Type plan: | bestemmingsplan |
---|---|
Naam van het plan: | Wielewaal Oost |
Status: | vastgesteld |
Plan identificatie: | NL.IMRO.0599.BP2073WielewaalO-va01 |
In deze regels wordt verstaan onder: |
Plan |
het bestemmingsplan Wielewaal Oost met identificatienummer NL.IMRO.0599.BP2073WielewaalO-va01 van de gemeente Rotterdam. |
Bestemmingsplan |
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen. |
Verbeelding |
de digitale plankaart. |
Verdere begrippen in alfabetische volgorde: |
Aanduiding: |
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. |
Aanduidingsgrens: |
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. |
Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit |
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, uitgeoefend door de hoofdbewoner, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publiekstrekkend zijn en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. |
Archeologisch deskundige: |
het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam (BOOR) of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige. |
Bebouwing: |
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde. |
Beperkt kwetsbaar object: | |
a. | woningen, kantoorgebouwen, hotels, restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover deze objecten niet behoren tot de categorie 'kwetsbare objecten'; |
b. | sporthallen, zwembaden en speeltuinen; |
c. | sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover deze objecten niet behoren tot de categorie 'kwetsbare objecten'; |
d. | andere objecten die met het onder a en b genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten niet behoren tot de categorie 'kwetsbare objecten'; |
e. | objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval. |
Besluit externe veiligheid inrichtingen |
het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals dat luidt ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan. |
Bestemmingsgrens: |
de grens van een bestemmingsvlak. |
Bestemmingsvlak: |
een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming. |
Bijbehorend bouwwerk |
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak, zoals aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen' |
Bouwaanduidingen: |
alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken. |
Bouwen: |
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk. |
Bouwgrens: |
de grens van een bouwvlak. |
Bouwlaag: |
het tussen twee opeenvolgende vloeren (of tussen een vloer en een plat dak) gelegen, voor verblijf geschikt deel van een gebouw. Een kap, zolder, souterrain, parkeerplint, alsmede een dakopbouw binnen het theoretisch profiel van een kap, worden niet als afzonderlijke bouwlaag beschouwd. Alleen ingeval een dakopbouw breder is dan tweederde van de pandbreedte, wordt dit als aparte bouwlaag geteld. |
Bouwperceel: |
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. |
Bouwperceelsgrens: |
een grens van een bouwperceel. |
Bouwveld: |
een vlak met een aaneengesloten groepering van meerdere woningen en overige in een woonbestemming toegestane functies die in hun positionering en in hun onderlinge hiërarchie een zelfstandige eenheid vormen, omsloten door openbare ruimte in de vorm van water en/of groen. |
Bouwverordening: |
de Bouwverordening Rotterdam, zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage ligging van het ontwerp van dit bestemmingsplan. |
Bouwvlak: |
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten. |
Bouwwerk: |
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden. |
Erftoegangsweg: |
een straat of weg waar de doorgaande functie van het verkeer niet primair is en waar aandacht kan worden gegeven aan snelheidsreducerende maatregelen. |
Gebouw: |
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. |
Hoofdgebouw: |
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is. |
Kleinschalige voorzieningen voor openbaar nut: |
op het openbaar leidingennet aangesloten voorzieningen op het vlak van gas-, water-, elektriciteitsdistributie, blokverwarming, (riool)gemalen (een gasdrukregelstation wordt hier niet onder begrepen). |
Kwetsbaar object: | |
a. | woningen, met uitzondering van: 1. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare; 2. dienst- en bedrijfswoningen van derden; |
b. | gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten; |
c. | gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot deel van de dag aanwezig zijn, zoals: 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object; 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd; |
d. | Kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.; |
Maaiveld: |
de hoogte van het terrein nadat het gereed gemaakt is voor bebouwing. |
NAP: |
