direct naar inhoud van Regels
Plan: Hoek van Holland - Buitengebied
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0599.BP1080HvHBuitengeb-va03

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

Het bestemmingsplan Hoek van Holland - Buitengebied met identificatienummer NL.IMRO.0599.BP1080HvHBuitengeb- van de gemeente Rotterdam.

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aanbouw (uitbouw)

Een uitbreiding van het hoofdgebouw in één bouwlaag (hieronder wordt tevens een uitbouw begrepen).

1.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 Archeologisch deskundige

Het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam of een andere deskundige op het gebied van archeologie.

1.7 Archeologisch monument

Monument als bedoeld in artikel 1 onder c. van de Monumentenwet 1988.

1.8 Bebouwing

Een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 Bedrijven

De bedrijven genoemd in de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels.

1.10 Bedrijfsgebouw

Een gebouw dat blijkens zijn aarden indeling voor bedrijfsvoering is bestemd en ingericht, met uitzondering van woningen en kassen.

1.11 Bedrijfswoning

Een woning die een functionele binding heeft met een op hetzelfde bouwperceel aanwezig bedrijf.

1.12 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bestemmingsvlak
  • c. Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.14 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.15 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.16 Bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.17 Bouwlaag

Het tussen twee opeenvolgende vloeren (of tussen een vloer en plat dak) gelegen, voor verblijf geschikt deel van een gebouw. Een kap, vliering, zolder, souterrain, alsmede een dakopbouw binnen het theoretisch profiel van een kap, worden niet als een afzonderlijke bouwlaag beschouwd. Alleen ingeval een dakopbouw breder is dan tweederde van de pandbreedte, wordt dit als een aparte bouwlaag geteld.

NB: onder het 'theoretisch profiel van een kap' wordt verstaan de ruimte binnen een kap met schuine zijden waarvan de hellingshoek ten minste 20 en maximaal 60 graden bedraagt.

1.18 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.19 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.20 Bruto vloeroppervlak (b.v.o.)

Het vloeroppervlak van een bouwwerk, inclusief de niet direct voor het hoofddoel bruikbare ruimten (bijvoorbeeld bij een productiebedrijf of winkel, de magazijn-, expeditie-, kantoorruimten). Gebouwde parkeervoorzieningen worden niet tot het b.v.o. gerekend.

1.21 Bijgebouw

Vrijstaand gebouw dat door constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan een hoofdgebouw gelegen op hetzelfde perceel.

1.22 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.23 Dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen. Een belwinkel en een seksinrichting worden hier niet onder begrepen.

1.24 Erf

Terrein ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende bebouwing, voor parkeren, groenvoorzieningen, waterlopen en bouwwerken van lichte constructie (carports, slagbomen, fietsenstallingen e.d.).

1.25 Extensieve recreatie

Recreatief gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden.

1.26 Glastuinbouwbedrijf

een volwaardig en doelmatig bedrijf gericht op het voortbrengen van producten en het leveren van diensten door middel van het duurzaam en intensief telen en verzorgen van gewassen, geheel of hoofdzakelijk met behulp van kassen en de daarbij behorende bouwwerken en installaties.

1.27 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.28 Geluidsgevoelige objecten

Hieronder worden verstaan de in de Wet geluidhinder aangewezen objecten: woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven.

1.29 Gietwaterbassins

Bouwwerken waarin meer dan 15 m3 water kan worden bewaard.

1.30 Gietwaterbekken

Een werk, geen bouwwerk zijnde, waarin meer dan 15 m3 water kan worden bewaard.

1.31 Hoofdgebouw

Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.32 Horeca

Het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en drank, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie.

1.33 Hotel

Het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en bijbehorende voorzieningen zoals ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie.

1.34 Kap

Een afdekking van een gebouw met schuine zijden waarbij de hellingshoek ten minste 20 en ten hoogste 60 graden bedraagt.

1.35 Kampeermiddelen
  • a. een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan;
  • b. een stacaravan;
  • c. enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan,
    voorzover geen bouwwerk zijnde;

één en ander voorzover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf dan wel voor nachtverblijf voor personeel, werkzaam op het kampeerterrein waar deze onderkomens of voertuigen zijn geplaatst.

1.36 Kassen

een bouwwerk (nagenoeg) geheel van glas of ander licht doorlatend materiaal (minimaal 20% licht doorlatend) met een bouwhoogte van 1,00 meter of meer ten behoeve de bedrijfsmatige verzorging of teelt van gewassen, hieronder niet begrepen een bedrijfsgebouw.

1.37 Kantoren

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.38 Kleinschalige speeltoestellen

Speeltoestellen niet hoger dan 4 meter.

1.39 Landschappelijke kenmerken of waarden

Geomorfologische en esthetische kenmerken of waarden van het landschap.

1.40 LPG

Liquefied petroleum gas; een product bestaande uit vloeibaar gemaakte petroleumgassen propaan, normaal-butaan en isobutaan, alsmede mengels van vloeistoffen die voor tenminste 75 gewichtsprocenten bestaan uit één of meer van die vloeibaar gemaakte petroleumgassen en waarvan de dampdruk hoger is dan 2,943 bar (absoluut) gemeten bij een temperatuur van 50 ºC.

1.41 Maaiveld

De bovenkant van het aansluitende, afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden.

1.42 Maatschappelijke voorzieningen

Voorzieningen op het gebied van onderwijs, religie, gezondheidszorg, cultuur, maatschappelijke dienstverlening en publieke dienstverlening.

1.43 Monumentenwet

De Monumentenwet 1988 (per 1 juli 2016 overgegaan in de Erfgoedwet) zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.44 NAP

Het Normaal Amsterdams Peil is de referentiehoogte waaraan hoogtemetingen in Nederland worden gerelateerd.

1.45 Natuurwaarden

De natuurlijke habitattypen opgenomen in bijlage I van Richtlijn 92/43/EEG: H2120 Wandelende duinen op de strandwal met Ammophila arenaria (“witte duinen”) H2130 Vastgelegde kustduinen met kruidvegetatie (grijze duinen”) H2150 Atlantische vastgelegde ontkalkte duinen (Calluno-Ulicetea) H2160 Duinen met Hippophaë rhamnoides H2180 Beboste duinen van het Atlantische, continentale en boreale gebied H2190 Vochtige duinvalleien en H1903 Groenknolorchis (Liparis loeselii).

1.46 Onderkomens

Voor verblijf geschikte - al dan niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken - voer-, vaar- en vliegtuigen, arken, caravans en daarmee naar de aard gelijk te stellen bouwsels, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, alsmede tenten.

1.47 Oorspronkelijke zij- resp. achtergevel

De zij- resp. achtergevel van een gebouw op het tijdstip van eerste oplevering van het gebouw.

1.48 Openbaar nutsvoorzieningen

Op het openbaar leidingen net aangesloten voorzieningen op het vlak van gas-, water-, elektriciteitsdistributie, blokverwarming, (riool)gemalen (een gasdrukregelstation wordt niet hieronder begrepen).

1.49 Openbaar toegankelijk gebied

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder b. van de Wegenverkeerswet 1994, openbaar water, alsmede ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van de zogenaamde brandpaden voor de achterontsluiting van tuinen voor langzaam verkeer.

1.50 Plattelandswoning

Een voormalige bedrijfswoning als bedoeld in artikel 1.1a sub 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.51 Peil (straat-)
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de kruin van de weg;
  • b. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang, na voltooiing van de aanleg van dat terrein.

