Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Verlegging 2 x 24’’ crudeleidingen, Rozenburg
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0599.BP2115Crudelei2x24-va01

Regels

1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
 
Plan
het bestemmingsplan “Verlegging 2 x 24’’ crudeleidingen, Rozenburg” met identificatienummer NL.IMRO.0599.BP2115Crudelei2x24-va01 van de gemeente Rotterdam.
 
Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
 
Verbeelding
de digitale plankaart.
 
Verdere begrippen in alfabetische volgorde:
 
Archeologisch deskundige:
het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam (BOOR) of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige.
 
Bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
Bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming.
 
Bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
 
Bouwverordening:
de Bouwverordening Rotterdam, zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage ligging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
 
Bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
 
Gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
  
Kleinschalige voorzieningen voor openbaar nut:
op het openbaar leidingennet aangesloten voorzieningen op het vlak van gas-, water, elektriciteitsdistributie, blokverwarming, (riool)gemalen (een gasdrukregelstation wordt hier niet onder begrepen). 
 
NAP:
het Normaal Amsterdams Peil; dit is de referentiehoogte waaraan hoogtemetingen in Nederland worden gerelateerd.
 
Peil:
a.
 
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b.
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
c.
indien in of op het water wordt gebouwd; de bovenzijde van het ponton waarop het bouwwerk zich bevindt.
 
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:
de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan.
 
Wet ruimtelijke ordening:
de Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan.

Artikel 2 Wijze van meten
 
2.1
Meten
 
Bij de toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
 
a.
de goothoogte van een bouwwerk:
 
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
b.
de inhoud van een bouwwerk:
 
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels ( en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
c.
de bouwhoogte van een bouwwerk:
 
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
d.
de oppervlakte van een bouwwerk:
 
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een bouwwerk. Dakoverstekken, luifels, balkons en dergelijke worden hierbij niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 0,5 meter.
 
e.
de breedte van een gebouw:
 
van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels verspringen of niet evenwijdig lopen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte.
 
2.2
Ondergeschikte bouwdelen
 
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, dakgoten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,5 meter bedraagt.

2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
 
3.1
Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
groenvoorzieningen;
b.
verkeerswegen, voet- en fietspaden;
c.
dagrecreatie
d.
kabels en (buis)leidingen;
e.
waterpartijen en waterlopen;
f.
speelvoorzieningen;
g.
straatmeubilair;
h.
kleinschalige voorzieningen voor openbaar nut;
  
 
met de daarbij behorende:
i.
in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen;
j.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
3.2
Bouwregels
3.2.1
Beperking
 
Op de voor “Groen” bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:
a.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke in de bestemming passen, zoals straatmeubilair,
huisvuilcontainers, niet groter dan 10 m³ (al dan niet ondergronds),  bruggen, duikers;
b.
kleine gebouwen voor openbaar nut en verkeer en vervoer, zoals gemaalgebouwtjes, transformatiehuisjes en dergelijke, niet groter dan 80 m³.
  
3.2.1
Medebestemming
 
Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Leiding - Olie” dan wel “Waterstaat - Waterkering' is mede het bepaalde in die bestemmingen van toepassing.
  
 
Artikel 4 Leiding - Olie
 
4.1
Bestemmingsomschrijving
 
De voor "Leiding – Olie" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar andere voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor ondergrondse olietransportleidingen.
 
4.2
Bouwregels
4.2.1
Verbod
 
Op de voor “Leiding – Olie” bestemde gronden mag, in afwijking van de bouwregels voor de andere voorkomende bestemming(en) dan “Leiding – Olie”, binnen bedoelde zone niet worden gebouwd.
  
4.2.2
Uitzondering op verbod
 
Het bouwverbod bedoeld in 4.2.1 geldt niet voor:
a.
bebouwing welke is toegestaan ingevolge de bestemming “Leiding - Olie”;
b.
bebouwing welke aanwezig is op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan;
c.
(vervangende nieuwbouw van) en werken en werkzaamheden gericht op de aanleg;
d.
het normale onderhoud en beheer, instandhouding en verwijderen van ondergrondse olieleidingen.
  