het Normaal Amsterdams Peil; dit is de referentiehoogte waaraan hoogtemetingen in Nederland worden gerelateerd. |
Normaal onderhoud: |
werkzaamheden die regelmatig nodig zijn voor een goed beheer van de gronden. |
Overig bouwwerk |
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden. |
Pand |
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is. |
Peil: | |
a. | voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; |
b. | voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw. |
Souterrain |
een gebruiksruimte in een gebouw, dat zich (gedeeltelijk) ondergronds bevindt. |
Straatmeubilair |
voorzieningen ten behoeve van de weggebruiker, zoals verkeersborden, straatverlichting, zitbanken en plantenbakken. |
Uitstekende delen aan gebouwen |
erkers, luifels, balkons, galerijen en dergelijke. |
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht: |
de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan. |
Wet ruimtelijke ordening: |
de Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan. |
Woningwet: |
de Woningwet zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan. |
2.1 | Meten |
Bij de toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten: | |
a. | de dakhelling: |
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. |
b. | de goothoogte van een bouwwerk: |
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. |
c. | de inhoud van een bouwwerk: |
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels ( en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. |
d. | de bouwhoogte van een bouwwerk: |
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. |
e. | de oppervlakte van een bouwwerk: |
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een bouwwerk. Dakoverstekken, luifels, balkons en dergelijke worden hierbij niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 0,5 meter. |
f. | de breedte van een gebouw: |
van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels verspringen of niet evenwijdig lopen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte. |
g. | de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens: |
vanaf het punt van de gevel van een gebouw welke het dichtst bij de perceelsgrens is gelegen, haaks op de perceelsgrens. |
2.2 | Ondergeschikte bouwdelen |
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, dakgoten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,5 meter bedraagt. |
3.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor “Groen” aangewezen gronden zijn bestemd voor: | |
a. | groenvoorzieningen; |
b. | erftoegangswegen; |
c. | voet- en fietspaden; |
d. | waterpartijen en waterlopen; |
e. | speelvoorzieningen; |
f. | straatmeubilair; |
g. | kleinschalige voorzieningen voor openbaar nut; |
h. | uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming; |
i. | parkeervoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'; |
met de daarbij behorende: | |
j. | in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen; |
k. | bouwwerken, geen gebouwen zijnde. |
3.2 | Bouwregels |
Op de voor “Groen” bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens: | |
a. | bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke in de bestemming passen, zoals straatmeubilair, bruggen, duikers; |
b. | uitstekende delen aan gebouwen als bedoeld in het artikel 3.1 onder h, niet dieper dan twee meter uit de gevel en ten minste 2,2 meter boven maaiveld; |
c. | kleine gebouwen voor openbaar nut en verkeer en vervoer, zoals gemaalgebouwtjes, transformatiehuisjes en dergelijke, niet groter dan 50 m³. |
3.3 | Specifieke gebruiksregels |
Ten aanzien van de realisatie van parkeerterreinen ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' gelden de volgende bepalingen: | |
a. | de breedte van een parkeerterrein bedraagt niet meer dan 16 meter; |
b. | parkeerterreinen die niet zijn gelegen binnen hetzelfde aanduidingsvlak, mogen niet onderling verbonden zijn ten behoeve van het gemotoriseerd verkeer; |
c. | parkeerterreinen dienen landschappelijk ingepast te worden; |
d. | parkeerterreinen mogen niet verder in zuidwestlijke richting doorlopen dan de meest zuidwestelijke grens van een woonveld als bedoeld in artikel 6.2.1 onder g. |
4.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor “Water” aangewezen gronden zijn bestemd voor: | |
a. | waterpartijen en waterlopen; |
met daaraan ondergeschikt: | |
b. | groenvoorzieningen; |
c. | kleinschalige voorzieningen voor openbaar nut; |
d. | oeververbindingen, al dan niet in de vorm van een brug; |
met de daarbij behorende: | |
e. | in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen; |
f. | bouwwerken, geen gebouwen zijnde. |
4.2 | Bouwregels |
Op de voor “Water” bestemde gronden mag
niet worden gebouwd, behoudens: | |
