direct naar inhoud van Regels
Plan: Kern en Plassen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0599.BP1129KernPlassen-va02

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

Het bestemmingsplan 'Kern en Plassen' met identificatienummer NL.IMRO.0599.BP1129KernPlassen- van de gemeente Rotterdam.

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aanbouw (uitbouw)

Een uitbreiding van het hoofdgebouw in één bouwlaag (hieronder wordt tevens een uitbouw begrepen).

1.4 aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 Achtererfgebied

Erf aan de achterkant van het oorspronkelijke hoofdgebouw en aan de zijkant(en) ervan, op meer dan 1 meter van de erfgrens aan de zijde van het openbaar toegankelijke gebied, alsmede op meer dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw.

1.7 Archeologisch deskundige

Het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam of een andere deskundige op het gebied van archeologie.

1.8 Archeologisch monument

Monument als bedoeld in artikel 1.1. van de Erfgoedwet.

1.9 Bebouwing

Een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 Bebouwingspercentage

Een percentage dat aangeeft hoeveel van het oppervlak van een bestemmingsvlak door gebouwen mag worden ingenomen.

1.11 Bedrijven

De bedrijven genoemd in de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels.

1.12 Beleidskader hoog-risico biologische laboratoria Rotterdam-Rijnmond

Het "Beleidskader hoog-risico biologische laboratoria Rotterdam-Rijnmond" dat als bijlage Bijlage 6 is gevoegd bij de regels van dit plan of een herziening of wijziging van dit beleidskader.

1.13 Belwinkel

Een inrichting waarvan de bedrijfsvoering onder welke benaming dan ook is gericht op het ter plaatse tegen betaling bieden van gelegenheid tot elektronische berichtenuitwisseling in de vorm van telefonie of door middel van toegang tot het internet. Een op de openbare weg geplaatste telefooncel wordt hier niet onder begrepen.

1.14 Beperkt kwetsbare objecten
  • a. woningen, kantoorgebouwen, hotels, restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover deze objecten niet tot de categorie Kwetsbare objecten behoren;
  • b. sporthallen, zwembaden, speeltuinen;
  • c. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet tot de categorie Kwetsbare objecten behoren;
  • d. andere objecten die met de onder a en b genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten niet tot de categorie Kwetsbare objecten behoren;
  • e. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
1.15 Besluit externe veiligheid inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen zoals dat luidt ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.16 bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 Bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.19 Bijgebouw

Vrijstaand gebouw dat door constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan een hoofdgebouw gelegen op hetzelfde perceel.

1.20 Bijzondere objecten
  • a. bejaardentehuizen en verpleeginrichtingen (zoals ziekenhuizen en sanatoria);
  • b. scholen en winkelcentra;
  • c. hotels, kantoor- en bedrijfsgebouwen, bestemd voor meer dan 50 personen;
  • d. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals computer- en telefooncentrales, gebouwen met vluchtleidingsapparatuur;
  • e. objecten die door secundaire effecten een verhoogd risico met zich brengen, zoals bovengrondse installaties en opslagtanks voor brandbare, explosieve en/of giftige stoffen;
  • f. een recreatieterrein:
    • 1. een terrein voor langdurig verblijf van personen gedurende een gedeelte van een jaar, zoals camping;
    • 2. een terrein voor kortstondig verblijf van grote groepen personen gedurende een gedeelte van de dag, zoals een speeltuin, een volkstuin, een sportveld of een openluchtzwembad;
  • g. andere, met de bovengenoemde vergelijkbare objecten.
1.21 Bouwaanduidingen

Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken.

1.22 Botenhuis

Een bijgebouw, qua afmeting en volume ondergeschikt aan het hoofdgebouw, uitsluitend te gebruiken voor het overdekt stallen van een boot. Combinaties met andere functies (werkkamer, berging, mantelzorgwoning, hobbyruimte etc.) zijn uitgesloten.

1.23 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.24 Bouwgrens

De grens van een Bouwvlak.

1.25 Bouwlaag

Het tussen twee opeenvolgende vloeren (of tussen een vloer en plat dak) gelegen, voor verblijf geschikt deel van een gebouw. Een kap, vliering, zolder, souterrain, alsmede een dakopbouw binnen het theoretisch profiel van een kap, worden niet als een afzonderlijke bouwlaag beschouwd. Alleen ingeval een dakopbouw of dakkapel breder is dan tweederde van de pandbreedte, wordt dit als een aparte bouwlaag geteld.

NB: onder het "theoretisch profiel van een kap" wordt verstaan de ruimte binnen een kap met schuine zijden waarvan de hellingshoek ten minste 20 en maximaal 60 graden bedraagt, tenzij in de bestemmingsregels in hoofdtstuk 2 anders is bepaald.

1.26 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.27 Bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.28 Bouwverordening

Bouwverordening Rotterdam 2010, zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.29 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.30 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.31 Bruto vloeroppervlak (b.v.o.)

Het vloeroppervlak van een bouwwerk, inclusief de niet direct voor het hoofddoel bruikbare ruimten (bijvoorbeeld bij een productiebedrijf of winkel, de magazijn-, expeditie-, kantoorruimten). Gebouwde parkeervoorzieningen worden niet tot het b.v.o. gerekend.

1.32 Dakterras

Een bouwkundige voorziening op het platte dak van een gebouw dat bestaat uit een te betreden vlak, geheel of gedeeltelijk omgeven door een hekwerk waarvan de bouwhoogte minimaal 1,2 meter bedraagt.

1.33 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.34 Dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen. Een belwinkel en een seksinrichting worden hier niet onder begrepen.

1.35 Bedrijfswoning

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.

1.36 Dove gevel
  • a. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede,
  • b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits deze niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.

In dit verband wordt onder een geluidsgevoelige ruimte verstaan een ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon- of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van ten minste 11 m2.

1.37 Erf

Terrein ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende bebouwing, voor parkeren, groenvoorzieningen, waterlopen en bouwwerken van lichte constructie (carports, slagbomen, fietsenstallingen e.d.).

1.38 Erfgoedwet

De Erfgoedwet (2016), zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.39 Gevaarlijke stoffen

Stoffen of preparaten die krachtens het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten zijn ingedeeld in een categorie als bedoeld in artikel 34, tweede lid van de Wet milieugevaarlijke stoffen, zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.40 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.41 Geluidluwe gevel

Een gevel waarbij de geluidsbelasting afkomstig van:

  • wegverkeer niet meer bedraagt dan 53 dB(A) etmaalwaarde;
  • spoor-, tram- en metroverkeer niet meer bedraagt dan 55 dB(A) etmaalwaarde;
1.42 Geluidsgevoelige objecten

Hieronder worden verstaan de in de Wet geluidhinder aangewezen objecten: woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven.

NB: Delen van deze gebouwen kunnen worden uitgezonderd wanneer deze een bestemming krijgen voor een functie die niet als geluidsgevoelig kan worden beschouwd.

1.43 Gestapelde woningen

Woningen, gestapeld met woningen (soms ook gestapeld met andere functies, welke dan in de bestemmingsomschrijving vermeld dienen te zijn).

1.44 GGD

Gemeentelijke Gezondheidsdienst Rotterdam-Rijnmond.

1.45 Grondgebonden woningen

Woningen met een eigen tuin.

1.46 Hoofdgebouw

Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.47 Hoog-risico biologisch laboratorium

Een biologisch laboratorium met een biologische veiligheidsklasse 3 of hoger zoals bedoeld in het "Beleidskader hoog-risico biologische laboratoria Rotterdam-Rijnmond".

1.48 Horeca

Het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en drank, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.49 Hotel

Het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en bijbehorende voorzieningen zoals ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie.

1.50 Kap

Een afdekking van een gebouw met schuine zijden waarbij de hellingshoek ten minste 20 en ten hoogste 60 graden bedraagt.

1.51 Kantoren

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.52 Kleinschalige speeltoestellen

Speeltoestellen niet hoger dan 4 meter.

1.53 Kwetsbare objecten
  • a. woningen, met uitzondering van:
    • 1. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare;
    • 2. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  • b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen;
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  • c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
    • 1. kantoorgebouwen en hotels met een b.v.o. van meer dan 1500 m² per object;
    • 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk b.v.o. meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal b.v.o. van meer dan 2000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  • d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.54 Laagbouw woningen

Woningen, niet gestapeld met woningen of andere functies. Woonwagens c.q. woonwagenstandplaatsen worden niet hieronder begrepen.

1.55 Maaiveld

De bovenkant van het aansluitende, afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden.

1.56 Maatschappelijke voorzieningen

Voorzieningen op het gebied van onderwijs, religie, gezondheidszorg, cultuur, maatschappelijke dienstverlening en publieke dienstverlening. Bioscopen en filmhuizen vallen hier niet onder.

1.57 Milieudeskundige

De DCMR Milieudienst Rijnmond of de daarvoor in de plaats tredende instantie.

1.58 NAP

Het Normaal Amsterdams Peil is de referentiehoogte waaraan hoogtemetingen in Nederland worden gerelateerd.

1.59 Nieuw hoog-risico biologisch laboratorium

Nieuwvestiging van een hoog-risico biologisch laboratorium of uitbreiding van een bestaand (hoog-risico biologisch) laboratorium met een hoog-risico biologisch laboratorium.

1.60 Oorspronkelijke zij- resp. achtergevel

De zij- resp. achtergevel van een gebouw op het tijdstip van eerste oplevering van het gebouw.

1.61 Openbaar nutsvoorzieningen

Op het openbaar leidingen net aangesloten voorzieningen op het vlak van gas-, water-, elektriciteitsdistributie, blokverwarming, (riool)gemalen (een gasdrukregelstation wordt niet hieronder begrepen).

1.62 Openbaar toegankelijk gebied

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder b. van de Wegenverkeerswet 1994, openbaar water, alsmede ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van de zogenaamde brandpaden voor de achterontsluiting van tuinen voor langzaam verkeer.

1.63 Overige objecten
  • a. een sporthal of een zwembad;
  • b. een weidewinkel;
  • c. een hotel, een kantoor- of bedrijfsgebouw, niet vallend onder de categorie bijzondere objecten;
  • d. een schuur, opslagplaats, dierenverblijf, recreatiewoning, kas, weg en dergelijke;
  • e. andere, met de bovengenoemde vergelijkbare objecten.
1.64 Overkapping voor een boot

Een bouwwerk met een dak, uitsluitend te gebruiken voor het overdekt stallen van een boot, met ten hoogste twee zijwanden. Een voor- of achterwand, al dan niet in combinatie met te openen delen, is niet toegestaan. Met dien verstande dat een open overkapping geen wanden heeft en een halfopen overkapping één of twee wanden heeft. Combinaties met andere functies (werkkamer, berging, mantelzorgwoning, hobbyruimte etc.) zijn uitgesloten.

1.65 Peil (straat-)
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de kruin van de weg;
  • b. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang, na voltooiing van de aanleg van dat terrein.

Indien een bouwwerk aan meer dan één weg wordt gebouwd, is het peil van de hoogstgelegen weg maatgevend.

1.66 Plasoever

De scheidingslijn tussen land en water (van de Bergse Voorplas en Bergse Achterplas).

1.67 Praktijkruimte

Een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.68 Publieke dienstverlening

Bestuursorganen van de overheid en de daaraan gekoppelde ambtelijke diensten ten behoeve van de beleidsvoorbereiding en -uitvoering, alsmede politie, brandweer, reinigingsdiensten, gezondheidsdiensten.

1.69 Recreatiewoning

Gebouw ten behoeve van niet-permanente bewoning van recreatieve aard, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.70 Rijbaan

Elk voor rijdende voertuigen bestemd weggedeelte, met uitzondering van (brom)fietspaden.

1.71 Rijstrook

Gedeelte van de rijbaan van een weg (welke door middel van doorgetrokken of onderbroken strepen gemarkeerd is) van zodanige breedte dat bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen daarvan gebruik kunnen maken.

1.72 Seksinrichting

De voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht.

1.73 Souterrain

Een gedeeltelijk onder het maaiveld gelegen gebruiksruimte van een gebouw.

1.74 Straatmeubilair

Voorzieningen ten behoeve van de weggebruiker, zoals verkeersborden, straatverlichting, zitbanken, plantenbakken e.d.

1.75 Tuin

Terrein ten behoeve van de aanleg van groenvoorzieningen, met de daarbij behorende verharding (paden, terrassen) en vijvers en dat in overwegende mate niet voor bebouwing in aanmerking komt.

1.76 Uitstekende delen aan gebouwen

Erkers, luifels, balkons, galerijen e.d.

1.77 VRR

Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond.