Indien een bouwwerk aan meer dan één weg wordt gebouwd, is het peil van de hoogstgelegen weg maatgevend.

Ter plaatse van de villawijk die begrensd wordt door het Kleinzand, de Doornstraat en de Duinweg geldt in afwijking van het voorgaande de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer als peil.

Ter plaatse van het perceel, kadastraal bekend als Hoek van Holland, sectie B, perceelsnummers 2208 en 5333, geldt in aanvulling op de voorgaande zin dat de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer op 5,3 m boven NAP ligt.

1.52 Seizoensgebonden horecapaviljoen

Tijdelijk bouwwerk voor horeca, dat van 1 maart tot en met 31 oktober is toegestaan.

1.53 Seizoensgebonden strandhuisje

Tijdelijke bouwwerken ten behoeve van recreatief (nacht)verblijf, die van 1 maart tot en met 31 oktober zijn toegestaan.

1.54 Souterrain

Een gebruiksruimte in een gebouw dat zich gedeeltelijk ondergronds bevindt.

1.55 Straatmeubilair

Voorzieningen ten behoeve van de weggebruiker, zoals verkeersborden, straatverlichting, zitbanken, plantenbakken e.d.

1.56 Tuin

Terrein ten behoeve van de aanleg van groenvoorzieningen, met de daarbij behorende verharding (paden, terrassen) en vijvers en dat in overwegende mate niet voor bebouwing in aanmerking komt.

1.57 Uitstekende delen aan gebouwen

Erkers, luifels, balkons, galerijen e.d.

1.58 Verblijfsruimte

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat blijkens aard en indeling geschikt en bestemd is voor verblijf door mensen.

1.59 Water

Waterlopen (sloten, singels, vijvers e.d.) ten behoeve van de waterberging, alsmede de aan- en afvoer van oppervlaktewater.

1.60 Wet geluidhinder

De Wet geluidhinder zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan.

1.61 Wet ruimtelijke ordening

De Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan.

1.62 Zomerhuis

Een recreatiewoonverblijf bedoeld voor niet-permanente bewoning.

Artikel 2 wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een bouwwerk.

2.5 de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens

Vanaf het punt van de gevel van een gebouw welke het dichtst bij de perceelsgrens is gelegen, haaks op de perceelsgrens.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, ontsluitingswegen en -paden en waterlopen, alsmede voorzieningen ten dienste van waterhuishouding, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de voor 'Agrarisch' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden opgericht met een bouwhoogte van niet meer dan 1,50 meter.

Artikel 4 Agrarisch - Tuinbouw

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Tuinbouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het Glastuinbouwbedrijf met bijbehorende voorzieningen en bijbehorend erf;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens voor één Bedrijfswoning;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' tevens voor verblijfsrecreatie met kampeermiddelen alsmede voor de daarbij behorende accommodaties, ontsluitingswegen en -paden, parkeerplaatsen en groenvoorzieningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' tevens voor één Plattelandswoning, oorspronkelijk behorende bij het agrarisch bedrijf zoals opgenomen in Bijlage 5 bij deze regels;
  • e. ter plaatse van de aanduiding “bedrijf” tevens voor een bedrijf in onderhoud en reparatie van hijs-, hef- en transportwerktuigen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding “detailhandel” tevens voor detailhandel voor spa's, buitenkeukens, buitenmeubels e.d. en een bedrijf in tuinaanleg met showtuin;
  • g. ontsluitingswegen en -paden en waterlopen, alsmede voorzieningen ten dienste van waterhuishouding, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de voor 'Agrarisch - Tuinbouw' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functie.

4.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. bedrijfsgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
  • b. kassen zijn zowel binnen als buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak toegestaan;
  • c. gietwaterbassins, watertanks, warmtetanks en watersilo's zijn binnen en buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak toegestaan;
  • d. de goothoogte van bedrijfsgebouwen, met uitzondering van kassen, mag niet meer dan 4,50 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, met uitzondering van kassen, mag niet meer dan 8 meter bedragen;
  • f. de goothoogte van kassen mag niet meer dan 8 meter bedragen;
  • g. de bouwhoogte van kassen mag niet meer dan 10 meter bedragen;
  • h. voor een bedrijfswoning of plattelandswoning geldt dat:
    • 1. de goothoogte niet meer dan 3,50 meter mag bedragen;
    • 2. de inhoud niet meer dan 750 m3 mag bedragen;
    • 3. bij de bedrijfswoning mag slechts één bijgebouw worden opgericht, mits:
      • de goothoogte niet meer dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer dan 4,50 meter bedraagt;
      • de oppervlakte niet meer dan 30 m2 bedraagt;
  • i. onverminderd het bepaalde onder h mogen bij de bedrijfswoning of plattelandswoning de volgende bouwwerken worden opgericht: hobbykassen, dierenverblijven en één carport, mits:
    • 1. de bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 25 m2 bedraagt;
  • j. bedrijfsgebouwen, bijgebouwen, hobbykassen, dierenverblijven en carports mogen uitsluitend 4 meter achter het verlengde van de naar de weg gekeerde gevel van de bijbehorende bedrijfswoning/plattelandswoning worden gebouwd, zulks met een minimum van 14 meter, gemeten uit de rand van de toegestane wegverharding;
  • k. de afstand van de bouwwerken, niet zijnde kassen of gietwaterbassins, tot de zijdelingse en achterperceelgrens moet ten minste 1 maal de bouwhoogte van het bouwwerk bedragen, met een minimum van 5 meter;
  • l. de afstand van kassen en gietwaterbassins tot de zijdelingse of achter perceelgrens moet ten minste 0,50 meter bedragen; daar waar de percelen grenzen aan open watergangen moet de afstand van kassen en gietwaterbassins tot de insteek van het talud van de watergang ten minste 1,50 meter bedragen;
  • m. de bouwhoogte van gietwaterbassins mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • n. de bouwhoogte van een watertank of warmtetank mag niet meer dan 15 meter bedragen;
  • o. de bouwhoogte van een watersilo mag niet meer dan 4 meter bedragen;
  • p. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • q. de afstand tussen de gebouwen onderling - voor zover niet aaneengebouwd - ten minste 3 meter dient te bedragen;
  • r. in aanvulling op het hiervoor bepaalde geldt dat ter plaatse van de aanduiding "kampeerterrein":
    • 1. de goothoogte van kampeermiddelen en gebouwen niet meer mag bedragen dan 4,5 meter;
    • 2. de afstand van een gebouw tot de erfscheiding c.q. de weg ten minste 2 meter dient te bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van de bouwregels onder 4.2:

  • a. voor het bouwen van ketelhuizen buiten het bouwvlak, met een goothoogte van niet meer dan 4 meter, een bouwhoogte van niet meer dan 8 meter en een oppervlakte van niet meer dan 200 m2;
  • b. voor een goothoogte respectievelijk bouwhoogte van bedrijfsgebouwen tot 5 meter respectievelijk 10 meter;
  • c. voor een goothoogte van de bedrijfswoning of plattelandswoning van niet meer dan 5,50 meter;
  • d. voor het bouwen van bedrijfsgebouwen tot niet meer dan 15 meter achter het bouwvlak;
  • e. voor het bouwen op de perceelgrens van een gemeenschappelijke scheidingswand.
  • f. voor het bouwen van een overkapping tussen aan weerszijden van de perceelgrens gelegen kassen.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het bepaalde in lid 4.1 geldt dat ondergeschikte detailhandel in ter plaatse geproduceerde tuinbouwproducten afkomstig van het betrokken glastuinbouwbedrijf is toegestaan.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een garagebedrijf;
  • b. één bedrijfswoning.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functie.

