direct naar inhoud van Regels
Plan: Prinsenland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0599.BP1056Prinsenland-va03

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

Het bestemmingsplan "Prinsenland" met identificatienummer NL.IMRO.0599.BP1056Prinsenland van de gemeente Rotterdam.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 Aanbouw (uitbouw)

Een uitbreiding van het hoofdgebouw in één bouwlaag (hieronder wordt tevens een uitbouw begrepen).

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 Archeologisch deskundige

Het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam of een andere deskundige op het gebied van archeologie.

1.7 Archeologisch monument

Monument als bedoeld in artikel 1 onder c. van de Monumentenwet 1988.

1.8 Bebouwing

Een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 Bebouwingsindex

De verhouding tussen het aantal m2 bruto vloeroppervlak van het gebouw en het aantal m2 oppervlak van het bouwperceel.

1.10 Bebouwingspercentage

Een percentage dat aangeeft hoeveel van het oppervlak van een bestemmingsvlak door bouwwerken mag worden ingenomen, tenzij in de regels in hoofdstuk 2 anders is bepaald.

1.11 Bedrijven

De bedrijven genoemd in de lijst van bedrijfsactiviteiten die als Bijlage 1 bij deze regels is gevoegd.

1.12 Belwinkel

Een inrichting waarvan de bedrijfsvoering onder welke benaming dan ook is gericht op het ter plaatse tegen betaling bieden van gelegenheid tot elektronische berichtenuitwisseling in de vorm van telefonie of door middel van toegang tot het internet. Een op de openbare weg geplaatste telefooncel wordt hier niet onder begrepen.

1.13 Beperkt kwetsbare objecten
  • a. woningen, kantoorgebouwen, hotels, restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover deze objecten niet tot de categorie Kwetsbare objecten behoren;
  • b. sporthallen, zwembaden, speeltuinen;
  • c. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet tot de categorie Kwetsbare objecten behoren;
  • d. andere objecten die met de onder a en b genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten niet tot de categorie Kwetsbare objecten behoren;
  • e. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
1.14 Bestaand
  • a. Onder bestaande bebouwing wordt verstaan bebouwing die op het tijdstip van
    de inwerkingtreding dit bestemmingsplan aanwezig is en in overeenstemming is met het voorheen geldende bestemmingsplan of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een (omgevings)vergunning;
  • b. Onder bestaand gebruik wordt verstaan het gebruik van grond en bouwwerken dat bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en in overeenstemming is met het voorheen geldende bestemmingsplan dan wel krachtens een (omgevings)vergunning is toegestaan.
1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.16 bestemmingsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.18 Bouwlaag

Het tussen twee opeenvolgende vloeren (of tussen een vloer en plat dak) gelegen, voor verblijf geschikt deel van een gebouw. Een kap, vliering, zolder, souterrain, alsmede een dakopbouw of dakkapel binnen het theoretisch profiel van een kap, worden niet als een afzonderlijke bouwlaag beschouwd. Alleen ingeval een dakopbouw of dakkapel breder is dan tweederde van de pandbreedte, wordt dit als een aparte bouwlaag geteld.

NB: onder het "theoretisch profiel van een kap" wordt verstaan de ruimte binnen een kap met schuine zijden waarvan de hellingshoek ten minste 20 en maximaal 60 graden bedraagt, tenzij in de bestemmingsregels van hoofdstuk 2 anders is bepaald.

1.19 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten, waarbij voor de bestemmingen 'Gemengd - 1', 'Gemengd - 2', 'Gemengd - 3', 'Wonen - 3', 'Wonen - 4' in aanvulling daarop het volgende geldt:

  • a. gronden met de bestemming "Water" worden niet tot het bouwperceel gerekend;
  • b. gronden met de bestemming "Tuin - 3" en "Verkeer - Erf" worden niet tot het bouwperceel gerekend;
  • c. gronden met de dubbelbestemming "Waterstaat - Waterkering" worden wel tot het bouwperceel gerekend.
1.20 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.21 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.22 Bruto vloeroppervlak (b.v.o.)

Het vloeroppervlak van een bouwwerk, inclusief de niet direct voor het hoofddoel bruikbare ruimten (bijvoorbeeld bij een productiebedrijf of winkel, de magazijn-, expeditie-, kantoorruimten). Gebouwde parkeervoorzieningen worden niet tot het b.v.o. gerekend.

1.23 Bijgebouw

Vrijstaand gebouw dat door constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan een hoofdgebouw gelegen op hetzelfde bouwperceel en waarvan het gebruik ten dienste staat van cq. ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw.

1.24 Dakterras

Een bouwkundige voorziening op het platte dak van een woning dat bestaat uit een te betreden vlak, geheel of gedeeltelijk omgeven door een hekwerk zoals voorgeschreven in het Bouwbesluit.

1.25 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.26 Dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen. Een belwinkel en een seksinrichting worden hier niet onder begrepen.

1.27 Erf

Terrein ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende bebouwing, voor parkeren, groenvoorzieningen, waterlopen en bouwwerken van lichte constructie (carports, slagbomen, fietsenstallingen e.d.).

1.28 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.29 Geluidsgevoelige objecten

Hieronder worden verstaan de in de Wet geluidhinder aangewezen objecten: woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven.

1.30 Hoofdgebouw

Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende bestemming van een bouwperceel en, indien meer gebouwen op het bouwperceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.31 Horeca

Het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken.

1.32 Huishouden

persoon of groep personen die een duurzame huishouding voert/voeren, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.

1.33 Kap

Een afdekking van een gebouw met schuine zijden waarbij de hellingshoek ten minste 20 en ten hoogste 60 graden bedraagt.

1.34 Kantoren

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.35 Kwetsbare objecten
  • a. woningen, met uitzondering van:
    • 1. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare;
    • 2. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  • b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen;
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  • c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
    • 1. kantoorgebouwen en hotels met een b.v.o. van meer dan 1500 m² per object;
    • 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk b.v.o. meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal b.v.o. van meer dan 2000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  • d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.36 Maaiveld

De bovenkant van het aansluitende, afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden.

1.37 Maatschappelijk

Voorzieningen op het gebied van onderwijs, cultuur, religie, gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening en publieke dienstverlening.

1.38 Milieudeskundige

De DCMR Milieudienst Rijnmond of de daarvoor in de plaats tredende instantie.

1.39 Monumentenwet

De Monumentenwet 1988, zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.40 NAP

Het Normaal Amsterdams Peil is de referentiehoogte waaraan hoogtemetingen in Nederland worden gerelateerd.

1.41 Ongebouwd (gevel)terras

een buiten de besloten ruimte liggend deel van een horecabedrijf, waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie worden verstrekt.

1.42 Oorspronkelijke zij- resp. achtergevel

De zij- resp. achtergevel van een gebouw op het tijdstip van eerste oplevering van het gebouw.

1.43 Openbaar nutsvoorzieningen

Op het openbaar leidingen net aangesloten voorzieningen op het vlak van gas-, water-, elektriciteitsdistributie, blokverwarming, (riool)gemalen (een gasdrukregelstation wordt niet hieronder begrepen).

1.44 Openbaar toegankelijk gebied

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder b. van de Wegenverkeerswet 1994, openbaar water, alsmede ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van de zogenaamde brandpaden voor de achterontsluiting van tuinen voor langzaam verkeer.

1.45 Peil (straat-)
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de kruin van de weg; indien een bouwwerk aan meer dan één weg wordt gebouwd, is het peil van de hoogstgelegen weg maatgevend.
  • b. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang, na voltooiing van de aanleg van dat terrein;
  • c. voor een drijvend bouwwerk: de waterlijn.
1.46 Perceel

zie onder bouwperceel.

1.47 Praktijkruimte/atelier

Een werkruimte voor de uitoefening van administratieve, medische, c.q. paramedische beroepen of werkzaamheden, dan wel een werkruimte ten behoeve van een kunstenaar.

1.48 Souterrain

Een gebruiksruimte in een gebouw dat zich gedeeltelijk ondergronds bevindt.

1.49 Straatmeubilair

Voorzieningen ten behoeve van de weggebruiker, zoals verkeersborden, straatverlichting, zitbanken, plantenbakken e.d.

1.50 Standplaats

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen.

1.51 Tuin

Terrein ten behoeve van de aanleg van groenvoorzieningen, met de daarbij behorende verharding (paden, terrassen) en vijvers en dat in overwegende mate niet voor bebouwing in aanmerking komt.

1.52 Uitstekende delen aan gebouwen

Erkers, luifels, balkons, galerijen e.d.

1.53 Voorgevel

De gevel van een gebouw, zoals aangegeven in de bestemmingsregels in Hoofdstuk 2, die als belangrijkste is aan te merken.

1.54 Voorgevelrooilijn
  • a. de grens van de bestemming 'Gemengd - 1', 'Gemengd - 2', 'Gemengd - 3' met de bestemming "Verkeer - Erf";
  • b. de grens van de bestemming 'Wonen - 3', 'Wonen - 4' met de bestemming "Tuin - 3";
  • c. voor zover de bestemming 'Gemengd - 1', 'Gemengd - 2', 'Gemengd - 3', Wonen - 3', 'Wonen - 4' niet grenst aan de bestemming "Verkeer - Erf" of “Tuin-3” tenminste 5,5, meter uit de as van het weglint; met dien verstande dat voor het perceel gelegen op de hoek Jacques Dutilhweg/Turfweg gemeten dient te worden uit Turfweg;
  • d. voor de bestemmingen die niet genoemd zijn onder a, b en c: de denkbeeldige lijn die in het verlenge van de voorgevel van het hoofdgebouw kan worden getrokken.
1.55 Voorgevelzone

Gedeelte van een bouwperceel met de bestemming 'Gemengd - 1', 'Gemengd - 2', 'Gemengd - 3', 'Wonen - 3' of 'Wonen - 4' gelegen direct achter de voorgevelrooilijn, over de volle breedte van het bouwperceel.

1.56 Water

Waterlopen (sloten, singels, vijvers e.d.) ten behoeve van de waterberging, alsmede de aan- en afvoer van oppervlaktewater.

1.57 Wet geluidhinder

De Wet geluidhinder zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.58 Woning

een gebouw (of een gedeelte daarvan) dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.59 Woonschip

Drijvend bouwwerk, bedoeld om ter plaatse als woning te functioneren.

1.60 Woonwagen

Voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd(e) perceel/kavel is geplaatst.

1.61 Zeer kwetsbare objecten

Personen die verblijven in een ziekenhuis, verpleegtehuis, penitentiaire- en psychiatrische instelling, basisschool (< 8 jaar), speciaal (basis)onderwijs, peuterspeelzaal, kinderdagverblijf en een Buitenschoolse Opvang (< 8 jaar).

Artikel 2 wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de (grond)oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een bouwwerk, met dien verstande dat:

  • a. voor de bestemmingen 'Gemengd - 1', 'Gemengd - 2', 'Gemengd - 3', 'Wonen - 3' en 'Wonen - 4' tevens geldt dat dakoverstekken, luifels, niet aaneengesloten balkons en dergelijke niet gerekend worden tot het (grond)oppervlakte indien zij niet verder uitsteken dan 0,5 meter; dakoverstekken, luifels, niet aaneengesloten balkons en dergelijke die 0,5 meter of verder uitsteken worden wel meegerekend;
  • b. de oppervlakte van een woonschip wordt gemeten over de grootste lengte van het woonschip en de grootste breedte van het woonschip.
2.6 de breedte van een gebouw

van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels verspringen of niet evenwijdig lopen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte.

2.7 de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens

vanaf het punt van de gevel van een gebouw welke het dichtst bij de perceelsgrens is gelegen, haaks op de perceelsgrens.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsactiviteiten uit categorie 1 tot en met 3.2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten die als Bijlage 1 bij deze regels is gevoegd, dan wel bedrijfsactiviteiten uit een hogere categorie of bedrijfsactiviteiten die niet in de staat van bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, maar die naar aard en invloed met bedrijfsactiviteiten uit categorie 1 tot en met 3.2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten die als Bijlage 1 bij deze regels is gevoegd, vergelijkbaar zijn;
  • b. ter plaatse van het adres Anthonetta Kuijlstraat 112 tevens voor een sportschool;
  • c. bedrijfsgebonden kantoren, met inachtneming van het bepaalde in lid 3.3.2;
  • d. bijbehorende werkterreinen, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden, groen en water.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functie.