1.78 Water

Waterlopen (sloten, singels, vijvers e.d.) ten behoeve van de waterberging, alsmede de aan- en afvoer van oppervlaktewater.

1.79 Wet geluidhinder

De Wet geluidhinder zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan.

1.80 Wet ruimtelijke ordening

De Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan.

1.81 Woningwet

De Woningwet zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan.

Artikel 2 wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een bouwwerk.

2.6 de breedte van een gebouw

Van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels verspringen of niet evenwijdig lopen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte.

2.7 de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens

Vanaf het punt van de gevel van een gebouw welke het dichtst bij de perceelsgrens is gelegen, haaks op de perceelsgrens.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Bedrijf - 2

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 2" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven tot en met categorie 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels, met het daarbij behorende erf alsmede opslag- en werkterrein;
  • b. praktijkruimten met bijbehorend erf;
  • c. ter plaatse van de functieaanduiding 'garage', tevens voor een garagebedrijf, uitsluitend op de begane grond (handel in personenauto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven).
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf - 2' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functie.

3.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding is aangegeven;
  • b. praktijkruimten mogen elk niet groter zijn dan 750 m2 b.v.o.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Bedrijfsgebonden kantoren

Bedrijfsgebonden kantoren mogen per bedrijf niet meer dan 50% van het bruto vloeroppervlak innemen, met een maximum van 750 m2.

3.3.2 Praktijkruimten

Praktijkruimten mogen worden gebruikt ten behoeve van kleine kantoren, maatschappelijke voorzieningen (m.u.v. geluidsgevoelige functies), alsmede voor categorie 1 bedrijven van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels. Detailhandel is niet toegestaan (tenzij als ondergeschikt onderdeel van de bedrijfsactiviteiten).

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 en 3.3.2 ter zake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.

Artikel 4 Bedrijf - Molen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Molen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een traditionele windmolen (type grondzeiler), alsmede voor de daarbij behorende bijgebouwen en erf.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf - Molen' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functie.

4.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. de hoogte van de onderzijde van de verticaal staande wiek mag niet minder bedragen dan 0,2 meter + NAP;
  • b. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen van openbaar nut.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies.

5.2.2 Bebouwingsnormen

De goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter.

Artikel 6 Cultuur en ontspanning - Kinderboerderij

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning - Kinderboerderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een kinderboerderij, met de daarbij behorende voorzieningen zoals entree- en administratiegebouwen, horeca, dierenverblijven, bergloodsen en overige nevenruimten, alsmede ontsluitingswegen en -paden, speeltoestellen, parkeervoorzieningen, groen en water.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de voor 'Cultuur en ontspanning - Kinderboerderij' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functie.

6.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 5;
  • b. gebouwen mogen worden afgedekt met een kap, hetzij met een dakopbouw binnen het theoretisch profiel van een kap met schuine zijden met een hellingshoek van niet meer dan 60 graden;
  • c. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • d. het verschil tussen goot- en nokhoogte mag niet meer dan 7 meter bedragen.
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Bijbehorende horeca

Ten aanzien van de horeca als bedoeld in lid 6.1 gelden de volgende bepalingen:

  • a. de horeca is onderdeel van de kinderboerderij en daarmee geen zelfstandige horeca;
  • b. de maximum vloeroppervlakte voor horeca bedraagt 50 m2.

Artikel 7 Cultuur en ontspanning - Speeltuin

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning - Speeltuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatieve voorzieningen in de vorm een park met speelvoorzieningen inclusief bijbehorende voorzieningen als entree- en administratiegebouwen, detailhandel, horeca, terrassen, sanitair, bergingen, opslag- en technische ruimten en overige nevenruimten;
  • b. een dierentuin met bijbehorende dierenverblijven en andere nevenruimten;
  • c. vergaderfaciliteiten;
  • d. ruimten ten behoeve van culturele of sociaal-maatschappelijke activiteiten;
  • e. ontsluitingswegen en -paden;
  • f. parkeervoorzieningen
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'luchtbrug' tevens voor een voetgangers luchtbrug;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. waterpartijen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen;
  • j. aanlegsteigers;
  • k. bruggen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' op de verbeelding is aangegeven;
  • b. gebouwen mogen worden afgedekt met een kap, hetzij met een dakopbouw binnen het theoretisch profiel van een kap met schuine zijden met een hellingshoek van niet meer dan 60 graden;
  • c. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' op de verbeelding is aangegeven;
  • d. het verschil tussen goot- en nokhoogte mag niet meer dan 7 meter bedragen.
7.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mag uitsluitend ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de maximum bouwhoogte voor de uitkijktoren bedraagt 26 meter;
  • b. de maximum bouwhoogte voor overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt 6 meter.
7.2.3 Aanlegsteigers

Een aanlegsteiger is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. in de Bergse Achterplas mogen aanlegsteigers niet dieper dan 5 meter uit de plasoever reiken, mits een doorvaartbreedte van ten minste 15 meter resteert;
  • b. de breedte van aanlegsteigers mag niet meer dan 1,5 meter bedragen in de Bergse Achterplas.
  • c. niet meer dan één aanlegsteiger per bouwperceel is toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger' mogen aanlegsteigers die functioneel en intact zijn gehandhaafd blijven en mogen zij de grootte behouden die zij hebben.
7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Bijbehorende horeca

Ten aanzien van de horeca als bedoeld in lid 7.1 gelden de volgende bepalingen:

  • a. uitsluitend een koffiehuis, theeschenkerij, lunchroom, restaurant of daarmee vergelijkbare horeca is toegestaan;
  • b. de horeca is onderdeel van het park en daarmee geen zelfstandige horeca;
  • c. de maximum voor horeca bedraagt 275 m2 b.v.o.
7.3.2 Vergaderfaciliteiten, ruimten ten behoeve van culturele of sociaal-maatschappelijke activiteiten

Ten aanzien van de functies als bedoeld in lid 7.1 onder c en d geldt een maximum totaal van 550 m2 b.v.o.

Artikel 8 Detailhandel

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, met de bijbehorende opslag- en administratieruimten, uitsluitend op de begane grond;
  • b. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca', tevens voor horeca, uitsluitend op de begane grond;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg', tevens voor een verkooppunt van motorbrandstoffen zonder lpg;
  • e. woningen, uitsluitend op de verdiepingen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'dakterras', tevens voor dakterrassen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op de voor 'Detailhandel' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies.

8.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding is aangegeven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' (ond) moet een onderdoorgang worden gebouwd, waarvan de breedte en hoogte niet minder dan 2,5 meter mag bedragen;
  • c. de voorgevel van de zesde bouwlaag aan de Weissenbruchlaan dient ten minste 1 meter terug te liggen ten opzichte van die van de lagere bouwlagen.
8.2.3 Dakterrassen

Op een aanbouw en/of bijgebouw mag een dakterras worden gerealiseerd tot maximaal 5 meter achter de oorspronkelijke achtergevel. De terrasafscheiding/borstwering mag niet hoger zijn dan 1,2 meter.

8.3 Specifieke gebruiksregels
8.3.1 Algemeen

Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30% mag worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  • b. ten aanzien van een aan huis gebonden bedrijf sprake is van een bedrijf tot en met categorie 1 als bedoeld in de bij deze regels horende lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • c. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
  • d. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  • e. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van het aan huis gebonden beroep of bedrijf.
8.3.2 Bijbehorende opslag

De verdiepingen mogen mede worden gebruikt voor bijbehorende opslag- en administratieruimte, mits de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen.

8.3.3 Realiseren woningen

Ten aanzien van het bepaalde in lid 8.1 geldt dat woningen waarvoor hogere waarden zijn vastgesteld in het Besluit hogere waarden Wet geluidhinder dat als Bijlage 9 bij de regels is gevoegd, deze woningen uitsluitend zijn toegestaan als wordt voldaan aan de in dit besluit opgenomen voorwaarden.

8.4 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.3.1 ter zake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen - gehoord de milieudeskundige - bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.3.3 terzake van de in het Besluit hogere waarden Wet geluidhinder opgenomen voorwaarden, indien sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Artikel 9 Gemengd - 1

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen;
  • b. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  • c. maatschappelijke voorzieningen of praktijkruimten, uitsluitend op de begane grond;
  • d. ter plaatste van de aanduiding 'detailhandel', tevens voor detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'horeca', tevens voor horeca op de begane grond;
  • f. bijbehorende voorzieningen, zoals groen, ontsluitingswegen en -paden en (inpandige) bergingen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'dakterras', tevens voor dakterrassen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Op de voor 'Gemengd - 1' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies.

9.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding is aangegeven;
  • b. praktijkruimten mogen elk niet groter zijn dan 750 m2 b.v.o.;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' (ond) moet een onderdoorgang worden gebouwd, waarvan hoogte niet minder dan 2,5 meter mag bedragen
9.2.3 Dakterrassen

Op een aanbouw en/of bijgebouw mag een dakterras worden gerealiseerd tot maximaal 5 meter achter de oorspronkelijke achtergevel. De terrasafscheiding/borstwering mag niet hoger zijn dan 1,2 meter.

9.3 Specifieke gebruiksregels
9.3.1 Algemeen

Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30% mag worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  • b. ten aanzien van een aan huis gebonden bedrijf sprake is van een bedrijf tot en met categorie 1 als bedoeld in de bij deze regels horende lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • c. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
  • d. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  • e. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van het aan huis gebonden beroep of bedrijf.
9.3.2 Praktijkruimten

Praktijkruimten mogen worden gebruikt ten behoeve van kleine kantoren, maatschappelijke voorzieningen (m.u.v. geluidsgevoelige functies), alsmede voor categorie 1 bedrijven van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels. Detailhandel is niet toegestaan (tenzij als ondergeschikt onderdeel van de bedrijfsactiviteiten).

9.3.3 Bijbehorende opslag

De verdiepingen mogen mede worden gebruikt voor bijbehorende opslag- en administratieruimte, mits de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen.

9.3.4 Realiseren woningen

Ten aanzien van het bepaalde in lid 9.1 geldt dat woningen waarvoor hogere waarden zijn vastgesteld in het Besluit hogere waarden Wet geluidhinder dat als Bijlage 9 bij de regels is gevoegd, deze woningen uitsluitend zijn toegestaan als wordt voldaan aan de in dit besluit opgenomen voorwaarden.

9.4 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.3.1 en 9.3.2 ter zake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen - gehoord de milieudeskundige - bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.3.4 terzake van de in het Besluit hogere waarden Wet geluidhinder opgenomen voorwaarden, indien sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Artikel 10 Gemengd - 2

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen;
  • b. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  • c. maatschappelijke voorzieningen of praktijkruimten, uitsluitend op de begane grond;
  • d. bijbehorende voorzieningen, zoals groen, ontsluitingswegen en -paden en (inpandige) bergingen en garages;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'dakterras', tevens voor dakterrassen;
  • f. ter plaatse van de functieaanduiding 'garage', tevens voor een garagebedrijf, uitsluitend op de begane grond (handel in personenauto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven).
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Op de voor 'Gemengd - 2' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies.

10.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding is aangegeven;
  • b. praktijkruimten mogen elk niet groter zijn dan 750 m2 b.v.o.;
  • c. ter plaatse van de bouwaanduiding 'onderdoorgang' (ond) moet een onderdoorgang worden gebouwd, waarvan hoogte niet minder dan 2,5 meter mag bedragen.
10.2.3 Dakterrassen

Op een aanbouw en/of bijgebouw mag een dakterras worden gerealiseerd tot maximaal 5 meter achter de oorspronkelijke achtergevel. De terrasafscheiding/borstwering mag niet hoger zijn dan 1,2 meter.

10.3 Specifieke gebruiksregels
10.3.1 Algemeen

Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30% mag worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  • b. ten aanzien van een aan huis gebonden bedrijf sprake is van een bedrijf tot en met categorie 1 als bedoeld in de bij deze regels horende lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • c. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
  • d. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  • e. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van het aan huis gebonden beroep of bedrijf.
10.3.2 Praktijkruimten

Praktijkruimten mogen worden gebruikt ten behoeve van kleine kantoren, maatschappelijke voorzieningen (m.u.v. geluidsgevoelige functies), alsmede voor categorie 1 bedrijven van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels. Detailhandel is niet toegestaan (tenzij als ondergeschikt onderdeel van de bedrijfsactiviteiten).

10.3.3 Bijbehorende opslag

De verdiepingen mogen mede worden gebruikt voor bijbehorende opslag- en administratieruimte, mits de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen.

10.3.4 Realiseren woningen

Ten aanzien van het bepaalde in lid 10.1 geldt dat woningen waarvoor hogere waarden zijn vastgesteld in het Besluit hogere waarden Wet geluidhinder dat als Bijlage 9 bij de regels is gevoegd, deze woningen uitsluitend zijn toegestaan als wordt voldaan aan de in dit besluit opgenomen voorwaarden.