5.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
  • b. de maximum bouwhoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan met de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)" op de verbeelding aangegeven;
  • c. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan op de verbeelding aangegeven;
  • d. voor een bedrijfswoning geldt dat:
    • 1. de goothoogte niet meer dan 3,50 meter mag bedragen
    • 2. de inhoud niet minder dan 250 m3 en niet meer dan 750 m3 mag bedragen;
    • 3. bij de bedrijfswoning mag slechts één bijgebouw worden opgericht, mits de oppervlakte niet meer dan 30 m2 bedraagt;
  • e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van al dan niet verrijdbare installaties niet meer mag bedragen dan 10 meter en dat de bouwhoogte van terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2,50 meter.

 

Artikel 6 Bedrijf - Molen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Molen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een traditionele windmolen (type grondzeiler), alsmede voor de daarbij behorende bijgebouwen en erf.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf - Molen' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functie.

Artikel 7 Bedrijf - Nutsbedrijf

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een nutsbedrijf alsmede voorzieningen van openbaar nut.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf - Nutsbedrijf' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies.

7.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. de maximum bouwhoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan met de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)" op de verbeelding is aangegeven.

Artikel 8 Bedrijf - Nutsvoorziening

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen van openbaar nut.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies.

8.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. de maximum bouwhoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan 3 meter;
  • b. de maximum inhoud van gebouwen bedraagt niet meer dan 80 m3.

Artikel 9 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een inrichting voor de verkoop van motorbrandstoffen met LPG, met de daarbij behorende boven- en ondergrondse voorzieningen, erf, alsmede, uitsluitend in combinatie hiermee, voor detailhandel.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies.

9.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. de maximum bouwhoogte van gebouwen bedraagt 3,5 meter;
  • b. de maximum oppervlakte van gebouwen bedraagt 75 m2;
  • c. de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 9 meter.

Artikel 10 Cultuur en ontspanning

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Cultuur en ontspanning aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen op het gebied van cultuur, spel en ontspanning;
  • b. horeca.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Op de voor 'Cultuur en ontspanning' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functie.

10.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
  • b. de maximum bouwhoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan met de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)" op de verbeelding is aangegeven.

Artikel 11 Groen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, met bijbehorende voet- en fietspaden en watergangen;
  • b. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
  • c. kleinschalige voorzieningen voor openbaar nut en verkeer en vervoer.
11.2 Bouwregels

Op de voor 'Groen' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke in de bestemming passen, zoals straatmeubilair, huisvuilcontainers, niet groter dan 10 m3 (al dan niet ondergronds), bovenleidingsmasten c.q. -portalen ten behoeve van trambanen, bruggen, duikers;
  • b. uitstekende delen aan gebouwen, niet dieper dan 2 meter uit de gevel en ten minste 2,2 meter boven maaiveld;
  • c. kleine gebouwen voor openbaar nut, verkeer en vervoer, zoals gemaalgebouwtjes, telefooncellen, gasdrukregel- en meetstations, wachthuisjes e.d., niet groter dan 80 m3.

Artikel 12 Horeca

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een hotel.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

Op de voor 'Horeca' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functie.

12.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. de maximum bouwhoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan met de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)" op de verbeelding is aangegeven.

Artikel 13 Maatschappelijk

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen met het daarbij behorende erf, die niet vallen onder de Geluidsgevoelige objecten genoemd in artikel 1.28 van deze regels;
13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen

Op de voor 'Maatschappelijk' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies.

13.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
  • b. de maximum bouwhoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan met de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)" op de verbeelding is aangegeven;
  • c. de maximum goothoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan met de aanduiding "maximum goothoogte (m)" op de verbeelding is aangegeven.
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen.

Artikel 14 Natuur

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel of de ontwikkeling van de op deze gronden voorkomende dan wel daaraan eigen zijnde Natuurwaarden;
  • b. extensieve recreatie;
  • c. de daarbij behorende werken, geen bouwwerken zijnde, zoals fiets- en voetpaden, ontsluitingswegen, waterlopen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' tevens voor een ontsluitingsweg;
  • e. langs de Hoekse Lijn tevens hekwerken ten behoeve van de Hoekse Lijn;
  • f. ter plaatse van de aanduiding ”specifieke bouwaanduiding - 1 tevens voor een troposcatter.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen

Op de voor 'Natuur' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens in de bestemming passende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals terreinafscheidingen, bruggen en duikers met een bouwhoogte van niet meer dan 1,50 meter alsmede behoudens hekwerken langs de Hoekse Lijn met een bouwhoogte van niet meer dan 2 meter alsmede behoudens een troposcatter ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – 1”

14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.3.1 Verbod

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het bodemverlagen of afgraven, ophogen of egaliseren;
  • b. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen of inrichten van speelterreinen, dagcampings en lig- of speelweiden;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het vellen of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge hebben;
14.3.2 Uitgezonderde werkzaamheden
  • a. normaal onderhoud en beheer;
  • b. werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. werkzaamheden die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden.
14.3.3 Vergunning

Vergunning wordt verleend indien de natuurwaarden niet in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast.

Alvorens de vergunning te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de vergunning aan burgemeester en wethouders een schriftelijk advies van een deskundige van de DCMR (danwel een vergelijkbare deskundige) op het gebied van natuur- en landschapsbeheer te overleggen.

Artikel 15 Natuur - Recreatie

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. strand en zee;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van de aan de bossen, houtwallen, zandwallen, duinen, duingraslanden, zandplaten, slikken, schorren, oevervegetaties, poelen en water eigen zijnde natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden.
  • c. dagrecreatie;
  • d. maximaal 183 seizoensgebonden strandhuisjes;
  • e. ter plaatse van de functieaanduiding 'gemengd' tevens voor:
    • 1. maximaal 2 gebouwen ten behoeve van sportgerelateerde voorzieningen;
    • 2. maximaal 1 gebouw ten behoeve van de strandwacht;
    • 3. maximaal 2 horecapaviljoens met bijbehorend terras; het terras mag een oppervlak hebben van maximaal 200 m2, inclusief het gedeelte van het terras dat buiten de aanduiding “gemengd” op grond van het bepaalde onder f mogelijk is;
    • 4. bij de onder 1 tot en met 3 behorende voorzieningen;
  • f. een terras behorende bij een horecapaviljoen genoemd onder e; het terras mag een oppervlak hebben van maximaal 200 m2, inclusief het gedeelte van het terras dat binnen de aanduiding “gemengd” op grond van het bepaalde onder e mogelijk is;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' tevens voor een ontsluitingsweg;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' tevens voor een parkeerterrein;
  • i. ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – 1” tevens voor een gebouw ten behoeve van sportgerelateerde voorzieningen;
  • j. ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – 2” tevens voor een seizoensgebonden horecapaviljoen;
  • k. fiets- en wandelpaden;
  • l. groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen

Op de voor 'Natuur - Recreatie' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:

  • a. in de bestemming passende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals terreinafscheidingen, bruggen en duikers met een bouwhoogte van niet meer dan 1,50 meter;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd', waarbij geldt dat:
    • 1. uitsluitend de gebouwen genoemd in lid 15.1 onder e zijn toegestaan;
    • 2. het aanal bouwlagen van een gebouw niet meer mag bedragen dan één;
    • 3. de maximum bouwhoogte van een gebouw niet meer mag bedragen dan 5,5, meter, inclusief terrasschermen;
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder 2 en 3 geldt dat het gebouw van de watersportvereniging uit maximaal 2 bouwlagen mag bestaan;
  • c. een gebouw ten behoeve van sportgerelateerde voorzieningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - 1";
  • d. een gebouw ten behoeve van een seizoensgebonden horecapaviljoen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - 2".
15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.3.1 Verbod

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het bodemverlagen of afgraven, ophogen of egaliseren;
  • b. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen of inrichten van speelterreinen, dagcampings en lig- of speelweiden;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het vellen of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge hebben.
15.3.2 Uitgezonderde werkzaamheden
  • a. normaal onderhoud en beheer;
  • b. werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. werkzaamheden die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden.
15.3.3 Vergunning

Vergunning wordt verleend indien de natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden niet in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast.