3.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen 8 meter;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b mag, indien op de verbeelding de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is opgenomen, de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan met die aanduiding is aangegeven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' moet een onderdoorgang behouden blijven met een hoogte van ten minste 2,4 meter.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Detailhandel

Ten aanzien van het bepaalde in lid 3.1 geldt dat detailhandel niet is toegestaan.

3.3.2 Bedrijfsgebonden kantoren

Ten aanzien van het bepaalde in lid 3.1 onder c geldt dat bedrijfsgebonden kantoren per bedrijf niet meer dan 50% van het bruto vloeroppervlak mogen innemen, met een maximum van 3.000 m2.

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen van openbaar nut.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies.

4.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 meter.

Artikel 5 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een inrichting voor de verkoop van motorbrandstoffen met LPG, met de daarbij behorende boven- en ondergrondse voorzieningen, wasboxen, erf, alsmede, uitsluitend in combinatie hiermee, voor detailhandel.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies.

5.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 8 meter met uitzondering van:
    • 1. ontluchtingsschachten, waarvoor geen maximale bouwhoogte geldt;
    • 2. reclamezuilen, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 25 meter;
  • c. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen 30%.
  • d. detailhandel mag niet meer innemen dan 125 m2 van de oppervlakte van aanwezige gebouwen.

Artikel 6 Gemengd - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsactiviteiten uit categorie 1 en 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten die als Bijlage 1 bij deze regels is gevoegd;
  • b. wonen als bedoeld in artikel 30;
  • c. tevens voor de hierna te noemen functies op de hierna te noemen adressen:
    • 1. Kralingseweg 288: herstelinrichting motorvoertuigen, rijschool motorvoertuigen (categorie 3.1), maximaal 120 m2 b.v.o;
    • 2. Kralingseweg 312: stalling caravans, maximaal 480 m2 b.v.o.;
    • 3. Kralingseweg 420: detailhandel (tegels)/transportbedrijf (categorie 3.1), maximaal 183 m2 b.v.o.;
    • 4. Kralingseweg 443: detailhandel (dieren- en vogels), maximaal 621 m2 b.v.o.;
    • 5. 's-Gravenweg 620: tuincentrum, maximaal 8.000 m2 b.v.o.;
    • 6. 's-Gravenweg 801: detailhandel (houthandel/bouwmarkt), maximaal 468 m2 b.v.o.;
    • 7. Jacques Dutilhweg 193 t/m 205 (voorheen Kralingseweg 407A, alsmede het perceel aan de J. Dutilhweg, gelegen achter de koppercelen Kralingseweg 407, 407A en 411/413):
      • detailhandel, maximaal bebouwd oppervlak 600 m2;
      • detailhandel (fietsen, bromfietsen, hobbykassen, tuinschuren), maximaal bebouwd oppervlak 600 m2;
    • 8. Jacques Dutilhweg 203, uitsluitend op de eerste verdieping, fitnesscentrum, categorie 2, maximaal 512 m2 b.v.o,
    • 9. Jacques Dutilhweg 321 - tuincentrum, maximaal 1.031 m2 b.v.o ;
    • 10. Jacques Dutilhweg 325 - detailhandel (tennisartikelen), maximaal 816 m2 b.v.o.;
    • 11. Jacques Dutilhweg 443 - (voorheen Kralingseweg 343) - herstelinrichting motorvoertuigen/showroom (categorie 3.1), maximaal 1.341 m2 b.v.o.;
  • d. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals groen, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de voor 'Gemengd - 1 bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies.

6.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. een bouwperceel dient te voldoen aan de volgende minimum breedtemaat:
    • 1. 12 meter voor de gronden gelegen ter weerszijden langs de Kralingseweg, 's-Gravenweg, Turfweg en Kralingse Kerklaan, tenzij de bebouwing direct aansluit aan de bebouwing op het aangrenzende bouwperceel, in welk geval een minimale breedte van 9 meter is toegelaten;
    • 2. 15 meter voor de gronden gelegen ten noorden van de Ringvaartweg;
    • 3. 60 meter voor de gronden gelegen ten zuiden van de Ringvaartweg m.u.v. de
      Ringvaartweg 133 t/m 143, waar 12 meter is toegestaan;
  • b. het op de verbeelding bij een bestemming aangegeven maximum bebouwingspercentage geldt per bestemmingsvlak alsmede, indien een bestemmingsvlak wordt opgesplitst in meerdere bouwpercelen, per afzonderlijk bouwperceel:
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat op de adressen genoemd in Bijlage 3 behorende bij deze regels de oppervlakte van het bouwperceel dat bebouwd mag worden met bouwwerken, per adres niet meer mag bedragen dan in die bijlage in m2 is aangegeven vermeerderd met 15%, met dien verstande dat indien op de desbetreffende adressen sprake is van sloop en herbouw van (een deel van) de bebouwing met het in de bijlage aangegeven oppervlakte, het bepaalde onder b geldt;
  • d. in aanvulling op het bepaalde onder b geldt dat ter plaatse van de aanduiding "minimum oppervlakte (m2)" alleen mag worden gebouwd indien het bouwperceel een minimum oppervlakte heeft van 360 m2;
  • e. in de voorgevelzone mag ten hoogste 60% van de breedte van een bouwperceel door bebouwing in beslag worden genomen, met uitzondering van de gronden gelegen ten zuiden van de Ringvaartweg, waarvoor bedoeld percentage ten hoogste 25 bedraagt. Voor de panden Ringvaartweg 133 t/m 143 geldt eveneens de hoofdregel dat in de voorgevelzone ten hoogste 60 % van de breedte van een bouwperceel door bebouwing in beslag wordt genomen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding "erf" mag geen bebouwing worden gerealiseerd;
  • g. de diepte van de voorgevelzone dient 7 meter te bedragen, haaks gemeten vanuit de voorgevelrooilijn;
  • h. bebouwing dient gebouwd te worden op een afstand van tenminste 3 meter tot de grenzen van het bouwperceel, met uitzondering van de zijden die grenzen aan de bestemmingen "Tuin - 3", "Verkeer - Erf" of "Waterstaat - Waterkering", behoudens het bepaalde onder i;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder h geldt dat:
    • 1. voor de gronden gelegen ten zuiden van de Ringvaartweg bebouwing gebouwd dient te worden op een afstand van tenminste 5 meter tot de grenzen van het bouwperceel, met uitzondering van de zijden die grenzen aan de bestemmingen "Tuin - 3", "Verkeer - Erf" of "Waterstaat - Waterkering" ; met uitzondering van de Ringvaartweg 133 t/m 143 waar een afstand van tenminste 3 meter geldt;
    • 2. voor de gronden gelegen aan de Kralingse Kerklaan en de Turfweg bebouwing gebouwd dient te worden op een afstand van tenminste 2 meter tot de grenzen van het bouwperceel, met uitzondering van de zijden die grenzen aan de bestemmingen "Tuin - 3", "Verkeer - Erf", en 3 meter tot de bestemmingen "Water" en "Groen";
    • 3. de afstand tot de grens van het bouwperceel niet in acht genomen behoeft te worden aan de zijde van het bouwperceel waar bebouwing direct aansluit aan de bebouwing op het aangrenzende bouwperceel;
    • 4. voor de gronden gelegen achter 's-Gravenweg 477 en 479 de afstand tussen de hoofdgebouwen minimaal 3 meter dient te zijn.
  • j. behoudens het bepaalde onder k en l mag een gebouw uit niet meer dan twee bouwlagen met een kap bestaan, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 11 meter;
  • k. een gebouw met drie bouwlagen zonder kap is, in afwijking van het bepaalde onder j, toegestaan, mits:
    • 1. het vloeroppervlak van de derde bouwlaag niet meer dan de helft van de grondoppervlakte van het gebouw beslaat;
    • 2. de derde bouwlaag een theoretische kap van 45 graden respectievelijk een noklijn van 11 meter hoogte niet overschrijdt.
  • l. een gebouw met vier bouwlagen zonder kap is, in afwijking van het bepaalde onder j, toegestaan waar dat op de verbeelding met de aanduiding "maximum aantal bouwlagen" is aangegeven; in dat geval mag het totale brutovloeroppervlak van een gebouw niet meer bedragen dan twee en een half keer het toegestane bebouwingsoppervlak op het betreffende bouwperceel;
  • m. bij woningen mogen aanbouwen en bijgebouwen gebouwd worden, waarbij geldt dat:
    • 1. de (goot)hoogte van aanbouwen niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning, met dien verstande dat afdekking met een kap is toegestaan indien de aanbouw gerealiseerd wordt tegen de zijgevel van de woning;
    • 2. de oppervlakte van bijgebouwen per bouwperceel gezamenlijk niet meer mag bedragen dan 50 m2;
    • 3. de goothoogte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 3 meter, met dien verstande dat een afdekking met een kap is toegestaan;
  • n. bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van reclamedoeleinden zijn toegestaan, mits de bouwhoogte van 6 meter niet wordt overschreden.
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Aan huis gebonden beroep of bedrijf

Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30% mag worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  • b. ten aanzien van een aan huis gebonden bedrijf sprake is van een bedrijf tot en met categorie 1 als bedoeld in de bij deze regels horende lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • c. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
  • d. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  • e. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van het aan huis gebonden beroep of bedrijf.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1 onder a en 6.3.1 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.

Artikel 7 Gemengd - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren, met inachtneming van het bepaalde in lid 7.2.2 onder m;
  • b. wonen als bedoeld in artikel 30;
  • c. maatschappelijke voorzieningen, inclusief praktijkruimten en ateliers;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b en c zijn ter plaatse van de adressen 's-Gravenweg 399-406, Kralingseweg 253 en Kralingseweg 256/258 zeer kwetsbare objecten én geluidsgevoelige functies niet toegestaan;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder b en c zijn ter plaatse van het adres Turfweg 71 zeer kwetsbare objecten niet toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' tevens voor horeca;
  • g. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals groen, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op de voor 'Gemengd - 2' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies.