10.4 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.3.1 en 10.3.2 ter zake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen - gehoord de milieudeskundige - bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.3.4 terzake van de in het Besluit hogere waarden Wet geluidhinder opgenomen voorwaarden, indien sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Artikel 11 Gemengd - 3

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen;
  • b. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  • c. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  • d. praktijkruimten, uitsluitend op de begane grond;
  • e. maatschappelijke voorzieningen die niet vallen onder de 'Geluidsgevoelige objecten' genoemd in artikel 1 van deze regels, uitsluitend op de begane grond;
  • f. gebouwde parkeervoorzieningen en bergingen, met de daarbij behorende hellingbanen, trappenhuizen, in- en uitritten;
  • g. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals technische, administratieve, magazijn- en expeditieruimten en berging voor winkelwagentjes, ontsluitingswegen en -paden.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Op de voor 'Gemengd - 3' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies.

11.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding is aangegeven.
  • b. praktijkruimten mogen elk niet groter zijn dan 750 m2 b.v.o.;
  • c. een parkeergarage mag niet meer dan 370 parkeerplaatsen omvatten, in ten hoogste twee bouwlagen;
  • d. detailhandel, als bedoeld onder 11.1 lid b, mag niet meer dan 5.200 m2 b.v.o. bedragen.
11.3 Specifieke gebruiksregels
11.3.1 Algemeen

Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30% mag worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  • b. ten aanzien van een aan huis gebonden bedrijf sprake is van een bedrijf tot en met categorie 1 als bedoeld in de bij deze regels horende lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • c. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
  • d. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  • e. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van het aan huis gebonden beroep of bedrijf.
11.3.2 Praktijkruimten

Praktijkruimten mogen worden gebruikt ten behoeve van kleine kantoren, maatschappelijke voorzieningen (m.u.v. geluidsgevoelige functies), alsmede voor categorie 1 bedrijven van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels. Detailhandel is niet toegestaan (tenzij als ondergeschikt onderdeel van de bedrijfsactiviteiten).

11.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.3.1 en 11.3.2 ter zake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.

Artikel 12 Groen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, met bijbehorende voet- en fietspaden en watergangen;
  • b. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
  • c. kleinschalige voorzieningen voor openbaar nut en verkeer en vervoer;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'terras', tevens voor een terras ten behoeve van een horecavestiging die is toegelaten op grond van een aangrenzende bestemming.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

Op de voor 'Groen' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke in de bestemming passen, zoals straatmeubilair, huisvuilcontainers, niet groter dan 10 m3 (al dan niet ondergronds), bovenleidingsmasten c.q. -portalen ten behoeve van trambanen, bruggen, duikers;
  • b. uitstekende delen aan gebouwen, niet dieper dan 2 meter uit de gevel en ten minste 2,2 meter boven maaiveld;
  • c. kleine gebouwen voor openbaar nut, verkeer en vervoer, zoals gemaalgebouwtjes, telefooncellen, gasdrukregel- en meetstations, wachthuisjes e.d., niet groter dan 80 m3;
  • d. terrasafscheidingen ter plaatse van de aanduiding terras op de plankaart met een maximum hoogte van 1,5 meter;
  • e. gebouwen mogen niet hoger zijn dan 4,2 meter; bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet hoger dan 15 meter.

Artikel 13 Horeca

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een horeca-inrichting, met het daarbij behorende erf;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens voor een bedrijfswoning.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen

Op de voor 'Horeca' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functie.

13.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding is aangegeven;
  • b. indien op de verbeelding een bouwvlak is opgenomen, dan zijn gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan.

Artikel 14 Kantoor

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dienstverlening;
  • b. praktijkruimten.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen

Op de voor 'Kantoor' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies.

14.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding is aangegeven.
14.3 Specifieke gebruiksregels
14.3.1 Praktijkruimten

Praktijkruimten mogen worden gebruikt ten behoeve van kleine kantoren, maatschappelijke voorzieningen (m.u.v. geluidsgevoelige functies), alsmede voor categorie 1 bedrijven van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels. Detailhandel is niet toegestaan (tenzij als ondergeschikt onderdeel van de bedrijfsactiviteiten).

Artikel 15 Maatschappelijk - 1

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen en praktijkruimten, met het daarbij behorende erf;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' (k) tevens voor een kantoor.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen

Op de voor 'Maatschappelijk - 1' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies.

15.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding is aangegeven;
  • b. indien een bebouwingspercentage is aangegeven, dan geldt het gegeven bebouwingspercentage als maximum per bestemmingsvlak;
  • c. indien op de verbeelding een bouwvlak is opgenomen, dan zijn gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • d. praktijkruimten mogen elk niet groter zijn dan 750 m2 b.v.o.
15.3 Specifieke gebruiksregels
15.3.1 Praktijkruimten

Praktijkruimten mogen worden gebruikt ten behoeve van kleine kantoren, maatschappelijke voorzieningen (m.u.v. geluidsgevoelige functies), alsmede voor categorie 1 bedrijven van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels. Detailhandel is niet toegestaan (tenzij als ondergeschikt onderdeel van de bedrijfsactiviteiten).

15.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.3.1 ter zake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.

Artikel 16 Maatschappelijk - 2

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen en praktijkruimten die niet vallen onder de 'Geluidsgevoelige objecten' genoemd in artikel 1 van deze regels, met het daarbij behorende erf.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen

Op de voor 'Maatschappelijk - 2' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies.

16.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding is aangegeven;
  • b. indien een bebouwingspercentage is aangegeven, dan geldt het gegeven bebouwingspercentage als maximum per bestemmingsvlak;
  • c. indien op de verbeelding een bouwvlak is opgenomen, dan zijn gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • d. praktijkruimten mogen elk niet groter zijn dan 750 m2 b.v.o.
16.3 Specifieke gebruiksregels
16.3.1 Praktijkruimten

Praktijkruimten mogen worden gebruikt ten behoeve van kleine kantoren, maatschappelijke voorzieningen (m.u.v. geluidsgevoelige functies), alsmede voor categorie 1 bedrijven van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels. Detailhandel is niet toegestaan (tenzij als ondergeschikt onderdeel van de bedrijfsactiviteiten).

16.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.3.1 ter zake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.

Artikel 17 Maatschappelijk - Begraafplaats

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. begraafplaats, met de daarbij behorende bouwwerken, paden, groen en water.
17.2 Bouwregels

Op de voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens in de bestemming passende bouwwerken.

Artikel 18 Natuur

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud en/of herstel van de op deze gronden voorkomende, dan wel daaraan eigen zijnde natuur en landschappelijke waarden, met bijbehorende watergangen en paden.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Algemeen

Op de voor 'Natuur' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:

  • a. in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bruggen, duikers, beschoeiingen.
18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.3.1 Verbod

Op de voor 'Natuur' bestemde gronden, is het verboden zonder schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de onderstaande werken (geen bouwwerken zijnde) en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen en afgraven, alsmede door ophogen;
  • b. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  • c. het dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van waterlopen.
18.3.2 Uitgezonderde werkzaamheden
  • a. normaal onderhoud en beheer;
  • b. werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden.
18.3.3 Vergunning

Vergunning wordt verleend, indien de natuur- en landschappelijke waarden niet in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast. Alvorens de vergunning te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de vergunning aan burgemeester en wethouders een schriftelijk advies van een deskundige van de DCMR (danwel een door de DCMR aan te wijzen deskundige) op het gebied van natuur- en landschapsbeheer te overleggen.

Artikel 19 Recreatie

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. scoutingterrein en speelterrein, met de daarbij behorende paden, parkeerplaatsen, groenvoorzieningen en watergangen.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Algemeen
  • a. op de voor 'Recreatie' bestemde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, zoals plankieren en vlonders (niet hoger dan 0,4 meter boven maaiveld), aanlegsteigers, alsmede gebouwen ten behoeve van scouting;
  • b. indien op de verbeelding een bouwvlak is opgenomen, dan zijn gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • c. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • d. het maximum grondoppervlak voor gebouwen bedraagt 200 m2 per perceel.
19.2.2 Aanlegsteigers

Een aanlegsteiger is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. in de Bergse Voor- en Achterplas mogen aanlegsteigers niet dieper dan 5 meter uit de plasoever reiken, mits een doorvaartbreedte van ten minste 15 meter resteert;
  • b. in de Bergse Voor- en Achterplas mag de breedte van aanlegsteigers niet meer dan 1,5 meter bedragen;
  • c. niet meer dan één aanlegsteiger per bouwperceel is toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger' mogen aanlegsteigers die functioneel en intact zijn gehandhaafd blijven en mogen zij de grootte behouden die zij hebben.

Artikel 20 Recreatie - 1

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen en watergangen;
  • b. recreatiewoningen, met het daarbij behorende bijgebouw, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erf.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Algemeen

Op de gronden bestemd voor 'Recreatie - 1' zijn slechts bouwwerken toegestaan ten behoeve van de functies recreatiewoningen en groenaanleg (beschoeiingen, aanlegsteigers), met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. per bouwperceel is één recreatiewoning toegestaan en wel op die percelen die voor dit doel in gebruik zijn en zijn aangegeven in Bijlage 3 Perceelindeling Recreatie - 1 (2009);
  • b. per recreatiewoning is één bijgebouw toegestaan;
  • c. recreatiewoning plus bijgebouw mogen tezamen niet meer dan 40 m² grondoppervlak beslaan, met dien verstande dat de bebouwing welke groter is dan genoemde maat, het oppervlak mag hebben dat vastgelegd is in de lijst in Bijlage 4 Oppervlak Recreatie - 1. Het oppervlak op deze lijst mag betrekking hebben op de recreatiewoning en meerdere bijgebouwen;
  • d. een aanbouw aan een recreatiewoning in de vorm van een overdekt terras en/of aangebouwde luifel dieper dan 0,5 meter uit de gevel van een recreatiewoning, alsmede een broeikas en prieel zonder wanden, mogen in totaal niet groter zijn dan 12,5 m²;
  • e. gebouwen en overdekte terrassen dienen ten minste 3 meter afstand aan te houden tot de plasoever, met uitzondering van bedoelde bebouwing op de percelen nummers 120, 124, 126, 128, 294, 298, 300 en 302 (zoals aangegeven in Bijlage 3 Perceelindeling Recreatie - 1 (2009)) die ten minste 1,5 meter afstand dienen aan te houden tot de plasoever;
  • f. gebouwen en overdekte terrassen dienen ten minste 3 meter afstand ten opzichte van de gebouwen en overdekte terrassen van de aangrenzende percelen aan te houden, waarbij de afstand tot de erfgrens ten minste 1,5 meter dient te bedragen;
  • g. de goothoogte van een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 2,7 meter boven maaiveld, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
  • h. de bouwhoogte van een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 3,75 meter boven maaiveld, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen niet hoger zijn dan 2 meter, met uitzondering van vlaggenmasten die niet hoger dan 7 meter boven maaiveld mogen zijn, terwijl gebouwde erfafscheidingen niet hoger mogen zijn dan 1 meter boven maaiveld, over een lengte van 1,5 meter gemeten uit de plasoever;
  • j. een gebouwd terras/vlonder, alsmede de bovenzijde vloer van een recreatiewoning mogen niet hoger liggen dan 0,4 meter boven maaiveld;
  • k. botenhuizen, overkappingen voor een boot, uitkijktorens, dakkapellen en dakterrassen zijn niet toegestaan.
20.2.2 Aanlegsteigers

Een aanlegsteiger is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. in de Bergse Achterplas mogen aanlegsteigers niet dieper dan 5 meter uit de plasoever reiken, mits een doorvaartbreedte van ten minste 15 meter resteert;
  • b. de breedte van aanlegsteigers mag niet meer dan 1,5 meter bedragen in de Bergse Achterplas.
  • c. niet meer dan één aanlegsteiger per bouwperceel is toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger' mogen aanlegsteigers die functioneel en intact zijn gehandhaafd blijven en mogen zij de grootte behouden die zij hebben.
20.2.3 Overkapping voor een boot
  • a. ter plaatse van de percelen 214 en 442 (zie Bijlage 3 Perceelindeling Recreatie - 1 (2009)) is de overkapping voor een boot, in afwijking van hetgeen is bepaald in 20.2.1, zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan toegestaan en mag het de grootte behouden die het heeft.
20.3 Specifieke gebruiksregels

Recreatiewoningen mogen slechts voor recreatief woonverblijf worden gebruikt en niet voor permanente bewoning.

