3.4 Mogelijkheid tot het opleggen van vergunningvoorschriften

Het bevoegd gezag kan, in het belang van de archeologische monumentenzorg, aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.3.1, de volgende voorschriften verbinden:

  • a. Technische maatregelen om archeologische waarden ter plaatse van de bodem te behouden;
  • b. Begeleiding van het werk door een archeologisch deskundige verplicht stellen;
  • c. Het verplichten archeologische waarden op te graven, om deze elders te behouden.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, of van werkzaamheden en het bouwen van een bouwwerk
9.4.1 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

Het is verboden om, voor zover sprake is van werken en werkzaamheden die in verticale projectie een oppervlakte van meer dan 200 m2 beslaan en in de ongeroerde bodem dieper reiken dan 7 meter beneden NAP, de volgende activiteiten uit te voeren:

  • a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het in de bodem drijven of boren van voorwerpen;
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgraven of afgraven, met inbegrip van sleuven en watergangen.

9.4.2 Uitzondering op de vergunningplicht

Het verbod, bedoeld in artikel 9.4.1, geldt niet voor de volgende activiteiten:

  • a. Onderhouds-, beheer, en herstelwerken en -werkzaamheden;
  • b. Werkzaamheden ten aanzien van bestaande weg- en leidingcunetten.

9.4.3 Beoordelingsregels omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van de activiteiten, bedoeld in artikel 9.4.1, wordt verleend:

  • a. Indien een rapport beschikbaar is van een archeologisch deskundige waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag de verwachte archeologische waarde van de dieper dan 7 meter beneden NAP te verstoren ongeroerde bodem in voldoende mate is vastgesteld; of
  • b. Indien een verklaring van Archeologie Rotterdam aanwezig is dat een rapport als bedoeld onder a niet noodzakelijk is.

9.4.4 Mogelijkheid tot het opleggen van vergunningvoorschriften

Het bevoegd gezag kan, in het belang van de archeologische monumentenzorg, aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.4.1, de volgende voorschriften verbinden:

  • a. Technische maatregelen om archeologische waarden ter plaatse van de bodem te behouden;
  • b. Begeleiding van het werk door een archeologisch deskundige verplicht stellen;
  • c. Het verplichten archeologische waarden op te graven, om deze elders te behouden.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

  • a. Ingeval voor gronden welke voor bebouwing in aanmerking komen, noch in de regels, noch op de locatie een maximum bebouwingspercentage is vermeld, mogen deze gronden volledig worden bebouwd.
  • b. Voor zover geen bepalingen zijn opgenomen over de maximum toegestane bouwhoogte, gelden geen beperkingen ten aanzien van de bouwhoogte.

Artikel 12 Aanvraagvereisten

De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van dit omgevingsplan, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit TAM-omgevingsplan.