7.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. een bouwperceel dient te voldoen aan de volgende minimum breedtemaat:
    • 1. 12 meter voor de gronden gelegen ter weerszijden langs de Kralingseweg, 's-Gravenweg, Turfweg en Kralingse Kerklaan, tenzij de bebouwing direct aansluit aan de bebouwing op het aangrenzende bouwperceel, in welk geval een minimale breedte van 9 meter is toegelaten;
    • 2. 15 meter voor de gronden gelegen ten noorden van de Ringvaartweg;
    • 3. 60 meter voor de gronden gelegen ten zuiden van de Ringvaartweg m.u.v. de
      Ringvaartweg 133 t/m 143, waar 12 meter is toegestaan;
  • b. het op de verbeelding bij een bestemming aangegeven maximum bebouwingspercentage geldt per bestemmingsvlak alsmede, indien een bestemmingsvlak wordt opgesplitst in meerdere bouwpercelen, per afzonderlijk bouwperceel:
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat op de adressen genoemd in Bijlage 3 behorende bij deze regels de oppervlakte van het bouwperceel dat bebouwd mag worden met bouwwerken, per adres niet meer mag bedragen dan in die bijlage in m2 is aangegeven vermeerderd met 15%, met dien verstande dat indien op de desbetreffende adressen sprake is van sloop en herbouw van (een deel van) de bebouwing met het in de bijlage aangegeven oppervlakte, het bepaalde onder b geldt;
  • d. in de voorgevelzone mag ten hoogste 60% van de breedte van een bouwperceel door bebouwing in beslag worden genomen, met uitzondering van de gronden gelegen ten zuiden van de Ringvaartweg, waarvoor bedoeld percentage ten hoogste 25 bedraagt. Voor de panden Ringvaartweg 133 t/m 143 geldt eveneens de hoofdregel dat in de voorgevelzone ten hoogste 60% van de breedte van een bouwperceel door bebouwing in beslag wordt genomen;
  • e. de diepte van de voorgevelzone dient 7 meter te bedragen, haaks gemeten vanuit de voorgevelrooilijn;
  • f. bebouwing dient gebouwd te worden op een afstand van tenminste 3 meter tot de grenzen van het bouwperceel, met uitzondering van de zijden die grenzen aan de bestemmingen "Tuin - 3", "Verkeer - Erf" of "Waterstaat - Waterkering", behoudens het bepaalde onder g;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder f geldt dat:
    • 1. voor de gronden gelegen ten zuiden van de Ringvaartweg bebouwing gebouwd dient te worden op een afstand van tenminste 5 meter tot de grenzen van het bouwperceel, met uitzondering van de zijden die grenzen aan de bestemmingen "Tuin - 3", "Verkeer - Erf" of "Waterstaat - Waterkering" ; met uitzondering van de Ringvaartweg 133 t/m 143 waar een afstand van tenminste 3 meter geldt;
    • 2. voor de gronden gelegen aan de Kralingse Kerklaan en de Turfweg bebouwing gebouwd dient te worden op een afstand van tenminste 2 meter tot de grenzen van het bouwperceel, met uitzondering van de zijden die grenzen aan de bestemmingen "Tuin - 3", "Verkeer - Erf", en 3 meter tot de bestemmingen "Water" en "Groen";
    • 3. de afstand tot de grens van het bouwperceel niet in acht genomen behoeft te worden aan de zijde van het bouwperceel waar bebouwing direct aansluit aan de bebouwing op het aangrenzende bouwperceel;
    • 4. voor de gronden gelegen achter 's-Gravenweg 477 en 479 de afstand tussen de hoofdgebouwen minimaal 3 meter dient te zijn.
  • h. behoudens het bepaalde onder i en j mag een gebouw uit niet meer dan twee bouwlagen met een kap bestaan, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 11 meter;
  • i. een gebouw met drie bouwlagen zonder kap is, in afwijking van het bepaalde onder h, toegestaan, mits:
    • 1. het vloeroppervlak van de derde bouwlaag niet meer dan de helft van de grondoppervlakte van het gebouw beslaat;
    • 2. de derde bouwlaag een theoretische kap van 45 graden respectievelijk een noklijn van 11 meter hoogte niet overschrijdt.
  • j. een gebouw met vier bouwlagen zonder kap is, in afwijking van het bepaalde onder h, toegestaan waar dat op de verbeelding met de aanduiding "maximum aantal bouwlagen" is aangegeven; in dat geval mag het totale brutovloeroppervlak van een gebouw niet meer bedragen dan twee en een half keer het toegestane bebouwingsoppervlak op het betreffende bouwperceel;
  • k. bij woningen mogen aanbouwen en bijgebouwen gebouwd worden, waarbij geldt dat:
    • 1. de (goot)hoogte van aanbouwen niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning, met dien verstande dat afdekking met een kap is toegestaan indien de aanbouw gerealiseerd wordt tegen de zijgevel van de woning;
    • 2. de oppervlakte van bijgebouwen per bouwperceel gezamenlijk niet meer mag bedragen dan 50 m2;
    • 3. de goothoogte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 3 meter, met dien verstande dat een afdekking met een kap is toegestaan;
  • l. bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van reclamedoeleinden zijn toegestaan, mits de bouwhoogte van 6 meter niet wordt overschreden.
  • m. de oppervlakte van kantoren mag niet meer bedragen dan 1.000 m2 b.v.o. per vestiging.
7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Aan huis gebonden beroep of bedrijf

Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30% mag worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  • b. ten aanzien van een aan huis gebonden bedrijf sprake is van een bedrijf tot en met categorie 1 als bedoeld in de bij deze regels horende lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • c. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
  • d. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  • e. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van het aan huis gebonden beroep of bedrijf.
7.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.3.1 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.

Artikel 8 Gemengd - 3

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen als bedoeld in artikel 30;
  • b. maatschappelijke voorzieningen, inclusief praktijkruimten en ateliers;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tevens voor kantoren, met inachtneming van het bepaalde in lid 8.2.2 onder n, al dan niet in combinatie met wonen, waarbij het wonen uitsluitend op de verdiepingen mag plaatsvinden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' tevens voor een horecagelegenheid;
  • e. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals groen, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op de voor 'Gemengd - 3' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies.

8.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. een bouwperceel dient te voldoen aan de volgende minimum breedtemaat:
    • 1. 12 meter voor de gronden gelegen ter weerszijden langs de Kralingseweg, 's-Gravenweg, Turfweg en Kralingse Kerklaan, tenzij de bebouwing direct aansluit aan de bebouwing op het aangrenzende bouwperceel, in welk geval een minimale breedte van 9 meter is toegelaten;
    • 2. 15 meter voor de gronden gelegen ten noorden van de Ringvaartweg;
    • 3. 60 meter voor de gronden gelegen ten zuiden van de Ringvaartweg m.u.v. de
      Ringvaartweg 133 t/m 143, waar 12 meter is toegestaan;
  • b. het op de verbeelding bij een bestemming aangegeven maximum bebouwingspercentage geldt per bestemmingsvlak alsmede, indien een bestemmingsvlak wordt opgesplitst in meerdere bouwpercelen, per afzonderlijk bouwperceel:
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat op de adressen genoemd in Bijlage 3 behorende bij deze regels de oppervlakte van het bouwperceel dat bebouwd mag worden met bouwwerken, per adres niet meer mag bedragen dan in die bijlage in m2 is aangegeven vermeerderd met 15%, met dien verstande dat indien op de desbetreffende adressen sprake is van sloop en herbouw van (een deel van) de bebouwing met het in de bijlage aangegeven oppervlakte, het bepaalde onder b geldt;
  • d. in aanvulling op het bepaalde onder b geldt dat ter plaatse van de aanduiding "minimum oppervlakte (m2)" alleen mag worden gebouwd indien het bouwperceel een minimum oppervlakte heeft van 360 m2;
  • e. in de voorgevelzone mag ten hoogste 60% van de breedte van een bouwperceel door bebouwing in beslag worden genomen, met uitzondering van de gronden gelegen ten zuiden van de Ringvaartweg, waarvoor bedoeld percentage ten hoogste 25 bedraagt. Voor de panden Ringvaartweg 133 t/m 143 geldt eveneens de hoofdregel dat in de voorgevelzone ten hoogste 60 % van de breedte van een bouwperceel door bebouwing in beslag wordt genomen;
  • f. de diepte van de voorgevelzone dient 7 meter te bedragen, haaks gemeten vanuit de voorgevelrooilijn;
  • g. bebouwing dient gebouwd te worden op een afstand van tenminste 3 meter tot de grenzen van het bouwperceel, met uitzondering van de zijden die grenzen aan de bestemmingen "Tuin - 3", "Verkeer - Erf" of "Waterstaat - Waterkering", behoudens het bepaalde onder h;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder g geldt dat:
    • 1. voor de gronden gelegen ten zuiden van de Ringvaartweg bebouwing gebouwd dient te worden op een afstand van tenminste 5 meter tot de grenzen van het bouwperceel, met uitzondering van de zijden die grenzen aan de bestemmingen "Tuin - 3", "Verkeer - Erf" of "Waterstaat - Waterkering" ; met uitzondering van de Ringvaartweg 133 t/m 143 waar een afstand van tenminste 3 meter geldt;
    • 2. voor de gronden gelegen aan de Kralingse Kerklaan en de Turfweg bebouwing gebouwd dient te worden op een afstand van tenminste 2 meter tot de grenzen van het bouwperceel, met uitzondering van de zijden die grenzen aan de bestemmingen "Tuin - 3", "Verkeer - Erf", en 3 meter tot de bestemmingen "Water" en "Groen";
    • 3. de afstand tot de grens van het bouwperceel niet in acht genomen behoeft te worden aan de zijde van het bouwperceel waar bebouwing direct aansluit aan de bebouwing op het aangrenzende bouwperceel;
    • 4. voor de gronden gelegen achter 's-Gravenweg 477 en 479 de afstand tussen de hoofdgebouwen minimaal 3 meter dient te zijn.
  • i. behoudens het bepaalde onder j en k mag een gebouw uit niet meer dan twee bouwlagen met een kap bestaan, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 11 meter;
  • j. een gebouw met drie bouwlagen zonder kap is, in afwijking van het bepaalde onder i, toegestaan, mits:
    • 1. het vloeroppervlak van de derde bouwlaag niet meer dan de helft van de grondoppervlakte van het gebouw beslaat;
    • 2. de derde bouwlaag een theoretische kap van 45 graden respectievelijk een noklijn van 11 meter hoogte niet overschrijdt.
  • k. een gebouw met vier bouwlagen zonder kap is, in afwijking van het bepaalde onder i, toegestaan waar dat op de verbeelding met de aanduiding "maximum aantal bouwlagen" is aangegeven; in dat geval mag het totale brutovloeroppervlak van een gebouw niet meer bedragen dan twee en een half keer het toegestane bebouwingsoppervlak op het betreffende bouwperceel;
  • l. bij woningen mogen aanbouwen en bijgebouwen gebouwd worden, waarbij geldt dat:
    • 1. de (goot)hoogte van aanbouwen niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning, met dien verstande dat afdekking met een kap is toegestaan indien de aanbouw gerealiseerd wordt tegen de zijgevel van de woning;
    • 2. de oppervlakte van bijgebouwen per bouwperceel gezamenlijk niet meer mag bedragen dan 50 m2;
    • 3. de goothoogte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 3 meter, met dien verstande dat een afdekking met een kap is toegestaan;
  • m. bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van reclamedoeleinden zijn toegestaan, mits de bouwhoogte van 6 meter niet wordt overschreden.
  • n. de oppervlakte van kantoren mag niet meer bedragen dan 1.000 m2 b.v.o. per vestiging.
8.3 Specifieke gebruiksregels
8.3.1 Aan huis gebonden beroep of bedrijf

Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30% mag worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  • b. ten aanzien van een aan huis gebonden bedrijf sprake is van een bedrijf tot en met categorie 1 als bedoeld in de bij deze regels horende lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • c. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
  • d. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  • e. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van het aan huis gebonden beroep of bedrijf.
8.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.3.1 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.

Artikel 9 Gemengd - 4

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een supermarkt, uitsluitend op de begane grond;
  • b. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;
  • c. wonen;
  • d. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals groen, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Op de voor 'Gemengd - 4 bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies.

9.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 10 meter.
9.3 Specifieke gebruiksregels
9.3.1 Aan huis gebonden beroep of bedrijf

Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30% mag worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  • b. ten aanzien van een aan huis gebonden bedrijf sprake is van een bedrijf tot en met categorie 1 als bedoeld in de bij deze regels horende lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • c. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
  • d. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  • e. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van het aan huis gebonden beroep of bedrijf.
9.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.3.1 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.

Artikel 10 Gemengd - 5

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. maatschappelijke voorzieningen;
  • c. wonen;
  • d. horeca;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a t/m d zijn ter plaatse van de aanduiding "kantoor" uitsluitend de volgende functies toegestaan:
    • 1. kantoren;
    • 2. maatschappelijke voorziening, waarbij geluidsgevoelige functies niet zijn toegestaan op adres 's-Gravenweg 659A-663D;
    • 3. wonen, met uitzondering van adres 's-Gravenweg 659A-663D;
  • f. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals groen, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Op de voor 'Gemengd - 5' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies.

10.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' moet een onderdoorgang behouden blijven met een hoogte van ten minste 2,4 meter
10.3 Specifieke gebruiksregels
10.3.1 Algemeen

Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30% mag worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  • b. ten aanzien van een aan huis gebonden bedrijf sprake is van een bedrijf tot en met categorie 1 als bedoeld in de bij deze regels horende lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • c. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
  • d. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  • e. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van het aan huis gebonden beroep of bedrijf.
10.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.3.1 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.

Artikel 11 Gemengd - 6

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 6' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen, met uitzondering van geluidsgevoelige objecten;
  • b. bedrijfsactiviteiten uit categorie 1 en 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten die als Bijlage 1 bij deze regels is gevoegd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "gemengd" in afwijking van het bepaalde onder a en b tevens voor:
    • 1. maatschappelijke voorzieningen, met uitzondering van geluidsgevoelige objecten, tot een maximum van 1.500 m2 b.v.o.;
    • 2. bedrijfsactiviteiten uit categorie 1 en 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten die als Bijlage 1 bij deze regels is gevoegd, met een maximum van 700 m2 b.v.o.;
    • 3. kantoren tot een maximum van 400 m2 b.v.o.;
  • d. ter plaatse van de aanduiding “kantoor” tevens voor kantoren tot 1.000 m2 b.v.o.;
  • e. ter plaatse van de aanduiding “maatschappelijk” zijn tevens geluidsgevoelige objecten toegestaan;
  • f. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals groen, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Op de voor 'Gemengd - 6' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies.