Artikel 21 Recreatie - 2

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatiewoningen met het daarbij behorende bijgebouw, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erf;
  • b. groenvoorzieningen en watergangen.
21.2 Bouwregels

Op de gronden bestemd voor 'Recreatie - 2' zijn slechts bouwwerken toegestaan ten behoeve van de functies recreatiewoningen en groenaanleg (beschoeiingen, aanlegsteigers), met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. per bouwperceel is één recreatiewoning toegestaan;
  • b. per recreatiewoning is één bijgebouw toegestaan, met uitzondering van een botenhuis of overkapping voor een boot;
  • c. per recreatiewoning is één overkapping voor boten of één botenhuis toegestaan;
  • d. een recreatiewoning plus bijgebouw mogen tezamen niet meer dan 40 m² brutovloeroppervlak beslaan, met dien verstande dat de bebouwing welke groter is dan genoemde maat, het oppervlak mag hebben dat vastgelegd is in de lijst in 'Bijlage 5 Oppervlak Recreatie - 2'. Het oppervlak op deze lijst mag betrekking hebben op de recreatiewoning en meerdere bijgebouwen;
  • e. een aanbouw aan een recreatiewoning in de vorm van een overdekt terras en/of aangebouwde luifel dieper dan 0,5 meter uit de gevel van een recreatiewoning, alsmede een broeikas en prieel zonder wanden, mogen in totaal niet groter zijn dan 12,5 m²;
  • f. gebouwen en overdekte terrassen dienen ten minste 3 meter afstand aan te houden tot de plasoever;
  • g. gebouwen en overdekte terrassen dienen ten minste 3 meter afstand ten opzichte van de gebouwen en overdekte terrassen van de aangrenzende percelen aan te houden, waarbij de afstand tot de erfgrens ten minste 1,5 meter dient te bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 3 meter boven maaiveld, tenzij anders in 'Bijlage 5 Oppervlak Recreatie - 2' is aangegeven;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen niet hoger zijn dan 2 meter, met uitzondering van vlaggenmasten die niet hoger dan 7 meter boven maaiveld mogen zijn, terwijl gebouwde erfafscheidingen niet hoger mogen zijn dan 1 meter boven maaiveld, over een lengte van 1,5 meter gemeten uit de plasoever;
  • j. een gebouwd terras/vlonder, alsmede de bovenzijde vloer van een recreatiewoning mogen niet hoger liggen dan 0,4 meter boven maaiveld;
  • k. uitkijktorens, ondergrondse gebouwen, dakterrassen en dakkapellen zijn niet toegestaan.
21.2.1 Aanlegsteigers

Een aanlegsteiger is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. in de Bergse Voorplas mogen aanlegsteigers niet dieper dan 5 meter uit de plasoever reiken, mits een doorvaartbreedte van ten minste 15 meter resteert;
  • b. in de Bergse Voorplas mag de breedte van aanlegsteigers niet meer dan 1,5 meter bedragen;
  • c. niet meer dan één aanlegsteiger per bouwperceel is toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger' mogen aanlegsteigers die functioneel en intact zijn gehandhaafd blijven en mogen zij de grootte behouden die zij hebben.
21.2.2 Overkappingen voor boten
  • 1. Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' is de overkapping voor een boot, zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan toegestaan.
  • 2. Bij percelen breder dan 9 meter is achterop het perceel een open overkapping voor een boot toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:
  • a. over de gehele lengte van de oever is sprake van een natuurlijke oever achterop het perceel;
  • b. de afstand van de overkapping tot de plasoever bedraagt minimaal 2 meter;
  • c. de afstand van de overkapping tot de zijerfgrens bedraagt minimaal 2 meter;
  • d. de breedte van de overkapping is maximaal 3,5 meter en de lengte maximaal 7 meter;
  • e. de nokhoogte bedraagt maximaal 2 meter boven het waterpeil;
  • f. de overkapping heeft een zadeldak met de nokrichting dwars op de oever en een dakhelling van maximaal 15 graden. (Een lessenaarskap of plat dak is tevens toegestaan.)
21.2.3 Botenhuizen en overkappingen voor boten

Bij percelen breder dan 15 meter is achterop het perceel een botenhuis of overkapping voor een boot toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. over de gehele lengte van de oever is sprake van een natuurlijke oever achterop het perceel;
  • b. de afstand van het botenhuis of de overkapping tot de plasoever bedraagt minimaal 2 meter;
  • c. de afstand van het botenhuis of de overkapping tot de zijerfgrens bedraagt minimaal 2 meter;
  • d. de breedte van het botenhuis of de overkapping is maximaal 4,5 meter en de lengte maximaal 9 meter;
  • e. de nokhoogte bedraagt maximaal 2 meter boven het waterpeil;
  • f. het botenhuis of de overkapping heeft een zadeldak met de nokrichting dwars op de oever en een dakhelling van 15 graden.
21.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 21.2 sub d. tot een maximum b.v.o. van 70 m2 voor de recreatiewoning plus overige gebouwen, onder voorwaarde dat het bebouwingspercentage niet groter is dan 10 en het ingenomen grondoppervlak van alle gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde niet groter is dat 15% van het bouwperceel.
21.4 Specifieke gebruiksregels

Recreatiewoningen mogen slechts voor recreatief woonverblijf worden gebruikt en niet voor permanente bewoning.

Artikel 22 Recreatie - Jacht- en passantenhaven

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Jacht- en passantenhaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. jachthaven en jachtwerf, met bijbehorende bebouwing, ontsluitingswegen en -paden, alsmede erf;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats', tevens voor een woonschip, met de daarbij behorende voorzieningen, zoals loopplanken, aanlegsteigers, meerpalen e.d.;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens voor een bedrijfswoning bij een jachthaven.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Algemeen

Op de voor 'Recreatie - Jacht- en passantenhaven' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens in de functie passende bouwwerken, zoals een onderhoudsloods, berging, bedrijfswoning, clubgebouw, zeilmakerij, sanitaire ruimten, administratieve ruimten, botenhelling, aanlegsteigers e.d.

22.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. een bedrijfswoning mag niet groter zijn dan 120 m2 b.v.o;
  • b. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;
  • c. gebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • d. indien op de verbeelding een bebouwingspercentage is aangegeven, dan geldt het gegeven bebouwingspercentage als maximum voor gebouwen binnen het bouwvlak;
  • e. woonschepen mogen maximaal een hoogte hebben van 3 meter gemeten vanaf het waterpeil.
22.3 Specifieke gebruiksregels
22.3.1 Gebruik clubgebouw

Een clubgebouw mag uitsluitend worden gebruikt ten dienste van de gebruikers van de jachthaven.

22.3.2 Gebruik water

Voor zover de gronden als water in gebruik zijn, is het niet toegestaan dit water te dempen of anderszins te gebruiken voor de bouw van gebouwen.

22.3.3 Bedrijfsgebouwen Strekkade

De bedrijfsgebouwen aan de Strekkade mogen voor ten hoogste 50 m² mede gebruikt worden voor de verkoop van watersportartikelen.

Artikel 23 Recreatie - Nutstuin

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Nutstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. nutstuinen met bijbehorende voorzieningen, zoals erf en waterlopen.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Algemeen

Op de voor 'Recreatie - Nutstuin' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens in de bestemming passende bouwwerken, zoals kweekkassen, sanitaire gebouwtjes, niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten behoeve van onderhoud en beheer, zomede bouwwerken - geen gebouwen zijnde - van waterbouwkundige aard, zoals een brug, duiker, aanlegsteiger, vlonder, keerwanden, beschoeiingen.

23.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 2,7 meter;
  • b. gebouwen dienen ten minste 5 meter afstand aan te houden tot de plasoever;
  • c. gebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan.
23.2.3 Aanlegsteigers

Een aanlegsteiger is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. in de Bergse Voorplas mogen aanlegsteigers niet dieper dan 5 meter uit de plasoever reiken, mits een doorvaartbreedte van ten minste 15 meter resteert;
  • b. de breedte van aanlegsteigers mag niet meer dan 1,5 meter bedragen in de Bergse Voorplas.
  • c. niet meer dan één aanlegsteiger per bouwperceel is toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger' mogen aanlegsteigers die functioneel en intact zijn gehandhaafd blijven en mogen zij de grootte behouden die zij hebben.

Artikel 24 Sport - Tennisbaan

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Tennisbaan' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. onoverdekte sportieve of recreatieve voorzieningen, zoals een tennispark met het daarbij behorende erf, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
24.2 Bouwregels
24.2.1 Algemeen

Op de voor 'Sport - Tennisbaan' bestemde gronden mogen uitsluiten in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, zoals een entreegebouw, kleedruimten, een clubgebouw / kantine.

24.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen niet hoger zijn dan 15 meter;
  • c. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 7.

Artikel 25 Sport - Zwembad

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Zwembad' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. onoverdekte sportieve of recreatieve voorzieningen, zoals een zwembad met het daarbij behorende erf, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Algemeen

Op de voor 'Sport - Zwembad' bestemde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, zoals een entreegebouw, kleedruimten, een clubgebouw / kantine, onverdekt zwembad.

25.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen niet hoger zijn dan 10 meter;
  • c. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 7.

Artikel 26 Tuin

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuin;
  • b. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
  • c. aanbouwen en bijgebouwen ten behoeve van een woning die krachtens een aangrenzende woonbestemming is toegelaten;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'terras', tevens voor een terras ten behoeve van een horecavestiging die is toegelaten op grond van een aangrenzende bestemming;
  • e. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - overkapping', tevens voor de overkapping voor een boot, zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan toegestaan.
26.2 Bouwregels
26.2.1 Algemeen

Op de voor 'Tuin' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:

  • a. in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pergola's, erfafscheidingen, keermuren, gebouwde terrassen, hellingbanen, (brand)trappen, tuinmeubilair, speeltoestellen, vlaggenmasten en vijvers;
  • b. uitstekende delen aan gebouwen;
  • c. aanbouwen en bijgebouwen als bedoeld in het lid 26.1, onder c;
  • d. één bouwwerk ten behoeve van de berging van fietsen in de voortuin van grondgebonden woningen, voor zover het aaneen gebouwde woningen (geen hoekpanden) betreft, waarvan de achtertuin niet via een achterpad te bereiken is.
26.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. een aanbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw mag niet breder zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke zijgevel van het hoofdgebouw;
  • b. een aanbouw aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag niet dieper zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw;
  • c. de goothoogte van een aanbouw mag niet hoger zijn dan het vloerniveau (+ 30 cm) van de eerste verdieping van het hoofdgebouw, met dien verstande dat een aanbouw mag worden afgedekt met een schuin dakvlak met dezelfde hellingshoek als de kap/schuin dakvlak op het hoofdgebouw.
  • d. aanbouwen dienen een afstand van ten minste 1 meter tot de denkbeeldige lijn getrokken in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw aan te houden;
  • e. aanbouwen dienen een afstand van ten minste 1 meter tot de erfgrens aan te houden aan de zijde waar de kavel grenst aan openbaar gebied;
  • f. gebouwde terrassen (dakterrassen worden niet hieronder begrepen) mogen niet hoger worden dan 0,2 meter boven maaiveld;
  • g. uitstekende delen aan gebouwen mogen niet dieper dan 2,5 meter uit de gevel steken en moeten ten minste 2,2 meter boven maaiveld blijven;
  • h. het oppervlak van de berging van fietsen in de voortuin mag niet meer dan 5 m² bedragen, terwijl de hoogte niet meer 1,5 meter mag zijn.
26.2.3 Aanlegsteigers

Een aanlegsteiger is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. in de Bergse Voor- en Achterplas mogen aanlegsteigers niet dieper dan 5 meter uit de plasoever reiken, mits een doorvaartbreedte van ten minste 15 meter resteert;
  • b. in de watergangen gelegen ten noordoosten van de brug van de C.N.A. Looslaan mogen aanlegsteigers niet dieper dan 0,5 meter uit de oever reiken;
  • c. de breedte van aanlegsteigers mag niet meer dan 1,5 meter bedragen in de Bergse Voor- en Achterplas, doch niet meer dan 1 meter in de watergangen als bedoeld in het vorige lid.
  • d. niet meer dan één aanlegsteiger per bouwperceel is toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger' mogen aanlegsteigers die functioneel en intact zijn gehandhaafd blijven en mogen zij de grootte behouden die zij hebben.
26.2.4 Overkappingen voor boten stedelijke oever

Voor percelen gelegen binnen Weissenbruchlaan 1 t/m 13, Plasoord 3 t/m 29A en 6 t/m 30, Bergse Plaslaan 1 t/m 13, 2 t/m 14, Straatweg 156 t/m 186 en Korteweg 2 t/m 6 geldt het volgende:

