direct naar inhoud van Regels
Plan: 150kV kabeltracé Rotterdam Centrum - Marconistraat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0599.BP2132KabelCenMar-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan 150kV kabeltracé Rotterdam Centrum - Marconistraat met identificatienummer NL.IMRO.0599.BP2132KabelCenMar-va01 van de gemeente Rotterdam.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 belemmeringenstrook

Een strook grond ter plaatse van en aan weerszijden van de hoogspanningslijn of -kabel die dient om de veiligheid en het ongestoord functioneren van de leiding te kunnen garanderen.

1.6 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.7 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.8 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.9 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.10 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.11 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.12 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.13 erf

Terrein ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende bebouwing, voor parkeren, groenvoorzieningen, waterlopen en bouwwerken van lichte constructie (carports, slagbomen, fietsenstallingen e.d.).

1.14 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.15 hoogspanningsverbinding

Een ondergrondse of bovengrondse verbinding met een spanningsniveau van 50 kV of hoger.

1.16 horeca

Het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.17 kantoren

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.18 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.19 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.20 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitgezonderd windturbines: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil.
1.21 straatmeubilair

Kleinschalige bouwwerken ten behoeve van openbare (nuts)voorzieningen, zoals verkeergeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, prullenbakken, speeltoestellen, reclameobjecten, telefooncellen en abri's.

1.22 uitstekende delen aan gebouwen

Erkers, luifels, balkons, galerijen e.d..

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'erf' voor erven en terreinen ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteiten

met de daarbij behorende:

  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen, kabels en leidingen;
  • e. wegen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. voet- en fietspaden.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Ter plaatse van de aanduiding 'erf' zijn enkel bestaande gebouwen toegestaan en mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,5 m ten opzichte van maaiveld;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 4 m ten opzichte van maaiveld.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor risicovolle inrichtingen;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van seksinrichtingen;
  • c. het gebruiken van (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken of een gedeelte van een hoofdgebouw als zelfstandige en/of als afhankelijke woonruimte.

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. nutsvoorzieningen

met de daarbij behorende:

  • b. ontsluitingspaden;
  • c. kabels en leidingen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. erven.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies.

4.2.2 Bebouwingsnormen

De bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, met bijbehorende voet- en fietspaden en watergangen;
  • b. kleinschalige speelvoorzieningen;
  • c. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
  • d. kleinschalige voorzieningen voor openbaar nut en verkeer en vervoer.
5.2 Bouwregels

Op de voor 'Groen' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die in de bestemming passen, zoals straatmeubilair, huisvuilcontainers, niet groter dan 10 m3 (al dan niet ondergronds), bovenleidingsmasten, bruggen, duikers;
  • b. uitstekende delen aan gebouwen, niet dieper dan 2 meter uit de gevel en ten minste 2,2 meter boven maaiveld;
  • c. de maximum bouwhoogte van de onder b genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 4 meter;
  • d. kleine gebouwen voor openbaar nut, verkeer en vervoer, zoals gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, wachthuisjes e.d., niet groter dan 80 m3.

Artikel 6 Sport - Sport- en speelterrein

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Sport- en speelterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor sportvelden en speelterreinen, met bijbehorende bebouwing en erf.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de voor 'Sport - Sport- en speelterrein' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens in de bestemming passende bouwwerken, zoals kleedgebouwtjes/bergingen, een clubgebouw/kantine, lichtmasten, vlaggenmasten en tribunes.

6.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. De maximum bouwhoogte voor gebouwen bedraagt 7 meter.
  • b. Tribunes mogen niet hoger zijn dan 10 meter.
  • c. Lichtmasten, vlaggenmasten en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen niet hoger zijn dan 15 meter.
  • d. Het maximum bebouwingspercentage bedraagt 4.

Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen ten behoeve van wandelen, verblijven en spelen, zoals trottoirs, voetpaden en trappen;
  • b. voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, fietspaden, parkeerplaatsen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "evenemententerrein", is een evenemententerrein toegestaan;
  • d. terrassen ten behoeve van een horecavestiging die is toegelaten op grond van een aangrenzende bestemming;
  • e. groenvoorzieningen, waterpartijen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen;
  • f. bouwwerken voor kleinschalige openbare nutsvoorzieningen, verkeer- en vervoersvoorzieningen;
  • g. geluidswerende voorzieningen;
  • h. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op de voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:

  • a. in de bestemming passende bouwwerken (geen gebouwen zijnde), zoals straatmeubilair, huisvuilcontainers (al dan niet ondergronds) niet groter dan 10 m3, abri's, alsmede niet voor bewoning bestemde kleine gebouwen voor openbaar nut, verkeer en vervoer, welke gebouwen niet groter mogen zijn 80 m3, met dien verstande dat bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van terrassen uitsluitend zijn toegelaten indien deze vergund zijn op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • b. uitstekende delen aan gebouwen als bedoeld in het eerste lid onder h, niet dieper dan 2 meter uit de gevel en ten minste 2,2 meter boven maaiveld.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeesters en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2.1 sub a, voor de bouw van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van terrassen, tot een maximum hoogte van 1,50 meter. Bij de afweging betrekken burgemeester en wethouders de op dat moment van toepassing zijnde en door hen vastgestelde kwaliteitseisen voor terrassen.