11.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.

Artikel 12 Groen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. speelvoorzieiningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'recreatie' tevens voor een speelterrein/speelvereniging met bijbehorende voorzieningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening' tevens voor een voetbalkooi;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoer' tevens voor het tracé van de park shuttle met bijbehorende voorzieningen;
  • f. bij de functie onder a, b, c en d behorende voet- en fietspaden alsmede watergangen;
  • g. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bestemming;
  • h. kleinschalige voorzieningen voor openbaar nut en verkeer en vervoer.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

Op de voor 'Groen' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke in de bestemming passen, zoals straatmeubilair, huisvuilcontainers, waarvan de inhoud niet meer mag bedragen dan 10 m3 (al dan niet ondergronds), bovenleidingsmasten c.q. -portalen ten behoeve van trambanen, bruggen, duikers alsmede speelelementen;
  • b. erfafscheidingen/hekwerken met een maximum bouwhoogte van 4 meter;
  • c. uitstekende delen aan gebouwen, waarvan de diepte niet meer mag bedragen dan 2 meter uit de gevel en ten minste 2,2 meter boven maaiveld gerealiseerd dienen te worden;
  • d. kleine gebouwen voor openbaar nut, verkeer en vervoer, zoals gemaalgebouwtjes, telefooncellen, gasdrukregel- en meetstations, wachthuisjes e.d., waarvan de inhoud niet meer mag bedragen dan 80 m3;
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatie':
    • 1. tevens niet voor bewoning geschikte gebouwen ten behoeve van beheer en onderhoud waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 meter en het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' op de verbeelding is aangegeven; het bebouwingspercentage wordt berekend over de gronden die liggen binnen de aanduiding;
    • 2. tevens speeltoestellen en een skatevoorziening;
  • f. een voetbalkooi uitsluitend ter plaatse van een "speelvoorziening".

Artikel 13 Horeca

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca;
  • b. detailhandel.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen

Op de voor 'Horeca' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functie.

13.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter.

Artikel 14 Kantoor

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a tevens voor medische dienstverlening ter plaatse van de volgende adressen:
    • 1. Jan Leentvaarlaan 37 - 47;
    • 2. Jan Leentvaartlaan 14 - 24;
  • c. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals groen, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen

Op de voor 'Kantoor' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies.

14.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. indien op de verbeelding een bouwvlak is opgenomen, dan mogen gebouwen uitsluitend worden gebouwd binnen dat bouwvlak;
  • b. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan op de verbeelding met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven; waarbij het bebouwingspercentage wordt berekend over het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage op de verbeelding is opgenomen, mag het bouwvlak volledig worden bebouwd;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c mag ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' het aantal bouwlagen niet meer bedragen dan op de verbeelding met de aanduiding is aangegeven;
  • e. reclamezuilen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • f. de bouwhoogte van reclamezuilen mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • g. in aanvulling op het bepaalde onder a tot en met f gelden ter plaatse van van de locatie 'Brainpark III' tevens de volgende bebouwingsnormen:
    • 1. het gezamenlijk maximum bruto vloeroppervlak aan kantoren mag niet meer bedragen dan 80.000 m2;
    • 2. per bouwperceel geldt een maximum bebouwingsindex, zoals bedoeld in lid 1.9, te weten:
      • ter plaatse van de locatie waar met de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' is aangeven dat maximaal 4 of maximaal 10 bouwlagen zijn toegestaan, een maximum bebouwingsindex van 1.2;
      • ter plaatse van de locatie waar met de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' is aangeven dat maximaal 18 bouwlagen zijn toegestaan, een maximum bebouwingsindex van 2.3;
      • ter plaatse van de locatie waar met de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' is aangeven dat maximaal 14 bouwlagen zijn toegestaan, een maximum bebouwingsindex van 1.8.

Artikel 15 Maatschappelijk - 1

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen, met het daarbij behorende erf.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen

Op de voor 'Maatschappelijk - 1' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies.

15.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. indien op de verbeelding een bebouwingspercentage is aangegeven, dan mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan op de verbeelding met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.

Artikel 16 Maatschappelijk - 2

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen, met uitzondering van geluidsgevoelige objecten, met het daarbij behorende erf.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen

Op de voor 'Maatschappelijk - 2' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies.

16.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. indien op de verbeelding een bebouwingspercentage is aangegeven, dan mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan op de verbeelding met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.

Artikel 17 Maatschappelijk - Begraafplaats

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. begraafplaats;
  • b. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functie, zoals groen, water, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Algemeen

Op de voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens in de bestemming passende bouwwerken, zoals een kapel, een aula en niet voor bewoning geschikte gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de waterhuishouding.

17.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • b. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 5%.

Artikel 18 Sport - Manege

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een manage;
  • b. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functie, zoals groen, water, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Algemeen

Op de voor 'Sport - Manege' bestemde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.

18.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  • b. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 75%.

Artikel 19 Tuin - 1

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuin;
  • b. ontsluitingswegen en - paden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bestemming;
  • e. aanbouwen ten behoeve van een woning die krachtens een aangrenzende woonbestemming is toegelaten.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Algemeen

Op de voor 'Tuin - 1' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:

  • a. aanbouwen als bedoeld in lid 19.1 onder e;
  • b. in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pergola's, erfafscheidingen, keermuren, gebouwde terrassen, hellingbanen, (brand)trappen, tuinmeubilair, speeltoestellen, vlaggenmasten en vijvers;
  • c. uitstekende delen aan gebouwen als bedoeld in lid 19.1 onder d.
19.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. een aanbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw mag niet breder zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke zijgevel van het hoofdgebouw;
  • b. een aanbouw aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag niet dieper zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw;
  • c. de goothoogte van een aanbouw mag niet hoger zijn dan het vloerniveau (+ 30 cm) van de eerste verdieping van het hoofdgebouw, met dien verstande dat een aanbouw mag worden afgedekt met een schuin dakvlak met dezelfde hellingshoek als de kap/schuin dakvlak op het hoofdgebouw;
  • d. aanbouwen dienen een afstand van tenminste 1 meter tot de denkbeeldige lijn getrokken in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw aan te houden;
  • e. aanbouwen dienen een afstand van tenminste 1 meter tot de perceelsgrens aan te houden aan de zijde waar het bouwperceel grenst aan openbaar gebied;
  • f. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 2 meter voor erfafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel het hoofdgebouw, tenzij de erafscheiding grenst aan het openbaar toegankelijk gebied; in dat geval mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 1 meter;
    • 2. 1 meter voor erfafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • g. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dan genoemd onder f mogen uitsluitend worden gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • h. gebouwde terrassen (dakterrassen worden niet hieronder begrepen) mogen niet hoger worden dan 0,2 meter boven maaiveld;
  • i. uitstekende delen aan gebouwen mogen niet dieper dan 2,5 meter uit de gevel steken en moeten tenminste 2,2 meter boven maaiveld blijven.

Artikel 20 Tuin - 2

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuin;
  • b. ontsluitingswegen en - paden;
  • c. parkeervoorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in lid 20.3;
  • d. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bestemming;
  • e. aanbouwen, bijgebouwen en ten behoeve van een woning die krachtens een aangrenzende woonbestemming is toegelaten, uitsluitend ter plaatse van de daartoe op de verbeelding opgenomen aanduiding.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Algemeen

Op de voor 'Tuin - 2' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:

  • a. aanbouwen als bedoeld in lid 20.1 onder e; uitsluitend ter plaats van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding -1", "specifieke bouwaanduiding - 2" en "specifieke bouwaanduiding - 3" waarbij het bepaalde in lid 20.2.2 onder a t/m e geldt;
  • b. bijgebouwen als bedoeld in lid 20.1 onder e, uitsluitend ter plaatse van de op de verbeelding opgenomen aanduidingen;
  • c. in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pergola's, erfafscheidingen, keermuren, gebouwde terrassen, hellingbanen, (brand)trappen, tuinmeubilair, speeltoestellen, vlaggenmasten en vijvers;
  • d. uitstekende delen aan gebouwen als bedoeld in lid 20.1 onder d;
20.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. een aanbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw mag niet breder zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke zijgevel van het hoofdgebouw;
  • b. een aanbouw aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag niet dieper zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw;
  • c. de goothoogte van een aanbouw mag niet hoger zijn dan het vloerniveau (+ 30 cm) van de eerste verdieping van het hoofdgebouw, met dien verstande dat een aanbouw mag worden afgedekt met een schuin dakvlak met dezelfde hellingshoek als de kap/schuin dakvlak op het hoofdgebouw;
  • d. aanbouwen dienen een afstand van tenminste 1 meter tot de denkbeeldige lijn getrokken in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw aan te houden;
  • e. aanbouwen dienen een afstand van tenminste 1 meter tot de perceelsgrens aan te houden aan de zijde waar het bouwperceel grenst aan openbaar gebied;
  • f. bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de volgende op de verbeelding opgenomen aanduidingen, waarbij geldt dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - 1" bijgebouwen mogen worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 6 m2 per woning en een bouwhoogte van maximaal 2,7 meter;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - 2" bijgebouwen mogen worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 10 m2 per woning en een bouwhoogte van maximaal 2,7 meter;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - 3" bijgebouwen worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 20 m2 per woning en een bouwhoogte van maximaal 2,7 meter;
  • g. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 2 meter voor erfafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning, tenzij de erafscheiding grenst aan het openbaar toegankelijk gebied; in dat geval mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 1 meter;
    • 2. 1 meter voor erfafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel van de woning;
  • h. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dan genoemd onder h mogen uitsluitend worden gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • i. gebouwde terrassen (dakterrassen worden niet hieronder begrepen) mogen niet hoger worden dan 0,2 meter boven maaiveld;
  • j. uitstekende delen aan gebouwen mogen niet dieper dan 2,5 meter uit de gevel steken en moeten tenminste 2,2 meter boven maaiveld blijven.
20.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het bepaalde in lid 20.1 onder c geldt dat parkeren alleen is toegestaan vóór de achtergevel (en het verlengde daarvan) van de woning.

Artikel 21 Tuin - 3

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuin;
  • b. ontsluitingspaden- en wegen;
  • c. ter plaatse van de adressen 's-Gravenweg 686 en Ringvaartweg 133 tevens ten behoeve van één parkeerplaats;
  • d. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bestemming;
  • e. bergingen ten behoeve van een woning die krachtens een aangrenzende woonbestemming is toegelaten uitsluitend ter plaatse van de daartoe op de verbeelding opgenomen aanduiding.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Algemeen

Op de voor 'Tuin - 3' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:

  • a. in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pergola's, erfafscheidingen, keermuren, gebouwde terrassen, hellingbanen, (brand)trappen, tuinmeubilair, speeltoestellen, vlaggenmasten en vijvers;
  • b. uitstekende delen aan gebouwen mogen niet dieper dan 2,5 meter uit de gevel steken en moeten tenminste 2,2 meter boven maaiveld blijven;
  • c. bergingen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen".
21.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 2 meter voor erfafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, tenzij de erafscheiding grenst aan het openbaar toegankelijk gebied; in dat geval mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 1 meter;
    • 2. 1 meter voor erfafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • b. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dan genoemd onder a mogen uitsluitend worden gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen" geldt dat;
    • 1. de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 meter, tenzij de erfafscheiding grenst aan het openbaar toegankelijk gebied; in dat geval mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 1 meter;
    • 2. per woning één berging gerealiseerd mag worden, onder de voorwaarden dat:
      • de afstand van een berging tot de perceelgrens die grenst aan het openbaar toegankelijk gebied minimaal 30 centimeter bedraagt;
      • tussen de berging en het openbaar toegankelijk gebied beplanting wordt gerealiseerd met een hoogte van maximaal 2 meter;
      • de bouwhoogte van een berging niet meer mag bedragen dan 2,4 meter;
      • de oppervlakte van een berging mag niet meer bedragen dan 10 m2.
  • d. gebouwde terrassen (dakterrassen worden niet hieronder begrepen) mogen niet hoger worden dan 0,2 meter boven maaiveld;
  • e. uitstekende delen aan gebouwen mogen niet dieper dan 2,5 meter uit de gevel steken en moeten tenminste 2,2 meter boven maaiveld blijven.
21.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - 1” bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2 teneinde een uitbreiding van de woningen toe te staan met maximaal 15% van het bebouwde oppervlak.