Bij percelen breder dan 9 meter is achterop het perceel binnen de bestemming Tuin / Water - 2, een open overkapping voor een boot toegestaan, mits voldoende doorvaartbreedte resteert en met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de afstand van de overkapping tot de zijerfgrens bedraagt minimaal 2 meter;
  • b. de breedte van de overkapping is maximaal 3,5 meter en de lengte maximaal 7 meter;
  • c. de nokhoogte bedraagt maximaal 2 meter boven het waterpeil;
  • d. de overkapping heeft een zadeldak met de nokrichting dwars op de oever en een dakhelling van maximaal 15 graden. (Een lessenaarskap of plat dak is tevens toegestaan.)
26.2.5 Overkappingen voor boten landschappelijke oever

Voor percelen gelegen binnen Prinsemolenpad, Strekkade, Plasoord 29b, 31, 32, 34, Bergse Plaslaan 15, 16, Straatweg 85 t/m 225, 196, Korteweg 8, Johan de Wittlaan, Plaszicht, Wilgenoord, C.N.A.Looslaan, Ringdijk, Buitenzorg, Emmalaan 4-16 geldt het volgende:

Bij percelen breder dan 9 meter is achterop het perceel binnen de bestemming Tuin een open overkapping voor een boot toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. over de gehele lengte van de oever is sprake van een natuurlijke oever achterop het perceel;
  • b. de afstand van de overkapping tot de plasoever bedraagt minimaal 2 meter;
  • c. de afstand van de overkapping tot de zijerfgrens bedraagt minimaal 2 meter;
  • d. de breedte van de overkapping is maximaal 3,5 meter en de lengte maximaal 7 meter;
  • e. de nokhoogte bedraagt maximaal 2 meter boven het waterpeil;
  • f. de overkapping heeft een zadeldak met de nokrichting dwars op de oever en een dakhelling van maximaal 15 graden. (Een lessenaarskap of plat dak is tevens toegestaan.)

Bij percelen breder dan 15 meter is achterop het perceel binnen de bestemming Tuin een open of halfopen overkapping voor een boot toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • g. over de gehele lengte van de oever is sprake van een natuurlijke oever achterop het perceel;
  • h. de afstand van de overkapping tot de plasoever bedraagt minimaal 2 meter, dan wel minimaal 5 meter indien sprake is van een halfopen overkapping;
  • i. de afstand van de overkapping tot de zijerfgrens bedraagt minimaal 3 meter;
  • j. de breedte van de overkapping is maximaal 4 meter en de lengte maximaal 7 meter;
  • k. de nokhoogte bedraagt maximaal 3 meter boven het waterpeil;
  • l. de overkapping heeft een zadeldak met de nokrichting dwars op de oever en een dakhelling van maximaal 25 graden. (Een lessenaarskap of plat dak is tevens toegestaan.)
26.2.6 Botenhuizen landschappelijke oever

Voor percelen gelegen binnen Prinsemolenpad, Strekkade, Plasoord 29b, 31, 32, 34, Bergse Plaslaan 15, 16, Straatweg 85 t/m 225, 196, Korteweg 8, Johan de Wittlaan, Plaszicht, Wilgenoord, C.N.A.Looslaan, Ringdijk, Buitenzorg, Emmalaan 4-16 geldt het volgende:

Bij percelen breder dan 15 meter is achterop het perceel binnen de bestemming Tuin een botenhuis toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. over de gehele lengte van de oever is sprake van een natuurlijke oever achterop het perceel;
  • b. de afstand van het botenhuis tot de plasoever bedraagt minimaal 5 meter;
  • c. de afstand van het botenhuis tot de zijerfgrens bedraagt minimaal 3 meter;
  • d. de breedte van het botenhuis is maximaal 4 meter en de lengte maximaal 7 meter bij een nokhoogte van maximaal 3 meter boven het waterpeil en een dakhelling van 25 graden;
  • e. de breedte van het botenhuis is maximaal 4,5 meter en de lengte maximaal 9 meter bij een nokhoogte van maximaal 2 meter boven het waterpeil en een dakhelling van 15 graden;
  • f. het botenhuis heeft een zadeldak met de nokrichting dwars op de oever.
26.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. bijgebouwen mogen slechts worden gebruikt voor de stalling van (motor)voertuigen, alsmede voor huishoudelijke berging;
  • b. van de gronden als bedoeld in lid 26.1, mag uitsluitend de oprit naar een garage / carport voor parkeren worden gebruikt.

Artikel 27 Tuin - 1

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuin;
  • b. in de functie tuin passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gebouwde terrassen, erfafscheidingen, keermuurtjes, pergola’s en onoverdekte zwembaden;
  • c. bouwwerken zoals vermeld in de bouwregels;
  • d. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage', tevens voor ondergrondse parkeergarages in niet meer dan een bouwlaag.
27.2 Bouwregels
27.2.1 Algemeen

Op de voor 'Tuin - 1' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gebouwde terrassen, erfafscheidingen, keermuurtjes en pergola's, uitstekende delen van gebouwen en bijgebouwen.

27.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. gebouwde terrassen mogen niet hoger zijn dan maximaal 0,2 meter boven het maaiveld;
  • b. erfafscheidingen in de voortuin mogen niet hoger zijn dan 1,2 meter, behoudens de bepaling onder c;
  • c. erfafscheidingen in de voortuin langs de Straatweg mogen niet hoger zijn dan 1,5 meter.
  • d. uitstekende delen aan gebouwen mogen niet dieper zijn dan 2,5 meter uit de gevel en moeten ten minste 2,2 meter boven maaiveld blijven;
  • e. bijgebouwen hebben een maximale goothoogte van 2,7 meter en een maximale bouwhoogte van 3 meter en zijn niet groter dan 35 m²;
  • f. bijgebouwen hebben een afstand van ten minste 40 meter tot de plasoever.
  • g. er zijn maximaal twee bijgebouwen toegestaan.
27.2.3 Aanlegsteigers

Een aanlegsteiger is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. in de Bergse Voor- en Achterplas mogen aanlegsteigers niet dieper dan 5 meter uit de plasoever reiken, mits een doorvaartbreedte van ten minste 15 meter resteert;
  • b. de breedte van aanlegsteigers mag niet meer dan 1,5 meter bedragen in de Bergse Voor- en Achterplas;
  • c. niet meer dan één aanlegsteiger per bouwperceel is toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger' mogen aanlegsteigers die functioneel en intact zijn gehandhaafd blijven en mogen zij de grootte behouden die zij hebben.
27.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. bijgebouwen mogen slechts worden gebruikt voor de stalling van (motor)voertuigen, alsmede voor huishoudelijke berging;
  • b. van de gronden als bedoeld in lid 27.1 mag uitsluitend de oprit naar een garage / carport voor parkeren worden gebruikt.

Artikel 28 Verkeer - Erf

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Erf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. terrein ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende bebouwing, voor parkeren, groenvoorzieningen en waterlopen;
  • b. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
  • c. terrassen ten behoeve van een horecavestiging die is toegelaten op grond van een aangrenzende bestemming.
28.2 Bouwregels
28.2.1 Algemeen

Op de voor 'Verkeer - Erf bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:

  • a. in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals een carport, slagboom, fietsenstalling, erfafscheiding, keermuren, e.d.;
  • b. uitstekende delen aan gebouwen, niet dieper dan 2 meter uit de gevel en ten minste 2,2 meter boven maaiveld;
  • c. erfafscheidingen mogen niet hoger zijn dan 2 meter;
  • d. fietsenstallingen mogen niet groter zijn dan 20 m2 en niet hoger dan 3 meter.
28.2.2 Aanlegsteigers

Een aanlegsteiger is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. in de Bergse Voor- en Achterplas mogen aanlegsteigers niet dieper dan 5 meter uit de plasoever reiken, mits een doorvaartbreedte van ten minste 15 meter resteert;
  • b. de breedte van aanlegsteigers mag niet meer dan 1,5 meter bedragen in de Bergse Voor- en Achterplas;
  • c. niet meer dan één aanlegsteiger per bouwperceel is toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger' mogen aanlegsteigers die functioneel en intact zijn gehandhaafd blijven en mogen zij de grootte behouden die zij hebben.
28.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 28.2.1 sub a, voor de bouw van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van terrassen, tot een maximum hoogte van 1,5 meter. Bij de afweging betrekken burgemeester en wethouders de op dat moment van toepassing zijnde en door hen vastgestelde kwaliteitseisen voor terrassen.

Artikel 29 Verkeer - Garagebox

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Garagebox' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. garageboxen voor de stalling van (motor)voertuigen, met het daarbij behorende erf;
  • b. huishoudelijke berging.
29.2 Bouwregels
29.2.1 Algemeen

Op de voor 'Verkeer - Garagebox' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functie.

29.2.2 Bebouwingsnormen

De goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven.

Artikel 30 Verkeer - Parkeergarage

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Parkeergarage' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een parkeergarage (al dan niet ondergronds).
30.2 Bouwregels
30.2.1 Algemeen

Op de voor 'Verkeer - Parkeergarage' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functie.

30.2.2 Bebouwingsnormen

De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter.

Artikel 31 Verkeer - Verblijfsgebied

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen ten behoeve van wandelen, verblijven en spelen, zoals trottoirs, voetpaden en trappen;
  • b. voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, fietspaden, parkeerplaatsen;
  • c. groenvoorzieningen, waterpartijen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen;
  • d. bouwwerken voor kleinschalige openbaar nutsvoorzieningen, verkeer en vervoersvoorzieningen;
  • e. geluidwerende voorzieningen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', tevens voor detailhandel;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'schiphuis' tevens voor een botenloods (incl. hellingbaan) ten behoeve van hulpdiensten;
  • h. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
  • i. terrassen ten behoeve van een horecavestiging die is toegelaten op grond van een aangrenzende bestemming.
31.2 Bouwregels
31.2.1 Algemeen

Op de voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:

  • a. in de bestemming passende bouwwerken (geen gebouwen zijnde), zoals straatmeubilair, huisvuilcontainers (al dan niet ondergronds) niet groter dan 10 m3, abri's, alsmede niet voor bewoning bestemde kleine gebouwen voor openbaar nut, verkeer en vervoer, welke gebouwen niet groter mogen zijn 80 m3, met dien verstande dat bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van terrassen uitsluitend zijn toegelaten indien deze vergund zijn op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4,2 meter;
  • c. uitstekende delen aan gebouwen als bedoeld in lid 31.1 onder f., niet dieper dan 2,5 meter uit de gevel en ten minste 2,2 meter boven maaiveld.
31.2.2 Botenloods hulpdiensten

Een botenloods als bedoeld in het eerste lid mag maximaal een lengte hebben van 12 meter, een breedte van 4 meter en een hoogte van 4,5 meter.

31.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 31.2.1 sub a, voor de bouw van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van terrassen, tot een maximum hoogte van 1,5 meter. Bij de afweging betrekken burgemeester en wethouders de op dat moment van toepassing zijnde en door hen vastgestelde kwaliteitseisen voor terrassen.

Artikel 32 Verkeer - Wegverkeer

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, trambanen, fietspaden, parkeerplaatsen, met de daarbij behorende kunstwerken zoals viaducten, bruggen, duikers;
  • b. voorzieningen ten behoeve van wandelen en verblijven, zoals trottoirs, paden en trappen;
  • c. groenvoorzieningen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen;
  • d. bouwwerken ten behoeve van kleinschalige openbaar nutsvoorzieningen, verkeer en vervoersvoorzieningen;
  • e. geluidswerende voorzieningen;
  • f. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
  • g. terrassen ten behoeve van een horecavestiging die is toegelaten op grond van een aangrenzende bestemming.
32.2 Bouwregels
32.2.1 Algemeen
  • a. Op de voor 'Verkeer - Wegverkeer' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens in de bestemming passende bouwwerken (geen gebouwen zijnde), zoals straatmeubilair, huisvuilcontainers (al dan niet ondergronds) niet groter dan 10 m3, abri's, bovenleidingmasten c.q. portalen ten behoeve van trambanen, alsmede niet voor bewoning bestemde kleine gebouwen voor openbaar nut, verkeer en vervoer, welke gebouwen niet groter mogen zijn 80 m3, met dien verstande dat bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van terrassen uitsluitend zijn toegelaten indien deze vergund zijn op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • b. uitstekende delen aan gebouwen als bedoeld in het eerste lid, niet dieper dan 2,5 meter uit de gevel en ten minste 2,2 meter boven maaiveld;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet hoger zijn dan 4,2 meter.
32.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 32.2.1 sub a, voor de bouw van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van terrassen, tot een maximum hoogte van 1,5 meter. Bij de afweging betrekken burgemeester en wethouders de op dat moment van toepassing zijnde en door hen vastgestelde kwaliteitseisen voor terrassen.