Alvorens de vergunning te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de vergunning aan burgemeester en wethouders een schriftelijk advies van een deskundige op het gebied van natuur- en landschapsbeheer te overleggen.

Artikel 16 Recreatie - 1

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsrecreatie in zomerhuizen, zomede de daarbij behorende accommodaties, ontsluitingswegen en -paden, parkeerplaatsen, groenvoorzieningen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen

Op de voor 'Recreatie - 1' bestemde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende gebouwen en bouwwerken - geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

16.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. de maximum goothoogte van gebouwen, met uitzondering van zomerhuizen, bedraagt niet meer dan 4 meter;
  • b. de maximum bouwhoogte van gebouwen, met uitzondering van zomerhuizen, bedraagt niet meer dan 4,75 meter;
  • c. de maximum goothoogte van zomerhuizen bedraagt niet meer dan 3 meter;
  • d. de maximum bouwhoogte van zomerhuizen bedraagt niet meer dan 3,75 meter;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder c en d geldt voor de zomerhuizen genoemd in het overzicht dat als Bijlage 3 bij deze regels is gevoegd dat:
    • 1. de maximum goothoogte niet meer bedraagt dan 4 meter;
    • 2. de maximum bouwhoogte niet meer bedraagt dan 0,75 boven de bestaande goothoogte;
    • 3. in geval van sloop/nieuwbouw dient voldaan te worden aan het bepaalde in onder c en d;
  • f. bij een zomerhuis mag maximaal één berging worden gebouwd waarbij geldt dat:
    • 1. de maximum goothoogte van een berging niet meer bedraagt dan 2 meter;
    • 2. de maximum bouwhoogte van een berging niet meer bedraagt dan 2,5 meter;
    • 3. het maximum oppervlak van een berging niet meer bedraagt dan 6 m2.
  • g. de afstand van een gebouw tot de erfscheiding c.q. de weg ten minste 2 meter dient te bedragen;
  • h. de afstand tussen de gebouwen onderling - voor zover niet aaneengebouwd - ten minste 3 meter dient te bedragen;
  • i. het is niet toegestaan om ondergronds te bouwen.
16.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in 16.2.2 onder g en h voor een kleinere afstand mits een positief advies van de Brandpreventiecommissie is verkregen.

Artikel 17 Recreatie - 2

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsrecreatie met Kampeermiddelen alsmede voor de daarbij behorende accommodaties, ontsluitingswegen en -paden, parkeerplaatsen, groenvoorzieningen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Algemeen

Op de voor 'Recreatie - 2' bestemde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende gebouwen en bouwwerken - geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

17.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. de goothoogte niet meer dan 4,5 meter mag bedragen;
  • b. bij een kampeermiddel mag maximaal één berging worden gebouwd waarbij geldt dat:
    • 1. de maximum goothoogte van een berging niet meer bedraagt dan 2 meter;
    • 2. de maximum bouwhoogte van een berging niet meer bedraagt dan 2,5 meter;
    • 3. het maximum oppervlak van een berging niet meer bedraagt dan 6 m2.
  • c. de afstand van een gebouw tot de erfscheiding c.q. de weg ten minste 2 meter dient te bedragen;
  • d. de afstand tussen de gebouwen onderling - voor zover niet aaneengebouwd – dient ten minste 3 meter te bedragen;
  • e. aan een kampeermiddel mag maximaal één veranda worden gebouwd waarbij geldt dat:
    • 1. de veranda een breedte mag hebben van niet meer dan 5 meter (gemeten langs de langste zijde van het kampeermiddel);
    • 2. de veranda een diepte mag hebben van niet meer dan 2,5 meter (loodrecht gemeten ten opzichte van het kampeermiddel);
    • 3. de afstand van de veranda tot bouwwerken, behoudens het kampeermiddel waar de veranda aangebouwd wordt, tenminste 3 meter dient te bedragen;
    • 4. de afstand van de veranda tot een erfafscheiding c.q. de weg tenminste 0,5 meter dient te bedragen;
    • 5. het voorgaande niet geldt voor veranda's die op de kaarten die behorend bij bijlage 4 met een rode stip zijn aangeduid; in die gevallen geldt de bestaande situatie als maximum maatvoering;
    • 6. voor de veranda's bedoeld onder 5 geldt dat in geval van sloop/nieuwbouw voldaan dient te worden aan het bepaalde onder 1 t/m 4.
  • f. de hiervoor onder a t/m e genoemde bebouwingsnormen gelden niet voor kampeermiddelen, in de zin van een tent, kampeerauto of caravan.
17.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in 17.2.2 onder c en d voor een kleinere afstand mits een positief advies van de Brandpreventiecommissie is verkregen.

Artikel 18 Recreatie - 3

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. extensieve recreatie.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Bebouwingsnormen

Op de voor Recreatie - 3 bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens binnen de bestemming passende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een maximum bouwhoogte van niet meer dan 1,50 meter.

Artikel 19 Tuin - 1

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuin;
  • b. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
  • c. aanbouwen ten behoeve van een woning die krachtens een aangrenzende woonbestemming is toegelaten;
  • d. bijgebouwen ten behoeve van een woning die krachtens een aangrenzende woonbestemming is toegestaan.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Algemeen

Op de voor 'Tuin - 1' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:

  • a. in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pergola's, erfafscheidingen, keermuren, gebouwde terrassen, hellingbanen, (brand)trappen, tuinmeubilair, speeltoestellen, vlaggenmasten en vijvers;
  • b. uitstekende delen aan gebouwen;
  • c. aanbouwen als bedoeld in lid 19.1, onder c;
  • d. bijgebouwen als bedoeld in lid 19.1, onder d.
19.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. een aanbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw mag niet breder zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke zijgevel van het hoofdgebouw;
  • b. een aanbouw aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag niet dieper zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw;
  • c. de maximum goothoogte van een aanbouw mag niet hoger zijn dan het vloerniveau (+ 30 cm) van de eerste verdieping van het hoofdgebouw, met dien verstande dat een aanbouw mag worden afgedekt met een schuin dakvlak met dezelfde hellingshoek als de kap/schuin dakvlak op het hoofdgebouw;
  • d. aanbouwen en bijgebouwen dienen een afstand van tenminste 1 meter tot de denkbeeldige lijn getrokken in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw aan te houden;
  • e. aanbouwen en bijgebouwen dienen een afstand van tenminste 1 meter tot de erfgrens aan te houden aan de zijde waar het perceel grenst aan openbaar gebied;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder d en e zijn bijgebouwen tevens toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen";
  • g. de maximum bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt niet meer dan 4 meter;
  • h. gebouwde terrassen (dakterrassen worden niet hieronder begrepen) mogen niet hoger worden dan 0,2 meter boven maaiveld;
  • i. uitstekende delen aan gebouwen mogen niet dieper dan 2,5 meter uit de gevel steken en moeten tenminste 2,2 meter boven maaiveld blijven;
  • j. de maximum bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt:
    • 1. 2 meter voor erfafscheidingen achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, tenzij grenzend aan het openbaar toegankelijk gebied; in dat geval bedraagt de maximum bouwhoogte 1 meter;
    • 2. 1 meter voor erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan.