Artikel 22 Tuin - 4

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuin;
  • b. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bestemming;
  • c. aanbouwen en bergingen ten behoeve van een woning die krachtens een aangrenzende woonbestemming is toegelaten;
  • d. parkeervoorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in lid 22.3;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'brug' tevens voor een brug.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Algemeen

Op de voor 'Tuin - 4' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:

  • a. aanbouwen als bedoeld in lid 22.1 onder c;
  • b. bergingen als bedoeld in lid 22.1 onder c;
  • a. in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pergola's, erfafscheidingen, keermuren, gebouwde terrassen, hellingbanen, (brand)trappen, tuinmeubilair, speeltoestellen, vlaggenmasten en vijvers;
  • b. uitstekende delen aan gebouwen als bedoeld in lid 22.1 onder b.
  • c. een brug ter plaatse van de aanduiding 'brug'.

22.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. een aanbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw mag niet breder zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke zijgevel van het hoofdgebouw;
  • b. een aanbouw aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag niet dieper zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw;
  • c. de goothoogte van een aanbouw mag niet hoger zijn dan het vloerniveau (+ 30 cm) van de eerste verdieping van het hoofdgebouw, met dien verstande dat een aanbouw mag worden afgedekt met een schuin dakvlak met dezelfde hellingshoek als de kap/schuin dakvlak op het hoofdgebouw;
  • d. aanbouwen dienen een afstand van tenminste 1 meter tot de denkbeeldige lijn getrokken in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw aan te houden;
  • e. aanbouwen dienen een afstand van tenminste 1 meter tot de perceelsgrens aan te houden aan de zijde waar het bouwperceel grenst aan openbaar gebied;
  • f. de oppervlakte van bergingen mag niet meer bedragen dan 6 m2, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2,7 meter;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder f geldt dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'speciefieke bouwaanduiding - 1' bergingen mogen worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 10 m2 per woning en een bouwhoogte van maximaal 2,7 meter;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' bergingen mogen worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 15 m2 per woning en een bouwhoogte van maximaal 2,7 meter;
  • h. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 2 meter voor erfafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, tenzij de erafscheiding grenst aan het openbaar toegankelijk gebied; in dat geval mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 1 meter;
    • 2. 1 meter voor erfafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • i. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dan genoemd onder h mogen uitsluitend worden gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • j. gebouwde terrassen (dakterrassen worden niet hieronder begrepen) mogen niet hoger worden dan 0,2 meter boven maaiveld;
  • k. uitstekende delen aan gebouwen mogen niet dieper dan 2,5 meter uit de gevel steken en moeten tenminste 2,2 meter boven maaiveld blijven;
  • l. een brug uitsluitend ter plaatse van een brug.
22.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het bepaalde in lid 22.1 onder d geldt dat parkeren alleen is toegestaan vóór de achtergevel (en het verlengde daarvan) van de woning.

Artikel 23 Verkeer - Erf

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Erf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. terrein ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende bebouwing, voor parkeren, groenvoorzieningen en waterlopen;
  • b. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bestemming.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Algemeen

Op de voor 'Verkeer - Erf bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:

  • a. in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals een carport, slagboom, fietsenrekken, erfafscheidingen e.d.
  • b. uitstekende delen aan gebouwen, niet dieper dan 2 meter uit de gevel en tenminste 2,2 meter boven maaiveld.

Artikel 24 Verkeer - Metro/sneltram

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Metro/sneltram' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ondergrondse en bovengrondse spoorbanen ten dienste van de metro/sneltram, met de bijbehorende voorzieningen, alsmede groen, water, ontsluitingswegen en -paden e.d.;
  • b. voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, trambanen, fietspaden, parkeerplaatsen, met de daarbij behorende kunstwerken zoals viaducten, bruggen, duikers;
  • c. voorzieningen ten behoeve van wandelen en verblijven, zoals trottoirs, paden en trappen;
  • d. geluidwerende voorzieningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding "openbaar vervoerstation", tevens voor een openbaar vervoerstation met ondergeschikte detailhandel, een snackbar/lunchroom, een beheerdersgebouw, fietsenstallingen en bijbehorende voorzieningen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - remise" tevens voor een remise met emplacement en bijbehorende voorzieningen.
24.2 Bouwregels
24.2.1 Algemeen

Op de voor 'Verkeer - Metro/sneltram' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:

  • a. de in lid 24.1 sub a bedoelde spoorbanen, kunstwerken als viaducten, bruggen, duikers en overige voor het functioneren van het railverkeer nodige bouwwerken;
  • b. een openbaarvervoer station, een beheerdersgebouw en fietsenstallingen waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 meter uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "openbaar vervoerstation";
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "onderdoorgang" een onderdoorgang voor langzaam verkeer;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduidig "specifieke vorm van verkeer - remise":
    • 1. gebouwen waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 8 meter en het brutovloeroppervlak van deze gebouwen gezamenlijk niet meer mag bedragen dan 7.700 m2;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 geldt de bestaande bouwhoogte van een bestaand gebouw als maximum bouwhoogte indien de bestaande bouwhoogte meer bedraagt dan 8 meter;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals seinpalen, overwegbomen, geluidswerende voorzieningen, straatmeubilair, reclame-inrichtingen, abri's, wachthuisjes e.d..

Artikel 25 Verkeer - Verblijfsgebied

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen ten behoeve van wandelen, verblijven en spelen, zoals trottoirs, voetpaden en trappen;
  • b. voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, trambanen, fietspaden, parkeerplaatsen;
  • c. groenvoorzieningen, waterpartijen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen;
  • d. bouwwerken voor kleinschalige openbaar nutsvoorzieningen, verkeer en vervoersvoorzieningen;
  • e. geluidswerende voorzieningen;
  • f. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bestemming;
  • g. terrassen ten behoeve van een horecavestiging die is toegelaten op grond van een aangrenzende bestemming.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Algemeen

Op de voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:

  • a. in de bestemming passende bouwwerken (geen gebouwen zijnde), zoals straatmeubilair, huisvuilcontainers (al dan niet ondergronds) niet groter dan 10 m3, abri's, bovenleidingmasten c.q. portalen ten behoeve van trambanen, alsmede niet voor bewoning bestemde kleine gebouwen voor openbaar nut, verkeer en vervoer, welke gebouwen niet groter mogen zijn 80 m3;
  • b. uitstekende delen aan gebouwen als bedoeld in lid 25.1 onder f., niet dieper dan 2 meter uit de gevel en tenminste 2,2 meter boven maaiveld.
25.3 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.2.1 onder a, voor de bouw van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van terrassen, tot een maximum hoogte van 1,50 meter. Bij de afweging betrekken burgemeester en wethouders de op dat moment van toepassing zijnde en door hen vastgestelde kwaliteitseisen voor terrassen.

Artikel 26 Verkeer - Wegverkeer

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, trambanen, fietspaden, parkeerplaatsen, met de daarbij behorende kunstwerken zoals viaducten, bruggen, duikers;
  • b. voorzieningen ten behoeve van wandelen en verblijven, zoals trottoirs, paden en trappen;
  • c. groenvoorzieningen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen;
  • d. bouwwerken ten behoeve van kleinschalige openbaar nutsvoorzieningen, verkeer en vervoersvoorzieningen;
  • e. ter plaatse van het adres Kralingseweg 451 tevens voor een bloemenkiosk;
  • f. geluidswerende voorzieningen;
  • g. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bestemming.
26.2 Bouwregels
26.2.1 Algemeen

Op de voor 'Verkeer - Wegverkeer' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:

  • a. in de bestemming passende bouwwerken (geen gebouwen zijnde), zoals straatmeubilair, huisvuilcontainers (al dan niet ondergronds) niet groter dan 10 m3, abri's, bovenleidingmasten c.q. portalen ten behoeve van trambanen, alsmede niet voor bewoning bestemde kleine gebouwen voor openbaar nut, verkeer en vervoer, welke gebouwen niet groter mogen zijn 80 m3;
  • b. uitstekende delen aan gebouwen als bedoeld in het eerste lid onder g, niet dieper dan 2 meter uit de gevel en tenminste 2,2 meter boven maaiveld;
  • c. een kiosk waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 meter uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - kiosk'.

Artikel 27 Water

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterlopen en waterberging, de aan- en afvoer van oppervlaktewater, met bijbehorende voorzieningen, zoals keerwanden, beschoeiingen en duikers;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "brug" tevens voor een brug;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b maximaal één brug per bouwperceel voor zover de aangrenzende watergang grenst aan de Ringvaartweg, 's-Gravenweg, Kralingseweg, Turfweg of Kralingse Kerklaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding "woonschepenligplaats" tevens maximaal drie woonschepen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - 1" tevens voor een beeldend kunstwerk met bijbehorende ontsluitingspaden.
27.2 Bouwregels
27.2.1 Algemeen

Op de voor 'Water' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van waterbouwkundige aard, zoals, keerwanden, beschoeiingen, duikers, gemalen e.d;
  • b. bruggen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'brug' alsmede uitsluitend ter plaatse van de locaties genoemd in lid 27.1 onder c; met dien verstande dat de bruggen ter plaatse van de locaties genoemd in lid 27.1 onder c niet breder mogen zijn dan 5 meter.
  • c. woonschepen met de daarbij behorende voorzieningen, zoals loopplanken, steigers uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "woonschepenligplaats";
  • d. een beeldend kunstwerk uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - 1".
27.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. de bouwhoogte van een woonschip mag niet meer bedragen dan 5,4 meter;
  • b. het oppervlak van een woonschip mag niet meer bedragen dan 100 m2.
27.2.3 Specifieke gebruiksregels

Woonschepen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van het woonschip voor ten hoogste 30% mag worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  • b. ten aanzien van een aan huis gebonden bedrijf sprake is van een bedrijf tot en met categorie 1 als bedoeld in de bij deze regels horende lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • c. de gevel en dakrand van het woonschip niet wordt gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
  • d. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  • e. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van het aan huis gebonden beroep of bedrijf.

Artikel 28 Wonen - 1

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, met de daarbij behorende voorzieningen zoals (inpandige) bergingen en garageboxen, aanbouwen, bijgebouwen, alsmede tuinen, groen, water en ontsluitingswegen en -paden.
28.2 Bouwregels
28.2.1 Algemeen

Op de voor ''Wonen - 1' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies.

28.2.2 Bebouwingsnormen woningen
  • a. het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan met de aanduiding "maximum aantal bouwlagen" op de verbeelding is opgenomen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "plat dak" moeten de woningen afgedekt worden met een plat dak;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a gelden ter plaatse van de volgende adressen afwijkende bebouwingsnormen:
    • 1. ter plaatse van de Kornelis van Tollaan 15 t/m 33 (oneven) mag
      • daar waarop de verbeelding is aangegeven dat het aantal bouwlagen niet meer mag bedragen dan 1, het aantal bouwlagen niet meer dan 2 mag bedragen;
      • daar waarop de verbeelding is aangegeven dat het aantal bouwlagen niet meer mag bedragen dan 2, het aantal bouwlagen niet meer dan 3 mag bedragen;
    • 2. ter plaatse van de Lotte Stam-Beesestraat 102 - 150 mag daar waar op de verbeelding is aangegeven dat het aantal bouwlagen niet meer mag bedragen dan 2, het aantal bouwlagen niet meer dan 3 mag bedragen;
    • 3. ter plaatse van de Lotte Stam-Beesestraat 102 - 150 mag daar waar op de verbeelding is aangegeven dat het aantal bouwlagen niet meer mag bedragen dan 1 (zijaanbouw), het aantal bouwlagen niet meer dan 2 mag bedragen;
    • 4. ter plaatse van de Jean Monnetstraat 48, 50 en 52 mag het aantal bouwlagen niet meer bedragen dan 3 mag bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding "onderdoorgang" moet een onderdoorgang behouden blijven met een hoogte van ten minste 2,4 meter
  • e. dakterrassen zijn toegestaan indien de woning is afgedekt met een plat dak, waarbij:
    • 1. voor de daktoegang op het dak een gebouwde voorziening is toegestaan, met een oppervlak van maximaal 6 m2 en een bouwhoogte van maximaal 2,5 meter;
    • 2. op een afstand van minimaal 1,5 meter een hekwerk is toegestaan met bouwhoogte van maximaal 1,2 meter.
28.3 Specifieke gebruiksregels

Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30% mag worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  • b. ten aanzien van een aan huis gebonden bedrijf sprake is van een bedrijf tot en met categorie 1 als bedoeld in de bij deze regels horende lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • c. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
  • d. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  • e. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van het aan huis gebonden beroep of bedrijf.
28.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 28.3 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.