a. | in de bestemming passende bouwwerken (geen gebouwen zijnde) van waterstaatkundige aard, zoals keerwanden, beschoeiingen, duikers, bruggen, gemalen e.d. |
b. | kleine gebouwen voor openbaar nut en verkeer en vervoer, zoals gemaalgebouwtjes, transformatiehuisjes en dergelijke, niet groter dan 50 m³. |
5.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor “Wonen - 1” aangewezen gronden zijn bestemd voor: | |
a. | woningen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep/bedrijf; |
b. | bijbehorende bouwwerken; |
met daaraan ondergeschikt: | |
c. | erftoegangswegen; |
d. | (gebouwde) parkeervoorzieningen; |
e. | speel- en groenvoorzieningen; |
f. | waterpartijen en waterlopen; |
met de daarbij behorende: | |
g. | tuinen en erven; |
h. | bergings- en stallingsruimte(n); |
i. | fiets- en voetpaden; |
j. | straatmeubilair; |
k. | in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen; |
l. | bouwwerken, geen gebouwen zijnde. |
5.2 | Bouwregels |
5.2.1 | Gebouwen |
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: | |
a. | gebouwen zijn alleen toegestaan binnen het op de verbeelding opgenomen bouwvlak; |
b. | ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' bedraagt het bebouwd oppervlak niet meer dan het aangegeven percentage; |
c. | ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' bedraagt het aantal bouwlagen niet meer dan het aangegeven aantal; |
d. | woningen mogen zowel gestapeld als grondgebonden worden gebouwd; |
e. | in afwijking van het bepaalde in 5.2.1 onder d is ter plaatse van de aanduiding 'gestapelde bouw uitgesloten [-gs]' de bouw van gestapelde woningen niet toegestaan; |
f. | het aantal woningen binnen de bestemmingen "Wonen - 1" en "Wonen - 2" bedraagt tezamen niet meer dan 200; |
g. | aanvullend op het bepaalde in 5.2.1 onder f geldt, dat van het genoemde aantal woningen niet meer dan 150 als gestapeld mogen worden uitgevoerd; |
h. | woningen dienen gebouwd te worden in bouwvelden, met dien verstande dat:
|
i. | (gebouwde) parkeervoorzieningen mogen enkel als onderdeel van een bouwveld gebouwd/aangelegd worden; |
j. | bijbehorende bouwwerken zijn alleen toegestaan bij grondgebonden woningen; |
k. | bijbehorende bouwwerken dienen ten minste 1 meter achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw te zijn gelegen; |
l. | de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 30 m² per bouwperceel; |
m. | de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping; |
n. | de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 3 meter. |
5.2.2 | Bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: | |
a. | de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel en tot 1 meter achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw, maximaal 1 meter bedraagt; |
b. | de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 meter. |
5.3 | Afwijking van de bouwregels |
Verhoging van het aantal te realiseren bouwvelden | |
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.1 onder h, sub 1 en toestaan dat 5 bouwvelden worden opgericht, met dien verstande dat: | |
a. | de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet worden aangetast; |
b. | dit vanuit milieuhygiënisch oogpunt mogelijk is; |
c. | de landschappelijke kwaliteiten niet worden aangetast en/of dat verhoging van het aantal bouwvelden vanuit landschappelijk oogpunt gewenst is; |
d. | geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woonmilieu. |
5.4 | Specifieke gebruiksregels |
Aan-huis-verbonden beroep/bedrijf | |
Woningen mogen mede worden gebruikt voor aan-huis-gebonden beroep/bedrijf, mits: | |
a. | de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30%, tot een maximum van 70 m2, wordt gebruikt voor werkactiviteiten; |
b. | de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen; |
c. | er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen; |
d. | er geen detailhandel plaatsvindt. |
6.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor “Wonen - 2” aangewezen gronden zijn bestemd voor: | |
a. | woningen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep/bedrijf; |
b. | bijbehorende bouwwerken; |
met daaraan ondergeschikt: | |
c. | erftoegangswegen; |
d. | (gebouwde) parkeervoorzieningen; |
e. | speel- en groenvoorzieningen; |
f. | waterpartijen en waterlopen; |
met de daarbij behorende: | |
g. | tuinen en erven; |
h. | bergings- en stallingsruimte(n); |
i. | fiets en voetpaden; |
j. | in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen; |
k. | bouwwerken, geen gebouwen zijnde. |
6.2 | Bouwregels |
6.2.1 | Gebouwen |
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: | |
a. | gebouwen zijn alleen toegestaan binnen het op de verbeelding opgenomen bouwvlak; |
b. | ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' bedraagt het bebouwd oppervlak niet meer dan het aangegeven percentage; |
c. | ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' bedraagt het aantal bouwlagen niet meer dan het aangegeven aantal; |
d. | woningen mogen zowel gestapeld als grondgebonden worden gebouwd; |
e. | het aantal woningen binnen de bestemmingen "Wonen - 1" en "Wonen - 2" bedraagt tezamen niet meer dan 200; |
f. | aanvullend op het bepaalde in 6.2.1 onder e geldt, dat van het genoemde aantal woningen niet meer dan 150 als gestapeld mogen worden uitgevoerd; |
g. | woningen dienen gebouwd te worden in bouwvelden, met dien verstande dat:
|
h. | (gebouwde) parkeervoorzieningen mogen enkel als onderdeel van een bouwveld gebouwd/aangelegd worden; |
i. | bijbehorende bouwwerken zijn alleen toegestaan bij grondgebonden woningen; |
j. | bijbehorende bouwwerken dienen ten minste 1 meter achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw te zijn gelegen; |
k. | de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 30 m² per bouwperceel; |
l. | de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping; |
m. | de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 3 meter. |
6.2.2 | Bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: | |
a. | de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel en tot 1 meter achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw, maximaal 1 meter bedraagt; |
b. | de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 meter. |
6.3 | Afwijking van de bouwregels |
Verhoging van het aantal te realiseren bouwvelden | |
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken
van het bepaalde in 6.2.1 onder g, sub 1 en toestaan dat 3 bouwvelden worden opgericht, met dien verstande dat: | |
a. | de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet worden aangetast; |
b. | dit vanuit milieuhygiënisch oogpunt mogelijk is; |
c. | de landschappelijke kwaliteiten niet worden aangetast en/of dat verhoging van het aantal bouwvelden vanuit landschappelijk oogpunt gewenst is; |
d. | geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woonmilieu. |
6.4 | Specifieke gebruiksregels |
Aan-huis-gebonden beroep/bedrijf | |
Woningen mogen mede worden gebruikt voor aan-huis-gebonden beroep/bedrijf, mits: | |
a. | de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30%, tot een maximum van 70 m2, wordt gebruikt voor werkactiviteiten; |
b. | de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen; |
c. | er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen; |
d. | er geen detailhandel plaatsvindt. |
7.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor “Leiding - Hoogspanning” aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, bestemd voor ondergrondse hoogspanningsleidingen. |
7.2 | Bouwregels |
Op de voor “Leiding- Hoogspanning” bestemde gronden mag, in afwijking van de bouwregels voor de andere voorkomende bestemmingen, niet worden gebouwd. | |
7.3 | Afwijken van de bouwregels |
7.3.1 | Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2 en toestaan dat in de andere bestemmingen bouwwerken worden gebouwd, mits het belang van de hoogspanningsleiding hierdoor niet wordt geschaad. Er kan niet worden afgeweken voor bebouwing binnen 4 meter gemeten aan weerszijden uit de hartlijn “leiding -hoogspanning”. |
7.3.2 | Alvorens af te wijken wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de beheerder van de hoogspanningsleiding aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning, ter bescherming van bedoelde leiding. |
7.4 | Omgevingsvergunning |
7.4.1 | Op de voor “Leiding- Hoogspanning” bestemde gronden is het verboden zonder omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de onderstaande werken (geen bouwwerken zijnde) en/of werkzaamheden te verrichten: |
a. | het aanbrengen van diepwortelende en hoogopgaande beplantingen en/of bomen; |
b. | het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodem verlagen en afgraven evenals door ophogen; |
c. | het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of waterpartijen; |
d. | het verrichten van graafwerkzaamheden. |
7.4.2 | Het in 7.4.1 bedoelde verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en evenmin voor werken en werkzaamheden welke ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan in uitvoering waren. |
7.4.3 | De in 7.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien de belangen van de hoogspanningsverbinding en de veiligheid van personen en goederen ter zake dit gedogen. Alvorens te beslissen op een aanvraag zoals bedoeld in 7.4.1, wint het college van burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. |