Artikel 33 Water - 1

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterlopen en waterberging, de aan- en afvoer van oppervlaktewater, met bijbehorende voorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'brug', tevens een brug.
33.2 Bouwregels
33.2.1 Algemeen

Op de voor 'Water - 1' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van waterbouwkundige aard, zoals, keerwanden, beschoeiingen, duikers, bruggen, gemalen.

Artikel 34 Water - 2

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterlopen en waterberging, de aan- en afvoer van oppervlaktewater, alsmede voor verkeer te water met bijbehorende voorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'brug', tevens voor een brug;
  • c. aanlegsteigers;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats', tevens voor woonschepen, met de daarbij behorende voorzieningen, zoals loopplanken, aanlegsteigers, meerpalen;
  • e. overkappingen voor een boot.
34.2 Bouwregels
34.2.1 Algemeen

Op de voor 'Water - 2' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van waterbouwkundige aard, zoals keerwanden, beschoeiingen, duikers, bruggen, gemalen e.d., met dien verstande dat bruggen uitsluitend toegestaan zijn ter plaatse van de aanduiding 'brug'.

34.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. woonschepen mogen maximaal een hoogte hebben van 3 meter gemeten vanaf de waterpeil.
34.2.3 Aanlegsteigers

Een aanlegsteiger is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. in de Bergse Voor- en Achterplas mogen aanlegsteigers niet dieper dan 5 meter uit de plasoever reiken, mits een doorvaartbreedte van ten minste 15 meter resteert;
  • b. in de watergangen gelegen ten noordoosten van de brug van de C.N.A. Looslaan mogen aanlegsteigers niet dieper dan 0,5 meter uit de oever reiken;
  • c. de breedte van aanlegsteigers mag niet meer dan 1,5 meter bedragen in de Bergse Voor- en Achterplas, doch niet meer dan 1 meter in de watergangen ten noordoosten van de brug van de C.N.A. Looslaan;
  • d. niet meer dan één aanlegsteiger per bouwperceel is toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger' mogen bestaande aanlegsteigers gehandhaafd blijven in de bestaande afmetingen zoals aangegeven op de verbeelding.
34.2.4 Overkappingen voor een boot
  • a. Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' is de overkapping voor een boot, zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan toegestaan.
34.2.5 Overkappingen voor een boot stedelijke oevers

Voor percelen gelegen binnen Weissenbruchlaan 1 t/m 13, Plasoord 3 t/m 29A en 6 t/m 30, Bergse Plaslaan 1 t/m 13, 2 t/m 14, Straatweg 156 t/m 186 en Korteweg 2 t/m 6 geldt het volgende:

Bij percelen breder dan 9 meter is achterop het perceel binnen de bestemming Tuin / Water - 2, een open overkapping voor een boot toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de afstand van de overkapping tot de zijerfgrens bedraagt minimaal 2 meter;
  • b. de breedte van de overkapping is maximaal 3,5 meter en de lengte maximaal 7 meter;
  • c. de nokhoogte bedraagt maximaal 2 meter boven het waterpeil;
  • d. de overkapping heeft een zadeldak met de nokrichting dwars op de oever en een dakhelling van maximaal 15 graden. (Een lessenaarskap of plat dak is tevens toegestaan.)

Artikel 35 Wonen

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca', tevens voor horeca op de begane grond;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', tevens voor kantoren;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', tevens voor maatschappelijke voorzieningen die niet vallen onder de 'Geluidgevoelige objecten' genoemd in artikel 1 van deze regels;
  • e. met de daarbij behorende voorzieningen zoals (inpandige) bergingen en garages, aanbouwen, bijgebouwen, alsmede tuinen, groen, water en ontsluitingswegen en -paden;
35.2 Bouwregels
35.2.1 Algemeen

Op de voor ''Wonen' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies.

35.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding is aangegeven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' (ond) moet een onderdoorgang worden gebouwd, waarvan de hoogte niet minder dan 2,5 meter mag bedragen;
  • c. indien de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw is bereikt, geldt voor dakterrassen dat:
      • 1. een terrasafscheiding met een maximum bouwhoogte van 1,2 meter moet worden gerealiseerd, gemeten vanaf de terrasvloer met een maximumhoogte van 0,4 meter en op een afstand van minimaal 1,2 meter uit de dakrand aan de voorgevel. Bij vrijstaande bouwblokken geldt de 1,2 meter afstand voor alle dakranden die geen andere bebouwing raken;
      • 2. indien een borstwering aanwezig is die als afscheiding kan functioneren, kan daarmee worden volstaan;
      • 3. de gebouwde voorziening op het dak (ten behoeve van de daktoegang) is toegestaan met een maximum oppervlakte van 6 m2 en een maximum bouwhoogte van 2,5 meter;
  • d. ter plaatse van de aanduiding maatvoering aantal '1' geldt dat er slechts één woning is toegestaan, met bijgebouw/gastenverblijf.
35.3 Specifieke gebruiksregels
35.3.1 Aan huis gebonden beroep of bedrijf

Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30% mag worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  • b. ten aanzien van een aan huis gebonden bedrijf sprake is van een bedrijf tot en met categorie 1 als bedoeld in de bij deze regels horende lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • c. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
  • d. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  • e. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van het aan huis gebonden beroep of bedrijf.
35.3.2 Inpandige parkeergarages

Inpandige parkeergarages mogen uitsluitend worden gebruikt voor de stalling van(motor)voertuigen, alsmede voor huishoudelijke berging.

35.3.3 Geluidluwe gevel ontheffingsbeleid geluid

Nieuwe woningen zijn uitsluitend toegestaan indien deze beschikken over minimaal één Geluidluwe gevel.

35.4 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 35.3.3 onder a terzake van het toestaan van nieuwe woningen indien deze niet beschikken over een geluidluwe gevel indien wordt aangetoond, gehoord de milieudeskundige, dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • b. burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 35.3 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.

Artikel 36 Wonen - Bijzonder woongebouw

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Bijzonder woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouw(en) ten behoeve van bewoning en zorgverlening, met gemeenschappelijke voorzieningen voor de bewoners zoals keuken- en horecafaciliteiten, recreatie- en verpleegruimten, dagverblijven, een kleine winkelruimte en inpandige bergingen, alsmede een dienstencentrum ten behoeve van sociale en/of medische doeleinden;
  • b. parkeergarages, al dan niet ondergronds, uitsluitend ten behoeve van de functie genoemd onder a.;
  • c. erf, behorende bij bovengenoemde functies.
36.2 Bouwregels
36.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen - Bijzonder woongebouw' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies.

36.2.2 Bebouwingsnormen

Een winkelruimte mag niet groter zijn dan 75 m² b.v.o. per gebouw.

36.3 Specifieke gebruiksregels

Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30% mag worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  • b. ten aanzien van een aan huis gebonden bedrijf sprake is van een bedrijf tot en met categorie 1 als bedoeld in de bij deze regels horende lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • c. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
  • d. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  • e. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van het aan huis gebonden beroep of bedrijf.
36.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 36.3 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.

Artikel 37 Woongebied

37.1 Bestemmingsomschrijving

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden woningen, met de daarbij behorende inpandige bergingen en garages (al dan niet ondergronds), aanbouwen, bijgebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, alsmede bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, paden, watergangen, vijvers, onoverdekte zwembaden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', tevens voor maatschappelijke voorzieningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', tevens het verrichten van werkzaamheden van administratieve aard.
37.2 Bouwregels
37.2.1 Algemeen

Op de voor 'Woongebied' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies.

37.2.2 Bouwgrenzen
  • a. de achtergevel bouwgrens ligt op 30 meter afstand parallel aan de voorgevel bouwgrens, zoals aangegeven met de figuur 'gevellijn' op de verbeelding;
  • b. de voorgevel en achtergevel bouwgrenzen (welke op de verbeelding zijn aangegeven) mogen niet door gebouwen (hoofdgebouwen en bijgebouwen) worden overschreden. Een uitzondering hierop geldt voor uitstekende delen aan gebouwen (balkons, luifels e.d.), mits deze ten minste 2,2 meter boven maaiveld en niet dieper dan 2 meter uit de gevel reiken, alsmede voor gebouwen (hoofdgebouwen en bijgebouwen) welke buiten deze grenzen aanwezig zijn op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • c. op de gronden gelegen tussen voorgevel en achtergevel bouwgrens mag niet meer dan één hoofdgebouw worden gebouwd, inclusief de daarbij behorende inpandige bergingen en garages (al dan niet ondergronds), aanbouwen en bijgebouwen.
37.2.3 Hoofdgebouw
  • a. een hoofdgebouw mag bestaan uit één vrijstaande woning of twee aaneen gebouwde woningen.
  • b. een hoofdgebouw (incl. aanbouw(en) aan de zijgevel(s) mag niet breder zijn dan 25 meter;
  • c. een hoofdgebouw (incl. aanbouw(en) aan de zijgevel(s) dient bij een perceelsbreedte van 17 meter of meer ten minste 2,5 meter afstand tot de zijerfgrens aan te houden; de breedte van een bouwperceel wordt hierbij gemeten ter hoogte van de voorgevel bouwgrens;
  • d. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 7 meter; hierop is een kap toegestaan van ten hoogste 7 meter.
37.2.4 Aanbouwen
  • a. een aanbouw is slechts toegestaan aan de zij- en/of achtergevel van een hoofdgebouw. Een aanbouw aan de zijgevel is slechts toegestaan voor zover deze aanwezig was op de datum van ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, of op die datum alsnog gerealiseerd kon worden op basis van een verleende omgevingsvergunning;
  • b. een aanbouw dient een afstand van ten minste 1 meter tot de denkbeeldige lijn getrokken in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw aan te houden;
  • c. een aanbouw mag niet breder zijn dan 3 meter, gemeten uit de oorspronkelijke zijgevel. Een aanbouw mag niet dieper reiken dan tot de achtergevel bouwgrens, zoals aangegeven met de figuur 'gevellijn' op de verbeelding;
  • d. een aanbouw mag niet hoger zijn dan het vloerniveau + 0,25 meter van de eerste verdieping van het hoofdgebouw, met dien verstande dat een aanbouw mag worden afgedekt met een kap / schuin dakvlak, mits met dezelfde hellingshoek als de kap / schuin dakvlak van het hoofdgebouw.
37.2.5 Bijgebouwen
  • a. bijgebouwen dienen een afstand van ten minste 1 meter tot de denkbeeldige lijn getrokken in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw aan te houden;
  • b. de maximum toegestane goothoogte van een bijgebouw bedraagt 3 meter; een kap is toegestaan met schuine zijden onder een hellingshoek van ten hoogste 45 graden;
  • c. een bijgebouw mag niet groter zijn dan 35 m².
37.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. een gebouwd terras en een onoverdekt terras mogen niet hoger reiken dan 0,2 meter boven maaiveld; alleen bij vrijstaande woningen mogen gebouwde terrassen niet hoger worden dan 0,75 meter boven maaiveld, mits niet dieper dan 3 meter uit de gevel van de woning;
  • b. erfafscheidingen in een voortuin mogen niet hoger zijn dan 1,2 meter, behoudens langs de Straatweg, waar de hoogte van erfafscheidingen in een voortuin maximaal 1,5 meter mag bedragen; erfafscheidingen in een voortuin die ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezig waren en die van het voorgaande afwijken, mogen gehandhaafd blijven.
37.2.7 Aanlegsteigers

Een aanlegsteiger is toegestaan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. in de Bergse Voor- en Achterplas mogen aanlegsteigers niet dieper dan 5 meter uit de plasoever reiken, mits een doorvaartbreedte van ten minste 15 meter resteert;
  • b. de breedte van aanlegsteigers mag niet meer dan 1,5 meter bedragen in de Bergse Voor- en Achterplas;
  • c. niet meer dan één aanlegsteiger per bouwperceel is toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger' mogen aanlegsteigers die functioneel en intact zijn gehandhaafd blijven en mogen zij de grootte behouden die zij hebben.
37.2.8 Overkappingen voor boten

Bij percelen breder dan 9 meter is achterop het perceel binnen de bestemming Woongebied een open overkapping voor een boot toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. over de gehele lengte van de oever is sprake van een natuurlijke oever achterop het perceel;
  • b. de afstand van de overkapping tot de plasoever bedraagt minimaal 2 meter;
  • c. de afstand van de overkapping tot de zijerfgrens bedraagt minimaal 2 meter;
  • d. de breedte van de overkapping is maximaal 3,5 meter en de lengte maximaal 7 meter;
  • e. de nokhoogte bedraagt maximaal 2 meter boven het waterpeil;
  • f. de overkapping heeft een zadeldak met de nokrichting dwars op de oever en een dakhelling van maximaal 15 graden. (Een lessenaarskap of plat dak is tevens toegestaan.)