Artikel 29 Wonen - 2

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, met de daarbij behorende voorzieningen zoals (inpandige) bergingen en garageboxen, aanbouwen, bijgebouwen, alsmede tuinen, groen, water en ontsluitingswegen en -paden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca" tevens voor een restaurant.
29.2 Bouwregels
29.2.1 Algemeen

Op de voor ''Wonen - 2' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies.

29.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan met de aanduiding "maximum aantal bouwlagen" op de verbeelding is opgenomen;
  • b. de woningen moeten worden afgedekt met een plat dak;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "onderdoorgang" moet een onderdoorgang behouden blijven met een hoogte van ten minste 2,4 meter gemeten vanaf het maaiveld;
  • d. dakterrassen zijn toegestaan indien de woning is afgedekt met een plat dak, waarbij:
    • 1. voor de daktoegang op het dak een gebouwde voorziening is toegestaan, met een oppervlak van maximaal 6 m2 en een bouwhoogte van maximaal 2,5 meter;
    • 2. op een afstand van minimaal 1,5 meter een hekwerk is toegestaan met bouwhoogte van maximaal 1,2 meter;
  • e. het ter plaatse van de aanduiding "horeca" toegestane restaurant mag een oppervlakte hebben van maximaal 250 m2.
29.3 Specifieke gebruiksregels

Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30% mag worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  • b. ten aanzien van een aan huis gebonden bedrijf sprake is van een bedrijf tot en met categorie 1 als bedoeld in de bij deze regels horende lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • c. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
  • d. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  • e. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van het aan huis gebonden beroep of bedrijf.
29.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 29.3 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.

Artikel 30 Wonen - 3

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, met de daarbij behorende voorzieningen zoals (inpandige) bergingen en garageboxen, aanbouwen, bijgebouwen, alsmede tuinen, groen, water en ontsluitingswegen en -paden.
30.2 Bouwregels
30.2.1 Algemeen

Op de voor ''Wonen - 3' bestemde gronden mogen worden gebouwd:

  • a. maximaal één woning per bouwperceel, vrijstaand of aaneengebouwd met één hoofdgebouw op een aangrenzende bouwperceel;
  • b. aan- en uitbouwen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1" is het niet toegestaan om bijbehorende bouwwerken en uitbreidingen daarvan, zoals bedoeld in artikel 2 lid 3 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, vergunningvrij op te richten.
30.2.2 Bebouwingsnormen voor woningen
  • a. een bouwperceel dient te voldoen aan de volgende minimum breedtemaat:
    • 1. 12 meter voor de gronden gelegen ter weerszijden langs de Kralingseweg, 's-Gravenweg, Turfweg en Kralingse Kerklaan, tenzij de bebouwing direct aansluit aan de bebouwing op het aangrenzende bouwperceel, in welk geval een minimale breedte van 9 meter is toegelaten;
    • 2. 15 meter voor de gronden gelegen ten noorden van de Ringvaartweg;
    • 3. 60 meter voor de gronden gelegen ten zuiden van de Ringvaartweg m.u.v.:
      • de Ringvaartweg 133 t/m 143, waar 12 meter is toegestaan;
  • b. het op de verbeelding bij een bestemming aangegeven maximum bebouwingspercentage geldt per bestemmingsvlak alsmede, indien een bestemmingsvlak wordt opgesplitst in meerdere bouwpercelen, per afzonderlijk bouwperceel,
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat op de adressen genoemd in Bijlage 3 behorende bij deze regels de oppervlakte van het bouwperceel dat bebouwd mag worden met bouwwerken, per adres niet meer mag bedragen dan in die bijlage in m2 is aangegeven vermeerderd met 15%, met dien verstande dat indien op de desbetbouwhoogte van reffende adressen sprake is van sloop en herbouw van (een deel van) de bebouwing met het in de bijlage aangegeven oppervlakte, het bepaalde onder b geldt;
  • d. in aanvulling op het bepaalde onder b geldt dat ter plaatse van de aanduiding "minimum oppervlakte (m2)" alleen mag worden gebouwd indien het bouwperceel een minimum oppervlakte heeft van 360 m2;
  • e. in de voorgevelzone mag ten hoogste 60% van de breedte van een bouwperceel door bebouwing in beslag worden genomen, met uitzondering van de gronden gelegen ten zuiden van de Ringvaartweg, waarvoor bedoeld percentage ten hoogste 25 bedraagt. Voor de panden Ringvaartweg 133 t/m 143 geldt eveneens de hoofdregel dat in de voorgevelzone ten hoogste 60% van de breedte van een bouwperceel door bebouwing in beslag wordt genomen;
  • f. de diepte van de voorgevelzone dient 7 meter te bedragen, haaks gemeten vanuit de voorgevelrooilijn;
  • g. bebouwing dient gebouwd te worden op een afstand van tenminste 3 meter tot de grenzen van het bouwperceel, met uitzondering van de zijden die grenzen aan de bestemmingen "Tuin - 3", "Verkeer - Erf" of "Waterstaat - Waterkering", behoudens het bepaalde onder g;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder g geldt dat:
    • 1. voor de gronden gelegen ten zuiden van de Ringvaartweg bebouwing gebouwd dient te worden op een afstand van tenminste 5 meter tot de grenzen van het bouwperceel, met uitzondering van de zijden die grenzen aan de bestemmingen "Tuin - 3", "Verkeer - Erf" of "Waterstaat - Waterkering" ; met uitzondering van de Ringvaartweg 133 t/m 143 waar een afstand van tenminste 3 meter geldt;
    • 2. voor de gronden gelegen aan de Kralingse Kerklaan en de Turfweg bebouwing gebouwd dient te worden op een afstand van tenminste 2 meter tot de grenzen van het bouwperceel, met uitzondering van de zijden die grenzen aan de bestemmingen "Tuin - 3", "Verkeer - Erf", en 3 meter tot de bestemmingen "Water" en "Groen";
    • 3. de afstand tot de grens van het bouwperceel niet in acht genomen behoeft te worden aan de zijde van het bouwperceel waar bebouwing direct aansluit aan de bebouwing op het aangrenzende bouwperceel;
    • 4. voor de gronden gelegen achter 's-Gravenweg 477 en 479 de afstand tussen de hoofdgebouwen minimaal 3 meter dient te zijn.
  • i. behoudens het bepaalde onder j en k mag een gebouw uit niet meer dan twee bouwlagen met een kap bestaan, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 11 meter;
  • j. een gebouw met drie bouwlagen zonder kap is, in afwijking van het bepaalde onder i, toegestaan, mits:
    • 1. het vloeroppervlak van de derde bouwlaag niet meer dan de helft van de grondoppervlakte van het gebouw beslaat;
    • 2. de derde bouwlaag een theoretische kap van 45 graden respectievelijk een noklijn van 11 meter hoogte niet overschrijdt.
  • k. een gebouw met vier bouwlagen zonder kap is, in afwijking van het bepaalde onder i, toegestaan waar dat op de verbeelding met de aanduiding "maximum aantal bouwlagen" is aangegeven; in dat geval mag het totale brutovloeroppervlak van een gebouw niet meer bedragen dan twee en een half keer het toegestane bebouwingsoppervlak op het betreffende bouwperceel;
  • l. bij woningen mogen aanbouwen en bijgebouwen gebouwd worden, waarbij geldt dat:
    • 1. de (goot)hoogte van aanbouwen niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning, met dien verstande dat afdekking met een kap is toegestaan indien de aanbouw gerealiseerd wordt tegen de zijgevel van de woning;
    • 2. de oppervlakte van bijgebouwen mag per bouwperceel gezamenlijk niet meer bedragen dan 50 m2;
    • 3. de goothoogte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 3 meter, met dien verstande dat een afdekking met een kap is toegestaan;
  • m. bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van reclamedoeleinden zijn toegestaan, mits de bouwhoogte van 6 meter niet wordt overschreden.
30.3 Specifieke gebruiksregels

Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30% mag worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  • b. ten aanzien van een aan huis gebonden bedrijf sprake is van een bedrijf tot en met categorie 1 als bedoeld in de bij deze regels horende lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • c. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
  • d. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  • e. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van het aan huis gebonden beroep of bedrijf.
30.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 30.3 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.

Artikel 31 Wonen - 4

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, met de daarbij behorende voorzieningen zoals (inpandige) bergingen en garageboxen, aanbouwen, bijgebouwen, alsmede tuinen, groen, water en ontsluitingswegen en -paden.
31.2 Bouwregels
31.2.1 Algemeen

Op de voor ''Wonen - 4' bestemde gronden mogen worden gebouwd:

  • a. woningen, vrijstaande of meerdere aaneengebouwde, waarbij de lengte van een bouwblok aaneengebouwde woningen niet meer mag bedragen dan 24 meter;
  • b. woningen in gestapelde vorm;
  • c. aan- en uitbouwen.
31.2.2 Bebouwingsnormen voor woningen
  • a. een bouwperceel dient te voldoen aan de volgende minimum breedtemaat:
    • 1. 12 meter voor de gronden gelegen ter weerszijden langs de Kralingseweg, 's-Gravenweg, Turfweg en Kralingse Kerklaan, tenzij de bebouwing direct aansluit aan de bebouwing op het aangrenzende bouwperceel, in welk geval een minimale breedte van 9 meter is toegelaten;
    • 2. 15 meter voor de gronden gelegen ten noorden van de Ringvaartweg;
    • 3. 60 meter voor de gronden gelegen ten zuiden van de Ringvaartweg m.u.v. de
      Ringvaartweg 133 t/m 143, waar 12 meter is toegestaan;
  • b. het op de verbeelding bij een bestemming aangegeven maximum bebouwingspercentage geldt per bestemmingsvlak alsmede, indien een bestemmingsvlak wordt opgesplitst in meerdere bouwpercelen, per afzonderlijk bouwperceel:
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat op de adressen genoemd in Bijlage 3 behorende bij deze regels de oppervlakte van het bouwperceel dat bebouwd mag worden met bouwwerken, per adres niet meer mag bedragen dan in die bijlage in m2 is aangegeven vermeerderd met 15%, met dien verstande dat indien op de desbetreffende adressen sprake is van sloop en herbouw van (een deel van) de bebouwing met het in de bijlage aangegeven oppervlakte, het bepaalde onder b geldt;
  • d. in de voorgevelzone mag ten hoogste 60% van de breedte van een bouwperceel door bebouwing in beslag worden genomen, met uitzondering van de gronden gelegen ten zuiden van de Ringvaartweg, waarvoor bedoeld percentage ten hoogste 25 bedraagt. Voor de panden Ringvaartweg 133 t/m 143 geldt eveneens de hoofdregel dat in de voorgevelzone ten hoogste 60 % van de breedte van een bouwperceel door bebouwing in beslag wordt genomen;
  • e. de diepte van de voorgevelzone dient 7 meter te bedragen, haaks gemeten vanuit de voorgevelrooilijn;
  • f. bebouwing dient gebouwd te worden op een afstand van tenminste 3 meter tot de grenzen van het bouwperceel, met uitzondering van de zijden die grenzen aan de bestemmingen "Tuin - 3", "Verkeer - Erf" of "Waterstaat - Waterkering", behoudens het bepaalde onder g;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder f geldt dat:
    • 1. voor de gronden gelegen ten zuiden van de Ringvaartweg bebouwing gebouwd dient te worden op een afstand van tenminste 5 meter tot de grenzen van het bouwperceel, met uitzondering van de zijden die grenzen aan de bestemmingen "Tuin - 3", "Verkeer - Erf" of "Waterstaat - Waterkering" ; met uitzondering van de Ringvaartweg 133 t/m 143 waar een afstand van tenminste 3 meter geldt;
    • 2. voor de gronden gelegen aan de Kralingse Kerklaan en de Turfweg bebouwing gebouwd dient te worden op een afstand van tenminste 2 meter tot de grenzen van het bouwperceel, met uitzondering van de zijden die grenzen aan de bestemmingen "Tuin - 3", "Verkeer - Erf", en 3 meter tot de bestemmingen "Water" en "Groen";
    • 3. de afstand tot de grens van het bouwperceel niet in acht genomen behoeft te worden aan de zijde van het bouwperceel waar bebouwing direct aansluit aan de bebouwing op het aangrenzende bouwperceel;
    • 4. voor de gronden gelegen achter 's-Gravenweg 477 en 479 de afstand tussen de hoofdgebouwen minimaal 3 meter dient te zijn.
  • h. behoudens het bepaalde onder i en j mag een gebouw uit niet meer dan twee bouwlagen met een kap bestaan, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 11 meter;
  • i. een gebouw met drie bouwlagen zonder kap is, in afwijking van het bepaalde onder h, toegestaan, mits:
    • 1. het vloeroppervlak van de derde bouwlaag niet meer dan de helft van de grondoppervlakte van het gebouw beslaat;
    • 2. de derde bouwlaag een theoretische kap van 45 graden respectievelijk een noklijn van 11 meter hoogte niet overschrijdt.
  • j. een gebouw met vier bouwlagen zonder kap is, in afwijking van het bepaalde onder h, toegestaan waar dat op de verbeelding met de aanduiding "maximum aantal bouwlagen" is aangegeven; in dat geval mag het totale brutovloeroppervlak van een gebouw niet meer bedragen dan twee en een half keer het toegestane bebouwingsoppervlak op het betreffende bouwperceel;
  • k. bij woningen mogen aanbouwen en bijgebouwen gebouwd worden, waarbij geldt dat:
    • 1. de (goot)hoogte van aanbouwen niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning, met dien verstande dat afdekking met een kap is toegestaan indien de aanbouw gerealiseerd wordt tegen de zijgevel van de woning;
    • 2. de oppervlakte van bijgebouwen mag per bouwperceel gezamenlijk niet meer bedragen dan 50 m2;
    • 3. de goothoogte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 3 meter, met dien verstande dat een afdekking met een kap is toegestaan;
  • l. bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van reclamedoeleinden zijn toegestaan, mits de bouwhoogte van 6 meter niet wordt overschreden.
31.3 Specifieke gebruiksregels

Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30% mag worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  • b. ten aanzien van een aan huis gebonden bedrijf sprake is van een bedrijf tot en met categorie 1 als bedoeld in de bij deze regels horende lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • c. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
  • d. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  • e. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van het aan huis gebonden beroep of bedrijf.
31.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 31.3 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.

Artikel 32 Wonen - Berging

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Berging' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  • a. bergingen voor huishoudelijke doeleinden.
32.2 Bouwregels
32.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen - Berging' bestemde gronden mogen uitsluitend bergingen worden gebouwd.

32.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. de bouwhoogte van een berging mag niet meer bedragen dan 3 meter..

Artikel 33 Wonen - Bijzonder woongebouw

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Bijzonder woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouw(en) ten behoeve van bewoning en zorgverlening, met gemeenschappelijke voorzieningen voor de bewoners zoals keuken- en horecafaciliteiten, recreatie- en verpleegruimten, dagverblijven, een kleine winkelruimte en inpandige bergingen, alsmede een dienstencentrum ten behoeve van sociale en/of medische doeleinden;
  • b. parkeergarages, al dan niet ondergronds, uitsluitend ten behoeve van de functie genoemd onder a.;
  • c. erf, behorende bij bovengenoemde functies.
33.2 Bouwregels
33.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen - Bijzonder woongebouw' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies.

33.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan met de aanduiding "maximum aantal bouwlagen" op de verbeelding is opgenomen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "plat dak" moeten de woningen afgedekt worden met een plat dak.

Artikel 34 Wonen - Woonwagenstandplaats

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een woonwagencentrum, met de daarbij behorende voorzieningen en erf;
  • b. bergingen;
  • c. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals groen, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden.
34.2 Bouwregels
34.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' bestemde gronden mag uitsluitend ten behoeve van de aldaar genoemde functie worden gebouwd.

34.2.2 Bebouwingsnormen voor woonwagens
  • a. het aantal woonwagens mag in totaal niet meer bedragen dan 9;
  • b. een woonwagen dient in de zijdelingse grens van een standplaats gerealiseerd te worden, niet zijnde de grens waarin de woonwagen op het naastgelegen standplaats is gerealiseerd;
  • c. de goothoogte van een woonwagen mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  • d. de bouwhoogte van een woonwagen mag niet meer bedragen 5 meter;
  • e. bij een woonwagen mogen bergingen worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 meter;
  • f. het bebouwingspercentage (woonwagen en bergingen) per standplaats mag niet meer bedragen dan zoals aangeven in de onderstaande tabel:

Standplaatsnummer /
Adres (Riet Hof-Brouwerstraat)  
Oppervlakte standplaats   Bebouwingspercentage  
9   245 m2   71%  
11   236 m2   46%  
13   250 m2   0%  
15   397 m2   36%  
17   333 m2   0%  
19   234 m2   0%  
21   245 m2   74%  
23   322 m2   62%  
25   394 m2   37%  
27   252 m2   87%  
29   235 m2   57%  

34.3 Specifieke gebruiksregels

Woonwagens en woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woonwagen of woning voor ten hoogste 30% mag worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  • b. ten aanzien van een aan huis gebonden bedrijf sprake is van een bedrijf tot en met categorie 1 als bedoeld in de bij deze regels horende lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • c. de gevel en dakrand van de woonwagen of woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
  • d. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  • e. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van het aan huis gebonden beroep of bedrijf.
34.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 34.3 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.

Artikel 35 Leiding - Hoogspanning

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor PM stuks 150 kV ondergrondse hoogspanningsleidingen.

35.2 Bouwregels
35.2.1 Verbod

Op de voor 'Leiding - Hoogspanning' bestemde gronden, mag in afwijking van de bouwregels voor de andere voorkomende bestemming(en) dan 'Leiding - Hoogspanning', op bedoelde gronden niet worden gebouwd.

35.2.2 Uitzondering op verbod

Het bouwverbod bedoeld in 35.2.1 geldt niet voor bebouwing welke is toegestaan ingevolge de bestemming 'Leiding - Hoogspanning' en (vervangende nieuwbouw van) bebouwing welke aanwezig is op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

35.2.3 Toegestane bouwwerken

Ten behoeve van de functie 'Leiding - Hoogspanning' mogen worden gebouwd in de bestemming passende bouwwerken zoals pomp-, regel-, meetstations e.d., elk niet groter dan 80 m3.

35.3 Afwijken van de bouwregels
35.3.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in lid 35.2.1 ten behoeve van bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de andere bestemming(en) dan 'Leiding - Hoogspanning', mits het belang van de hoogspanningsleiding hierdoor niet wordt geschaad. Afwijking is niet toegestaan voor bebouwing binnen 4 meter gemeten aan weerszijden uit de hartlijn "leiding hoogspanning".

35.3.2 Advies

Alvorens vergunning te verlenen, winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van de beheerder van de hoogspanningsleiding aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de vergunning, ter bescherming van bedoelde leiding.

35.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
35.4.1 Verbod

Op de voor 'Leiding - Hoogspanning' bestemde gronden is het verboden zonder schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de onderstaande werken (geen bouwwerken zijnde) en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • b. Het indrijven van voorwerpen in de bodem (incl. heiwerkzaamheden);
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven alsmede door ophogen;
  • d. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • e. het verrichten van grondroer werkzaamheden, anders dan ten behoeve van leidingen;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • g. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
35.4.2 Uitgezonderde werkzaamheden

Zulks geldt niet voor werken en werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en evenmin voor werken en werkzaamheden welke ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren.

35.4.3 Vergunning

Vergunning wordt verleend, indien de uitvoering van de werken c.q. werkzaamheden zoals vermeld in lid 35.4.1 geen gevaar oplevert voor de ondergrondse leidingen of het goed functioneren ervan.

35.4.4 Advies

Alvorens vergunning te verlenen winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van de beheerder van de hoogspanningsleiding, aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de vergunning, ter bescherming van het belang van de hoogspanningsleiding.

Artikel 36 Waarde - Archeologie 1

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

36.2 Bouwregels
36.2.1 Rapport archeologisch deskundige

In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) dieper dan de dieptemaat genoemd in 36.3.1.

36.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
36.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
36.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de hierna onder 36.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die:

  • a. dieper reiken dan 2,5 meter beneden maaiveld, ongeachte de oppervlakte;
36.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden
  • a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;
  • e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
36.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden

Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.

36.3.4 Vergunning

Vergunning wordt verleend, nadat de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

36.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning

Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Artikel 37 Waarde - Archeologie 2

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

37.2 Bouwregels
37.2.1 Rapport archeologisch deskundige

In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) die een grotere oppervlakte hebben en tevens dieper reiken dan de oppervlakte- en dieptematen die genoemd zijn in 37.3.1.

37.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
37.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
37.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de hierna onder 37.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die:

  • a. dieper reiken dan 0,5 meter beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlak groter dan 100 m2 beslaan.
37.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden
  • a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;
  • e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
37.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden

Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.

37.3.4 Vergunning

Vergunning wordt verleend, nadat de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

37.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning

Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Artikel 38 Waarde - Archeologie 3

38.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

38.2 Bouwregels
38.2.1 Rapport archeologisch deskundige

In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) die een grotere oppervlakte hebben en tevens dieper reiken dan de oppervlakte- en dieptematen die genoemd zijn in 38.3.1.

38.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
38.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
38.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de hierna onder 38.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die:

  • a. dieper reiken dan 0,5 meter beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlak groter dan 200 m2 beslaan.
38.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden
  • a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;
  • e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
38.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden

Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.

38.3.4 Vergunning

Vergunning wordt verleend, nadat de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

38.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning

Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Artikel 39 Waarde - Archeologie 4

39.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

39.2 Bouwregels
39.2.1 Rapport archeologisch deskundige

In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) die een grotere oppervlakte hebben en tevens dieper reiken dan de oppervlakte- en dieptematen die genoemd zijn in 39.3.1.

39.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
39.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
39.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de hierna onder 39.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die:

  • a. dieper reiken dan 1 meter beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlak groter dan 200 m2 beslaan.
39.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden
  • a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;
  • e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
39.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden

Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.

39.3.4 Vergunning

Vergunning wordt verleend, nadat de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

39.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning

Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Artikel 40 Waarde - Archeologie 5

40.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

40.2 Bouwregels
40.2.1 Rapport archeologisch deskundige

In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) die een grotere oppervlakte hebben en tevens dieper reiken dan de oppervlakte- en dieptematen welke genoemd zijn in 40.3.1.

40.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
40.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
40.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de hierna onder 40.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die:

  • a. dieper reiken dan 4 meter beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlak groter dan 100 m2 beslaan.
40.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden
  • a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;
  • e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
40.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden

Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.

40.3.4 Vergunning

Vergunning wordt verleend, nadat de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

40.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning

Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Artikel 41 Waarde - Archeologie 6

41.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

41.2 Bouwregels
41.2.1 Rapport archeologisch deskundige

In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) die een grotere oppervlakte hebben en tevens dieper reiken dan de oppervlakte- en dieptematen die genoemd zijn in 41.3.1 .

41.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
41.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
41.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de hierna onder 41.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die:

  • a. dieper reiken dan 4 meter beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlak groter dan 200 m2 beslaan.
41.3.2 Het vergunningsvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden
  • a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;
  • e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
41.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden

Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.

41.3.4 Vergunning

Vergunning wordt verleend, nadat de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

41.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning

Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Artikel 42 Waarde - Cultuurhistorie

42.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de aan het gebied eigen zijnde cultuurhistorische waarden.

42.2 Bouwregels

In aanvulling op de bouwregels voor de andere aldaar voorkomende bestemmingen, geldt:

  • a. voor de als 'Waarde - Cultuurhistorie' bestemde gronden, die ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan afgedekt zijn met een kap, voor zover deze kap vanaf de straatzijde zichtbaar is, bij herbouw afgedekt dienen te worden met een kap in de oorspronkelijke vorm (d.w.z. de kapvorm zoals die was ten tijde van de eerste oplevering van het gebouw).
42.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
42.3.1 Verbod

Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie' bestemde gronden is het verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.

42.3.2 Uitzondering op verbod

In afwijking van het bepaalde in lid 42.3.1 is geen vergunning vereist ingeval van:

a. een aanschrijving van burgemeester en wethouders op grond van de Woningwet (hoofdstuk III);

b. bouwwerken waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is;

c. een vergunning voor het slopen van een bouwwerk vereist is ingevolge een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening en deze vergunning verleend is;

d. sloopwerkzaamheden die reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan;

e. gebouwen die ten gevolge van een calamiteit verloren zijn gegaan.