Artikel 20 Tuin - 2

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuin;
  • b. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
  • c. aanbouwen ten behoeve van een woning die krachtens een aangrenzende woonbestemming is toegelaten;
  • d. bergingen ten behoeve van een woning die krachtens een aangrenzende woonbestemming is toegestaan;

20.2 Bouwregels

Op de voor 'Tuin - 2' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:

  • a. in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pergola's, erfafscheidingen, keermuren, gebouwde terrassen, hellingbanen, (brand)trappen, tuinmeubilair, speeltoestellen, vlaggenmasten en vijvers;
  • b. uitstekende delen aan gebouwen;
  • c. aanbouwen als bedoeld in lid 20.1, onder c;
  • d. bergingen als bedoeld in lid 20.1, onder d.
20.2.1 Bebouwingsnormen
  • a. een aanbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw mag niet breder zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke zijgevel van het hoofdgebouw;
  • b. een aanbouw aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag niet dieper zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw;
  • c. de maximum goothoogte van een aanbouw mag niet hoger zijn dan het vloerniveau (+ 30 cm) van de eerste verdieping van het hoofdgebouw, met dien verstande dat een aanbouw mag worden afgedekt met een schuin dakvlak met dezelfde hellingshoek als de kap/schuin dakvlak op het hoofdgebouw;
  • d. aanbouwen en bergingen dienen een afstand van tenminste 1 meter tot de denkbeeldige lijn getrokken in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw aan te houden;
  • e. aanbouwen en bergingen dienen een afstand van tenminste 1 meter tot de erfgrens aan te houden aan de zijde waar het perceel grenst aan openbaar gebied;
  • f. de maximum oppervlakte van een berging bedraagt niet meer dan 8 m2;
  • g. de maximum goothoogte van een berging bedraagt niet meer dan 2,5 meter;
  • h. gebouwde terrassen (dakterrassen worden niet hieronder begrepen) mogen niet hoger worden dan 0,2 meter boven maaiveld;
  • i. uitstekende delen aan gebouwen mogen niet dieper dan 2,5 meter uit de gevel steken en moeten tenminste 2,2 meter boven maaiveld blijven;
  • j. de maximum bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt:
    • 1. 2 meter voor erfafscheidingen achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, tenzij grenzend aan het openbaar toegankelijk gebied; in dat geval bedraagt de maximum bouwhoogte 1 meter
    • 2. 1 meter voor erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan.
20.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het hiervoor bepaalde voor:

  • a. het bouwen van een garage of carport met een oppervlakte van 18 m2 en een maximum goothoogte van 2,5 meter, tenzij wordt aangebouwd aan de woning, in welk geval de goothoogte de hoogte van de begane grondverdieping niet mag overschrijden;
  • b. het bouwen van een berging met een groter oppervlak dan 8 m2 of andere in de bestemming passende gebouwtjes, zoals een plantenkasje, met dien verstande dat de in totaal door deze gronden in te nemen oppervlakte niet meer mag bedragen dan:
    • 1. per bouwperceel 15% van de oppervlakte van de gronden met de bestemming tuin voor zover gelegen 1 meter achter de voorgevel woning en het verlengde daarvan, doch met een maximum van 12 m2, indien deze oppervlakte 55 tot 240 m2 bedraagt;
    • 2. per bouwperceel 5% van de oppervlakte van de gronden met de bestemming tuin voor zover gelegen 1 meter achter de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan, doch met een maximum van 18 m2, indien deze oppervlakte niet meer dan 240 m2 bedraagt.

Artikel 21 Verkeer - Verblijfsgebied

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen ten behoeve van wandelen, verblijven en spelen, zoals trottoirs, voetpaden en trappen;
  • b. voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, fietspaden, parkeerplaatsen;
  • c. groenvoorzieningen, waterpartijen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen;
  • d. bouwwerken voor kleinschalige openbaar nutsvoorzieningen, verkeer en vervoersvoorzieningen;
  • e. geluidswerende voorzieningen;
  • f. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
21.2 Bouwregels
21.2.1 Algemeen

Op de voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:

  • a. in de bestemming passende bouwwerken (geen gebouwen zijnde), zoals straatmeubilair, huisvuilcontainers (al dan niet ondergronds) niet groter dan 10 m3, abri's, alsmede niet voor bewoning bestemde kleine gebouwen voor openbaar nut, verkeer en vervoer, die niet groter mogen zijn 80 m3,
  • b. uitstekende delen aan gebouwen als bedoeld in lid 21.1 onder f., niet dieper dan 2 meter uit de gevel en tenminste 2,2 meter boven maaiveld.

Artikel 22 Verkeer - Wegverkeer

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, trambanen, fietspaden, parkeerplaatsen, met de daarbij behorende kunstwerken zoals viaducten, bruggen, duikers;
  • b. voorzieningen ten behoeve van wandelen en verblijven, zoals trottoirs, paden en trappen;
  • c. groenvoorzieningen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen;
  • d. bouwwerken ten behoeve van kleinschalige openbaar nutsvoorzieningen, verkeer en vervoersvoorzieningen;
  • e. geluidswerende voorzieningen;
  • f. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Algemeen

Op de voor 'Verkeer - Wegverkeer' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:

  • a. in de bestemming passende bouwwerken (geen gebouwen zijnde), zoals straatmeubilair, huisvuilcontainers (al dan niet ondergronds) niet groter dan 10 m3, abri's, bovenleidingmasten c.q. portalen ten behoeve van trambanen, alsmede niet voor bewoning bestemde kleine gebouwen voor openbaar nut, verkeer en vervoer, die niet groter mogen zijn 80 m3;
  • b. uitstekende delen aan gebouwen als bedoeld in het eerste lid onder f., niet dieper dan 2 meter uit de gevel en tenminste 2,2 meter boven maaiveld.

Artikel 23 Water

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterlopen en waterberging, de aan- en afvoer van oppervlaktewater, met bijbehorende voorzieningen alsmede dammen.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Algemeen

Op de voor 'Water' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van waterbouwkundige aard, zoals keerwanden, beschoeiingen, duikers, bruggen, gemalen, dammen e.d.

Artikel 24 Wonen

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, met de daarbij behorende voorzieningen zoals (inpandige) bergingen en garageboxen, aanbouwen, bijgebouwen, alsmede tuinen, groen, water en ontsluitingswegen en -paden.
24.2 Bouwregels
24.2.1 Algemeen

Op de voor ''Wonen' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies.