Bij percelen breder dan 15 meter is achterop het perceel binnen de bestemming Woongebied een open of halfopen overkapping voor een boot toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • g. over de gehele lengte van de oever is sprake van een natuurlijke oever achterop het perceel;
  • h. de afstand van de overkapping tot de plasoever bedraagt minimaal 2 meter, dan wel minimaal 5 meter indien sprake is van een halfopen overkapping;
  • i. de afstand van de overkapping tot de zijerfgrens bedraagt minimaal 3 meter;
  • j. de breedte van de overkapping is maximaal 4 meter en de lengte maximaal 7 meter;
  • k. de nokhoogte bedraagt maximaal 3 meter boven het waterpeil;
  • l. de overkapping heeft een zadeldak met de nokrichting dwars op de oever en een dakhelling van maximaal 25 graden. (Een lessenaarskap of plat dak is tevens toegestaan.)
37.2.9 Botenhuizen en overkappingen voor boten in de nabijheid van de woning

In de nabijheid van de woning is een botenhuis of overkapping voor een boot toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de afstand van het botenhuis of de overkapping tot de woning bedraagt minimaal 1 meter en maximaal 3 meter.
  • b. het botenhuis of de overkapping is minimaal 3 meter achter de voorgevel van de woning gelegen en steekt maximaal 3 meter door de lijn van de achtergevel van de woning;
  • c. de afstand van het botenhuis of de overkapping tot de plasoever bedraagt minimaal 5 meter;
  • d. de afstand van het botenhuis of de overkapping tot de zijerfgrens bedraagt minimaal 3 meter;
  • e. de breedte van het botenhuis of de overkapping is maximaal 4 meter en de lengte maximaal 7 meter bij een nokhoogte van maximaal 3 meter boven het waterpeil en een dakhelling van 25 graden;
  • f. de breedte van het botenhuis of de overkapping is maximaal 4,5 meter en de lengte maximaal 9 meter bij een nokhoogte van maximaal 2 meter boven het waterpeil en een dakhelling van 15 graden;
  • g. het botenhuis of de overkapping heeft een zadeldak met de nokrichting dwars op de oever.
37.2.10 Botenhuizen en overkappingen voor boten

Bij percelen breder dan 15 meter is achterop het perceel binnen de bestemming Woongebied een botenhuis of de overkapping voor een boot toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. over de gehele lengte van de oever is sprake van een natuurlijke oever achterop het perceel;
  • b. de afstand van het botenhuis of de overkapping tot de plasoever bedraagt minimaal 5 meter;
  • c. de afstand van het botenhuis of de overkapping tot de zijerfgrens bedraagt minimaal 3 meter;
  • d. de breedte van het botenhuis of de overkapping is maximaal 4 meter en de lengte maximaal 7 meter bij een nokhoogte van maximaal 3 meter boven het waterpeil en een dakhelling van 25 graden;
  • e. de breedte van het botenhuis of de overkapping is maximaal 4,5 meter en de lengte maximaal 9 meter bij een nokhoogte van maximaal 2 meter boven het waterpeil en een dakhelling van 15 graden;
  • f. het botenhuis heeft een zadeldak met de nokrichting dwars op de oever.
37.2.11 Ondergrondse voorzieningen

Ondergrondse bergingen en garages mogen, voor zover zij niet onder bebouwing zijn gelegen, niet hoger reiken dan 0,5 meter onder maaiveld.

37.2.12 Aanvullende bouwregeling in geval van vervangende nieuwbouw
  • a. een hoofdgebouw (incl. aanbouw aan de zijgevel(s)) dient bij een perceelsbreedte van minder dan 17 meter een afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen aan te houden van 15 % van de breedte van het bouwperceel. De breedte van een bouwperceel wordt hierbij gemeten ter hoogte van de voorgevelbouwgrens, zoals aangegeven met de figuur 'gevellijn' op de verbeelding;
  • b. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op de percelen Straatweg 109, 111, 168, 170, 248, 250, 252 en 254;
  • c. als peil dient in afwijking van het het bepaalde daaromtrent in artikel 2 uitsluitend te worden aangehouden de hoogte van het terrein ter plaatse van de hoofdtoegang.
37.3 Specifieke gebruiksregels
37.3.1 Algemeen

Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30% mag worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  • b. ten aanzien van een aan huis gebonden bedrijf sprake is van een bedrijf tot en met categorie 1 als bedoeld in de bij deze regels horende lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • c. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
  • d. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  • e. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van het aan huis gebonden beroep of bedrijf.
37.3.2 Gebruik bijgebouwen
  • a. bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebruikt als huishoudelijke berging, stalling voor personen (motor)voertuigen, overdekt zwembad;
  • b. garages mogen uitsluitend worden gebruikt als stalling van personen (motor)voertuigen en huishoudelijke berging.
37.4 Afwijken van de gebruiksregels
37.4.1 Werken-aan-huisregeling

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 37.3.1 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.

Artikel 38 Leiding - Water

38.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse drinkwater transportleiding, inclusief de bijbehorende voorzieningen, alsmede de bijbehorende belemmeringstroken.

38.2 Bouwregels
38.2.1 Verbod

Op de voor 'Leiding - Water' bestemde gronden mag, in afwijking van de bouwregels voor de andere voorkomende bestemming(en) dan 'Leiding - Water', binnen bedoelde zone niet worden gebouwd.

38.2.2 Uitzondering op verbod

Het bouwverbod bedoeld in 38.2.1 geldt niet voor bebouwing welke is toegestaan ingevolge de bestemming 'Leiding - Water' en (vervangende nieuwbouw van) bebouwing welke aanwezig is op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

38.2.3 Toegestane bouwwerken

Ten behoeve van de functie 'Leiding - Water' mogen worden gebouwd in de bestemming passende bouwwerken zoals pomp-, regel-, meetstations e.d., elk niet groter dan 80 m3 en niet hoger dan 3 meter

38.3 Afwijken van de bouwregels
38.3.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen waarbij wordt afgeweken van het bepaalde in lid 38.2.1 ten behoeve van bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de andere toegelaten bestemming(en) dan 'Leiding - Water', mits het belang van de leiding hierdoor niet wordt geschaad.

38.3.2 Advies

Alvorens de omgevingsvergunning te verlenen winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van de beheerder van de leiding aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de vergunning, ter bescherming van het belang van de leiding.

38.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
38.4.1 Verbod

Op de voor 'Leiding - Water' bestemde gronden is het verboden zonder schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de onderstaande werken (geen bouwwerken zijnde) en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen/rooien van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • b. het indrijven van voorwerpen in de bodem (incl. heiwerkzaamheden);
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven alsmede door ophogen;
  • d. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • e. het verrichten van grondroer werkzaamheden, anders dan ten behoeve van leidingen;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • g. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • h. het permanent opslaan van goederen waaronder begrepen afvalstoffen.
38.4.2 Uitgezonderde werkzaamheden

Zulks geldt niet voor werken en werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en de betreffende leiding en evenmin voor werken en werkzaamheden welke ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren, alsmede graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatieuitwisseling ondergrondse netten.

38.4.3 Omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning wordt verleend, indien de uitvoering van de werken c.q. werkzaamheden zoals vermeld in lid 38.4.1 geen gevaar oplevert voor de ondergrondse leidingen of het goed functioneren daarvan.

38.4.4 Advies

Alvorens de omgevingsvergunning te verlenen winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van de beheerder van de leiding, aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de vergunning, ter bescherming van het belang van de leiding.

Artikel 39 Waarde - Archeologie 1

39.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

39.2 Bouwregels
39.2.1 Rapport archeologisch deskundige

In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en dieptematen welke genoemd zijn in 39.3.1.

39.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
39.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
39.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning) van burgemeester en wethouders de hierna onder 39.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 0,5 meter beneden maaiveld, ongeacht de terreinoppervlakte van de ingreep.

39.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden
  • a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;
  • e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
39.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden

Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of voor werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.

39.3.4 Vergunning

Vergunning wordt verleend nadat de aanvrager een rapport aan burgemeester en wethouders heeft voorgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

39.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning

Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Artikel 40 Waarde - Archeologie 2

40.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

40.2 Bouwregels
40.2.1 Rapport archeologisch deskundige

In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en dieptematen welke genoemd zijn in 40.3.1.

40.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
40.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
40.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning) van burgemeester en wethouders de hierna onder 40.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 2,0 meter beneden maaiveld, ongeacht de terreinoppervlakte van de ingreep.

40.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden
  • a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;
  • e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
40.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden

Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of voor werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.

40.3.4 Vergunning

Vergunning wordt verleend nadat de aanvrager een rapport aan burgemeester en wethouders heeft voorgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

40.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning

Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Artikel 41 Waarde - Archeologie 3

41.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

41.2 Bouwregels
41.2.1 Rapport archeologisch deskundige

In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en dieptematen welke genoemd zijn in 41.3.1.

41.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
41.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
41.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning) van burgemeester en wethouders de hierna onder 41.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 0,5 meter beneden maaiveld, ongeacht de terreinoppervlakte van de ingreep.

41.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden
  • a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;
  • e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
41.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden

Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of voor werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.

41.3.4 Vergunning

Vergunning wordt verleend nadat de aanvrager een rapport aan burgemeester en wethouders heeft voorgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

41.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning

Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Artikel 42 Waarde - Archeologie 4

42.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

42.2 Bouwregels
42.2.1 Rapport archeologisch deskundige

In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en dieptematen welke genoemd zijn in 42.3.1.

42.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
42.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
42.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning) van burgemeester en wethouders de hierna onder 42.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 0,5 meter beneden maaiveld, respectievelijk de huidige onderwaterbodem, en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 200 vierkante meter beslaan.

42.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden
  • a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;
  • e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
42.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden

Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of voor werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.

42.3.4 Vergunning

Vergunning wordt verleend nadat de aanvrager een rapport aan burgemeester en wethouders heeft voorgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

42.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning

Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Artikel 43 Waarde - Cultuurhistorie 1

43.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en herstel van de aan het gebied eigen zijnde cultuurhistorische waarden in de vorm van het laagveenlandschap, zoals nader omschreven in de Cultuurhistorische Verkenning Hillegersberg, in al zijn facetten:

  • a. De veenplassen met natuurlijke oevers;
  • b. De smalle landtongen en de ontstane eilanden;
  • c. De donk;
  • d. Het hoogteverschil tussen de middeleeuwse polder en de achttiende-eeuwse droogmakerij;
  • e. De historische dijken;
  • f. De historische waterlopen en restanten van het oorspronkelijke polderlandschap;
  • g. De doorzichten en zichtlijnen over de plassen.
43.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
43.2.1 Verbod

In het belang van de te beschermen waarden, zoals genoemd in lid 43.1 is het verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het terrein op te hogen of af te graven;
  • c. het aanleggen, veranderen of dempen van wateren en waterlopen, alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • d. de aanleg van harde oeverbeschoeiingen, dammen of stuwen;
  • e. het verwijderen, kappen, rooien of beschadigen van bomen of andere houtige gewassen die ten tijde van het in werking treden van het plan aanwezig zijn;
  • f. het planten van bomen of andere houtige gewassen, ter plaatse waar gronden hiermee niet beplant waren ten tijde van het in werking treden van het plan;
  • g. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
43.2.2 Uitzondering op verbod

Het verbod als bedoeld in lid 43.2.1 is niet van toepassing op werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, waaronder het vervangen of aanbrengen van gebiedseigen beplanting, houtwallen en bomen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of van werkzaamheden;
  • d. het aanbrengen van een landschappelijke inpassing betreffen, waar dit als voorwaardelijke verplichting is opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan.
43.2.3 Vergunning

Een vergunning als bedoeld in lid 43.2.1 wordt verleend indien de cultuurhistorische waarden als bedoeld in lid 43.1 niet onevenredig worden geschaad.

43.2.4 Advies

Alvorens vergunning te verlenen winnen burgemeester en wethouders het advies in van de commissie voor Welstand en Monumenten over de vraag of geen onevenredige schade wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden en over de eventueel te stellen voorwaarden.

Artikel 44 Waarde - Cultuurhistorie 2

44.1 Bestemmingsomschrijving

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie 2' aangewezen gronden zijn behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de aan het gebied eigen zijnde cultuurhistorische waarden.

44.2 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
44.2.1 Verbod

Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie 2' bestemde gronden is het verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.