42.3.3 Vergunning

Vergunning wordt verleend, indien:

a. sprake is van zwaarwegende maatschappelijke, technische, dan wel economische overwegingen, en

b. nieuwbouw mogelijk is en aanvrager aannemelijk heeft gemaakt dat op de plaats van het (gedeeltelijk) te slopen bouwwerk nieuwbouw zal plaatsvinden met inachtneming van de vanuit cultuurhistorisch oogpunt van belang zijnde stedenbouwkundige, bouwkundige, architectonische en ensemble waarden, die onder andere worden gevormd door de situering, schaal, vorm en geleding van de bebouwing.

42.3.4 Advies

Alvorens te beslissen op een aanvraag, winnen burgemeester en wethouders het advies in van de commissie voor Welstand en Monumenten.

Artikel 43 Waterstaat - Waterkering

43.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor waterkering.

43.2 Bouwregels
43.2.1 Verbod

Ter plaatse van de bestemming 'Waterstaat - Waterkering', mag in afwijking van de bouwregeling voor de andere voorkomende bestemming(en) dan 'Waterstaat - Waterkering', niet binnen bedoelde zone worden gebouwd.

43.2.2 Uitzondering op verbod

Het bouwverbod bedoeld in 43.2.1 geldt niet voor bebouwing die is toegestaan ingevolge de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' en niet voor bestaande bebouwing en herbouw daarvan op bestaande locatie.

43.2.3 Toegestane bouwwerken

Ten behoeve van de functie waterstaat - waterkering mogen worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van waterbouwkundige aard, zoals kademuren, duikers, keerwanden, beschoeiingen e.d.

43.3 Afwijken van de bouwregels
43.3.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning volor het bouwen afwijken van het bepaalde in lid 43.2.1 ten behoeve van bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de andere toegelaten bestemming(en) dan 'Waterstaat - Waterkering', mits het belang van de waterkering hierdoor niet wordt geschaad.

43.3.2 Advies

Alvorens vergunning te verlenen winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van de dijkbeheerder, aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de vergunning, ter bescherming van genoemd belang.

Artikel 44 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

44.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de instandhouding van een hoofdwatergang.

44.2 Bouwregels

Op de voor ''Waterstaat - Waterstaatkundige functie' bestemde gronden, mag in afwijking van de bouwregeling voor de andere voorkomende bestemming(en) dan 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' niet worden gebouwd.

44.3 Afwijken van de bouwregels
44.3.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in lid 44.2 ten behoeve van bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de andere toegelaten bestemming(en) dan 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' , mits het belang van de hoofdwatergang hierdoor niet wordt geschaad.

44.3.2 Advies

Alvorens vergunning te verlenen winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van het waterschap, aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de vergunning, ter bescherming van genoemd belang.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 45 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 46 Algemene aanduidingsregels

46.1 Vrijwaringszone - metro
46.1.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - metro" mogen, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, bedoelde gronden uitsluitend worden gebruikt ten dienste van gelijkvloerse kruisingen van spoorbanen met wegen, ondergrondse spoorbanen, resp. spoorbanen op viaduct ten dienste van het metro/sneltram verkeer.

46.1.2 Advies

Alvorens vergunning te verlenen, winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van de metro/sneltram beheerder. Burgemeester en wethouders kunnen aan de vergunning voorwaarden verbinden ter bescherming van het belang van het metro/sneltramverkeer.

Artikel 47 Algemene bouwregels

47.1 Voorwaardelijke verplichting over parkeren
47.1.1 Parkeerbehoefte
  • a. Een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen op grond van de planregels in hoofdstuk 2 kan uitsluitend worden verleend als voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid en/of ruimte voor laden en lossen op eigen terrein.
  • b. De parkeerbehoefte wordt berekend op basis van de parkeernormen en berekeningsmethode, zoals opgenomen in de bijlage Parkeernormen behorende bij deze regels.
47.1.2 Nadere regels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning nadere regels stellen ten aanzien van:

  • a. de aard, de plaats en de inrichting van de parkeer- of de stallinggelegenheid;
  • b. de aard, de capaciteit, de plaats en de inrichting van de gelegenheid voor het laden of lossen;
  • c. de aanwezigheid en aanduiding van parkeer- of stallinggelegenheid uitsluitend ten behoeve van invaliden.
47.1.3 Afwijken van de regels

Voorwaarden omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid indien:

  • a. uit een door de aanvrager van een omgevingsvergunning over te leggen parkeerbalans blijkt dat op eigen terrein door middel van dubbelgebruik voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn;
  • b. de aanvrager van een omgevingsvergunning de parkeereis door middel van een parkeereisovereenkomst financieel compenseert aan de gemeente Rotterdam en met de verwezenlijking van het bouwplan, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, een gemeentelijk belang is gemoeid;
  • c. er sprake is van een totale gebiedsontwikkeling en naar het oordeel van burgemeester en wethouders een gemeentelijk belang rechtvaardigt dat op straat parkeerplaatsen worden aangelegd uit de grondopbrengst;
  • d. de onderdelen a tot en met c zich niet voordoen en naar het oordeel van burgemeester en wethouders met de verwezenlijking van het bouwplan een bijzonder gemeentelijk belang is gemoeid.

Nadere regels

Burgemeester en wethouders kunnen bij de omgevingsvergunning nadere regels stellen aan de afwijkingsmogelijkheden als bedoeld onder Voorwaarden omgevingsvergunning.

47.1.4 Vaststellen van de regels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd beleidsregels vast te stellen, welke in de plaats treden van de in dit artikel opgenomen parkeernormen (inclusief de bijbehorende bijlage)

47.2 Maximum bebouwingspercentage

Ingeval voor gronden welke voor bebouwing in aanmerking komen noch in de regels, noch op de verbeelding een maximum bebouwingspercentage is vermeld, mogen deze gronden volledig worden bebouwd.

47.3 Souterrain

Een souterrain mag niet hoger reiken dan 2 meter boven peil.

47.4 Afdekking van gebouwen

Ingeval noch de regels, noch de verbeelding (plankaart) duidelijkheid verschaffen over de wijze van afdekking van gebouwen, mogen gebouwen zowel met een kap als plat worden afgedekt.

47.5 Dakkapellen

Tenzij in de regels in hoofdstuk 2 anders is bepaald, is op een kap/schuin dakvlak een dakkapel toegestaan, onder de volgende voorwaarden:

  • a. ingeval zij geplaatst wordt op het voordakvlak of een naar het openbaar toegankelijke gebied gekeerd dakvlak, mag zij niet breder zijn dan 2/3 deel van bedoeld dakvlak; niet meer dan één dakkapel mag op elk van bedoelde dakvlakken worden gerealiseerd;
  • b. op een ander dakvlak dan de onder sub a. genoemde, zijn meerdere dakkapellen toegestaan;
  • c. op een aanbouw aan een hoofdgebouw is een dakkapel alleen toegestaan op het achterdakvlak;
  • d. in alle gevallen geldt dat een dakkapel dient te voldoen aan de volgende eisen:
    • 1. voorzien van een plat dak;
    • 2. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,50 meter;
    • 3. onderzijde meer dan 0,5 meter en minder dan 1 meter boven de dakvoet;
    • 4. bovenzijde meer dan 0,5 meter onder de daknok;
    • 5. zijkanten meer dan 0,5 meter van de zijkanten van het dakvlak.
47.6 Luchtkwaliteit bij scholen en kinderopvang
  • a. scholen voor basisonderwijs, scholen voor voortgezet onderwijs en kinderopvang, zoals bedoeld in de "Beleidsregel buitenklimaat: luchtkwaliteit bij scholen en kinderdagverblijven", zijn niet toegestaan:
    • 1. binnen 50 meter vanaf de rand van de buitenste rijbaan van de Jacques Dutilhweg;
    • 2. binnen 100 meter vanaf de rand van de buitenste rijbaan van de Rijksweg A16.
  • b. het bepaalde onder a geldt niet voor scholen voor basisonderwijs, scholen voor voortgezet onderwijs en kinderopvang die binnen de genoemde 50 cq. 100 meter liggen en vanaf het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan al legaal aanwezig waren;
  • c. van het bepaalde onder a kan worden afgeweken in geval van zwaarwegende belangen en nadat een advies van de GGD is ingewonnen.
47.7 Geluidsgevoelige objecten

Bij nieuwe situaties in de zin van de Wet geluidhinder is de realisatie van Geluidsgevoelige objecten voorzover gelegen binnen een geluidszone, alleen mogelijk indien voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarden van de Wet geluidhinder, dan wel aan het besluit hogere grenswaarden dat aan dit bestemmingsplan is toegevoegd.

Artikel 48 Algemene afwijkingsregels

48.1 Afwijking toegestane afmetingen, maten en percentages
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van de regels van dit bestemmingsplan voor afwijkingen van toegestane afmetingen, maten (waaronder minimale en maximale afstanden) en percentages tot niet meer dan 10% van die afmetingen, maten en percentages, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de milieusituatie.
  • b. Het bepaalde onder a geldt niet voor de bestemming 'Gemengd - 1, 'Gemengd - 2', 'Gemengd - 3', "Verkeer - Erf", 'Wonen - 3', 'Wonen - 4' en de bestemming "Tuin - 3";

48.2 Afwijking toegestane bouwhoogte techniek

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van de regels van dit bestemmingsplan ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, ten behoeve van technische voorzieningen op het dak, welke noodzakelijk zijn voor het doelmatig functioneren van het bouwwerk, zoals liftopbouwen, lichtkoepels, schoorstenen, antennemasten, luchtverversingsapparatuur, glazenwasinstallatie e.d., mits de overschrijding van de maximum bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedraagt, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 49 Overgangsrecht

49.1 Overgangsrecht bouwwerken
49.1.1 Aanwezige bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
49.1.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.

49.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

49.2 Overgangsrecht gebruik
49.2.1 Bestaand gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

49.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

49.2.3 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

49.2.4 Uitzonderingen op het overgangsrecht gebruik

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 50 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan "Prinsenland", gemeente Rotterdam.

Bijlagen

BIJLAGE 1 STAAT VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN

Toelichting

De Lijst van Bedrijfsactiviteiten geeft aan welke bedrijven binnen het plangebied in beginsel zijn toegestaan. Alle bedrijfsactiviteiten zijn ingedeeld in milieucategorieën, waarbij een bedrijfsactiviteit, die behoort tot milieucategorie 1 betekent dat een bedrijfstype weinig potentiële milieuhinder veroorzaakt en een bedrijfsactiviteit die behoort tot de hoogste milieucategorie 6 veel milieuhinder veroorzaakt.

De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft de lijst van bedrijfstypen ingedeeld aan de hand van de Standaard Bedrijfsindeling uit 1993 (SBI'93) van het CBS. Voor de zonering en de bij de zones behorende bedrijfscategorieën is uitgegaan van de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering - 2009". Per type bedrijf zijn afstanden gegeven met betrekking tot de milieuhinderaspecten geur, stof, geluid en gevaar. Voor geluid is aangegeven of sprake is van continu geluid en van activiteiten die op een gezoneerd terrein thuishoren. Voor wat betreft verkeersaantrekkende werking en visuele hinder zijn indices gegeven.

De lijst van bedrijfsactiviteiten volgt de publicatie van de VNG, maar met een algemeen verschil. De lijst gaat alleen over activiteiten die in een bedrijfsbestemming zijn toegestaan. Zo zijn bijvoorbeeld sport- en recreatieve voorzieningen niet opgenomen, omdat die in Rotterdam een aparte bestemming zijn. Voor een uitsplitsing naar afstanden per categorie wordt verwezen naar de VNG-publicatie. In de tabel behorend bij het bestemmingsplan bepaalt de grootste indicatieve afstand de milieucategorie.

De aanbevolen indicatieve afstand tussen een bedrijf en woningen:

categorie 1: afstand tot woningen 0 of 10 meter
categorie 2: afstand tot woningen 30 meter
categorie 3.1: afstand tot woningen 50 meter
categorie 3.2: afstand tot woningen 100 meter


Plangebied

Voor dit plangebied zijn in de Lijst van bedrijfsactiviteiten geen bedrijfsactiviteiten toegelaten uit een milieucategorie hoger dan milieucategorie 3.2.