Artikel 8 Verkeer - Wegverkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, trambanen, fietspaden, parkeerplaatsen, met de daarbij behorende kunstwerken zoals viaducten, bruggen, duikers;
  • b. voorzieningen ten behoeve van wandelen en verblijven, zoals trottoirs, paden en trappen;
  • c. groenvoorzieningen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen;
  • d. bouwwerken ten behoeve van kleinschalige openbare nutsvoorzieningen, verkeer- en vervoersvoorzieningen;
  • e. geluidswerende voorzieningen;
  • f. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
  • g. terassen ten behoeve van een horecavestiging die is toegelaten op grond van een aangrenzende bestemming.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op de voor 'Verkeer - Wegverkeer' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:

  • a. in de bestemming passende bouwwerken (geen gebouwen zijnde), zoals straatmeubilair, huisvuilcontainers (al dan niet ondergronds) niet groter dan 10 m3, abri's, bovenleidingmasten c.q. portalen ten behoeve van trambanen, alsmede niet voor bewoning bestemde kleine gebouwen voor openbaar nut, verkeer en vervoer, welke gebouwen niet groter mogen zijn 80 m3;
  • b. uitstekende delen aan gebouwen als bedoeld in het eerste lid onder f, niet dieper dan 2 meter uit de gevel en ten minste 2,2 meter boven maaiveld.

Artikel 9 Leiding - Hoogspanning

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een ondergrondse hoogspanningsverbinding met een maximum spanning van 150 kV en de belemmeringenstrook;
  • b. ondergrondse kabels en leidingen;
  • c. bijbehorende voorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Bouwwerken

Op de gronden met de bestemming 'Leiding - Hoogspanning' mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van maximaal 2 meter worden gebouwd ten behoeve van de in lid 9.1 bedoelde bestemming.

9.2.2 Voorwaarden
  • a. In afwijking van het bepaalde bij andere daar voorkomende bestemmingen mag op of in de gronden niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
  • b. In afwijking op het bepaalde in lid 9.2.2 sub a geldt dat ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en), met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels mag worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
9.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad en de leidingbeheerder gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden werken aan te leggen of werkzaamheden uit te voeren.
  • b. In afwijking van het bepaalde in lid 9.4 sub a kan een omgevingsvergunning worden verleend voor de volgende werken en werkzaamheden:
    • 1. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    • 2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 3. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    • 4. het planten van hoog groeiende bomen en andere houtopstanden;
    • 5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    • 6. het permanent opslaan van goederen;
    • 7. het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies.
  • c. Het in lid 9.4 sub a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
    • 1. die verband houden met de aanleg van de hoogspanningsverbinding;
    • 2. waarvoor ten tijde van het in werking treden van het plan een omgevingsvergunning is verleend;
    • 3. die reeds in uitvoering zijn op het moment van het in werking treden van het plan en in overeenstemming zijn met de op dat moment geldende toepasselijke regelgeving dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
    • 4. die het normale onderhoud ten aanzien van de verbinding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
    • 5. die gerelateerd zijn aan het beheer van de waterkering, voor zover de werkzaamheden niet dieper gaan dan 100 cm onder maaiveld.
  • d. De in lid 9.4 sub b bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien:
    • 1. de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de belangen en de veiligheid van de hoogspanningsverbinding. Bij die afweging wordt de diepte waarop de kabel ligt mede betrokken;
    • 2. vooraf de leidingbeheerder gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen dan wel zoveel eerder als het advies is uitgebracht.

Artikel 10 Leiding - Water

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse waterleiding, alsmede voor de hierbij behorende bovengrondse voorzieningen.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Verbod

Op de voor 'Leiding - Water' bestemde gronden mag, in afwijking van de bouwregels voor de andere voorkomende bestemming(en) dan 'Leiding - Water', binnen bedoelde zone niet worden gebouwd.

10.2.2 Uitzondering op het verbod

Het bouwverbod bedoeld in 10.2.1 geldt niet voor bebouwing die is toegestaan ingevolge de bestemming 'Leiding - Water' en (vervangende nieuwbouw van) bebouwing die aanwezig is op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

10.2.3 Toegestane bouwwerken

Ten behoeve van de functie 'Leiding - Water' mogen in de bestemming passende bouwwerken worden gebouw, zoals pomp-, regel-, meetstations e.d., elk niet groter dan 80 m³, en niet hoger dan 3 meter.

10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen een omgeving vergunning verlenen waarbij wordt afgeweken van het bepaalde in 10.2.1 ten behoeve van bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de andere toegelaten bestemming(en) dan 'Leiding - Water'.