4.2.3
Toegestane bouwwerken
 
Ten behoeve van de functie “Leiding – Olie” mogen worden gebouwd in de bestemming passende bouwwerken zoals pomp-, regel-, meetstations e.d., elk niet groter dan 80 m3.
 
4.3
Omgevingsvergunning voor afwijking van de bouwregels
4.3.3
Omgevingsvergunning   
 
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen waarbij wordt afgeweken van het bepaalde in 4.2.1 ten behoeve van bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de andere toegelaten bestemming(en) dan “Leiding – Olie”.
  
4.3.2
Advies
 
Alvorens de omgevingsvergunning te verlenen winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van de beheerder van de leiding aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de vergunning, ter bescherming van het belang van de leiding.
 
4.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1
Verbod
 
Op de voor “Leiding – Olie” bestemde gronden is het verboden zonder schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de onderstaande werken (geen bouwwerken zijnde) en/of werkzaamheden uit te voeren:
a.
het aanbrengen/rooien van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
b.
het indrijven van voorwerpen in de bodem (incl. heiwerkzaamheden);
c.
het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven alsmede door ophogen;
d.
het aanbrengen van gesloten verhardingen;
e.
het verrichten van grondroer werkzaamheden, anders dan ten behoeve van leidingen;
f.
het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
g.
het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
h.
het permanent opslaan van goederen waaronder begrepen afvalstoffen.
  
4.4.2
Uitgezonderde werkzaamheden
 
Zulks geldt niet voor werken en werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en evenmin voor werken en werkzaamheden welke ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren.
  
4.4.3
Omgevingsvergunning
 
Een omgevingsvergunning wordt verleend, indien de uitvoering van de werken c.q. werkzaamheden zoals vermeld in 4.4.1 geen gevaar oplevert voor de ondergrondse leidingen of het goed functioneren ervan.
  
4.4.5
Advies
 
Alvorens de omgevingsvergunning te verlenen winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van de beheerder van de leiding, aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de vergunning, ter bescherming van het belang van de leiding.
 

Artikel 5 Waterstaat - Waterkering
 
5.1
Bestemmingsomschrijving
 
De voor “Waterstaat – Waterkering” aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor waterkering.
 
5.2
Bouwregels
5.2.1
Verbod
 
Ter plaatse van de bestemming “Waterstaat – Waterkering”, mag in afwijking van de bouwregeling voor de andere voorkomende bestemming(en) dan “Waterstaat – Waterkering”, niet binnen bedoelde zone worden gebouwd.
  
5.2.2
Uitzondering op verbod
 
Het bouwverbod bedoeld in 5.2.1 geldt niet voor bebouwing welke is toegestaan ingevolge de bestemming “Waterstaat – Waterkering” en (vervangende nieuwbouw van) bebouwing welke aanwezig is op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
  
5.2.2
Toegestane bouwwerken
 
Ten behoeve van de functie waterstaat - waterkering mogen worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van waterbouwkundige aard, zoals kademuren, duikers, keerwanden, beschoeiingen e.d.
 
5.3
Afwijken van de bouwregels
5.3.1
Afwijking
 
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.1 en toestaan dat in de andere bestemming bouwwerken worden gebouwd, mits het belang van de waterkering hierdoor niet wordt geschaad.
  
5.3.2
Advies
 
Alvorens vergunning te verlenen winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van de dijkbeheerder, aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de vergunning, ter bescherming van genoemd belang.

3 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
 
Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan ten behoeve van de bouw van - niet voor woning bestemde - bouwwerken ten behoeve van de veiligheid zoals radar-, lichten- en  verkeersposten, bebakeningen en bebordingen.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
 
8.1
Overgangsrecht bouwwerken
8.1.1
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a.
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b.
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  
8.1.2
Burgemeester en wethouders kunnen éénmalig afwijken van het bepaalde in 8.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  
8.1.3
Het bepaalde in 8.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
8.2
Overgangsrecht gebruik
8.2.1
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  
8.2.2
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 8.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  
8.2.3
Indien het gebruik, bedoeld in 8.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  
8.2.4
Het bepaalde in 8.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 9 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Verlegging
2 x 24’’ crudeleidingen, Rozenburg”, gemeente Rotterdam.