8.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor “Leiding - Riool” aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, bestemd voor ondergrondse (riool)waterpersleidingen. |
8.2 | Bouwregels |
Op de voor “Leiding- Riool” bestemde gronden mag, in afwijking van de bouwregels voor de andere voorkomende bestemmingen, niet worden gebouwd. | |
8.3 | Afwijken van de bouwregels |
8.3.1 | Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2 en toestaan dat in de andere bestemmingen bouwwerken worden gebouwd, mits het belang van de aanwezige leiding hierdoor niet wordt geschaad. Er kan niet worden afgeweken voor bebouwing binnen 4 meter gemeten aan weerszijden uit de hartlijn “leiding - riool”. |
8.3.2 | Alvorens af te wijken wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de beheerder van de hoogspanningsleiding aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning, ter bescherming van bedoelde leiding. |
8.4 | Omgevingsvergunning |
8.4.1 | Op de voor “Leiding- Riool” bestemde gronden is het verboden zonder omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de onderstaande werken (geen bouwwerken zijnde) en/of werkzaamheden te verrichten: |
a. | het aanbrengen van diepwortelende en hoogopgaande beplantingen en/of bomen; |
b. | het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodem verlagen en afgraven evenals door ophogen; |
c. | het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of waterpartijen; |
d. | het verrichten van graafwerkzaamheden. |
8.4.2 | Het in 8.4.1 bedoelde verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en evenmin voor werken en werkzaamheden welke ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan in uitvoering waren. |
8.4.3 | De in 8.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien de belangen van de hoogspanningsverbinding en de veiligheid van personen en goederen ter zake dit gedogen. Alvorens te beslissen op een aanvraag zoals bedoeld in 8.4.1, wint het college van burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. |
9.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden. |
9.2 | Bouwregels |
9.2.1 | In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en/of dieptematen welke genoemd zijn in 9.3.1. |
9.2.2 | Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning de volgende regels verbinden: |
a. | de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; |
b. | de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; |
c. | de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige. |
9.3 | Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden |
9.3.1 | In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de in 9.3.2 onder a t/m f genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 2,5 meter beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlak groter dan 200 m² beslaan. |
9.3.2 | Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden: |
a. | grondbewerkingen (van welke aard dan ook); |
b. | het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; |
c. | het indrijven van voorwerpen in de bodem; |
d. | het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodem verlagen, afgraven; |
e. | het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.; |
f. | het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen. |
9.3.3 | Het vergunningvereiste geldt niet voor bedoelde activiteiten gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten. |
9.3.4 | Vergunning wordt verleend nadat de aanvrager een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. |
9.3.5 | Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden: |
a. | de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; |
b. | de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; |
c. | de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige. |
10.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor ‘Waterstaat - Waterstaatkundige functie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het onderhoud van de aan deze zone grenzende hoofdwatergang. |
10.2 | Bouwregels |
Op de in 10.1 bedoelde gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de watergang en waarbij de hoogte niet meer dan 3 meter mag zijn. |
10.3 | Afwijken van de bouwregels |
Bouwen ten dienste van andere bestemming | |
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2 en toestaan dat in een andere met deze dubbelbestemming samenvallende bestemming bouwwerken worden gebouwd, mits | |
a. | geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het waterstaatkundig functioneren van de watergang; |
b. | vooraf een schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de watergang. |
10.4 | Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden |
10.4.1 | Verbod |
Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: | |