10.3.2 Advies

Alvorens de omgevingsvergunning te verlenen, winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van de beheerder van de leiding aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de vergunning, ter bescherming van het belang van de leiding.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Verbod

Op de voor 'Leiding - Water' bestemde gronden is het verboden zonder schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de onderstaande werken (geen bouwwerken zijnde) en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen/rooien van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • b. het indrijven van voorwerpen in de bodem (incl. heiwerkzaamheden);
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven alsmede door ophogen;
  • d. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • e. het verrichten van grondroer werkzaamheden, anders dan ten behoeve van leidingen;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • g. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • h. het permanent opslaan van goederen waaronder begrepen afvalstoffen.
10.4.2 Uitzonderingen

In afwijking van het bepaalde in lid 10.4.1 geldt het verbod niet voor werken en werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, werkzaamheden gericht op het aanleggen, onderhouden en beheren van de in dit plan bedoelde ondergrondse hoogspanningsverbinding en evenmin voor werken en werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren.

10.4.3 Omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning wordt verleend, indien de uitvoering van de werken c.q. werkzaamheden zoals vermeld in lid 10.4.1 geen gevaar oplevert voor de ondergrondse leidingen of het goed functioneren ervan.

10.4.4 Advies

Alvorens de omgevingsvergunning te verlenen, winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van de beheerder van de leiding, aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de vergunning, ter bescherming van het belang van de leiding.

Artikel 11 Waarde - Archeologie 1

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Rapport archeologische deskundige

In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) die een groter oppervlak hebben en tevens dieper reiken dan de oppervlakte- en dieptematen die genoemd zijn in zijn in 11.3.1.

11.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de hierna onder 11.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 2 meter beneden maaiveld en die tevens een oppervlakte beslaan van meer dan 100 vierkante meter.

11.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden
  • a. Grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. Het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen.
  • c. Het indrijven van voorwerpen in de bodem.
  • d. Het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodem verlagen, afgraven.
  • e. Het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d..
  • f. Het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
11.3.3 Uitzonderingen

Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of voor werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, werkzaamheden gericht op het aanleggen, onderhouden en beheren van de in dit plan bedoelde ondergrondse hoogspanningsverbinding, voor bedoelde activiteiten die in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.

11.4 Vergunning

De vergunning wordt verleend nadat de aanvrager een rapport aan burgemeester en wethouders heeft voorgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

11.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning

Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Artikel 12 Waarde - Archeologie 2

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Rapport archeologisch deskundige

In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) die een groter oppervlak hebben en tevens dieper reiken dan de oppervlakte- en dieptematen die genoemd zijn in zijn in 12.3.1.

12.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden:

  • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • 2. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de hierna onder 12.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 3 meter beneden maaiveld en die tevens een oppervlakte beslaan van meer dan 100 vierkante meter.

12.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden
  • a. Grondbewerkingen (van welke aard dan ook).
  • b. Het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen.
  • c. Het indrijven van voorwerpen in de bodem.
  • d. Het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodem verlagen, afgraven.
  • e. Het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d..
  • f. Het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
12.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden

Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of voor werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, werkzaamheden gericht op het aanleggen, onderhouden en beheren van de in dit plan bedoelde ondergrondse hoogspanningsverbinding, voor bedoelde activiteiten die in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.

12.3.4 Vergunning

De vergunning wordt verleend nadat de aanvrager een rapport aan burgemeester en wethouders heeft voorgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

12.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning

Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;

de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Artikel 13 Waterstaat - Waterkering

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor waterkering.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Verbod

Ter plaatse van de bestemming 'Waterstaat - Waterkering', mag in afwijking van de bouwregeling voor de andere voorkomende bestemming(en) dan 'Waterstaat - Waterkering', niet binnen bedoelde zone worden gebouwd.

13.2.2 Uitzondering op verbod

Het bouwverbod bedoeld in artikel 13.2.1 geldt niet voor bebouwing die is toegestaan ingevolge de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' en (vervangende nieuwbouw van) bebouwing die aanwezig is op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

13.2.3 Toegestane bouwwerken

Ten behoeve van de functie 'Waterstaat - Waterkering' mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van waterbouwkundige aard, zoals kademuren, duikers, keerwanden, beschoeiingen e.d, worden gebouwd.

13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in lid 13.2.1 ten behoeve van bouwwerken die toegelaten zijn krachtens de andere toegelaten bestemming(en) dan 'Waterstaat - Waterkering', mits het belang van de waterkering hierdoor niet wordt geschaad.

13.3.2 Advies

Alvorens vergunning te verlenen, winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van de dijkbeheerder, aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de vergunning, ter bescherming van genoemd belang.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 14 Anti - dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 15 vrijwaringszone - dijk

15.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'vrijwaringszone - dijk' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor:

  • a. onderhoud;
  • b. bescherming; en
  • c. mogelijkheden voor versterking van de waterkerende functies van de dijk.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' mag, in afwijking van de bouwregeling voor de voorkomende bestemmingen, niet worden gebouwd.

15.2.2 Uitgezondering op het verbod

Het in artikel 15.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op (vervangende nieuwbouw van) bebouwing die aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in 15.2.1 ten behoeve van bouwwerken die toegelaten zijn krachtens de voorkomende bestemming(en), mits:

  • a. geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de waterkerende functies van de dijk; en
  • b. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%;
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

16.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het plan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 150kV kabeltracé Rotterdam Centrum- Marconistraat.