24.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. de maximum goothoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan met de aanduiding "maximum goothoogte (m)" op de verbeelding is aangegeven;
  • b. de maximum bouwhoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan met de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)" op de verbeelding is aangegeven; indien geen aanduiding op de verbeelding is opgenomen, dan geldt geen maximum bouwhoogte.
24.3 Specifieke gebruiksregels

Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30% mag worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  • b. ten aanzien van een aan huis gebonden bedrijf sprake is van een bedrijf tot en met categorie 1 als bedoeld in de bij deze regels horende lijst van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1);
  • c. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
  • d. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  • e. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van het aan huis gebonden beroep of bedrijf.
24.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 24.3 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.

Artikel 25 Leiding - Gas

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding, alsmede voor de hierbij behorende bovengrondse voorzieningen.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Verbod

Op de voor 'Leiding - Gas' bestemde gronden mag, in afwijking van de bouwregels voor de andere voorkomende bestemming(en) dan 'Leiding - Gas' , binnen bedoelde zone niet worden gebouwd.

25.2.2 Uitzondering op verbod

Het bouwverbod bedoeld in 25.2.1 geldt niet voor bebouwing welke is toegestaan ingevolge de bestemming 'Leiding - Gas' en (vervangende nieuwbouw van) bebouwing welke aanwezig is op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

25.2.3 Toegestane bouwwerken

Ten behoeve van de functie 'Leiding - Gas' mogen worden gebouwd in de bestemming passende bouwwerken zoals pomp-, regel-, meetstations e.d., elk niet groter dan 80 m3.

25.3 Afwijken van de bouwregels
25.3.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen waarbij wordt afgeweken van het bepaalde in lid 25.2.1 ten behoeve van bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de andere toegelaten bestemming(en) dan 'Leiding - Gas'.

25.3.2 Advies

Alvorens de omgevingsvergunning te verlenen winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van de beheerder van de leiding aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de vergunning, ter bescherming van het belang van de leiding.

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4.1 Verbod

Op de voor 'Leiding - Gas' bestemde gronden is het verboden zonder schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de onderstaande werken (geen bouwwerken zijnde) en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen/rooien van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • b. het indrijven van voorwerpen in de bodem (incl. heiwerkzaamheden);
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven alsmede door ophogen;
  • d. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • e. het verrichten van grondroer werkzaamheden, anders dan ten behoeve van leidingen;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • g. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • h. het permanent opslaan van goederen waaronder begrepen afvalstoffen.
25.4.2 Uitgezonderde werkzaamheden

Zulks geldt niet voor werken en werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en evenmin voor werken en werkzaamheden welke ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren.

25.4.3 Omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning wordt verleend, indien de uitvoering van de werken c.q. werkzaamheden zoals vermeld in lid 25.4.1 geen gevaar oplevert voor de ondergrondse leidingen of het goed functioneren ervan.

25.4.4 Advies

Alvorens de omgevingsvergunning te verlenen winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van de beheerder van de leiding, aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de vergunning, ter bescherming van het belang van de leiding.

Artikel 26 Leiding - Riool

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een rioolwater persleiding, met een diameter van 400 mm.

26.2 Bouwregels
26.2.1 Verbod

Op de voor Leiding - Riool bestemde gronden, mag in afwijking van de bouwregels voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) dan 'Leiding - Riool', op bedoelde gronden niet worden gebouwd.

26.2.2 Uitzondering op verbod

Het bouwverbod bedoeld in 26.2.1 geldt niet voor bebouwing welke is toegestaan ingevolge de bestemming 'Leiding - Riool' en (vervangende nieuwbouw van) bebouwing welke aanwezig is op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

26.2.3 Toegestane bouwwerken

Ten behoeve van de functie 'Leiding - Riool' mogen worden gebouwd in de bestemming passende bouwwerken zoals pomp-, regel-, meetstations e.d., elk niet groter dan 80 m3.

26.3 Afwijken van de bouwregels
26.3.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in lid 26.2.1 ten behoeve van bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de andere bestemmingen dan 'Leiding - Riool', mits het belang van de leiding hierdoor niet wordt geschaad. Geen ontheffing kan worden verleend voor bebouwing binnen 5 meter gemeten aan weerszijden uit de hartlijn "leiding - riool".

26.3.2 Advies

Alvorens vergunning te verlenen winnen zij het schriftelijk advies in van de beheerder van de leiding aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de vergunning, ter bescherming van het leidingbelang.

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.4.1 Verbod

Op de voor Leiding - Riool bestemde gronden is het verboden zonder schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de onderstaande werken (geen bouwwerken zijnde) en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • b. Het indrijven van voorwerpen in de bodem (incl. heiwerkzaamheden);
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven alsmede door ophogen;
  • d. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • e. het verrichten van grondroer werkzaamheden, anders dan ten behoeve van leidingen;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • g. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
26.4.2 Uitgezonderde werkzaamheden

Zulks geldt niet voor werken en werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en evenmin voor werken en werkzaamheden welke ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren.

26.4.3 Vergunning

Vergunning wordt verleend, indien de uitvoering van de werken c.q. werkzaamheden zoals vermeld in lid 26.4.1 geen gevaar oplevert voor de ondergrondse leiding of het goed functioneren ervan.

26.4.4 Advies

Alvorens vergunning te verlenen winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van de beheerder van de leiding, aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de vergunning, ter bescherming van het belang van de leiding.

Artikel 27 Waarde - Archeologie 1

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.
27.2 Bouwregels
27.2.1 Rapport archeologisch deskundige

In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) die een groter oppervlak hebben en tevens dieper reiken dan de oppervlakte- en dieptematen die genoemd zijn in 27.3.1.

27.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de hierna onder 27.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 0,5 meter beneden maaiveld en die tevens een oppervlakte beslaan van meer dan 200 vierkante meter.

27.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden
  • a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;
  • e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
27.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden

Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.

27.3.4 Vergunning

Vergunning wordt verleend, nadat de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

27.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning

Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Artikel 28 Waarde - Archeologie 2

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.
28.2 Bouwregels
28.2.1 Rapport archeologisch deskundige

In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) die een groter oppervlak hebben en tevens dieper reiken dan de oppervlakte- en dieptematen die genoemd zijn in 28.3.1.

28.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
28.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de hierna onder 28.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 1,0 meter beneden maaiveld en die tevens een oppervlakte beslaan van meer dan 200 vierkante meter.

28.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden
  • a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;
  • e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
28.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden

Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.

28.3.4 Vergunning

Vergunning wordt verleend, nadat de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

28.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning

Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Artikel 29 Waarde - Archeologie 3

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.
29.2 Bouwregels
29.2.1 Rapport archeologisch deskundige

In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) die een groter oppervlak hebben en tevens dieper reiken dan de oppervlakte- en dieptematen die genoemd zijn in 29.3.1.

29.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
29.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de hierna onder 29.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 2,0 meter beneden NAP en die tevens een oppervlakte beslaan van meer dan 200 vierkante meter.

29.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden
  • a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;
  • e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
29.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden

Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.

29.3.4 Vergunning

Vergunning wordt verleend, nadat de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

29.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning

Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Artikel 30 Waarde - Archeologie 4

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.
30.2 Bouwregels
30.2.1 Rapport archeologisch deskundige

In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) die een groter oppervlak hebben en tevens dieper reiken dan de oppervlakte- en dieptematen die genoemd zijn in 30.3.1.

30.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
30.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de hierna onder 30.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan de huidige onderwaterbodem en die tevens een oppervlakte beslaan van meer dan 200 vierkante meter.

30.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden
  • a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;
  • e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
30.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden

Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.