a. | het ontginnen, bodem verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van gronden; |
b. | het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; |
c. | het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; |
d. | het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, aanlegplaatsen of verhardingen ten behoeve van de watersport. |
10.4.2 | Uitzonderingen |
Het verbod in 10.4.1 is niet van toepassing, indien: | |
a. | de werken of werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan; |
b. | de werken of werkzaamheden tot de normale beheers- en onderhoudswerkzaamheden of het tot het normale gebruik worden gerekend. |
10.4.3 | Voorwaarden voor een omgevingsvergunning |
De werken en werkzaamheden, zoals bedoeld in 10.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien: | |
a. | deze werken en werkzaamheden of de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen niet leiden tot aantasting van het waterstaatkundig functioneren van de watergang; |
b. | vooraf een schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de watergang. |
10.5 | Wijzigingsbevoegdheid |
Wijzigen en/of verwijderen van de bestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' | |
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit plan te wijzigen door deze bestemming te wijzigen en/of geheel of gedeeltelijk te verwijderen, mits: | |
a. | de wijziging van de betreffende beschermingszone waterstaatkundig gezien noodzakelijk dan wel mogelijk is; |
b. | vooraf een schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de watergang. |
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. |
12.1 | Parkeren en ontsluiting |
Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels mag uitsluitend worden gebouwd, indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, dan wel binnen de aanduiding 'parkeerterrein', voorzien wordt in voldoende parkeerruimte ten behoeve van het parkeren of stallen van motorvoertuigen. Hierbij gelden de Rotterdamse Parkeernormen. | |
12.2 | Wijze van afdekking van gebouwen |
Ingeval noch de regels, noch de verbeelding informatie verschaffen over de wijze van afdekking van gebouwen, mogen gebouwen zowel met een kap als plat worden afgedekt. | |
12.3 | Bouwhoogte van een bouwlaag |
Ingeval de toegestane bouwhoogte in bouwlagen is vermeld, geldt voor het berekenen van de maximum hoogte een hoogte van 3,50 meter voor een bouwlaag van een woonfunctie en een hoogte van 4,50 meter van een niet-woonfunctie. |
13.1 | Veiligheidszone - lpg |
Ten aanzien van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - lpg' geldt, dat: | |
a. | geen (nieuwe) kwetsbare objecten mogen worden gebouwd; |
b. | beperkt kwetsbare objecten mogen worden gebouwd onder een gewichtige motivering, waarbij wordt aangetoond dat sprake is van een acceptabele externe veiligheidssituatie. |
13.2 | Vrijwaringszone – molenbiotoop |
13.2.1 | Op de gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding "Vrijwaringszone - molenbiotoop" geldt met betrekking tot de bouw van bouwwerken, dat de hoogte ten opzichte van NAP niet meer bedraagt dan 1/30 van de afstand tussen het betreffende bouwwerk en het middelpunt van de molen, vermeerderd met 6 meter. |
13.2.2 | Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.2.1, ten behoeve van het bouwen tot een grotere bouwhoogte, zoals toegestaan in of krachtens de overige bepalingen van het plan, mits de windvangzone van de molen of de waarde van de molen als landschapsbepalend element daardoor niet onevenredig wordt aangetast. |
Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,5 meter, uitsluitend toe te passen ingeval extra bouwhoogte nodig is voor een architectonisch verantwoorde afronding van de bovenste bouwlaag. |
15.1 | Overgangsrecht bouwwerken |
15.1.1 | Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, |
a. | gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; |
b. | na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. |
15.1.2 | Burgemeester en wethouders kunnen éénmalig afwijken van het bepaalde in 15.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. |
15.1.3 | Het bepaalde in 15.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. |
15.2 | Overgangsrecht gebruik |
15.2.1 | Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. |
15.2.2 | Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 15.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. |
15.2.3 | Indien het gebruik, bedoeld in 15.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. |
15.2.4 | Het bepaalde in 15.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. |
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Wielewaal Oost”, gemeente Rotterdam. |