44.2.2 Uitzondering op verbod

In afwijking van het bepaalde in lid 44.2.1 is geen vergunning vereist in geval van:

  • a. een aanschrijving van burgemeester en wethouders op grond van de Woningwet (hoofdstuk III);
  • b. bouwwerken waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is;
  • c. een vergunning voor het slopen van een bouwwerk vereist is ingevolge een provinciale of gemeentelijke erfgoedverordening en deze vergunning verleend is;
  • d. sloopwerkzaamheden die reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • e. gebouwen die ten gevolge van een calamiteit verloren zijn gegaan.
44.2.3 Vergunning

Vergunning wordt verleend, indien:

  • a. sprake is van zwaarwegende maatschappelijke, technische, dan wel economische overwegingen, en
  • b. nieuwbouw mogelijk is en aanvrager aannemelijk heeft gemaakt dat op de plaats van het (gedeeltelijk) te slopen bouwwerk nieuwbouw zal plaatsvinden met inachtneming van de vanuit cultuurhistorisch oogpunt van belang zijnde stedenbouwkundige, bouwkundige, architectonische en ensemble waarden, die onder andere worden gevormd door de situering, schaal, vorm en geleding van de bebouwing.
44.2.4 Advies

Alvorens te beslissen op een aanvraag, winnen burgemeester en wethouders het advies in van de commissie voor Welstand en Monumenten.

Artikel 45 Waterstaat - Waterkering

45.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor waterkering.

45.2 Bouwregels
45.2.1 Verbod

Ter plaatse van de bestemming 'Waterstaat - Waterkering', mag in afwijking van de bouwregeling voor de andere voorkomende bestemming(en) dan 'Waterstaat - Waterkering', niet binnen bedoelde zone worden gebouwd.

45.2.2 Uitzondering op verbod

Het bouwverbod bedoeld in 45.2.1 geldt niet voor bebouwing welke is toegestaan ingevolge de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' en (vervangende nieuwbouw van) bebouwing welke aanwezig is op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

45.2.3 Toegestane bouwwerken

Ten behoeve van de functie Waterstaat - Waterkering mogen worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van waterbouwkundige aard, zoals kademuren, duikers, keerwanden, beschoeiingen e.d.

45.3 Afwijken van de bouwregels
45.3.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning volor het bouwen afwijken van het bepaalde in lid 45.2.1 ten behoeve van bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de andere toegelaten bestemming(en) dan 'Waterstaat - Waterkering', mits het belang van de waterkering hierdoor niet wordt geschaad.

45.3.2 Advies

Alvorens vergunning te verlenen winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van de dijkbeheerder, aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de vergunning, ter bescherming van genoemd belang.

Artikel 46 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

46.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de instandhouding van een hoofdwatergang.

46.2 Bouwregels

Op de voor ''Waterstaat - Waterstaatkundige functie' bestemde gronden, mag in afwijking van de bouwregeling voor de andere voorkomende bestemming(en) dan 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' niet worden gebouwd.

46.3 Afwijken van de bouwregels
46.3.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in lid 46.2 ten behoeve van bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de andere toegelaten bestemming(en) dan 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie', mits het belang van de hoofdwatergang hierdoor niet wordt geschaad.

46.3.2 Advies

Alvorens vergunning te verlenen winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van het waterschap, aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de vergunning, ter bescherming van genoemd belang.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 47 Algemene aanduidingsregels

47.1 vrijwaringszone - dijk
47.1.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'vrijwaringszone - dijk' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor onderhoud, bescherming of mogelijkheden voor versterking van de waterkerende functies van de dijk.

47.1.2 Bouwregels
a Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' mag, in afwijking van de bouwregeling voor de voorkomende bestemmingen, niet binnen bedoelde zone worden gebouwd.

b Uitzondering op verbod

Het bouwverbod bedoeld in a geldt niet voor (vervangende nieuwbouw van) bebouwing die aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

47.1.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in a ten behoeve van bouwwerken die toegelaten zijn krachtens de voorkomende bestemming(en), mits:

  • geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de waterkerende functies van de dijk;
  • vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende beheerder van de waterkering.

47.2 vrijwaringszone - molenbiotoop 1

Molenbiotoop voor de ''Prinsenmolen', Prinsemolenpad 72.

47.2.1 Bouwregels
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 1' geldt dat ten behoeve van de windvang van de molen en het zicht op de molen nieuwe bouwwerken binnen een straal van 100 meter, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, niet hoger mogen worden dan de onderste punt van de verticaal staande wiek (0,2 meter + NAP);
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 1' geldt dat ten behoeve van de windvang van de molen en het zicht op de molen nieuwe bouwwerken binnen een straal van 100 tot 400 meter, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, niet hoger mogen worden dan 1/100 van de afstand tussen het bouwwerk en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek (0,2 meter + NAP).
47.2.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 1' is het binnen een straal van 100 meter, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, verboden zonder schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders bomen, heesters en andere beplantingen te planten indien deze hoger kunnen worden dan de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek (0,2 meter + NAP);
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 1' is het binnen een straal van 100 tot 400 meter, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, verboden zonder schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders bomen, heesters en andere beplantingen te planten indien deze hoger kunnen worden dan 1/100 van de afstand tussen het bouwwerk en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek (0,2 meter + NAP).
47.2.3 Uitgezonderde werkzaamheden

Plantwerkzaamheden die ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan in uitvoering waren zijn uitgezonderd van de vergunningplicht als bedoeld onder lid 46.2.2.

47.2.4 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen waarbij wordt afgeweken van het bepaalde in de artikelen 47.2.1 en 47.2.2, zolang de vrije windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt, of zeker is gesteld dat de belemmering van de windvang en het zicht op de molen door maatregelen elders in de molenbeschermingszone worden gecompenseerd.

Alvorens de omgevingsvergunning te verlenen winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van de beheerder van de molen, aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de vergunning, ter bescherming van het belang van de molen.

Artikel 48 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 49 Algemene bouwregels

49.1 Afdekking van gebouwen

Gebouwen mogen worden afgedekt met een kap/ schuin dakvlak, hetzij met een dakopbouw binnen het theoretisch profiel van een kap met schuine zijden met een hellingshoek van niet meer dan 60 graden, tenzij elders in deze regels anders is bepaald. Een en ander met dien verstande dat voor woongebouwen het verschil tussen goot- en nokhoogte niet meer dan 7 meter mag bedragen.

49.2 Bouwvlak

Indien voor gronden welke voor bebouwing in aanmerking komen op de verbeelding een bouwvlak is opgenomen, komen uitsluitend de gronden binnen het bouwvlak voor bebouwing in aanmerking, met dien verstande dat bouwwerken geen gebouwen zijnde, ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan.

49.3 Dakkapellen

Tenzij in de regels in hoofdstuk 2 anders is bepaald, is op een kap/schuin dakvlak een dakkapel toegestaan, onder de volgende voorwaarden:

  • a. ingeval zij geplaatst wordt op het voordakvlak of een naar het openbaar toegankelijke gebied gekeerd dakvlak, mag zij niet breder zijn dan 2/3 deel van bedoeld dakvlak; niet meer dan één dakkapel mag op elk van bedoelde dakvlakken worden gerealiseerd; de voorzijde van de dakkapel dient ten minste 1 meter terug te liggen ten opzichte van bedoelde gevel;
  • b. op een ander dakvlak dan de onder sub a. genoemde, zijn meerdere dakkapellen toegestaan, waarbij de dakkapellen in totaal niet breder mogen zijn dan 2/3 deel van het bedoeld dakvlak;
  • c. op een aanbouw aan een hoofdgebouw is een dakkapel alleen toegestaan op het achterdakvlak;
  • d. in alle gevallen geldt dat een dakkapel dient te voldoen aan de volgende eisen:
    • 1. voorzien van een plat dak;
    • 2. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,5 meter;
    • 3. onderzijde meer dan 0,5 meter en minder dan 1 meter boven de dakvoet;
    • 4. bovenzijde meer dan 0,5 meter onder de daknok;
    • 5. zijkanten meer dan 0,5 meter van de zijkanten van het dakvlak.
49.4 Geluidgevoelige objecten

Bij nieuwe situaties in de zin van de Wet geluidhinder is de realisatie van 'Geluidgevoelige objecten' voorzover gelegen binnen een geluidzone, alleen mogelijk indien voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarden van de Wet geluidhinder, dan wel aan het besluit hogere grenswaarden dat aan dit bestemmingsplan is toegevoegd.

49.5 Maximum bebouwingspercentage

Ingeval voor gronden welke voor bebouwing in aanmerking komen noch in de regels, noch op de verbeelding een maximum bebouwingspercentage is vermeld, mogen deze gronden volledig worden bebouwd.

49.6 Maximum bouwhoogte
  • a. voor zover in de regels geen bepalingen zijn opgenomen terzake van de maximum toegestane bouwhoogte, gelden de maatvoeringsaanduidingen terzake op de verbeelding;
  • b. ingeval de maximum bouwhoogte van nieuw bouwwerk een toetsingsvlak van de communicatie-, navigatie- of surveillanceapparatuur van Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) doorsnijdt, zoals aangegeven in Bijlage 7 en Bijlage 8 van de regels, dient advies te worden ingewonnen bij LVNL (of diens rechtsopvolger) over het effect hiervan op de goede werking van betreffende apparatuur.
49.7 Onderdoorgang

Ter plaatse van de aanduiding "Onderdoorgang" moet een onderdoorgang worden gebouwd, waarvan de breedte en hoogte niet minder dan 2,5 meter mag bedragen, met dien verstande dat ingeval de onderdoorgang tevens voor autoverkeer bestemd is deze niet minder dan 3,5 meter breed en. 4,2 meter hoog mag zijn.

49.8 Ondergronds bouwen

De bebouwingsnormen vermeld op de verbeelding en/of in de regels hebben betrekking op bovengrondse bouw, tenzij elders in deze regels anders is vermeld.

49.9 Souterrain

Een souterrain mag niet hoger reiken dan 2 meter boven peil.

Artikel 50 Algemene gebruiksregels

50.1 Hoog risico biologische laboratoria
  • a. nieuwe hoog-risico biologische laboratoria zijn op grond van de in Hoofdstuk 2 opgenomen Bestemmingsregels niet toegestaan;
  • b. op basis van het bepaalde in artikel 51.3 kunnen Burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid a.

Artikel 51 Algemene afwijkingsregels

51.1 Afwijking toegestane afmetingen, maten en percentages

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van de regels van dit bestemmingsplan voor afwijkingen van toegestane afmetingen, maten (waaronder minimale en maximale afstanden) en percentages tot niet meer dan 10% van die afmetingen, maten en percentages, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de milieusituatie.

Van deze bevoegdheid mag geen gebruik worden gemaakt indien hierdoor strijdigheid zou ontstaan met de molenregeling, zoals opgenomen in artikel 47.2 vrijwaringszone - molenbiotoop 1.

51.2 Afwijking toegestane bouwhoogte techniek

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van de regels van dit bestemmingsplan ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, ten behoeve van technische voorzieningen op het dak, welke noodzakelijk zijn voor het doelmatig functioneren van het bouwwerk, zoals liftopbouwen, lichtkoepels, schoorstenen, antennemasten, luchtverversingsapparatuur, glazenwas installatie e.d., mits de overschrijding van de maximum bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedraagt, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Van deze bevoegdheid mag geen gebruik worden gemaakt indien hierdoor strijdigheid zou ontstaan met de molenregeling, zoals opgenomen in artikel 47.2 vrijwaringszone - molenbiotoop 1.

51.3 Afwijking nieuw hoog-risico laboratorium

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 50.1, teneinde wel een nieuw hoog-risico laboratorium toe te staan; alvorens deze omgevingsvergunning te verlenen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de VRR en de GGD, waarbij VRR en GGD hun advies baseren op het “Beleidskader hoog-risico biologische laboratoria Rotterdam-Rijnmond”, als genoemd in Bijlage 6 van de regels.

Artikel 52 Overige regels

52.1 Voorwaardelijke verplichting over parkeren

Een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en/of een omgevingsvergunning voor het gebruik van gronden of bouwwerken kan uitsluitend worden verleend als voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen, overeenkomstig het in de gemeente Rotterdam geldende beleid ten aanzien van parkeren.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 53 Overgangsrecht

53.1 Overgangsrecht bouwwerken
53.1.1 Aanwezige bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
53.1.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.

53.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

53.2 Overgangsrecht gebruik
53.2.1 Bestaand gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

53.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

53.2.3 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

53.2.4 Uitzonderingen op het overgangsrecht gebruik

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 54 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Kern en Plassen'.