30.3.4 Vergunning

Vergunning wordt verleend, nadat de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

30.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning

Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Artikel 31 Waarde - Cultuurhistorie

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de aan het gebied eigen zijnde cultuurhistorische waarden.

31.2 Bouwregels

In aanvulling op de bouwregels voor de andere aldaar voorkomende bestemmingen, geldt:

voor de als 'Waarde - Cultuurhistorie' bestemde gronden, die ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan afgedekt zijn met een kap, voor zover deze kap vanaf de straatzijde zichtbaar is, bij herbouw afgedekt dienen te worden met een kap in de oorspronkelijke vorm (d.w.z. de kapvorm zoals die was ten tijde van de eerste oplevering van het gebouw).

31.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
31.3.1 Verbod

Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie' bestemde gronden is het verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.

31.3.2 Uitzondering op verbod

In afwijking van het bepaalde in lid 31.3.1 is geen vergunning vereist ingeval van:

a. een aanschrijving van burgemeester en wethouders op grond van de Woningwet (hoofdstuk III);

b. bouwwerken waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is;

c. een vergunning voor het slopen van een bouwwerk vereist is ingevolge een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening en deze vergunning verleend is;

d. sloopwerkzaamheden die reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan;

e. gebouwen die ten gevolge van een calamiteit verloren zijn gegaan.

31.3.3 Vergunning

Vergunning wordt verleend, indien:

a. sprake is van zwaarwegende maatschappelijke, technische, dan wel economische overwegingen, en

b. nieuwbouw mogelijk is en aanvrager aannemelijk heeft gemaakt dat op de plaats van het (gedeeltelijk) te slopen bouwwerk nieuwbouw zal plaatsvinden met inachtneming van de vanuit cultuurhistorisch oogpunt van belang zijnde stedenbouwkundige, bouwkundige, architectonische en ensemble waarden, die onder andere worden gevormd door de situering, schaal, vorm en geleding van de bebouwing.

31.3.4 Advies

Alvorens te beslissen op een aanvraag, winnen burgemeester en wethouders het advies in van de commissie voor Welstand en Monumenten.

Artikel 32 Waterstaat - Waterkering

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. waterkering.
32.2 Bouwregels
32.2.1 Verbod

Ter plaatse van de bestemming 'Waterstaat - Waterkering', mag in afwijking van de bouwregeling voor de andere voorkomende bestemming(en) dan 'Waterstaat - Waterkering', niet binnen bedoelde zone worden gebouwd.

32.2.2 Uitzondering op verbod

Het bouwverbod bedoeld in 32.2.1 geldt niet voor bebouwing welke is toegestaan ingevolge de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' en (vervangende nieuwbouw van) bebouwing welke aanwezig is op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

32.2.3 Toegestane bouwwerken

Ten behoeve van de functie waterstaat - waterkering mogen worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van waterbouwkundige aard, zoals kademuren, duikers, keerwanden, beschoeiingen e.d.

32.3 Afwijken van de bouwregels
32.3.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning volor het bouwen afwijken van het bepaalde in lid 32.2.1 ten behoeve van bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de andere toegelaten bestemming(en) dan 'Waterstaat - Waterkering', mits het belang van de waterkering hierdoor niet wordt geschaad.

32.3.2 Advies

Alvorens vergunning te verlenen winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van het hoogheemraadschap, aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de vergunning, ter bescherming van genoemd belang.

Artikel 33 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. de instandhouding van een hoofdwatergang.
33.2 Bouwregels

Op de voor ''Waterstaat - Waterstaatkundige functie' bestemde gronden, mag in afwijking van de bouwregeling voor de andere voorkomende bestemming(en) dan 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' niet worden gebouwd.

33.3 Afwijken van de bouwregels
33.3.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in lid 33.2 ten behoeve van bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de andere toegelaten bestemming(en) dan 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie', mits het belang van de hoofdwatergang hierdoor niet wordt geschaad.

33.3.2 Advies

Alvorens vergunning te verlenen winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van het hoogheemraadschap, aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de vergunning, ter bescherming van genoemd belang.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 34 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 35 Algemene bouwregels

35.1 Afdekking van gebouwen

Ingeval noch de regels, noch de verbeelding (plankaart) duidelijkheid verschaffen over de wijze van afdekking van gebouwen, mogen gebouwen zowel met een kap als plat worden afgedekt.

35.2 Dakkapellen

Op een kap / schuine dakvlakken is een dakkapel toegestaan, onder de volgende voorwaarden:

  • a. ingeval zij geplaatst wordt op het voordakvlak of een naar het openbaar toegankelijke gebied gekeerd dakvlak, mag zij niet breder zijn dan 2/3 deel van bedoeld dakvlak; niet meer dan één dakkapel mag op elk van bedoelde dakvlakken worden gerealiseerd;
  • b. op een ander dakvlak dan de onder sub a. genoemde, zijn meerdere dakkapellen toegestaan;
  • c. op een aanbouw aan een hoofdgebouw is een dakkapel alleen toegestaan op het achterdakvlak;
  • d. in alle gevallen geldt dat een dakkapel dient te voldoen aan de volgende eisen:
    • 1. voorzien van een plat dak;
    • 2. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,50 meter;
    • 3. onderzijde meer dan 0,5 meter en minder dan 1 meter boven de dakvoet;
    • 4. bovenzijde meer dan 0,5 meter onder de daknok;
    • 5. zijkanten meer dan 0,5 meter van de zijkanten van het dakvlak.
35.3 Geluidsgevoelige objecten

Bij nieuwe situaties in de zin van de Wet geluidhinder is de realisatie van Geluidsgevoelige objecten voorzover gelegen binnen een geluidzone, alleen mogelijk indien voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarden van de Wet geluidhinder, dan wel aan het besluit hogere grenswaarden dat aan dit bestemmingsplan is toegevoegd.

35.4 Souterrain

Een souterrain mag niet hoger reiken dan 2 meter boven peil.

35.5 Voorwaardelijke verplichting over parkeren
35.5.1 Parkeerbehoefte
  • a. Een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen op grond van de planregels in Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS kan uitsluitend worden verleend als voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid en/of ruimte voor laden en lossen op eigen terrein.
  • b. De parkeerbehoefte wordt berekend op basis van de parkeernormen en berekeningsmethode, zoals opgenomen in de Bijlage 2 Parkeernormen behorende bij deze regels.
35.5.2 Nadere regels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning nadere regels stellen ten aanzien van:

  • a. de aard, de plaats en de inrichting van de parkeer- of de stallinggelegenheid;
  • b. de aard, de capaciteit, de plaats en de inrichting van de gelegenheid voor het laden of lossen;
  • c. de aanwezigheid en aanduiding van parkeer- of stallinggelegenheid uitsluitend ten behoeve van invaliden.
35.5.3 Afwijken van de regels

Voorwaarden omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 35.5.1 indien:

  • a. uit een door de aanvrager van een omgevingsvergunning over te leggen parkeerbalans blijkt dat op eigen terrein door middel van dubbelgebruik voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn;
  • b. de aanvrager van een omgevingsvergunning de parkeereis door middel van een parkeereisovereenkomst financieel compenseert aan de gemeente Rotterdam en met de verwezenlijking van het bouwplan, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, een gemeentelijk belang is gemoeid;
  • c. er sprake is van een totale gebiedsontwikkeling en naar het oordeel van burgemeester en wethouders een gemeentelijk belang rechtvaardigt dat op straat parkeerplaatsen worden aangelegd uit de grondopbrengst;
  • d. de onderdelen a tot en met c zich niet voordoen en naar het oordeel van burgemeester en wethouders met de verwezenlijking van het bouwplan een bijzonder gemeentelijk belang is gemoeid.

Nadere regels

Burgemeester en wethouders kunnen bij de omgevingsvergunning nadere regels stellen aan de afwijkingsmogelijkheden als hiervoor onder Voorwaarden omgevingsvergunning bedoeld.

35.5.4 Vaststellen beleidsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd beleidsregels vast te stellen, welke in de plaats treden van de in dit artikel opgenomen parkeernormen (inclusief de bijbehorende Bijlage 2 Parkeernormen behorende bij deze regels).

Artikel 36 Algemene aanduidingsregels

36.1 Vrijwaringszone - dijk
36.1.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'Vrijwaringszone - dijk' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van de functie van de waterkering.

36.1.2 Bouwregels

Het is verboden bouwwerken op te richten ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - dijk', uitgezonderd ter plaatse van de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin - 1' die bebouwing reeds toelaten, voor zover dit waterhuishoudkundig toelaatbaar is.

36.1.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 36.1.2 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde bouwwerken worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de waterkerende functies van de dijk;
  • b. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende beheerder van de waterkering.
36.1.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

33.1.4.1 Algemeen

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanplanten van bomen of houtgewas;
  • b. het verwijderen, aanleggen, verbreden of verharden van wegen, parkeerplaatsen, paden en slagen;
  • c. het graven, verbreden of dempen van (erf)sloten, plassen of andere watergangen, en het aanbrengen van kunstwerken zoals dammen, kaden en oeverbeschroeiingen;
  • d. het ophogen, afgraven of egaliseren van gronden.

Hierbij geldt de volgende voorwaarde:

  • bij deze ontwikkelingen moet de situatie met betrekking tot de veiligheid van de dijk voldoen aan de normen van het hoogheemraadschap.

33.1.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud of het normale agrarische gebruik betreffen;
  • b. de bestrijding van een aanwezige of dreigende calamiteit.

33.1.4.3 Toetsingscriteria

De bedoelde omgevingsvergunningen worden niet verleend indien de betreffende werken of werkzaamheden onevenredige, blijvende schade toebrengen aan de aanwezige natuurwaarden binnen de bestemming 'Natuur' van de betrokken of omliggende gronden of het belang van de waterkering wordt aangetast. Alvorens omtrent het verzoek een beslissing genomen kan worden wordt advies verkregen van de waterkeringbeheerder.

36.2 Vrijwaringszone - duin
36.2.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'Vrijwaringszone - duin' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor de instandhouding of versterking van het kustfundament.

36.2.2 Bouwregels

Op de voor 'Vrijwaringszone - duin' aangeduide gronden, mag in afwijking van de bouwregeling voor de andere voorkomende bestemming(en) niet worden gebouwd, behoudens:

  • a. ter plaatse van de reeds bestaande bebouwing, waarbij het grondoppervlak van de bestaande bebouwing met 10% mag worden uitgebreid;
  • b. bouwwerken ten behoeve van tijdelijke of seizoensgebonden activiteiten;
  • c. bouwwerken voor het openbaar belang zoals bedoeld in artikel 2.3.5. lid 2 onder c van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.
36.2.3 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in lid 36.2.2, mits het belang van de zeewering hierdoor niet wordt geschaad.

36.2.4 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van het hoogheemraadschap, aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning, ter bescherming van genoemd belang.

36.2.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

33.2.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de hierna onder b genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren.

33.2.5.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden 

  • a. het aanplanten van bomen of houtgewas;
  • b. het verwijderen, aanleggen, verbreden of verharden van wegen, parkeerplaatsen, paden en slagen;
  • c. het graven, verbreden of dempen van (erf)sloten, plassen of andere watergangen, en het aanbrengen van kunstwerken zoals dammen, kaden en oeverbeschroeiingen;
  • d. het ophogen, afgraven of egaliseren van gronden.

33.2.5.3 Uitgezonderde werkzaamheden

Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.

Artikel 37 Algemene afwijkingsregels

37.1 Afwijking toegestane afmetingen, maten en percentages

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van de regels van dit bestemmingsplan voor afwijkingen van toegestane afmetingen, maten (waaronder minimale en maximale afstanden) en percentages tot niet meer dan 10% van die afmetingen, maten en percentages, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de milieusituatie.

37.2 Afwijking toegestane bouwhoogte techniek

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van de regels van dit bestemmingsplan ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, ten behoeve van technische voorzieningen op het dak, welke noodzakelijk zijn voor het doelmatig functioneren van het bouwwerk, zoals liftopbouwen, lichtkoepels, schoorstenen, antennemasten, luchtverversingsapparatuur, glazenwas installatie e.d., mits de overschrijding van de maximum bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedraagt, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 38 Overgangsrecht

38.1 Overgangsrecht bouwwerken
38.1.1 Aanwezige bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
38.1.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.

38.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

38.2 Overgangsrecht gebruik
38.2.1 Bestaand gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

38.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

38.2.3 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

38.2.4 Uitzonderingen op het overgangsrecht gebruik

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 39 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Hoek van Holland - Buitengebied'

Bijlagen

Toelichting

De Lijst van Bedrijfsactiviteiten geeft aan welke bedrijven binnen het plangebied in beginsel zijn toegestaan. Alle bedrijfsactiviteiten zijn ingedeeld in milieucategorieën, waarbij milieucategorie 1 betekent dat een bedrijfstype weinig potentiële milieuhinder veroorzaakt en milieucategorie 5 of 6 veel milieuhinder veroorzaakt.

De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft de lijst van bedrijfstypen ingedeeld aan de hand van de Standaard Bedrijfsindeling uit 1993 (SBI'93) van het CBS. Voor de zonering en de bij de zones behorende bedrijfscategorieën is uitgegaan van de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering - 2009". Per type bedrijf zijn afstanden gegeven met betrekking tot de milieuhinderaspecten geur, stof, geluid en gevaar. Voor geluid is aangegeven of sprake is van continu geluid en van activiteiten die op een gezoneerd terrein thuishoren. Voor wat betreft verkeersaantrekkende werking en visuele hinder zijn indices gegeven.

De lijst van bedrijfsactiviteiten volgt de publicatie van de VNG, maar met een algemeen verschil. De lijst gaat alleen over activiteiten die in een bedrijfsbestemming zijn toegestaan. Zo zijn bijvoorbeeld sport- en recreatieve voorzieningen niet opgenomen, omdat die in Rotterdam een aparte bestemming zijn. Voor een uitsplitsing naar afstanden per categorie wordt verwezen naar de VNG-publicatie. In de tabel behorend bij het bestemmingsplan bepaalt de grootste indicatieve afstand de milieucategorie.

De aanbevolen indicatieve afstand tussen een bedrijf en woningen:

categorie 1: afstand tot woningen 0 of 10 meter
categorie 2: afstand tot woningen 30 meter
categorie 3.1: afstand tot woningen 50 meter
categorie 3.2: afstand tot woningen 100 meter
categorie 4.1: afstand tot woningen 200 meter
categorie 4.2: afstand tot woningen 300 meter
categorie 5.1: afstand tot woningen 500 meter
categorie 5.2: afstand tot woningen 700 meter
categorie 5.3: afstand tot woningen 1000 meter
categorie 6: afstand tot woningen 1500 meter